Hoofdstuk 15

 

 

 

 

 

‘Je bent de laatste tijd nogal hard aan het werk,’ zei George op een avond onder het eten. ‘Het lijkt wel of je altijd op weg bent naar het een of ander.’

‘Ja,’ beaamde Colin ongedwongen. ‘Ik probeer wat meer over het land te weten te komen… Ik bekijk dingen.’

‘Zolang die karweitjes jouw, eh, romance maar niet in de weg staan.’ George glimlachte. Hij was blij dat Colin zo goed met Lesley kon opschieten.

‘Nee, nee.’ Colin moest lachen om de terughoudendheid van zijn oom. ‘Ik mag graag aan boord van de schepen gaan om met de mannen te praten. Dat is weer eens wat anders. Trouwens, Lesley heeft het druk als vrijwilligster op de middelbare school.’

‘Zolang je het maar niet erg vindt.’

‘Ik vind het helemaal niet erg om een of twee keer per week naar de haven te gaan, George. Dat is toch niet echt werk?’

Een tijdje geleden had George hem gevraagd een eenvoudig karweitje op te knappen in de haven. Enkele firma’s hadden de laatste tijd geklaagd dat hun zendingen cacaoboter onderweg schade hadden opgelopen. Het was algauw gebleken hoe dat kwam: de ladingofficieren propten de dozen tot tegen het plafond van het scheepsruim, ook al had het cacaobedrijf voor lege ruimte bovenin betaald om te voorkomen dat deze beschadiging zich voordeed. Colin had de eenvoudige taak ervoor te zorgen dat de dozen niet meer dan zeven hoog werden opgestapeld, en hoewel hij daar maar weinig voor hoefde te doen, deed het hem toch goed dat hij op een kleine manier iets voor de royale gastvrijheid van zijn oom terugdeed. 

‘Ik kom de tijd goed door,’ verzekerde Colin hem. ‘Er is genoeg om me mee bezig te houden.’

Dat was geen understatement. Naast de romance met Lesley had hij de afgelopen twee weken verscheidene keren de kustweg verkend. Hij had de tijd opgenomen van de ritten van het leegstaande dorp naar zowel Accra als Takoradi. Paradoxaal genoeg zag hij de diefstal van het goud als een manier om uit de criminaliteit te komen. Het geld dat hij voor het goud zou krijgen, zou meer dan genoeg zijn om hem op de been te helpen en de toekomst veilig te stellen voor Lesley en hemzelf. Hij was bereid de gok te wagen, alles in één klap op het spel te zetten. Het kwam niet bij hem op dat hij plannen maakte voor een zwaar misdrijf met onvoorstelbaar gruwelijke gevolgen als het misging. Hij zag alleen de beloning: het nieuwe leven dat hem te wachten stond als het karwei achter de rug was.

Hij was nu drie keer met het goudvliegtuig meegevlogen, en elke keer had het karwei hem aantrekkelijker geleken. Hij was de route van het vliegtuig nagegaan en kende alle herkenningspunten die onderweg naar Accra te zien waren. Hoe beter hij alles in zijn hoofd had zitten, hoe meer hij voelde voor het karwei. Wel wist hij dat hij het niet in zijn eentje kon doen en dat hij naar Londen terug zou moeten gaan. Alleen wanneer hij de leden van zijn oude ‘firma’ persoonlijk ontmoette, kon hij zijn idee goed aan hen uiteenzetten en hen overhalen de poging te wagen. Jammer genoeg vormde die terugkeer naar Londen een probleem. Hoe kon hij Lesley en zijn oom uitleggen dat hij een tijdje naar Engeland moest? En hij kon ook niet zomaar een week of twee verdwijnen. Of wel? Hij kwam op een idee. 

Sinds hij de ladingen cacaoboter controleerde, was hij vaak uitgenodigd een reisje langs de kust mee te maken. De meeste schepen die Takoradi aandeden voeren met korte etappes langs de kust. Hier en daar leverden ze goederen af en pikten ze lading op voor de terugreis naar Europa. Het kwam vrij veel voor dat een schip een deel van zijn lading in Takoradi afleverde, nieuwe lading aan boord nam en zijn weg langs de kust voortzette naar Tema, de grootste haven van Ghana, en Lagos in Nigeria, en de rivierhavens Sapele, Warri, Burutu en Port Harcourt, om uiteindelijk naar Takoradi terug te keren en een deklading hout op te pikken en zo zijn tonnage compleet te maken voor de terugreis naar Engeland.

Colin had het reisschema bestudeerd van elk schip dat Takoradi aandeed. De meeste zouden pas na drie of vier weken terugkomen, maar de Nasia River, een van de schepen van de Black Star Line, een Ghanees staatsbedrijf, zou deze keer maar drie keer een haven aandoen voordat hij naar Takoradi terugkeerde: Lagos, Port Harcourt, nog eens Lagos. Het was nu 21 maart, en het schip zou op 2 april een deklading hout aan boord nemen dus over twaalf dagen. Dat kwam hem heel goed uit en hij had zijn plannen op het schema van dit schip gebaseerd.

 

De cacaofabriek had met de scheepvaartbedrijven geregeld dat er een ruimte boven de zeven dozen hoog gestapelde cacaoboter vrij bleef om te voorkomen dat de onderste dozen te grote schade opliepen door het gewicht van de dozen die erop drukten. Aan boord van het Black Star Line-schip Nasia River zag Colin dat de dozen volgens afspraak zeven hoog waren gestapeld, maar in de ruimte daarboven was ruimschools voldoende plaats voor nog drie lagen.

‘Toe maar, stapel maar op,’ zei hij glimlachend tegen de ladingofficier, in de wetenschap dat die een premie kreeg als er meer lading kon worden verstouwd.

De ladingofficier keek hem scherp aan. De man veronderstelde dat het hem om iets tastbaarders te doen was dan een beleefd ‘bedankt’ voor de extra laadruimte die hij kon benutten. Het verbaasde hem dan ook niet dat zijn eerste aarzelende aanbod van honderd pond werd afgewezen. Hij rekende uit hoeveel hoger hij kon gaan toen Colin het initiatief nam. 

‘Ik hoef geen betaling voor die laadruimte,’ zei hij. ‘Ik wil wel graag een trip naar Lagos. Kunnen jullie me een lift geven?’

‘Je wilt alleen maar naar Lagos?’

‘Ja. Jullie zetten me in Lagos af en pikken me op als jullie daar terugkomen. Dat is alles.’

‘Het zal me een genoegen zijn je aan boord te hebben.’ De tevreden scheepsofficier glimlachte en stak zijn hand uit.

 

‘Wil je een schip naar Nigeria nemen?’ Lesley keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Wanneer heb je dat besloten?’

‘Ik wil al een hele tijd een reis langs de kust maken, Lesley,’ zei hij tegen haar. Het verbaasde hem hoeveel moeite het hem kostte die leugen te vertellen. ‘Maar meestal doen de schepen er meer dan een maand over om hier terug te komen, en dat is me te lang. De Nasia River is binnen twee weken in Takoradi terug. Het aanbod kwam pas vandaag en ik wil het niet mislopen.’

‘Nou, ga gerust,’ zei Lesley, ‘maar ik heb je de afgelopen twee of drie weken niet vaak gezien, hè? Ik zie je steeds weer met die oude auto van je verdwijnen. God mag weten wat je in je schild voert.’

Wat hij in zijn schild voerde? Zijn zenuwen trokken zich even samen bij haar woorden, maar hij streek met zijn hand door haar weelderige blonde haar en trok haar hoofd tegen zijn schouder. ‘Ik wil alleen maar zo veel mogelijk van het land en de bevolking zien voordat ik naar huis ga.’ Hij legde zijn vinger onder haar kin om in haar ogen te kunnen kijken en voegde er met gedempte stem aan toe: ‘Voordat wíj naar huis gaan. En nu ik de kans krijg om eventjes in Nigeria te gaan kijken, zeg ik geen nee.’ Hij boog zijn hoofd en kuste haar volle lippen. Ze drukte zich tegen hem aan en liet haar armen om zijn hals glijden. 

‘O, Colin, ik hou zo veel van je,’ mompelde ze.

‘Dus je vindt het niet erg als ik ga?’ Hij wilde zo veel mogelijk profiteren van haar goede stemming.

‘Natuurlijk niet, schat. Ik wou alleen dat ik met je mee kon gaan.’ Ze kuste hem opnieuw, zonder te weten dat ze schuldgevoelens bij hem had opgeroepen.

George had ook geen bezwaren. ‘Amuseer je, Colin,’ moedigde hij hem aan. ‘Als je een paar weken langs de kust wilt trekken, moet je dat vooral doen. Maar wees wel voorzichtig,’ waarschuwde hij. ‘Sommige West-Afrikaanse havensteden zijn erg gevaarlijk.’

 

Tegen de middag, achttien uur nadat ze uit Takoradi waren vertrokken, ging de Nasia River voor anker in Lagos Lagoon, net buiten de haven.

‘Hoe lang blijven we hier?’ vroeg Colin aan een dekofficier, terwijl de ankerketting door zijn kluisgat kletterde.

‘We moeten wachten op ligplaats twaalf. Die komt in het begin van de avond vrij.’

‘Wat!’ riep Colin uit. ‘Ik moet een vliegtuig halen. Zolang kan ik niet wachten.’

‘Dan heb je een probleem.’ De dekofficier haalde zijn schouders op. ‘We kunnen de haven niet in voordat de ligplaats vrij is.’

‘Maar ik moet aan wal.’ Colin pakte zijn arm vast. ‘Mijn vliegtuig vertrekt om vijf voor half drie. Er moet een manier zijn waarop ik aan wal kan komen.’

‘Als je het eerder had gezegd, had je met de loods aan wal kunnen gaan.’

‘Hoe is híj aan wal gekomen?’ wilde Colin weten.

‘Met zijn boot. Maar die komen niet terug voor een passagier. Eh…’ Hij aarzelde. ‘Als je echt grote haast hebt, zijn de inheemse kano’s er ook nog.’

‘Kano’s?’ Colin deed net of hij peddelde. ‘Dat soort kano?’

‘Ja. Ze hebben hier een illegale taxidienst. Voor vijftig pence brengen ze je van een schip naar de wal. Maar we raden het af. Ze zijn op zijn zachtst gezegd onveilig, zeker voor een Europeaan. Je bent een aantrekkelijk doelwit, al was het alleen maar om de kleren die je aanhebt.’

Colin keek op zijn horloge: bijna half een. ‘Waar kan ik zo’n kano krijgen?’ vroeg hij.

 

Hij veranderde bijna van gedachten toen hij het nietige bootje zag dat ze voor hem lieten komen. De rand kwam maar een paar centimeter boven het water uit en toen hij voorzichtig in het amper drijvende vaartuig stapte, had hij het gevoel dat hij zijn leven op het spel zette. Hij liet zich voorzichtig op de smalle houten zitting zakken en gaf de man van de kano een teken dat ze konden vertrekken. Terwijl hij zich stevig aan de zijkanten van de kano vasthield, dreven ze bij het schip vandaan in de richting van de kust.

Hij wist meteen dat de man hem niet welgezind was. De peddelaar was te stijf, te stil. De agressieve slagen met zijn peddel in het kolkende, modderige water gaven zijn stemming weer. Toen ze halverwege waren, hoorde Colin de diepe, insinuerende stem van de stuurman achter hem.

‘Tien pond, Johnny. We brengen jou naar kust, jij betalen tien pond.’ Het was geen vraag, maar een eis.

‘Ik betaal één pond.’ Colin besloot royaal te zijn. ‘Breng me naar de kust.’ Maar zijn royale aanbod werd als een teken van zwakte beschouwd en de stuurman vatte moed.

‘Jij hebben veel geld, bruni.’ Hij gebruikte het inheemse woord voor blanke dat letterlijk vertaald ‘blanke schoft’ betekende. 

‘Breng me naar de kust!’ Colin probeerde zijn onheilspellende gevoel te verdringen door een gezaghebbende toon aan te slaan.

De boeg van de kano zwenkte bij de oever vandaan en was weer naar de monding van de rivier gericht.

‘Breng me naar de kust!’ Colin draaide zich om, een plotselinge beweging waardoor de kano een beetje water maakte. ‘Breng me naar de kust en wel direct! Rotzak!’ Zijn venijn kwam aan de oppervlakte, en de man keek onzeker.

‘Jij mij niet geld geven, jij gaan in plomp.’ De stuurman maakte met opzet een schommelende beweging, zodat er een golf rivierwater naar binnen klotste.

Jezus, dacht Colin, het zou me best tien pond waard zijn om aan wal te komen, maar het zou een grote fout zijn als ik nu zwakheid toon; ze zouden alleen maar hogere eisen stellen. Hij wist dat ze voor drastische maatregelen zouden terugdeinzen; de scheepsofficier had hen gezien. Maar ze konden het moeilijk voor hem maken, hem kilometers ver weg afzetten, of aan de verkeerde kant van de rivier. Dan zou hij zijn vliegtuig missen.

De stuurman vatte zijn stilzwijgen als angst op en vatte weer moed. ‘Jij mij geven tien pond, wij brengen jou aan wal.’ De kano schommelde nog meer, en opnieuw klotste er een lading water de kano in. ‘Jij mij niet geven, jij gaan in plomp.’

De man voorin draaide zich om en keek Colin ijzig aan. ‘Jij niet betalen, jij zwemmen naar kust.’

Colin wist dat ze allebei zo strak gespannen waren als springveren. Of het nu in Londen of Lagos was, de mentaliteit van kleine criminelen was overal hetzelfde: ze hoopten vurig dat hun slachtoffer niet moeilijk zou doen. Colin besloot hen voor het blok te zetten. Plotseling kwam hij half overeind en greep met zijn handen beide kanten van de kano vast. ‘Dan gaan we allemaal de plomp in!’ riep hij, en hij liet de boot hevig heen en weer schommelen, zodat er vele liters bruin rivierwater naar binnen spoelden. ‘Dan gaan we verdomme allemaal de plomp in!’ 

Plotseling sloegen hun peddels het water tot schuim: de doodsbange kanomannen zetten snel koers naar de wal. Het wit van hun ogen puilde uit als kippeneieren. Colin ging door met die krankzinnige schommelbewegingen en dreigde het nietige vaartuigje helemaal onder te laten lopen. De kano stond blank en was al bijna gezonken toen ze aan de grond liepen op een zandstrand, dicht bij een grote weg. De twee kanomannen sprongen aan wal en renden vijftig meter voordat ze bleven staan om woedend achterom te kijken naar de gekke bruni. Grijnzend naar hen sopte Colin in zijn schoenen het strand op. Hij wist dat zijn kleren gauw genoeg droog zouden zijn, en dat een van de gele taxi’s op de weg hem naar het vliegveld zou brengen. 

Hij had tien dagen de tijd om de medeleden van zijn oude firma over te halen. Tien dagen om de laatste hand te leggen aan zijn plan om het Ashanti-goud te stelen.