Hoofdstuk 5

 

 

 

 

 

Aan boord van de British Airways 707 lichtten bordjes op om te kennen te geven dat de passagiers niet mochten roken en hun gordels moesten vastmaken. Het toestel vloog met de wind mee, evenwijdig met de grootste landingsbaan van het vliegveld van Accra.

   Vanaf zijn plaats zag Colin de baanverlichting, die feloranje afstak tegen het pikzwart daarachter. Verder weg, maar steeds dichterbij doordat het vliegtuig zijn laatste bocht maakte, waren de talloze lichtjes van de stad Accra te zien. Zijn maag draaide zich bijna om van opwinding toen de grote jet daar door de donkere hemel gleed. Plotseling was er een schittering van licht, een flits van zwart-wit gestreept asfalt, en de vleugeltoppen schoten langs oranje baanlichten en het gigantische vliegtuig raakte de grond.

Achter de hekken van het lage luchthavengebouw stonden een heleboel mensen op passagiers te wachten. Colin probeerde zijn oom George eruit te pikken. Hij hoopte dat hij hem na bijna tien jaar nog zou herkennen. Dat bleek geen probleem te zijn. Het was juist zijn oom die een aarzelende indruk maakte, tot Colin hem glimlachend aankeek.

‘Allemachtig, Colin!’ riep George uit. ‘Wat ben je veranderd.’

‘Het is lang geleden.’ Colin glimlachte, blij met de enthousiaste verwelkoming.

‘En je bent echt veranderd,’ zei George. Ze gaven elkaar een hand en liepen het korte stukje naar de immigratiedienst, met het stalen dranghek tussen hen in. ‘Ik zie je straks, als de formaliteiten zijn afgehandeld. Dat zal niet lang duren.’

Hij stond al te wachten toen Colin naar buiten kwam en liep meteen naar hem toe, zijn hand uitgestoken naar Colins koffer. ‘Kom mee,’ zei hij. ‘Een vriend van me zit in de auto; we zijn hier zo weg.’

Zodra zijn bagage in de kofferbak van de auto was gelegd, werd Colin voorgesteld aan Brian Smithers, de cacao-inkoper van het bedrijf waarvoor George werkte. Brian, slank en een meter tachtig, had een nuchtere, laconieke houding. Hij was jonger dan George, die zesenveertig was, maar de Afrikaanse zon had hem uitgedroogd en hem het gezicht van een veel oudere man gegeven. Hij gaf Colin een hand en twee minuten later lieten ze de lichten van het vliegveld achter zich, op weg naar Accra.

Colin werd gefascineerd door de beelden, geluiden en geuren toen de auto door de buitenrand van de stad reed. Hun route voerde hen langs rijen lage witte huisjes, die met de zwarte openingen van hun onverlichte deuren en ramen net een rij dominostenen leken. De mensen die er woonden zaten bij kaarslicht aan ronde tafels op de platgestampte aarde te kaarten. Dat deden ze met luide stemmen en ze sloegen ook steeds hard op de tafel. Af en toe drongen hun opgewonden stemmen tot in de auto door. Andere groepjes mannen en vrouwen zaten op straathoeken bij elkaar in het gele schijnsel van lantaarns. Ze praatten, lachten en zongen, terwijl kleine kinderen over hen heen kropen of tevreden lagen te slapen bij de voeten van hun ouders. Hij vond al die drukte enorm opwindend.

De klamme nachtelijke hitte had een versuffende uitwerking en hij werd nog kalmer dan hij al was. Algauw sloeg de auto een rustiger weg in om ten slotte tot stilstand te komen bij een grote villa in de buitenwijk Ikeyi aan de noordelijke rand van Accra.

‘Hier overnachten we,’ legde George uit toen ze in de royale hal kwamen.

Brian zei: ‘Dit is een huis van het bedrijf, Colin, en er is hier altijd plaats voor je als je in Accra bent. Als ik voor zaken op reis ben, zal Koffi de huisjongen je van dienst zijn.’ Hij maakte een gebaar naar een glimlachende Afrikaan, die naar hen toe kwam om te worden voorgesteld. 

Met een zucht van tevredenheid liet Colin zich in een fauteuil zakken en nam hij zijn paleisachtige omgeving in zich op. Koffi schonk hem een erg welkom ijskoud biertje in. Heel wat beter dan een cel in Wandsworth, dacht hij onwillekeurig met een glimlach. Het zou hem hier vast wel bevallen. Allejezus! Ze hadden zelfs bedienden!

‘En zodra je aan het leven in Takoradi gewend bent geraakt…’ Hij besefte opeens dat zijn oom tegen hem praatte, ‘… heb je genoeg te doen. Je kunt naar het Volta-damproject, de diamantvelden in Tarkwa, de bauxietmijnen in Kumasi en de goudmijnen in Obuasi. Er is hier genoeg te zien.’

Colin spitste zijn oren. ‘Diamantvelden, goudmijnen? Ik wist niet dat ze hier zulke dingen hadden. Ik dacht dat het alleen maar cacaobonen waren.’

‘Ja, cacaobonen,’ zei Brian, ‘maar we hebben hier ook de houtindustrie, grote mineraalvoorraden, een mooie opbrengst aan industriële diamanten en de rijkste goudmijn van West-Afrika.’ Hij hief zijn glas. ‘Er is hier van alles voor je te zien, Colin.’ Hij dronk zijn bier op. ‘Nou, ik ga naar bed. Ik moet morgenochtend vroeg op. George brengt je naar je kamer. Die heeft een eigen douche en toilet, dus je hebt daar alles wat je nodig hebt.’ Hij richtte zich in zijn volle lengte op en rekte zich uit voordat hij hun een goede nacht wenste. Zijn ‘Tot morgenvroeg’ zweefde over zijn schouder toen hij de open trap op ging.

Zodra ze de kamer voor zich alleen hadden, wendde George zich tot Colin. ‘Nou, Colin, ik hoop dat het je hier zal bevallen. Het is in elk geval heel anders dan waar je vandaan komt, hè? O ja, niemand hier weet iets van je af, behalve dat je mijn neef bent en hier een lange vakantie houdt.’

‘Dat is goed, oom George.’

‘En laat dat “oom” nou maar weg, jongen. Wou je me nog ouder maken dan ik al ben?’

Colin glimlachte. ‘Ik wil je in elk geval bedanken, George. Ik stel het op prijs dat je me hier wilt hebben en ik ben blij dat ik een tijdje uit Londen weg ben.’

‘Nou, je kunt hier niet gauw in de problemen komen, jongen. Er is in Takoradi erg weinig waar je bij betrokken kunt raken. We hoeven daar dus niets meer over te zeggen. En nu denk ik dat het tijd wordt om naar bed te gaan. Kom, dan laat ik je je kamer zien, Koffi zal het bed inmiddels wel hebben opgemaakt.’

Na een welkome douche ging Colin op het grote, comfortabele bed liggen, luisterend naar het zoemen van de airconditioning die koude lucht de kamer in blies. Diamantvelden! Goudmijnen! Hij kon ze niet uit zijn hoofd zetten, en toen hij in slaap viel, dacht hij nog steeds aan de fascinerende mogelijkheden die ze te bieden hadden.