7. Een concert
Tegen het einde van de winter daalt de vrieskou in één nacht onder een vuilgrijze hemel over de versteende stad neer. De mensen komen zo weinig mogelijk buiten en vroeg in de middag worden de pleinen, boulevards en parken alleen maar bevolkt door grote verkleumde kraaien die zich met honderden tegelijk op de kale takken van de bomen nestelen. Alleen de sterke stroom trotseert de strenge winter. Hij blijft uit de greep van het ijs en zijn zwarte water stroomt onverstoorbaar verder.
Helen onderbreekt voor een tijdje haar wandelingen en brengt haar middagen al lezend in haar kamer door. Ze draait de verwarming hoger, glijdt onder de dekens en duikt in een mooie roman. In deze periode kan er niets bijzonders gebeuren, de wereld is verstijfd. Ondanks deze periode van verlamming, voelt Helen dat er ondergronds dingen gebeuren waarvan ze nu nog niets afweet. Alsof de slapende aarde ergens diep in de warmte van haar buik een geheim en spannend leven uitbroedt. Ze moet geduld hebben. Soms glijdt het boek uit haar handen en staart ze in een pijnlijke droom lange tijd onbeweeglijk naar een vlek op de muur of op het plafond. Waar ben je Milos? Ik zou zo graag jouw gekke krullen weer zien, je grote handen in die van mij leggen, tegen je praten, je kussen. Word je goed behandeld? Je bent me toch nog niet vergeten?
Die gedachten overladen haar met verdriet, maar ze heeft het nodig om de voorbije momenten met haar afwezige minnaar opnieuw te beleven. Ze is een dagboek begonnen waarin ze hem elke dag schrijft. 'Liefste Milos, vandaag ben ik te laat op het werk gekomen. Dat kwam zo...' 'Liefste Milos, Dora is echt onmogelijk. Stel je voor, deze ochtend...' Op die manier schrijft ze over alle gebeurtenissen die ze meemaakt in haar leven. Ze tracht zich ook voor te stellen wat zij later, met hun tweeën, zullen doen. Maar daarover schrijven kan ze niet.
Bartolomeo beloofde om haar te bezoeken zodra hij meer nieuws had. Ze wacht nog steeds. Hij komt niet. Ze troost zichzelf met de herinnering aan wat hij zei tijdens hun wandeling langs de rivier: 'Ik weet een aantal zaken, maar ik mag je er niets over vertellen...' Eén keer vertrouwde Milena haar toe dat Bart aan een vergadering had deelgenomen, maar ook zij mocht er niet meer over loslaten.
Op een middag is ze de saaie sloomheid van haar zelfopgelegde opsluiting beu. Ze trekt haar warmste trui aan, zet een bonte muts op, wikkelt zich warm in haar mantel en gaat naar buiten. De tram rijdt niet, hij is waarschijnlijk defect door de vrieskou. Ze waant zich in een spookstad als ze alleen over de verlaten voetpaden loopt. Vóór het theater stopt ze en ze beklimt voorzichtig de gladde bevroren treden. Helen kan zich nauwelijks voorstellen dat Dora enkele jaren geleden op deze plaats hetzelfde deed met Eva-Maria Bach, toen geen van beiden wist wat de toekomst voor hen in petto had en ze gelukkig waren. Over de obscene graffiti op de vergrendelde poort is een affiche geplakt die haar aandacht trekt. Ze kan er niet meer naast kijken, de woorden springen haar in het gezicht: 'Winterspelen... Arena... reserveren...'
Een realistische tekening toont twee zwaarden in de oranjekleurige lichtbundel van een schijnwerper. Eén zwaard triomfeert en druipt van het bloed, terwijl het andere verslagen in het zand ligt.
De daaropvolgende dagen leeft Helen in angst en met walging. Wat ze gezien heeft maakt haar ziek en daarom besluit ze haar hart te luchten bij Dora.
Op een avond trekken ze samen naar buiten en wandelen ze langs de stroom, ondanks de kou die in hun wangen prikt. Ze letten erop dat niemand hen kan horen.
'Maar Dora, wie gaat er naar die gruwelijkheden kijken? Weet jij dat?'
'Bijna alle aanhangers van de Falanx, Helen. Wie de spelen afkeurt, wordt als een "zwakkeling" beschouwd en is meteen verdacht als verrader.'
'Maar naar het schijnt puilt de arena uit van het volk. De tribune is overvol!'
'Dat is waar. Er gaan veel mensen naar de spelen.'
'Maar waarom?'
'Gewoon omdat ze ervan houden, ik kan geen andere reden bedenken. Ik kan me voorstellen dat ze ook gaan om zich te vertonen en om in een goed blaadje bij hun meerderen te staan. Of om deel uit te maken van dezelfde familie. Jonge mannen worden door hun vaders meegenomen. Ze moeten bewijzen dat ze het geweld kunnen aanzien zonder over te geven. In feite behoort het tot hun inwijding, zoals de overgangsrituelen bij primitieve stammen. Daarna mogen zij zich een man noemen.'
'Een man? Een barbaar ja', moppert Helen. 'Ik word er somber van.'
'Ja. En toch zijn zij in principe onze broeders... Ik vraag me toch af of ik niet meer voor dieren voel.'
'Denk je dat er nog iets zal gebeuren? De spelen zijn over twee weken. Voor mij lijkt het al morgen. Ik ben zo bang voor Milos. Ik kan er niet van slapen.'
'Ik weet het niet, Helen. Ik hoop het. Je moet blijven hopen, ondanks al het zwart dat ons omringt. Over enkele dagen is het vijftien jaar geleden dat het ergste gebeurde. Dus, denk ik dan, het beste kan ook gebeuren. Al zal dat nooit de doden weer tot leven brengen.'
'Geloof jij in God, Dora?'
'Vroeger twijfelde ik, maar sinds ze mijn hand hebben verbrijzeld en de honden op Eva hebben losgelaten, heb ik geen twijfels meer. Maar ik wil de andere mensen niet van hun geloof afpraten. Het is dat je me ernaar vraagt.'
'Maar waar haal je dan de kracht om... te zijn zoals je bent?'
'Zoals ik ben?'
'Ja. Je lacht altijd, je troost, je bent grappig...'
'Daar heb je geen kracht voor nodig. In ieder geval niet meer dan om triest of wreed te zijn, ofwel? Ik weet het niet. Het zal mijn manier van overleven zijn. Maar die lijkt op die van jou. Wij twee, wij lijken op elkaar. We zijn niet briljant, maar uiters betrouwbaar!'
Ze schatert het uit en drukt de arm van Helen dichter tegen zich aan.
'Wat wil je, we kunnen niet allemaal zoals Milena zijn!'
'Wat denk je, is Milena even begaafd als haar moeder?'
'Ze is anders begaafd. Haar stem is ongetwijfeld minder sterk dan die van Eva. Minder vol, als je wilt. Maar aan de andere kant is ze dan weer beter in de hoge tonen. Ze kan op een zodanige manier nuances in een lied leggen, dat een bekend liedje helemaal nieuw in de oren klinkt, alsof je het weer voor de eerste keer hoort. Begrijp je?'
'Ja hoor, met Milena is alles de eerste keer.'
'Precies, ja. En dan is er ook nog haar charme, en die kan ik niet verklaren. Het overstijgt de techniek. Misschien heeft het iets met haar ziel te maken. Het is heel mysterieus. In ieder geval kan ik je zeggen dat Milena een buitengewone zangeres wordt. Als de kleine zwijnen haar niet opeten.'
Twee mollige militairen patrouilleren met trage pas, weggedoken achter hun bontkraag die ze tot tegen hun kaalgeschoren kop hebben opgetrokken. Als ze elkaar kruisen, kijken ze hen vanuit hun ooghoeken met valse blik aan en verdwijnen dan weer in de nacht.
'Als het "grote" zwijn haar niet opeet', verbetert Helen met zachte stem.
Tien dagen later is Helen verbaasd wanneer ze haar avonddienst wil beginnen en Dora nergens te bespeuren is.
'Waar is ze?' vraagt ze aan iedereen, maar niemand weet het. Tegen de muur aan het einde van de zaal is een podium opgebouwd. Onder een blauw laken is een meubel verborgen.
'Wat is dat?'
'We weten het niet.'
Niemand wist iets die avond.
Verstrooid door de afwezigheid van haar vriendin begint Helen te werken. De klanten komen zoals gewoonlijk vanaf zeven uur warm aangekleed in hun dikke winterjassen en wollen sjaals. Binnen een paar minuten klinkt er in de twee eetzalen een luid geroezemoes. Helen begint te houden van het dagelijkse ballet van meisjes in blauwe schorten die vlot op elkaar ingespeeld de uitgehongerde magen tot bedaren brengen door op te dienen, af te ruimen, schoon te maken en ten slotte het restaurant zijn oorspronkelijke rust te geven. Later zal ze zeker een ander beroep kiezen, weet ze, maar nu is ze het aan mijnheer Jahn verplicht haar taak perfect uit te voeren. Wat zou ze zonder hem gedaan hebben? Zonder dokter Jozef en zonder Mitaine? Ze beseft dat ze maar een onderdeel is van een langere en geheime ketting. Bij hoevelen van de arbeiders en arbeidsters die hier aan tafel zitten, leeft er niet de brandende hoop opnieuw vrijuit te kunnen praten, te zingen en naar het theater te gaan? Tijdens de drie maanden dat Helen hier is, heeft ze nooit één woord over oproer opgevangen. Er heerst een gedempte stilte! Misschien volstaat het dat één persoon durft op te staan en zijn hart te openen. Dan volgt iedereen.
Net als ze kleine kommetjes gevuld met vruchten op siroop op een dienblad naar een tafel brengt, hoort ze achter haar een licht getinkel. Ze draait zich om. Mijnheer Jahn staat ongemakkelijk recht op een stoel. Zijn dikke buik puilt nonchalant uit zijn dichtgeknoopte vest. Hij probeert de zaal stil te krijgen door met een lepel op de rand van een glas te tikken.
'Alstublieft! Vrienden, alstublieft!'
Het is vreemd mijnheer Jahn in de schijnwerpers te zien staan. Daar moet een ernstige reden voor zijn en de nieuwsgierigheid is van de gezichten af te lezen.
'Mijn vrienden, luister alstublieft.'
Voordat hij begint te praten, ziet Helen tien sterke mannen zich voor de voordeur opstellen met hun armen over hun borst gekruist. Hun lange gezichten, gedrongen nek en massieve borstkas laten er geen enkele twijfel over bestaan: het zijn paardmensen. Helen heeft nog nooit paardmensen gezien en ze is erg onder de indruk van hun buitengewone fysieke verschijning.
'Mijn vrienden...' begint Jahn.
Op hetzelfde moment ontspant het personeel zich in de keuken na de normale drukte van het avondmaal. Als de laatste desserts zijn rondgedeeld en er geen bestellingen meer komen, begint het personeel de keuken op orde te brengen en de fornuizen schoon te maken. Dat is het moment waarop Lando, de chef-kok, zijn dagelijkse voorstelling geeft. Zonder zijn werk te onderbreken, zet hij vrolijk een opera-aria in. Het klinkt niet allemaal even zuiver, maar wel krachtig. Hij eindigt op een daverende noot en buigt zijn pioenrode hoofd als een diva om het gejuich en applaus in ontvangst te nemen. Milena hangt voorovergebogen over de enorme zinken wasbak waar ze samen met twee vrienden de afwas doet. Ze maken wat grapjes onder hun drieën, maar Milena heeft haast om haar werk te beëindigen. Ze heeft razende honger en wil gaan eten in de eetzaal. Bartolomeo zal er al zijn. 'Kathleen, je moet naar de zaal komen!'
In het begin moest men twee- tot driemaal roepen voor ze op haar nieuwe naam reageerde. Maar nu is ze die zo gewend dat ze zich meteen omdraait.
'In de zaal? Waarom?'
De jongen haalt zijn schouders op, hij weet het ook niet.
'Je wordt gevraagd.'
'Wie vraagt me?'
'Mijnheer Jahn.'
Ze trekt haar rubberen handschoenen uit en volgt de jongen.
Ze begrijpt het niet. Die dikke mijnheer Jahn heeft haar altijd stellig verboden zich boven te vertonen en nu roept hij haar zelf. En nog wel op een uur dat er veel volk in de zaal is. Ze klimt de trap op en is verbaasd over de ongewone rust die op de etage heerst. Als ze de klapdeur van de zaal openduwt, grijpt Jahn die erachter staat haar meteen bij haar arm, zodat ze niet kan wegvluchten.
'Kom.'
Verbluft laat ze zich meevoeren. Het duizelt in haar hoofd. Haar blik kruist alle ogen die op haar gericht zijn. De klanten van de tweede eetzaal zijn bij die van de eerste zaal gaan zitten en hebben een smalle doorgang tussen de banken gelaten. Milena voelt geen angst, maar eerder een onbeschrijfelijke verbazing. Ze laat zich tot aan het einde van de zaal voeren. Daar staat Dora haar onder het podium op te wachten. Ze glimlacht.
'Kom met me mee.'
Ze beklimmen de drie treden en staan op het podium. Een jongen duikt achter haar rug op en geeft een ruk aan het blauwe doek. Er komt een gewone piano tevoorschijn, wat erg ongewoon is op deze plaats. Tot nu toe heeft Milena niet de reflex en de tijd gehad om tegen te stribbelen.
'Wat gebeurt er?' prevelt ze. Ze begint stilaan te begrijpen wat er aan de hand is.
'Dit is een concert, meisje', antwoordt Dora. 'Ik speel piano en jij zingt. Dat kunnen we, nietwaar?'
Haar begeleidster draagt een mooie crèmekleurige jurk. Een rode bloem steekt hevig af tegen haar zwarte gekrulde haren. Zonder aarzelen neemt ze plaats op de pianokruk en ze zet een eerste vrolijk akkoord in.
'Je had me wel iets kunnen zeggen', verdedigt Milena zich nog.
'Sorry, vergeten.'
Milena beseft dat er niets anders op zit dan te zingen. Ze neemt haar vaste plaats aan de piano in, staande naast haar vriendin met haar rechterhand op de piano. Ze beweegt niet meer en is ervan overtuigd dat ze geen noot uit haar keel zal krijgen. Toch durft ze de zaal in te kijken. Hier en daar is er een lamp blijven branden. Ze beseft dat dit de eerste keer in haar leven is dat ze voor een echt publiek staat.
Veel mensen werpen haar een bemoedigende glimlach toe en hun vriendelijkheid ontroert haar. Ze herkent Bartolomeo die naast het raam tussen zijn vrienden op een omgekeerde stoel zit. Hij wijst met zijn twee vingers in haar richting. Jammer, denkt ze, dat ik hen geen plezier kan doen, maar dit lukt me niet. De stilte is nu compleet en iedereen zit gespannen te wachten.
'Schubert, de 764ste', kondigt Dora met zware stem aan. Ze wil een eerste akkoord aanslaan, maar ze stopt abrupt haar beweging en wijst met discreet gebaar naar Milena. Die begrijpt het niet.
'Wat is er?' fluistert ze.
'Je schort', fluistert Dora terug. 'Doe je keukenschort af.'
Milena bijt verontschuldigend op haar lip en rolt met haar ogen als ze het ongewenste kledingstuk losknoopt. Het publiek barst in lachen uit. In haar haast om zich van het witte onding te ontdoen, trekt ze de knoop op haar rug nog dichter aan en uiteindelijk moet ze Dora om hulp vragen om zich van haar schort te bevrijden. Maar Dora doet het niet beter. En hoe meer ze wanhopig met de knoop vechten, hoe harder er in de zaal gelachen wordt. Het hele voorval duurt in totaal niet langer dan een minuut, maar aan het einde kan Milena haar lach ook niet meer inhouden en toont ze aan de mensen haar blije gezicht. Iedereen die Eva-Maria vroeger heeft gekend is uit zijn lood geslagen. Ze herkennen de heldere en lachende ogen. Haar grootmoedige glimlach, haar levenslust. Alleen de lange blonde haren ontbreken. 'Schubert, de 764ste', zegt Dora voor de tweede keer.
Milena heeft nog nooit zo slecht gezongen als nu. Alsof ze alle fouten die ze tijdens de repetities een voor een heeft gecorrigeerd, nu ineens allemaal tegelijk maakt, zonder er ook maar eentje te vergeten. Ze is nu eens te vroeg en dan weer te laat. Ze verdraait de woorden en haar stem trilt onophoudelijk. Op de laatste noot draait ze zich om naar Dora en kijkt haar aan. Haar ogen zitten vol tranen en ze is woedend op zichzelf. Maar ze krijgt geen tijd om te treuren of boos te zijn. Het applaus barst los en nauwelijks is het uitgestorven of haar begeleidster zet alweer een nieuw akkoord in voor een ander lied. Nu lukt het beter. Beetje bij beetje herwint ze haar zelfvertrouwen en vindt ze een inwendige rust. Haar stem bloeit volledig open en klinkt nu helder en weids. Aan het einde van de zaal zit Helen op het puntje van een bank. Ze houdt gespannen haar adem in. De oudere man naast haar kan nauwelijks zijn emoties de baas en schokt zachtjes met zijn hoofd.
'Ze zingt bijna zo goed als haar moeder, dit kleintje. Ach, als u onze Eva had kunnen horen, juffrouw... Ik word misselijk als ik eraan denk wat ze met haar hebben gedaan.'
Plots klinken er enkele gedempte scheldwoorden en hun hoofden draaien in de richting van het rumoer dat ze horen. Aan de voordeur houden de paardmensen een man tegen die de zaal wil verlaten.
'Niemand gaat naar buiten', zegt de grootste van hen kalm terwijl hij de kerel bij zijn kraag vasthoudt. 'M'neer Jahn heeft het gezegd.'
Vervolgens zet hij de kerel terug op zijn plaats en houdt hem in bedwang door met zijn enorme handen op zijn schouders te drukken, zoals men bij een onrustig kind doet.
Als het opnieuw rustig is in de zaal, geven Dora en Milena nog vier Lieder. Helen herkent het laatste van de repetitie.
Du holde Kunst, in wieviel grauen Stunden,
wo mich des Lebens wilder Kreis umstrickt,
Hast du meinHerz...
De mensen luisteren aandachtig. De minste onzuiverheid in haar stem is te horen, tot het zachte getik van haar nagels op het hout van de piano tijdens een pauze. Als de laatste noot is weggestorven, valt er een stilte die niemand durft te verbreken.
'In mijn mand', fluistert Dora en ze speelt de eerste twee maten van het volksmelodietje.
De gezichten in de zaal lichten op. In mijn mand! Milena zal In mijn mand zingen!
Wie de auteur is van dit kinderlijke en eenvoudige lied is iedereen al lang vergeten. Je zingt het langzaam, halfluid en vrolijk. Het klinkt licht en melancholisch en heeft de eeuwen overleefd zonder dat er ooit iemand naar de betekenis van de woorden heeft gezocht. God weet waarom, maar de Falanx had zich in het hoofd gehaald dat er een verborgen betekenis in school, waardoor het verboden moest worden. Daardoor werd het ineens een geschikt verzetslied, zoals het gigantische zwijn Napoleon tot mascotte van het verzet was gepromoveerd. Niemand komt te weten wat er in dat rotmandje zit. Je weet alleen maar wat er niet in zit en het is ongetwijfeld daardoor dat de Falanx woedend is over het liedje.
In mijn mand', begint Milena.
In mijn mand, liggen geen kersen,
Mijn prins,
Geen kersen bloedrood
Noch amandelen, geen noot.
Er zijn geen doekjes,
Geen doekjes versierd.
Zelfs geen parels, nee,
Kommer en pijn evenmin, mijn lief,
Kommer en pijn evenmin...
Eerst zingen alleen een paar vrouwen verlegen mee. Daarna valt achter in de zaal een man met een zware basstem in. En wie staat er het eerst op? Het is moeilijk te zeggen, maar binnen enkele seconden staat iedereen in de zaal op. Alleen de man die daarnet wilde weggaan, zit nog op zijn stoel. Hij wordt daarbij geholpen door het paardmens die hem de weg naar buiten had versperd en hem nu bij de kraag van zijn vest verhindert net als zijn buren op te staan. Iedereen zingt in de toonaard die hem het best ligt en voegt zijn stem toe aan die van de anderen. Niemand hoeft moeite te doen. De kinderlijke woorden van het liedje stijgen op in de zaal als een dof geroezemoes dat uit de aarde komt.
In mijn mand, daar ligt geen hen,
Mijn pa,
Geen hen om te plukken,
Noch eend, o nee.
Geen schoenen om in te schuiven,
Geen schoenen mooi gestikt, o nee.
Kommer en pijn evenmin, mijn lief,
Kommer en pijn evenmin.
Helen kan het niet geloven: rondom haar ziet ze tientallen volwassenen naar hun zakdoek grijpen terwijl de tranen over hun wangen rollen. Voor een liedje! Ze applaudisseert uit alle macht en ze voelt hoe haar keel dichtsnoert. Volhouden, Milos! Wij komen eraan! Ik weet niet hoe, maar we zullen je bevrijden! Het concert is afgelopen. Mijnheer Jahn klimt op het podium en overhandigt de twee artiesten een boeket bloemen, nadat hij hen eerst heeft omhelsd. Als ze van het podium stappen, zijn enkele mannen al bezig de piano weg te nemen en beginnen anderen het podium af te breken. Helen wil haar vriendinnen dolgraag feliciteren, maar het lukt haar niet zich een weg te banen door de dichte mensenmassa. Als later het volk uit de zaal is verdwenen, helpt ze haar collega's met het opruimen en het schikken van de zaal. Het is al over middernacht als ze eindelijk op haar kamer komt.
In het voorbijgaan tikt ze op de deur van Milena, maar die geeft geen antwoord. Ze loopt twee verdiepingen verder naar beneden en klopt op de deur van Bartolomeo. Ook daar geeft niemand thuis. Ze keert terug naar haar kamer en wacht tevergeefs op het geluid van de sleutel in het deurgat van haar buurmeisje.
Rond vier uur in de ochtend denkt ze een geweerschot te horen. Ze staat op en klimt onder haar dakvenster op een stoel. De ijskoude wind snijdt in haar gezicht. Er razen enkele auto's met hoge snelheid over de Koningsbrug. Opnieuw klinken er een paar schoten in de verte, gevolgd door het geschreeuw van stemmen en dan is het weer stil. Helen kruipt terug in haar bed, angstig en met gemengde gevoelens van hoop.
De volgende dag wordt ze vroeg in de ochtend brutaal gewekt door het geluid van een deur die met de voet wordt opengetrapt.
Ze veert rechtop in haar bed, bang dat men bij haar probeert binnen te komen. Maar de mannen blijven rommelen in de kamer naast die van haar, bij Milena. De huiszoeking gebeurt gewelddadig en snel. Er is niet veel om stuk te slaan of om mee te nemen. Zodra de mannen verdwenen zijn, staat Helen op. Op de gang vindt ze vijf andere meisjes in hun nachtjapon. Stil van angst kijken ze naar Milena's boeken die over de grond verspreid liggen, haar stukgeslagen rekken, haar versplinterde juwelen, haar verscheurde partituren.
'Dit is akelig', hikt het jongste meisje, dat haar kussen als een bescherming stevig tegen haar borst gekneld houdt.
'Het schijnt dat de revolutie deze nacht is begonnen', zegt een ander.
'Hoe weet je dat?'
'Heb je die geweerschoten niet gehoord? En bovendien, mijnheer Jahn is verdwenen.'
'Sinds wanneer dan?'
'Sinds gisterenavond. Hij is met Kathleen vertrokken en met de grote jongen met wie ze altijd is.'
'Bartolomeo? Zijn ze vertrokken?' prevelt Helen. 'En niemand heeft me iets gezegd!'
'Mij ook niet', antwoordt het meisje. 'Maar mijn kamer kijkt uit op de straat hierachter. Net na het concert heb ik door het raam gekeken en zag ik ze in twee auto's stappen.'
'Twee auto's? Eén zou voldoende geweest zijn, niet?'
'Nee, er waren nog andere personen bij. Ik heb Lando, de chef-kok, herkend en ook de paardmensen die de wacht hielden in de zaal. Ze zijn allemaal samen vertrokken.'
'Waarheen?'
'Hoe zou ik dat kunnen weten?'
'Dat is waar, sorry.'
Helen blijft alleen in de kamer van Milena achter. Ze ruimt de rommel op. Tussen de stukgescheurde partituren vindt ze die van het mandje waar niets in zit. Ze neemt de partituur mee naar haar kamer en laat ze daar in de binnenzak van haar jas glijden.
Dan kruipt ze opnieuw in bed en wacht in de warmte van de lakens op het aanbreken van de dag.