Vijftien

Het is tijd geworden om afscheid te nemen van Robbie.

Klaartje is enerzijds opgelucht. De affaire is ten slotte goed afgelopen, beter dan ze had durven dromen zelfs. Anderzijds zal ze Robbie missen zoals je een dochter mist die het huis verlaat. Ook weet ze zeker dat hun relatie, nu ze eenmaal terug is bij haar echtgenoot, nooit meer zal worden zoals vroeger.

Het afscheid is onstuimig, helemaal Robbie. Klaartje mag de oranje pruik houden. “Als de koningin nog eens voorbij mocht komen!”

Sam is wel Robbies tegenpool. Zijn liefde voor zijn vrouw blijkt uit veel dingen en Klaartje drukt Robbie op het hart zuinig op haar relatie te zijn. Zodra het paar terug is van vakantie, zal Klaartje en haar aanhang snel worden uitgenodigd. “Want jij blijft mijn beste vriendin!”

Met die woorden verlaat Robbie aan de arm van haar man het huis aan de Windmolenstraat.

Lang kan Klaartje niet bij dit afscheid blijven stilstaan. Er is zoveel dat haar aandacht eist. Zo heeft Gijsbert te kennen gegeven dat hij zijn verbouwde woning feestelijk wil inwijden. De afgelopen tijd heeft hij hier en daar vrienden gekregen, waartoe zeker Klaartje wordt gerekend. Gijsbert staat erop dat ook Geeske van de partij zal zijn, ze kan blijven overnachten. De dag vóór het feest wordt ze verwacht.

Geeske is blij met de uitnodiging en lacht haar bezorgde moeder uit.

Wat Gijsbert verzwijgt, is dat hij ook Edda’s man, Fulco, heeft verzocht te komen. Het wordt volgens hem de hoogste tijd dat er schot in de zaak komt.

Edda is meer bij Gijsbert dan thuis. Ze vindt het werken in de bibliotheek prachtig, verdiept zich menigmaal in een boek in plaats van door te werken. De tijd dat ze niet met dit werk bezig is, brengt ze buiten door, bij de paarden.

Zo kan het gebeuren dat Klaartje alleen thuis is met Lotte, ook al ziet ze haar niet vaak beneden. Lotte is na schooltijd druk met het voorbereiden van haar lessen, corrigeren of de stof bestuderen die ze op haar cursussen heeft opgepikt. Geen van de drie dochters neemt het leven zo serieus als Lotte. Ze beschikt over een tomeloze energie, heeft tijd voor alles en iedereen.

Leon is er ook nog; hij heeft een tijdelijk baantje op een sportschool.

Daar zijn vanwege de vakantie tijdelijke vacatures. Nu hij een eigen inkomen heeft, wil Leon het liefst kostgeld betalen, Maar daar wil Klaartje niets van horen.

“Jij bent voor mij als een zoon. Als ik het nodig had, zou het wat anders zijn.”

Hoewel, nu Robbie weg is, en er veel huishoudelijk werk te doen is, kan Klaartje er niet toe komen. De trap naar boven lijkt de Mount Everest wel. Het is of er lijm aan haar handen kleeft, zo traag is ze.

Het kan niet anders of de buurvrouwen merken dat Klaartje niet kwiek is. Beiden komen tot dezelfde conclusie: Klaartje zal in de overgang zijn. Te jong ervoor? Nida wuift die gedachte weg. Ze kent gevallen van vrouwen die al vóór hun veertigste jaar in de overgang kwamen.

“En zelfs jonger!” weet Elien. “Onlangs las ik over een jonge meid, nog geen dertig en jawel…Ze dacht zwanger te zijn, mooi niet. De overgang, mevrouw!”

Klaartje wordt stil van de verhalen. Tja, als het zo is, moet ze het accepteren. Er zit niets anders op. Maar ze is niet van plan het iedereen aan de neus te hangen. Nee, ze zal zo min mogelijk klagen. Iedereen is zo met zichzelf bezig, eigenlijk wordt er weinig op haar gelet.

Ze kan niet meer zoals voorheen een piekergedachte van zich afzetten. Als ze midden in de nacht wakker wordt en aan de een of andere zorg denkt, blijft ze erover tobben. Het gevolg is dat ze overdag doodmoe aan het werk begint. Ze verwaarloost de kas, en schrikt als blijkt dat door de droogte sommige plantjes bezweken zijn. Het is dat Gijsbert af en toe haar tuin erbij doet, anders zou ook dat een rommeltje zijn geworden.

En ‘iedereen’ blijft maar een beroep op haar doen! Bijvoorbeeld Joachim van Andel. Hij is een paar weken met zijn schoonfamilie mee op pad geweest, maar het thuiskomen was een afknapper van jewelste. Na lang aarzelen belt hij Klaartje.

“Ik zit al een dag of drie te kniezen, Klaartje. Ik verlang ernaar met jou te praten, je kunt zo goed luisteren. Zullen we wat afspreken? Een ritje bijvoorbeeld, ergens koffiedrinken, een wandeling?”

Klaartje kijkt naar de armband van Gerdien die ze dagelijks draagt.

Ze is het aan Gerdien verplicht af en toe naar Joachim om te kijken.

Per slot van rekening kan hij zich maar bij weinig mensen laten gaan en zichzelf zijn. “Het is goed. Als je me komt halen, sta ik klaar. Weet je wat mij leuk lijkt? Een wandeling in de zandverstuivingen, daar is het altijd rustig. Maar ik wil vóór zessen terug zijn in verband met het eten!”

Klaartje neemt de moeite een schone blouse aan te trekken en schoenen zonder vlekken; nog even en ze verslonst! De zomer verloopt anders dan ze in het begin van het jaar verwachtte.

Joachim ziet er goed uit; zijn toch al gebruinde huid is nog donkerder geworden. Hij draagt een overhemd met korte mouwen en een beige pantalon van katoen. Dominee in vrijetijdskleding, denkt Klaartje als ze snel op de auto toe loopt.

Joachim kijkt haar dankbaar aan. “Zo fijn, Klaartje, dat je niet vraagt en zeurt. Je neemt me zoals ik ben en daarom is het zo goed toeven in jouw gezelschap!”

Natuurlijk komt het gesprek op Gerdien. “Telkens vind ik in huis spulletjes van haar. Je denkt alles weggeborgen te hebben, maar ze heeft overal haar stempel op gedrukt. Ik pak bijvoorbeeld een boek uit de kast, dan staat vaak haar handtekening op de eerste pagina. Van die gewone alledaagse dingen, die je toch weer uit je doen brengen!”

Klaartje zegt het allemaal uit eigen ervaring te kennen. “Maar dat gaat voorbij. Ooit went dat en dan ben je vertederd als je iets tegenkomt. De tijd, beste Joachim, dat is onze vriend en tegelijk af en toe, onze vijand!”

Geen van beiden hoeft te zoeken naar een onderwerp, maar de stiltes die er soms vallen zijn ook niet hinderlijk. Klaartje wijst welke weg hij het best kan kiezen. “Toen de kinderen nog heel klein waren, gingen we hier vaak heen om uit te waaien.”

De vakanties zijn nog niet begonnen, vandaar dat er in dit stuk van het bos nog rust heerst. Kromme vliegdennen groeien tegen de heuvels op, hier en daar staan jeneverbessen.

“In het donker zijn dat net enge kerels!” beweert Klaartje ernstig.

Joachim moet lachen. “Alleen voor degenen die te veel fantasie hebben. Kom op, jij weet hier de weg!”

De zomerwind suist door de boomtoppen en de geur van hars vermengd met warme aarde is als een nectar.

“Dit is nog prettiger dan een volkstuintje!” verzucht Klaartje. Ze ademt diep in en staart naar de blauwe lucht waar een roofvogel zich op de wind laat meevoeren.

Joachim pakt haar hand en trekt haar mee een heuvel op.

Klaartje protesteert. Haar schoenen happen zand, ze kan hem niet bijhouden. Wat wil je ook, een vrouw in de overgang! Als ze boven komen hijgt ze.

Joachim schudt meewarig zijn hoofd. “Jij moet nodig naar een sportschool. Zullen we samen gaan? Misschien met nog wat andere mensen erbij om eventuele roddels de kop in te drukken?”

Klaartje laat zich in het warme zand ploffen en schudt haar schoenen uit. “Ben je nou helemaal! Ik had vroeger al een hekel aan gymnastiek. Bovendien verzet ik als huisvrouw heel wat werk. En ik pak de fiets in plaats van de auto. Zou jij ook moeten doen!”

Joachim komt naast haar zitten. Hij plukt een grassprietje en gedachteloos kauwt hij erop. Zijn gedachten zwerven naar de pastorie die zo leeg is zonder Gerdien. Nog een week of twee, dan gaan zijn ouders met vakantie en staat hij er weer alleen voor.

“Klaartje, ik zou het zo fijn vinden als jij voorgoed in de pastorie zou komen wonen.”

De roofvogel laat zich vallen en verdwijnt uit het zicht. Luchtig reageert Klaartje op de vraag. “Je wilt me toch niet vertellen dat de volmaakte Miep vertrekt?”

Bezeerd kijken de donkere ogen haar aan. “Jij weet wat ik bedoel. We zouden het zo goed hebben samen. Jij en ik. Liefhebben kun je leren, wist je dat?”

Klaartje heeft absoluut geen behoefte aan dat soort lessen. Ze schudt haar hoofd. “Bovendien zou iedereen er schande van spreken. De dominee behoort een flinke periode van rouw in acht te nemen! Doden mag men niet op die manier aan de kant zetten!”

Joachim reageert verontwaardigd. Gerdien zal hij nooit vergeten. “Ik kan mijn werk niet naar behoren doen, Klaartje. Het thuiskomen is afschuwelijk. Werken aan een preek? Vergeet het maar! Of God ooit mijn mond nog wil vullen, is de vraag. Soms twijfel ik daar aan! Tegen niemand kan ik zulke dingen zeggen. Alleen tegen jou, Klaartje!”

De zon is warm, een loomheid bekruipt Klaartje. Langzaam laat ze zich achteroverzakken. Ze bekommert zich niet over zand dat eventueel in haar haar zal belanden. De woorden van Joachim komen van zo ver. Er valt een schaduw over haar heen. Verschrikt opent ze haar ogen.

“Jij luistert niet, Klaartje!” Het donkere gezicht is vlak bij het hare.

Dit wil ze niet, niet op die manier! Ze schuift ongemakkelijk achteruit. Nee, ze wenst niet gebruikt te worden als plaatsvervangster. Zouden mannen wat dit betreft anders in elkaar zitten dan een vrouw? Abrupt wijst ze in een willekeurige richting. “Daar, een stel konijnen…”

Hij draait zijn hoofd om en zo snel als ze kan rolt Klaartje van hem weg. Maar dat kan een mens beter niet doen als hij zich boven op een heuveltje bevindt. Ze rolt om en om, doet geen moeite haar gang te stuiten. Gierend van het lachen belandt ze aan de voet van de heuvel, ze rolt bijna in de braamstruiken.

Joachim springt achter haar aan, hij schatert. “Dat was een mooie vertoning!”

Klaartje komt overeind, geen intimiteiten meer. Ergens is het reuze verleidelijk, om de aandacht te krijgen van een man als Joachim. Een man die zal maken dat ze zich op en top vrouw voelt. Een vrouw in de overgang, dat wel. Maar toch! Klaartje wordt boos op zichzelf. Op en top vrouw zijn, daar heeft ze geen man voor nodig. Zij niet. Aandacht hoeft ze niet, ze is toch zo graag alleen!

Joachim pakt haar bij een arm en zegt: “Nou, waar zijn jouw konijnen? Lijd jij aan fata morgana’s?”

“Jij niet dan? Kom, laten we nog een stuk lopen. Ik weet ergens een leuke tent waar je heerlijk ijs kunt kopen. Op een camping, midden in het bos!”

Vlak voor zes uur zet Joachim haar thuis af. Klaartje vraag zich af of hij verwacht dat ze hem uitnodigt. Mooi niet, dominee, denkt ze. Als Joachim zelf zijn goede naam niet weet te bewaren, moeten anderen dat voor hem doen.

“Kom je ook op het feestje van Gijsbert? Je zei toch laatst dat je kennis met hem had gemaakt?”

Joachim aarzelt. “Kan ik dat wel doen, zo vlak na Gerdiens heengaan?”

Nu is het Klaartjes beurt om haar mening te geven. “Pardon? Hoeveel weken is het ook alweer terug? Als je beter te pas zou zijn geweest, zou je allang weer op de preekstoel hebben gestaan, begrafenissen hebben geleid en recepties hebben bezocht. Het feestje van Gijsbert is niets anders dan een gelegenheid om zijn huis te bezichtigen. Het is een aardige gelegenheid om weer onder de mensen te komen!”

Joachim buigt zijn hoofd. Wat zou hij graag Klaartje voorgoed naast zich hebben. Haar nuchterheid en heldere kijk op de dingen, zou hem tot steun zijn. Voorzichtig zijn woorden kiezend, vertelt hij haar dat.

“Nuchter? Laat me niet lachen. Iedereen die mij beter kent dan jij, weet dat ik emotioneel ben en niet zo’n heel klein beetje. Je verkijkt je op mij!” Ze glipt uit zijn wagen voor hij kan protesteren. “Het was gezellig! Tot de volgende keer!”

Joachim knikt kort. Joachim de predikant is niet dezelfde als Joachim de man. Zouden die twee ooit weer tot een samensmelten?

“Je moet weer hulp in huis nemen, mam! Ik heb de badkamer gesopt en boven gezogen. Weet je dat je er moe uitziet?” Lotte begroet haar moeder met een bezorgd gezicht. “Ik sprak Elien en zij maakte me attent op je uiterlijk. Ze heeft gelijk, mam. Jij moet het kalmer aan gaan doen, je ontspannen. Kom, ik schenk een glaasje voor je in en zorg voor het eten. Ik was vanmiddag zo snel klaar met mijn werk, omdat we morgen een schoolreisje hebben. Geen lesjes voorbereiden!”

Lotte, de schooljuf, denkt haar moeder. Recht en fier staat ze daar, kortgeknipt haar, ogen die niets ontgaan. “Goed dan!” zegt Klaartje tam, en ze duikt met het ochtendblad in een stoel. Wie nu de krant bezorgt, zou ze niet weten. In ieder geval niet de zus van Robbie.

Lotte brengt een glas sherry, en knikt haar moeder hartelijk toe. Uit de keuken komt de geur van gestoofd vlees. Ach, wat is het heerlijk om je even, heel even zo te laten gaan…Nog voor het glas is geleegd, sukkelt Klaartje in slaap.

Ze merkt niet dat er op een gegeven moment twee ongeruste dochters voor haar staan, met Leon in hun kielzog. “Ze is met de dominee op pad geweest…” fluistert Lotte.

Edda reageert: “Zou ze verliefd op hem zijn? Het is een aantrekkelijke man. Hi hi…mijn paps, de dominee…”

Lotte kijkt bestraffend opzij. “Hou op. Mam is niet iemand die zonder diep nadenken een relatie aan gaat! Mam zal nooit over één nacht ijs gaan.” Lotte doet een stap achteruit en voegt eraan toe: “Zoals jij!”

Weg is ze, naar haar draadjesvlees. Edda loopt haar briesend na.

Verschrikt ontwaakt Klaartje en ziet niemand anders dan Leon. “Eh…je sliep! We dachten…”

Klaartje wrijft in haar ogen. “Raar is dat, het zal komen door…” Ach, een knul als Leon weet niet eens wat de overgang betekent voor een vrouw.

Uit de keuken klinkt Lottes stem. “Eten!”

Tijdens de maaltijd komt het gesprek op een nieuwe hulp. “Ik prik wel weer een advertentie op in de supermarkt!” belooft Klaartje. Wie weet wat voor mensen er nu op af komen!

Nog voor het feest van Gijsbert krijgt Leon een oproep voor een gesprek. Hij moet ervoor naar Arnhem en mag Klaartjes auto mee. Diezelfde avond mag hij zich leraar aan een spiksplinternieuwe sportschool noemen.

Klaartje is beduusd. “Nu ga jij dus ook weg.” Die opmerking maakt ze na hem herhaaldelijk gefeliciteerd te hebben. “En je zult op zoek moeten naar een huis! Een flat? Ach, dat zal daar vast niet zo snel lukken. Gelukkig heb je nog even de tijd. Als ik niet zo moe was, zou ik met je mee op jacht gaan om een kamer te bemachtigen!”

Geeske is bedroefd. Ze zal Leon het meest van allen missen. Hopelijk is hun vriendschap tegen scheiding bestand…“Waarom zet je geen advertentie in een christelijk maandblad? Er zijn mensen die alleen in die tijdschriften adverteren, je kunt ook zelf een advertentie plaatsen!”

Leon knikt Geeske hartelijk toe. “Dat is een goeie, Gees. Ik kruip straks meteen achter de computer. Jij moet de advertentie voor me beoordelen!”

In gedachten ontruimt Klaartje Leons kamer. Het wordt leeg boven; Robbie weg en nu Leon. Ze zou opgelucht moeten zijn. De rust en het eigen leven komen in zicht. Maar ze is zo moe, zo zonder fut ook.

Alsof ze al haar energie aan anderen heeft gegeven. Allereerst aan Edda!

Leon loopt fluitend naar boven, Geeske zoekt in de tuin haar stretcher op. Ze hoort Edda roepen: “Lotte, ik zie je geliefde aankomen!”

Lottes voeten klepperen de trap af. Durk brengt de bouwtekening van hun huis mee, weet ze. Klaartje hoort haar begroeting. “Liefste van me! Hmmm…” Een lange zoen, denkt ze. “Ik ben toch zo benieuwd. Kom mee naar de kamer, dan kan mam meteen meekijken!”

Doen alsof je enthousiast bent. Dat is vermoeiend. Maar het is toch iets geweldig als je kind haar eigen huis laat bouwen? En binnen afzienbare tijd gaat trouwen? Hoe of mam het vindt? Op goed geluk wijst Klaartje een dubbel streepje op de tekening aan. Wat of dat is?

“Zie je dat niet? Een openslaande tuindeur. Of liever gezegd: een schuifpui. En wat zo heerlijk is, mam, het wordt een onderhoudsarm huis. Veel kunststof, goed geïsoleerd, weinig schilderwerk. En de tuin laten we simpeltjes aanleggen. Geen gazon, geen border, maar stenen en potten. Is het niet, Durk?”

Het klamme zweet breekt Klaartje uit. Niet vanwege de steentjes en potten, het is alsof ze langzaam wegdrijft van de anderen. Uit de verte hoort ze Durk roepen dat er getrakteerd moet worden. “Ik haal taartjes, Lotte. Van de bakker. Hoeveel stuks!”

Gelukkig, niemand let op haar en sluipend verlaat Klaartje de kamer.

Eenmaal boven laat ze zich op haar bed vallen. Misschien is ze niet in de overgang, maar ziek. Ziek, zoals Gerdien. Waarom niet? Ze telt haar klachten op, tjonge, dat is niet mis. Nu zal ze naar de dokter moeten. Maar dan is er geen ruimte meer voor twijfel, dan weet ze het zeker. Nu zou ze nog kunnen denken: het is onzin, Klaartje.

Het is nog nooit zo moeilijk geweest om te ontspannen. Het lukt haar eenvoudig niet. Rustig ademhalen, zorgen dat je niet gaat hyperventileren. Maar wat als je hart bonkt als een wilde?

Klaartje dwingt zichzelf te blijven liggen tot ze Durk terug hoort komen. Moeizaam komt ze omhoog, ze vecht tegen een aanval van duizeligheid. In de badkamer plenst ze een paar handen vol koud water in haar gezicht. Hè, dat helpt. Een kam door het haar.

“Mam…jij mag het eerst kiezen!”

Ach, kinderen, jullie zijn volwassen. Moeder hebben jullie niet echt meer nodig…of toch nog wel een heel klein beetje?

Op de dag dat Gijsbert open huis houdt, is het stralend weer.

“Ik had niet anders verwacht!” zegt Gijsbert kalm. Hij monstert Klaartjes kleding en uit zijn goedkeuring. “Vrouwen zouden vaker van die zwierige rokken moeten dragen. Je bent net een jonge blom, Klaartje!”

Een blom in de overgang, tobt ze.

Geeske heeft de nacht in de serre doorgebracht op de meest luxueuze bank die ze ooit heeft gezien. Gijsbert zegt het prettig te vinden haar als logee te hebben. Ze mag gerust een tijdje blijven. Liggend in bed kan ze, als ze de deuren openschuift, lekker zonnebaden. Frisse lucht opsnuiven.

Klaartje ontdekt een verscheidenheid aan plaatsgenoten. Het is grappig om sommigen na lange tijd te ontmoeten. Zelfs Allard is present.

Hij is in gezelschap van de moeder van een van zijn personeelsleden.

Klaartje kent haar van de computercursus.

“Ik zie je zo weinig, Klaartje!” zegt Allard. Hij komt met een glas in zijn hand naast haar op een muurtje zitten.

“Ik heb telefoon, hoor!” antwoordt ze gevat.

Allard kijkt haar bezorgd aan. “Wat scheelt je, is de energie op?”

Klaartje blikt bedroefd opzij. Allard heeft vast en zeker wel een boek staan waarin overgangsklachten worden beschreven, en wat je eraan kunt doen.

“Een eurootje voor je gedachten!” zegt hij plagend.

“Die wil je niet weten!” verzucht Klaartje. Ze komt in de verleiding haar hoofd even op zijn schouder te leggen.

“Heb je nog vakantieplannen?”

Bijna had ze gezegd: “Ja, met de dominee!” Ze schudt haar hoofd.

“Geeske heeft mij nog nodig, en vergeet Edda niet…je kunt nu goed zien dat ze zwanger is. De gesprekken met de therapeut doen haar goed, maar af en toe…Zoals ze alles waar maar een reepje vlees in kan zitten, weigert! Ze is in staat een microscoop naast haar bord te zetten. Soep uit een pakje…zit daar iets van dat in? Ik word er doodmoe van!”

Allard leeft van harte mee. “Hoe gaat het met hém?” informeert hij, als Joachim tussen de gasten opduikt.

“Moet ik dat weten?” vraagt Klaartje verbaasd. Ze pakt het glas uit Allards hand en neemt er een flinke slok uit.

Allard grijnst. “Er wordt gezegd dat jullie er vaak samen tussenuit knijpen. Het is natuurlijk nog recent, de dood van zijn vrouw. Maar die man kan niet alleen blijven. Veel te zware taak, en dat zonder vrouw!”

Joachim krijgt Klaartje in de gaten.

“Allemaal gezwam en geklets in de ruimte, Allard. Dacht jij soms dat ik daarom een tijd niet in de winkel ben geweest? Je hebt het mis!”

Maar Allard betwijfelt dat als hij ziet hoe oprecht verheugd Joachim op Klaartje afstevent. “Ik maak wel plaats!” zegt hij veelbetekenend als hij opstaat.

Joachim kijkt Allard achterdochtig aan. Klaartje denkt cynisch: een buitenstaander zou kunnen denken dat ik nogal in trek ben bij de heren!

Met een vol dienblad in haar handen duikt Lotte op. Ze buigt zich naar haar moeder over en fluistert: “Neem een glas, mam, je ziet eruit alsof je een opkikkertje best kunt gebruiken!”

Natuurlijk kan Joachim zich niet veroorloven zijn aandacht tot Klaartje te beperken. Men is duidelijk blij dominee weer eens in het openbaar te zien. Wanneer mag men hem weer als predikant begroeten? Ja ja, dominee ziet er goed gebruind uit, maar ach, die binnenkant, daar zal het nog wel tekeergaan. Een schuine blik op Klaartje. Of valt dat tekeergaan wel mee?

Klaartje staat haar plaats op het muurtje maar al te graag aan een vrouwelijke ouderling af en gaat op zoek naar Edda. Ze vindt haar temidden van oude schoolvriendinnen. Hoe is Gijsbert in zo’n korte tijd toch aan zoveel relaties gekomen? Zelf is hij het stralende middelpunt, waar hij zich ook bevindt.

Het geroezemoes van stemmen maakt Klaartje moe en via een achterpaadje komt ze bij het terrein terecht waar de auto’s en fietsen staan geparkeerd. Rustig is het er, zo zonder mensen.

Er komt nog een gast aanrijden. Klaartje trekt zich terug zodat ze niet gezien zal worden, en niet hoeft te praten. Maar wat een schrik: het is Fulco die uitstapt. Fulco is gebruind, zijn haar is gebleekt en hij is zomers gekleed. Uit zijn wagen stappen drie, nee, vier meisjes. Alsof ze erheen wordt gezogen, zo begeeft ze zich naar de nieuwkomers.

Fulco kijkt zoekend om zich heen en ontdekt Klaartje al snel.

Hij omhelst haar hartelijk. “Wist je dat ik kwam? En dan te bedenken dat ik de gastheer nauwelijks ken! Deze dames hier zijn mijn nichtjes, Klaartje. Voor vanavond ‘mijn vriendinnen’…”

Klaartje lacht begrijpend en schudt handen. Ze hoort namen en ze vergeet ze meteen weer. “Kom, dan wijs ik jullie de weg. Alles goed thuis, Fulco? Ik bedoel, met je ouders! Wat zal Edda opkijken…ze weet van niets!”

Fulco kijkt Klaartje aan en ze ziet de wanhoop in zijn ogen. “Kop op, jongen, het gaat de goede kant op. Alleen weet ik niet hoe ze nu zal reageren…”

De nichtjes klampen zich aan Fulco vast. Klaartje loopt achter hen aan en denkt dat vier ‘vriendinnen’ wel erg veel van het goede is.

Het is de vriendin van Edda, Mona, die Fulco het eerst ontdekt. Ze slaakt een gilletje. “Kijk nou toch eens wie we daar hebben! Wat een big surprise!” Ze omhelst Fulco op een niet mis te verstane manier, wat de nichtjes nauwelijks toestaan.

Edda echter, staat als versteend. Hij daar is haar man. En in haar ogen ook nog eens de meest aantrekkelijke die ze ooit heeft ontmoet. Zijn aandacht gaat naar de vrouwen om wie hij zijn armen heeft geslagen.

En dan Mona, die zoent hem pal op de mond!

Er knapt iets in Edda. Zoals een te hard opgeblazen ballon die met iets scherps in aanraking komt. Mijn man! De vader van mijn kind!

Ons kind groeit in mijn buik, en zie hem nu toch eens!

Tussen enkele gasten door observeert Gijsbert het gebeuren. Hij zou, zoals tijdens een voetbalwedstrijd, aanmoedigende kreten willen slaken. Het gaat hier echter niet om een voetbalwedstrijd, maar om een gevecht tussen twee mensen die van elkaar houden.

Nog steeds is Edda niet in staat zich te verroeren.

Lachend komt het clubje met Fulco als middelpunt op haar toe. Fulco blijft staan en roept verheugd: “Kijk, mensen, dat is nu mijn vrouwtje!” Het klinkt zo grappig, dat er wordt gelachen. Niemand beseft wat het de jongeman kost om die woorden te uiten en wel op zo’n manier.

De ‘vriendinnen’ verdringen zich om Edda. Ze noemen hun namen, lachen kirrend en een roept verbijsterd: “Is hij dan getrouwd?”

En een ander zegt: “Ze is zelfs zwanger. Zeg, Fulco, jij bent toch niet de vader?”

Langzaam ontdooit Edda. Ze haalt diep adem, en kijkt gespannen om zich heen. O, ze weet best dat ze Fulco destijds voor de neus van anderen heeft weggekaapt, maar dit…vier meiden die blijkbaar met hem zijn meegekomen?

“Ik ben inderdaad zijn vrouw en als jullie willen, mogen jullie te zijner tijd op kraam bezoek komen…Ik verwacht een vierling, is dat niet leuk!”

Er wordt gelachen, felicitaties klinken op en iemand roept: “Op de nieuwe wereldburgers!”

Fulco voelt dat hij wit wegtrekt. Een vierling!! Arme Edda van hem!

Hij slaat een arm om haar heen en voert haar weg van de anderen, op zoek naar een rustig plekje. Aangezien Geeske haar plaats in de serre heeft verlaten, is het daar de juiste gelegenheid. Fulco legt zijn handen op Edda’s schouders en vraagt schor: “Lieveling…vier kindjes, en dat allemaal in jouw buik? Hoe moeten die eruit? Is alles wel goed met je?”

Hij trekt haar tegen zich aan en Edda snuift de geur van katoen op, voelt de warmte en de geur die zijn lichaam afgeeft, door de stof heen.

Ze snikt en schudt haar hoofd. Wat als ze jokte, was ze dan verzekerd van zijn medeleven? Medelijden, dat leidt tot toegeven aan haar ideeën? Maar Edda is te veel een kind van haar moeder. Liegen kan ze slecht, mensen om de tuin leiden evenmin. “Het is er maar een, die andere drie komen later wel! Maar deze schopt wel voor vier…”

Fulco slaakt een zucht van verlichting. Vier kindjes in één keer…het huis zou te klein zijn. Een voor een, dat lijkt hem ook een beter plan.

Maar dan moeten ze wel samen in één huis wonen, in één bed slapen en ook nog eens samen een worden. Als man en vrouw.

“Ben je niet eh…teleurgesteld dan? En wat moet jij met zo’n sliert vriendinnen? Ze kijken je aan alsof ze je willen opvreten…”

Fulco slaakt een gemaakte zucht. Nog maar even Edda niet uit de droom helpen. “Wat wil je, famke? Ze zien mij als een vrijgezel die alleen in een leuk huisje woont. Iemand die hunkert naar een vrouw aan tafel en in bed! Ik kan moeilijk iedereen vertellen dat ik ergens een vrouwtje heb zitten! Dat klinkt zo ongeloofwaardig! Je verwacht toch niet dat ik elke avond bij mijn ouders zit? Na een dag hard werken wil ik ook weleens wat!”

Hier schrikt Edda danig van. En Fulco voelt zich schuldig. Ja, hij wil weleens wat; hij is de paardenstal aan het verbouwen, samen met enkele doe-het-zelvers. In overleg met zijn vader heeft hij een stuk weiland ingericht als een trainingsterrein voor paarden.

“Ja, dat begrijp ik wel…Zullen we even gaan zitten? Ik ben een beetje moe…”

Fulco knikt begrijpend en zegt: “Tja, de vierling, hè?”

Edda wrijft haar hoofd tegen zijn harde schouder. “Ik wil zo graag een echte kus van je, Fulco, zodat ik weet dat je nog van mij houdt…”

Edda schrikt van de hartstocht die met de zoen gepaard gaat. Zo heeft Fulco haar nog nooit gezoend. Zo hongerig, hunkerend zelfs. Ze geeft zich eraan over. Het verlangen naar hem heeft ze diep weggestopt, volgens de therapeut. En gelijk heeft-ie!

Na een tijd zegt Fulco: “En, famke, wat heb je besloten?”

De wijze antwoorden van de therapeut dollen door Edda’s hoofd. Je problemen van een andere kant bekijken…begrijpen dat het eigenlijk om iets anders gaat…de afkeer die ze op bepaalde momenten ervaart hóórt bij iets anders…bij kinderleed. Ze wikt, ze weegt. Wat weegt het zwaarst? Kan ze het verdragen als Fulco in de toekomst zijn leven met een ander dan zij zou delen? Mona bijvoorbeeld…Ze stopt haar hoofd onder zijn kin. En met de mond tegen zijn borst capituleert ze.

“Ik ga met jou mee naar huis.”

Een voor een verdwijnen de gasten. Na afloop van het feestje heeft Gijsbert heel wat uitnodigingen binnen. Zijn agenda is vol, beweert hij. Het was een succes. Maar het grootste succes was de truc met de komst van Fulco. En dan Edda met haar vierling! Het praatje zal als een lopend vuurtje door de omgeving gaan. Zoals ze samen te voorschijn kwamen, na minstens een uur te zijn weg geweest. Als een pasverloofd stel.

Nooit zal Gijsbert de gelukzaligheid vergeten die van Klaartjes gezicht viel af te lezen. Nee, hij heeft daar geen woorden voor. Zoals ze hem heeft bedankt…Spontaan sloeg ze haar armen om zijn hals en wilde hem op een wang zoenen, maar, slim als hij was, wist hij het zo te versieren dat haar lippen op de zijne terechtkwamen. Nou, een bedankje had hij best verdiend!

Lotte en een stel andere vrouwen, waaronder ‘de vriendinnen’, ruimen de boel op. Leon stapelt fluitend de gehuurde stoelen op elkaar. Van alles was gehuurd, niet alleen de stoelen en tafels, ook het serviesgoed.

“Mensen, dat was een succes!” Gijsbert slaat zijn handen tevreden in elkaar. Op het terras zit Klaartje met haar dochters na te praten. Edda heeft zojuist beweerd dat ze met Fulco mee terug wil rijden. Auto vol? Dan moeten de nichtjes maar met de trein!

“Lieverd, je moet in alle rust je boeltje pakken. En vergeet niet je laatste afspraak met de verloskundige om van de therapeut niet te spreken! Fulco kan beter een paar dagen komen logeren, dan wikkelen jullie samen het nodige af!”

Met tegenzin geeft Edda toe. “Moeders wil is wet!” schampert ze.

Klaartje wil maar één ding: naar huis en naar bed. “Zal ik je brengen?” biedt Gijsbert hoffelijk aan. “Dan kunnen de anderen nog even blijven!”

Nee nee, Klaartje gaat wel op eigen gelegenheid.

“Ik breng haar naar huis!” Fulco legt een arm om Klaartjes schouders heen. “Is het niet, mam?”

Klaartje grijpt zijn hand vast. “Zo is het, zoon!”

Gijsbert kijkt hen spijtig na. Enfin, volgende keer beter!

Op weg naar huis vertelt Fulco nogmaals hoe gelukkig hij is. “Ze zal zich morgen toch niet bedenken?”

Hij vraagt het angstig.

“Dat denk ik niet. Ze is impulsief en overgevoelig, maar daar valt mee te leven. Het zou echt goed zijn als ook jij een keer met haar mee zou gaan naar de therapeut. Hij zal je veel duidelijk maken. Ik ben zo blij voor je, Fulco! En ik raad je aan regels te stellen, waar jullie je beiden aan moeten houden. Je kunt haar dan op die punten aanspreken. Echt, ze groeit hier wel weer overheen. Wacht maar, als ze haar ‘vierling’ eenmaal heeft!”

Lachend nemen ze afscheid. Op Fulco’s verzoek belt Klaartje, ondanks het late uur, met zijn ouders. Zelf wilde hij dat niet doen, omdat Edda zich daaraan zou storen. Ze is met hém getrouwd, niet met zijn ouders, hoe aardig die ook zijn.

Tjitske huilt van geluk en ook Fokkes stem klinkt schor.

Klaartje houdt het gesprek kort. “Slapen jullie maar lekker, en laten we zeggen: tot gauw!”

Ze sleept zich de trap op.

Gelukkig, deze dag is voorbij. Hoe heeft ze het volgehouden!

Met een vies gezicht kijkt ze in de badkamer naar de douche en het bad. Ze kan het niet opbrengen zich uitgebreid te wassen. Zo ellendig is het dus als je niet meer voor jezelf kunt zorgen.

Ze poetst haar tanden, floddert met een washandje over haar gezicht en onder haar armen. “Schoon!” hijgt ze. Even later ligt ze in bed.

Maar de zo begeerde slaap gaat haar deurtje voorbij.