Hoofdstuk 34

 

 

 

 

 

Met gemengde gevoelens stapte Colin in het vliegtuig dat die middag naar Accra vertrok. Aan de ene kant was hij blij dat hij naar huis ging; aan de andere kant zat het hem dwars dat hij Lesley verliet. Ze hadden betraand afscheid van elkaar genomen in de vertrekhal, maar Lesley had hem duidelijk gemaakt dat er weinig kans op was dat ze ooit een leven met elkaar zouden hebben zolang hij het goud niet teruggaf. Het argument dat het goud voor hun toekomst bestemd was had niets uitgehaald. Lesley vond dat hij geen recht op het goud had en het aan het volk van Ghana moest teruggeven. Zolang hij dat niet deed, ging ze ervan uit dat hun romance voorbij was. En nu keek Colin somber omlaag, terwijl het vliegtuig boven de kustlijn opsteeg en koers naar het oosten zette om de korte reis naar Accra te maken.

In Takoradi had een van de agenten die opdracht hadden Colin te volgen een nummer gebeld. ‘Persoon één is aan boord gegaan van vlucht GA228 naar Accra. Agent Yanu bevindt zich in hetzelfde vliegtuig.’

Akaba legde zijn telefoon neer. Het deed hem goed dat zijn verdachte zich precies zo gedroeg als van hem werd verwacht. De muis ging recht op de kaas af, en over een paar uur zou hij, Judas Akaba, persoonlijk de val laten dichtklappen.

Het was druk op het vliegveld van Accra toen Colin daar aankwam, maar omdat hij alleen handbagage had, kwam hij gemakkelijk door de controle. In de hal bleef hij rustig staan kijken naar de binnenkomende passagiers die door de gate kwamen. De afgelopen paar dagen was hij zich er terdege van bewust geweest dat hij werd geschaduwd. Hij wist dat hij minstens twee van zijn volgers kon herkennen. Onopvallend keek hij naar elke passagier die na hem uit het vliegtuig was gestapt en de hal binnenkwam. Een man, of beter gezegd zijn felgekleurde overhemd, trok zijn aandacht. Het was de bestuurder van de auto die ’s morgens in Takoradi voor de Kingsway-winkel op hem had gewacht. Colin keek angstvallig om zich heen en zag een andere man die ook naar de passagiers uit het vliegtuig stond te kijken. Hij zag Overhemd, zoals hij hem was gaan noemen, naar de man kijken en nauwelijks waarneembaar naar hem knikken. Colin voelde dat de strop werd aangehaald; hoeveel meer waren er nog? Zo nonchalant mogelijk liep hij naar de cafetaria en ging daar ‘ontspannen’ met een kop koffie zitten, terwijl hij de andere klanten heimelijk in het oog hield. Even later kwam Overhemd binnenslenteren en ging hij bij hem in de buurt zitten. Het cafetaria had een open voorkant en Colin zag dat de andere man aan de overkant ging zitten en deed alsof hij een krant las. Colin voelde zich ingesloten. Hij keek op zijn horloge. Het was amper vier uur en het vliegtuig naar Londen zou pas om tien uur vertrekken. Hij had tijd genoeg om te doen wat hij van plan was. 

Intussen informeerde Akaba naar Colins bewegingen: ‘Waar is hij nu?’

‘Hij wacht nog op het vliegveld, majoor,’ rapporteerde zijn luitenant. ‘Sergeant Yanu zegt dat hij een heel kalme indruk maakt en niet vermoedt dat hij wordt gevolgd.’

‘Goed.’ Akaba knikte. ‘Hoe veiliger hij zich voelt, hoe groter zijn schrik is als ik ineens tegenover hem sta. Ik kan bijna niet wachten tot ik hem zie instorten.’

Op het vliegveld keek Colin met een verveelde blik op zijn horloge; nog meer dan vier uur wachten. Hij gaapte en rekte zich een beetje uit. Plotseling kwam hij in beweging en liep hij naar de taxirij voor het terminalgebouw. ‘Centrum van de stad,’ zei hij tegen de chauffeur. ‘Breng me naar een bar, een goede bar. Met leuke meisjes. Weet je wat ik bedoel?’

De taxichauffeur keek hem met blinkende witte tanden aan. ‘Ja, meneer! Ik weet wat u bedoelt. U houdt van zwarte vrouw; dat bedoelt u. Ik breng u naar goede bar. Altijd veel dames daar.’ Terwijl hij wegreed, stapten Overhemd en zijn collega in een auto en reden ze op drie auto’s afstand achter de taxi aan.

De chauffeur stopte voor een bar in een druk deel van de stad en draaide zich om naar zijn klant. ‘Hier, meneer,’ zei hij stralend. ‘Veel meisjes hier. Goede meisjes; goede bedden. Altijd druk. U hier veel plezier, denk ik.’

‘Ja.’ Colin grijnsde hem toe. ‘Een leuke manier om de tijd te verdrijven als je op een vliegtuig moet wachten.’ Hij keek naar de meter van de man en gaf hem de ritprijs met een fikse fooi. ‘Ik hoop niet dat ik door haar mijn vliegtuig mis,’ zei hij, en hij keek de chauffeur met een veelbetekenende grijns aan. Twee minuten later zat hij in de bar en bestelde iets te drinken. 

Op straat was de taxichauffeur zijn meevaller nog aan het tellen toen zijn portier werd opengerukt en Overhemd hem bruusk aansprak. ‘Je passagier,’ blafte hij. ‘Waarom heb je hem hierheen gebracht en waar hebben jullie over gepraat?’

‘Ik praat niet over mijn klanten,’ protesteerde de chauffeur. ‘Dat gaat je niks aan.’

Overhemd haalde een insigne uit zijn zak en hield het voor het gezicht van de taxichauffeur, die nerveus slikte toen hij zag dat de man van de geheime politie was.

‘Verspil mijn tijd niet,’ snauwde Overhemd. ‘Je vertelt het me nu meteen of ik breng je naar het hoofdkwartier en hak je handen af. Nou, waarom heb je je passagier hierheen gebracht en waar praatte hij over?’

De taxichauffeur stamelde een antwoord. ‘Hij… hij vroeg m… m… me hem naar een b… b… bar met meisjes te brengen.’

‘Zei hij verder nog iets? Vlug. Zeg op. Zei hij verder nog iets?’

De taxichauffeur stamelde nog steeds. ‘Hij… hij zei alleen dat hij op een v… v… vliegtuig moest wachten. Hij zei dat hij op een prettige manier de t… t… tijd wilde verdrijven. Dat is alles, meneer. Ik zweer het bij de heilige Jezus.’ Hij sloeg een kruis toen het portier dichtviel en hij alleen achterbleef. 

Colin keek niet op toen Overhemd de bar binnenkwam en een biertje bestelde, maar hij zag wel dat de man ergens was gaan zitten vanwaar hij goed in de spiegel kon kijken. Colin negeerde Overhemd, bestelde nog een biertje en knikte een meisje toe dat zijn aandacht had getrokken. Hij glimlachte toen ze naar hem opkeek. Even later zat ze aan zijn tafel slokjes uit een koud glas cola te nemen, blij dat ze een klant had gevonden.

‘Jij vinden mij leuk?’ vroeg ze, en ze keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Ik goed meisje. Jij veel plezier.’ Ze boog zich naar hem toe om hem haar royale decolleté te laten zien. ‘Jij zien?’

Colin grijnsde haar toe en legde zijn hand op haar schouder. ‘Ik vind je leuk.’ Hij trok haar dichter naar zich toe. ‘Ik vind je erg leuk.’ Zijn hand gleed bijna naar haar borst, maar het meisje trok zich terug.

‘Ik ben werkend meisje. Ik geef jou plezier, maar jij moet betalen.’ Ze wreef haar vingers over elkaar. ‘Je moet me betalen voor plezier.’

‘Als jij me plezier geeft, betaal ik,’ verzekerde Colin haar. ‘Ik betaal je goed. Kom, we gaan naar jouw kamer en hebben plezier. Ja?’

‘Ja, ik heb graag plezier.’ Het meisje stond op en stak haar hand uit. ‘Mijn kamer is boven. Jij komen nu met mij mee.’ Ze trok hem uit zijn stoel, begeleid door gefluit van haar vriendinnen die nog aan de bar zaten.

‘Een fles champagne!’ beval Colin terwijl ze hem naar de trap leidde. ‘Stuur hem naar boven met ijs en twee glazen.’

Het meisje piepte van verrukking. Ze draaide zich om en sloeg haar armen om hem heen.

‘Maak er maar twee flessen van,’ riep Colin naar de opgetogen barkeeper. ‘Het ziet ernaar uit dat dit een lange avond wordt.’ Die laatste woorden riep hij terwijl hij over de trap naar boven liep.

Overhemd praatte al met zijn superieuren. ‘Hij is in de Eros Bar aan Maxwell Street. Hij heeft een barmeisje opgepikt en is met haar en met twee flessen champagne naar boven. Blijkbaar blijft hij daar een hele tijd.’

‘Ga daar niet weg,’ zei Akaba tegen hem. ‘Maar stoor Grant niet. Laat hem genieten van zijn laatste uren in vrijheid. Na zo’n mooie avond komt de schok van de arrestatie des te harder aan.’

In de kamer van het meisje sloeg ze haar armen weer om Colin heen. Tot haar verbazing negeerde hij haar armen en liep hij haar vlug voorbij naar het raam om naar buiten te kijken. Plotseling was hij van een goedaardige dronken kerel veranderd in een bijzonder serieuze man.

‘Is er iets mis?’ vroeg ze nerveus, een beetje geschrokken van zijn vreemde gedrag.

‘Hoe heet je?’ vroeg Colin. Hij liep naar de deur en verzekerde zich ervan dat daar een slot op zat.

‘Ik heet Comfort,’ zei het meisje zachtjes, nog steeds een beetje zenuwachtig toen ze Colin het slot zag uittesten. ‘Gaan we plezier maken?’

‘Nou, niet precies,’ zei Colin tegen haar. ‘Maar maak je geen zorgen, Comfort, je krijgt je geld. Wacht maar tot ze de champagne hebben gebracht, dan zal ik je zeggen wat je moet doen.’ Er werd zachtjes op de deur geklopt en Comfort schrok opnieuw toen Colin haar vastpakte en op het bed gooide. ‘Binnen!’ riep hij. Hij hield zich aan Comfort vast en drukte haar dicht tegen zich aan. Er kwam een ober binnen met een ijsemmer, de flessen champagne en de glazen.

‘Zet de champagne in het ijs en laat alles op de tafel staan,’ zei Colin tegen hem. ‘Ik kan hierna wel een koud drankje gebruiken.’ Hij begroef zijn hoofd in Comforts royale boezem. De ober volgde zijn instructies op en deed toen zachtjes en met een brede glimlach de deur dicht. 

Zodra de deur dicht was, stond Colin van het bed op. Hij draaide het slot om en lette erop dat het goed dichtzat. Comfort ging met een zorgelijk gezicht overeind zitten. Blijkbaar vroeg ze zich af wat die vreemde blanke man zou gaan doen.

‘Oké, Comfort.’ Colin keek haar aan en haalde een pakje bankbiljetten uit zijn zak. ‘Nu ga je op de volgende manier je geld verdienen.’

 

Beneden ondervroeg Overhemd de ober die de champagne naar de kamer van het meisje had gebracht.

‘Wat deden ze? Wat heb je gezien?’

De ober sloeg zijn ogen ten hemel. ‘Man? Wat ik heb gezien? Die man had er zin in. Ik denk dat het daar een wilde boel wordt.’

Even later was Overhemd weer aan het bellen. ‘Hij zit in een kamer met een van de meisjes hier. Het ziet ernaar uit dat hij daar nog wel even is.’

‘Blijf op je post,’ siste Akaba door de lijn. ‘Bel me zodra hij de bar verlaat.’

 

Akaba zat ongeduldig in het kantoor van de luchthavendirecteur. Hij keek weer op de klok en pakte de telefoon.

In de bar nam Overhemd op. Hij verstijfde automatisch toen hij Akaba’s stem hoorde. ‘Maar hij is nog boven,’ antwoordde hij op Akaba’s vraag. ‘Hij is daar nu al bijna vier uur. Ja, majoor. Ja, majoor. Ik ga naar boven om te kijken.’

Overhemd luisterde aan de deur en hoorde het tinkelen van ijsblokjes boven muziek uit. ‘Ze zijn nog in de kamer,’ zei hij. ‘Ik kan ze duidelijk horen.’

‘Maar zijn vliegtuig vertrekt binnen veertig minuten,’ blafte Akaba in de telefoon. ‘De passagiers zijn al aan het inchecken.’ Hij boog zich aan zijn bureau naar voren. Er klopte hier iets niet; hij voelde het aan zijn water. ‘Blijf op je post!’ blafte hij. ‘Ik ben er binnen tien minuten.’

 

Er stopten twee auto’s voor de Eros Bar. Akaba stapte uit, samen met zes van zijn mannen, die hij opdracht gaf strategische posities rondom het gebouw in te nemen. Toen Akaba ervan overtuigd was dat hij alle vluchtroutes had afgesloten, liep hij met een gebiedende houding de bar in en ging hij achter Overhemd aan de trap naar de slaapkamer op. 

Toen ze op de overloop waren, gaf Akaba een teken dat ze stil moesten zijn, en met getrokken wapens slopen zijn mannen geluidloos naar de slaapkamerdeur. Ze hoorden muziek en het tinkelen van ijsblokjes; blijkbaar was het feest nog aan de gang. Akaba zette een man aan elke kant van de deur, deed een stap achteruit en bracht zijn voet omhoog. Terwijl er gegiechel te horen was, kwam hij naar voren en trapte hard tegen de houten deur. Het slot begaf het en de deur klapte aan zijn scharnieren naar binnen open. Akaba sprong de kamer in en zijn twee mannen kwamen met hun wapens in de aanslag achter hem aan. Ze zagen Comfort opgewekt in haar eentje op de rand van het bed zitten, aangeschoten en volledig gekleed.

‘Waar is hij?’ vroeg Akaba. Terwijl hij Comfort ruw overeind trok, doorzochten zijn mannen de kamer. ‘De man die bij je was… waar is hij heen?’

Comfort haalde haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Ik viel in slaap, en toen ik wakker werd, was hij weg, maar er is nog champagne, dus ik ging in mijn eentje maar verder.’

Akaba draaide zich om en rende de kamer uit. ‘Terug naar het vliegveld!’ schreeuwde hij. ‘We hebben nog tijd om hem tegen te houden.’ De auto’s reden met gillende sirenes bij de bar vandaan en baanden zich een weg door het avondverkeer. Ze deden zeven minuten over de rit, en Akaba keek vlug naar de namen van de al ingestapte passagiers. Grants naam stond er niet bij, maar er kwamen nog steeds passagiers aan. Opgelucht liep Akaba naar het vliegtuig, waar hij positie koos in de schaduw aan de voet van de trap. Hij zou zijn moment van triomf nog beleven. Hoopvol keek hij op naar laatkomers die nog op weg waren naar het toestel. 

 

Colin liep er openlijk op af. Hij wilde geen verdachte indruk maken door erheen te sluipen. Zo te zien kon hij aan boord gaan zonder dat iemand hem in de weg stond, en hij begroette de officier op het dek met een handdruk. ‘Nog net gered,’ zei hij. ‘Ik had wat oponthoud, maar beter laat dan nooit, hè?’

‘Ik dacht al bijna dat u niet meer zou komen,’ zei de officier. ‘Evengoed: u bent nu aan boord en we varen binnen een uur de haven uit. Welkom aan boord, meneer Grant.’

Vierentwintig uur later was Colin weer in een kano op weg naar de rivieroever in Lagos. Hij kon zijn ticket inwisselen en een nachtvlucht naar Londen nemen.

 

Akaba zat met diepe rimpels in zijn voorhoofd in Accra aan zijn bureau. Grant was slimmer gebleken dan hij had gedacht. Toen ze een verlaten huurauto in de haven van Takoradi hadden ontdekt, hadden ze geweten hoe Grant was weggekomen. Dit leverde hem ook een nieuwe aanwijzing op die naar het gestolen goud kon leiden. Akaba wist dat hij nog succes kon boeken. Hij pakte zijn telefoon en vroeg de telefoniste Scotland Yard voor hem te bellen. Hij had alleen nog een beetje internationale politiesamenwerking nodig. Dan zou het goud weer van hem zijn en zou hij het genoegen smaken de overige leden van de bende te arresteren.