Eén
“Morgen praat je wel anders, Klaartje Enkelaar!”
Zoals iedere woensdagochtend zit Klaartje met haar twee buurvrouwen aan haar keukentafel. Een gewoonte die geleidelijk aan is uitgegroeid tot een vast ritueel. Uit nood geboren. Want wie is het eerst present bij belangrijke gebeurtenissen? Wie staat iedereen met raad en daad terzijde?
Zoals bij het overlijden – alweer jaren geleden – van Nida’s echtgenoot. Onverwachts gestorven en tot op de dag van vandaag zeer betreurd. De scheiding van Elien, de buurvrouw van de andere kant, was evenmin een gebeurtenis waar, vooral in het begin, steun van naasten gewenst was. Ook al was het Elien die hiertoe besloot, toch bleef de onverkwikkelijke situatie lang onderwerp van gesprek. Het gezegde ‘Een goede buur is beter dan een verre vriend’ is hier, in de Windmolenstraat, een prima voorbeeld van.
Klaartje schenkt ongevraagd de kopjes van boerenbont nog eens vol en schuift de schaal met krentenbollen binnen het handbereik van haar gasten.
“Morgen, mijn beste Nida, praat ik niet anders dan nu!” En met nadruk herhaalt Klaartje de woorden die Nida tot haar uitspraak hebben verleid. “Morgen trouwt mijn Edda, mijn jongste! Ik heb altijd wel geweten dat zij als eerste van mijn dochters als bruid mijn huis zou verlaten. Als kleuter speelde ze altijd al huismoedertje. En op haar veertiende had ze haar eerste echte vriendje! Jullie mogen best weten dat ik dankbaar ben een man als Fulco tot schoonzoon te krijgen. Het is zo’n betrouwbare knul. Maar dat liedje hebben jullie me al vaker horen zingen. Elien, neem nog een krentenbol, meid! De specialiteit van onze bakker!”
Elien klaagt zoals gewoonlijk een minuut over haar lijn, bekijkt dan het knapperige broodje aan alle kanten, om er uiteindelijk toch haar tanden in te zetten. Zodra ze de eerste hap heeft doorgeslikt komt ze met alweer zo’n geijkte uitspraak: “Nou ja, Klaartje, jij hebt geen klagen. Aan jou is niet te zien dat je midden veertig bent. Als je wat meer je best zou doen, zouden de kerels in rijen van vier achter je aan komen!”
Klaartje lacht hartelijk om die uitspraak. “Daar zit ik niet op te wachten. Nee, ik ben heel tevreden, meiden. Ik had ook liever gehad dat Jan was blijven leven. Hij liet mij met drie meiden achter, ik had amper tijd om te rouwen. Ik heb vaak in wanhoop zijn naam geroepen! Soms wist ik niet hoe ik ze ooit tot fatsoenlijke mensen zou moeten opvoeden. Ach, uiteindelijk is het toch allemaal in orde gekomen. Tegen jullie durf ik het te zeggen: ik ben best trots op de manier waarop ik het in m’n eentje heb gerooid. Alle drie zijn ze goed terechtgekomen. Flinke, hard werkende jonge vrouwen zijn het. Met idealen en principes!”
Elien pikt met een nat gelikte vinger een paar kruimels van haar bordje en kijkt steels naar de overige krentenbollen. “Dat jouw dochters nog meegaan naar de kerk, verbaast me. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?”
Klaartje glimlacht, ze is niet van plan haar ziel en zaligheid bloot te geven. “Het is hun eigen keus. Edda trouwt ook niet voor niets in de kerk!”
Zo is het onderwerp huwelijk opnieuw aan de orde gekomen.
“Alles werkt mee. Het weer is stralend, koud maar zonnig! En dat eind januari. Mijn kleine meid is een bofferd. Als zij en Fulco samen zijn, spat het geluk van hen af. Natuurlijk mis ik mijn Jan op zulke hoogtijdagen. Maar met zoveel voorspoed mag ik toch niet klagen?”
Beide buurvrouwen knikken. Alle twee zijn ze op Klaartje gesteld, soms is er zelfs sprake van rivaliteit, wat Klaartje ontgaat. Ja, over voorspoed heeft Klaartje Enkelaar niet te klagen. Haar man liet haar goed verzorgd achter. De meiden konden prima meekomen op school, en voor de buitenwereld liep alles van een leien dakje. Elien trekt een zuur gezicht. Haar zoon Jens was als kind een lastpak en nu hij volwassen is, is hij het nog. Soms heeft ze medelijden met haar schoondochter, die aan haar man de handen meer dan vol heeft. Ietje is bijna drie maanden zwanger, nu kan ze het wel vertellen, vindt ze. Maar Klaartje is nog niet uitgepraat over de komende bruiloft.
“De ouders van Fulco ken ik amper, Edda trouwens ook niet. Fulco is hier meer geweest dan thuis, in het noorden. Dat komt door hun hobby, de paarden. Fulco rijdt hier graag in de bossen. Bij hen, in het vlakke land, is daar minder gelegenheid voor. Maar ik neem aan dat wanneer Fulco het boerenbedrijf van zijn vader heeft overgenomen, er minder tijd voor dat paardengedoe is. En wie weet is ze gauw zwanger. Ik ben niet van plan een oppas-oma te worden! Als ze groter zijn is een logeerpartijtje leuk, maar voor mij geen luiers en slabbetjes!”
Elien doet haar mond open om het grote nieuws te vertellen, maar Klaartje is haar alweer voor. “Ik kan er zo naar uitzien, eindelijk een leven voor mezelf.” Ze telt af op haar vingers. “Eerst zat je in de kleine kinderen. Toen werden mijn ouders ziek, die van Jan hebben de geboorte van de kinderen niet eens meegemaakt. Ik heb jarenlang tussen twee huishoudens geleefd…Toen ze stierven was er naast het verdriet ook opluchting; ik kon niet meer!”
Nida, de oudste van hen drieën, knikt. “Dat weet ik nog, meid. Je zag eruit als een geest en je voelde je ook nog schuldig. Zo zijn wij vrouwen!”
“Ja, Nida, zo is het inderdaad. Even leek het beter te gaan, maar toen kwam Jan te overlijden. Aan de drie meiden heb ik de handen vol gehad, naast het geluk dat ze me schonken. En nu is mijn taak volbracht. Edda is bijna getrouwd, Lotte is verloofd, en Geeske doet het als studente ook goed. Biologie studeert ze. In de weekends zijn ze bij ma welkom, maar de rest van de week is voor mij!”
Klaartje kijkt de anderen triomfantelijk aan. “Wat ik ga doen? Om te beginnen ga ik mijn volkstuin uitbreiden. Ik ga cursussen volgen, al heb ik nog geen idee welke. Misschien pottenbakken, of ik ga Spaans leren! Vroeger kwamen wij er toch niet toe om iets voor onszelf te doen? Dat gaat veranderen!”
Nida klapt in haar gerimpelde handen. “Als ik zo jong was als jij, dan wist ik het wel. Ha ha, ik ga wel aan de zijlijn staan en je toejuichen!”
Elien is er met haar gedachten maar half bij. Ze wacht een adempauze van Klaartje af en komt dan met haar nieuws. “Ik word over niet al te lange tijd oma. Ietje is drie maanden zwanger. Mijn zoon wordt vader, ik kan het me niet voorstellen!”
Klaartje en Nida feliciteren de oma in spe. Ze vragen of Elien wel omaatje gaat spelen.
“Dat is afwachten. Ietjes ouders zijn een stuk jonger. En dan is mijn ex er ook nog met zijn jonge vrouw…Ik wacht rustig af, maar ik ga wel leuke dingen naaien en breien. Natuurlijk informeer ik eerst wat Ietje leuk vindt.”
Klaartje ziet zichzelf nog niet als oma. “Eerst de bruiloft, morgen. Als die achter de rug is, begint mijn nieuwe leven. Ik ga het huis een beurt geven, er moet een lijst komen van alle achterstallige karweitjes. Edda’s kamer maak ik tot mijn werkkamer, voor mijn toekomstige hobby’s! De tuin rondom het huis pak ik ook aan. De tuin moet er voor mij zijn en niet andersom. Het huis…dito!” Klaartje straalt.
Verbluft zegt Elien tegen Nida: “Ze vindt het echt niet erg dat ze alleen komt te zitten! Nou ja, ze heeft ons ook nog om op terug te vallen. Klaartje, je hebt beloofd ons je nieuwe pakje te laten zien!”
Klaartje belooft dat ze het zo van boven zal halen. “Edda’s kamer is een puinhoop, en temidden van dat alles hangt haar jurk! Ze wil dat ik hem na de bruiloft laat stomen en dan te koop aanbied. Begrijpen jullie die jonge meiden van tegenwoordig? Ik heb de mijne bewaard…”
Elien niet. “Ik heb hem doorgegeven aan een nichtje en die op haar beurt ook weer. En jij, Nida? Wat is er met jouw jurk gebeurd? Hangtie te schimmelen op zolder?”
Nida schudt haar hoofd. “Als mijn man was blijven leven, zouden we nu vijftig jaar getrouwd zijn. En destijds toen wij de sprong waagden, dacht je niet aan zoiets luxueus als een trouwjurk. Ik ben in een grijs mantelpakje naar het stadhuis gewandeld, en later naar de kerk. Niks geen feest, we gingen inwonen bij onze ouders. Nee, dan heeft Edda het heel wat beter!”
“Zeker weten!” zegt Klaartje. Ze staat op om het pakje te halen. Hoog tijd om op te breken, er is nog zoveel te doen!
Het gebeurt niet vaak dat alle drie de dochters tegelijkertijd thuis zijn.
Onder moeders vleugels, zoals Lotte, de oudste, in zulke gevallen opmerkt. Lotte is onderwijzeres, ze heeft vage trouwplannen met Durk Hermes, die eveneens in het onderwijs werkzaam is. Geeske is de meest rustige van het stel, een tegenpool van de bruid.
Voor de feestelijke gelegenheid hebben de zussen zich, evenals Klaartje, in het nieuw gestoken. Klaartje zegt dat ze hun keus bewondert, maar ze laat niet merken dat ze de rokjes te kort vindt. Mode is nu eenmaal mode…
∗
De dag voor de bruiloft verloopt hectisch. Het onderonsje met de beide buurvrouwen blijkt achteraf het enige rustpunt te zijn geweest. Het is een komen en gaan van bloemisten en andere leveranciers. De daggasten zijn thuis genodigd, wat inhoudt dat er voor koffie, thee en lichte kost moet worden gezorgd. Zo kan men in een ontspannen sfeer met elkaar vertrouwd raken. Het is de bedoeling dat men in optocht naar het gemeentehuis gaat.
Edda is de meest nerveuze bruid die Klaartje ooit heeft meegemaakt.
Minstens zes keer belt ze met Fulco. Vriendinnen lopen af en aan. Het is kortom een chaos.
De ouders van Fulco hebben een hotelkamer genomen en vragen of Klaartje en haar gezin willen komen dineren. Fulco, die bij een vriend logeert, heeft dat plan geopperd.
Eigenlijk was Klaartje van plan het een en ander uit de snackbar te laten halen, maar na enig heen-en-weer gepraat en overleg met de dochters stemt ze toe. Per slot van rekening kent ze Fulco’s ouders amper, dit is een uitgelezen gelegenheid om hier verandering in te brengen.
“Zie je het niet meer zitten, mam? Kom op, dan overleggen we wat er nog moet gebeuren. Ik bel Durk, hij wil vast wel helpen. Zoiets ligt hem wel, de haan zijn in het kippenhok!”
Lotte voegt de daad bij het woord. Durk, die bij zijn ouders logeert, belooft meteen te vertrekken. Lotte houdt hem voor dat hij goed uit zijn ogen moet kijken en de dag van morgen moet zien als een generale repetitie voor hen beiden.
“Ga even liggen, mam. Morgen moet je stralen als moeder van de bruid. Je ziet echt pips en bleek om je neus…Nou ja, je bent ook geen twintig meer!” zegt ze liefdevol.
Klaartje hijst zich de trap op en denkt: bedankt…
Een half-uurtje is haar rust gegund, dan stormt een huilende Edda haar slaapkamer binnen. “Mam, o mam…de rok van de jurk is veel te doorzichtig…Ik liet ‘m net aan Mona zien, en toen ze een paar lampen aanklikte, beweerde ze dat de vorm van mijn benen te zien is. En de rest! Waarom hebben jij en dat mens uit de winkel me daar niet op attent gemaakt!”
Klaartje wrijft in haar ogen en richt zich op, steunend op een arm.
Mona duikt achter Edda op en kijkt ernstig. “Je méént het…Ach, lieverd, er worden heus geen schijnwerpers op je rok gezet. Het valt allemaal best mee!”
Edda begint luidkeels te jammeren zoals alleen zij dat kan. Lotte en haar Durk komen op het lawaai af.
“En dat allemaal in mijn kamer!” roept Klaartje uit. “Trek aan die jurk, maar voorzichtig. Wij zullen als jury fungeren! Mona, help haar alsjeblieft!”
Even later is Klaartje alleen. Zuchtend schuift ze uit bed, en fatsoeneert haar haar. Morgenvroeg zal de kapper er iets fraais van maken, zo is afgesproken. Met verkreukelde kleren waggelt ze naar Edda’s kamer, waar alle lampen branden. Opeens is ook Klaartje gealarmeerd.
“Zal ik jou eens wat vertellen, meisje, de onderrok is niet gemaakt van het materiaal dat we hebben afgesproken! Daar heeft niemand tijdens het passen bij stilgestaan. Reken maar dat ik het die dames uit de bruidswinkel onder de neus wrijf. Nu is het te laat om alarm te slaan. Trek maar uit dat ding. Ik heb op zolder nog een paar meter voeringstof liggen. Ooit bedoeld voor…” Ja, waar ook weer voor. Vergeten.
Edda kijkt haar moeder met betraande ogen aan. “En dan, mam? Kun jij echt zo goed naaien dat er niets verkeerds is te zien? Ik weet nog toen ik vroeger op school werd uitgelachen omdat jij zo’n gekke jurk voor mij had genaaid…”
“Jeugdtrauma. Is te behandelen!” zegt Durk opgewekt.
“Ik kan nog wel iets, en zeker een voeringrok maken. Schiet op jullie, allemaal wegwezen. Geeske, snuffel jij even op zolder in de kist met nog te gebruiken stoffen?”
Klaartjes begeerte wordt dikwijls op markten en in stoffenzaken zo sterk, dat ze af en toe een paar metertjes fraaie stof koopt, zonder dat ze er bepaalde plannen mee heeft. Het is allemaal bestemd voor ‘ooit’.
Ze weet opeens ook weer waar de voeringstof voor is gekocht, ze was ooit van plan een paar kussens te maken. Stevige hoezen, waaronder een voering. Het is er nooit van gekomen. Gelukkig maar!
Als de naaimachine op tafel staat en het juiste garen is ingeregen, komt Geeske met de stof aanzetten. “Mam, ik ga vanavond niet mee naar dat diner. Ik ben zo hondsmoe…en morgen wil ik fit zijn!”
“Da’s goed, kind,” reageert haar moeder automatisch. Ze knipt met een schaar in de lucht. Hopelijk lukt het haar de bruid tevreden te stellen. Edda kan soms zo kritisch zijn!
Mona komt binnen met een wolk van tule en kant in haar armen. “Edda is zo van streek…pech hoor! Zou het u wel lukken, mevrouw Enkelaar? Kan ik helpen?”
Klaartje werpt de vriendin van haar dochter een sombere blik toe.
“Vast wel. Samen kunnen we meer. Als jij dat tafelkleed even opvouwt en op de bank legt, dan bekijk ik de vorm van de onderrok. En ach, Mona, wil je me alsjeblieft de kopspelden aangeven? In de kast staat een naaidoos…”
Klaartje meet en meet nogmaals, voor de zekerheid. Af en toe hoort ze van boven een snik komen, het maakt dat ze gaat beven. Ze mompelt voor zich uit: “Als ik dit nu inrimpel…de rok onder de andere onderrok vastzet…” En dan, veel luider opeens: “Stom mens ook!”
Mona staat erbij alsof ze elk moment eerste hulp moet bieden.
Klaartje kijkt op. “Mona, als jij deze jurk nu eens aantrok…binnenstebuiten alsjeblieft. Dan kan ik zien wat ik doe.”
Mona glipt uit haar spijkerbroek en werpt haar sweater van zich af.
Voorzichtig laat Klaartje de japon over haar hoofd glijden. “Goed, hij past niet, je bent zogezegd iets molliger dan de bruid. Maar dat geeft niet.”
Mona kijkt beledigd omlaag, ze zou kunnen aanvoeren dat zij juist op bepaalde plekken beter bedeeld is dan haar vriendin. Maar kom, op een dag als vandaag moet je je weten te beheersen.
“Zo moet het lukken. Alleen de zoom…denk jij dat er een zoom in moet, Mona? Ik bedoel, de stof is zo glad en het komt er toch onder te zitten. Als ik ‘m iets korter maak dan de echte onderrok? O, dat stomme mens ook!”
De telefoon gaat. Klaartje gilt dat ze voor niemand te spreken is. Vanuit de gang roept Lotte dat mam zich niet druk hoeft te maken. “Vrienden en vriendinnen van Edda. Ik sluis ze allemaal naar boven!”
Mona krijgt het benauwd in de stof, die ze omhoog moet houden. Je moet wat voor je vrienden over hebben. “Lukt het, denkt u?” prevelt ze.
“Ja!” juicht Klaartje. “Ik zie opeens hoe ik ‘t het beste kan doen. Je bent een schat, Mona, dat je mij zo helpt. Ik heb nog wit biaisband, daar kan ik de onderkant mee afzetten. Als het genoeg is, tenminste.”
Mona mompelt dat het vast niet nodig is. Waarop Klaartje haar moeizaam uit de vracht stof bevrijdt. “Het komt er toch maar onder,” beweert ze. Klaartje knikt opgewekt.
Mona puft als ze weer in haar ondergoed staat. “Als ik ooit nog eens trouw, kies ik voor een zwart broekpak!” beweert ze met grote stelligheid.
Klaartje schuift achter de naaimachine. “En je aanstaande zeker in een tulen ensemble? Mona…houd jij alsjeblieft de stof vast? Ja zo, anders lukt het me van geen kant!”
Na drie kwartier tobben is het karwei geklaard. “Stom mens!” Klaartje zegt het hartgrondig, het lucht haar op. Van boven komt vrolijk gelach.
“Zeker weten, mevrouw Enkelaar, dat Edda hier later om schatert. Mop van de dag, ja toch?”
“Laten we het hopen!” verzucht de moeder van de bruid en ze verlangt vurig naar de dag na de grote dag. Rust, dan zal ze eindelijk aan haar nieuwe leven kunnen beginnen!
∗
Klaartje heeft die ochtend geen wekker nodig. Ze is na een korte nacht vroeg wakker geworden. Stilte voor de storm, schiet het door haar heen. Er is nog bijna geen verkeer te horen, evenmin hondengeblaf.
De moeder van de bruid, dat is ze vandaag. Geen hoofdrol. Maar toch wel een belangrijke, heeft ze zich laten vertellen. Scherp staat haar eigen bruiloft haar nog voor de geest, als was het in haar geheugen gegrift. Ze was bloednerveus, al dagen van tevoren. Onzeker was ze ook!
En hoe. Ze twijfelde zelfs of ze de juiste man had gekozen. Haar moeder was ‘s-ochtends vroeg al in tranen. Van ontroering, riep ze telkens.
Ja, ook zij trouwde van huis uit. Edda is nog zo jong, ze heeft zelfs nog nooit op zichzelf gewoond.
Klaartje glimlacht. Edda zal een mooie bruid zijn. Ach, eigenlijk is iedere bruid mooi. Misschien zegt Edda achteraf: “Het was de mooiste dag van mijn leven!”
Nou, dat vond zij, Klaartje, dus niet. Hoewel haar huwelijk maar kort had geduurd, kan ze niet anders zeggen dan dat het goed en stabiel was. Moeilijk om zonder man drie meiden groot te brengen, dat wel.
Maar die taak zit er – bijna – op!
Ze laat zich uit bed glijden. Het is verleidelijk om nog even te blijven soezen. Beter van niet! Nu hoeft ze zich niet te haasten. En als ze geen lawaai maakt, blijven de anderen hopelijk nog even waar ze zijn.
Ze sluipt naar de douche, waar ze even geniet van de lauwe stralen en het heerlijk geurende schuim, een cadeautje van Lotte. Als ze bij het afdrogen haar gezicht in de spiegel ziet, schudt ze haar hoofd.
Kijk nou toch, een glimlachende bruidsmoeder. Blij omdat haar kind trouwt? Nee, dankbaar omdat ze eindelijk aan zichzelf kan toekomen.
Zonder de dagelijkse zorgen en zorgjes voor anderen, haar dochters.
Klaartje buigt zich naar de spiegel toe, en knikt bemoedigend. “Je hebt het zo gek nog niet gedaan, Klaar! Ze zijn niet aan de drugs geraakt, houden normen en waarden hoog. Hun geloof is standvastig. Het zijn drie fatsoenlijke vrouwen geworden.” Ja, ze mag best trots zijn. En natuurlijk heel erg dankbaar.
Met trage bewegingen droogt ze zich af, ondertussen blijft ze contact met het gezicht in de spiegel houden. Eigenlijk is ze lang niet onaantrekkelijk. Een doorsneevrouw. Heerlijk toch? Een vrouw zonder verplichtingen.
Klaartje slaakt een diepe zucht van puur plezier. Vandaag zal ze worden geleefd. Maar morgen…niet vergeten een paar gebakjes veilig te stellen. Misschien komen de buurvrouwen nakaarten, maar mocht dat niet het geval zijn, dan geniet ze in haar uppie van al dat heerlijks. En wel in haar dooie eentje! Hoera!
Ze wikkelt de grote handdoek om haar lichaam en sluipt terug naar haar kamer. Een blik tussen de overgordijnen door vertelt haar dat het nog aardedonker is. Maar straks, zo beloofde de weerman gisteravond, straks zal de zon volop schijnen.
Tevreden bekijkt Klaartje haar nieuwe pakje. Nauwelijks had ze in de modezaak haar keuze gemaakt, of het bleek dat er ook nieuwe lingerie moest komen. Voor het eerst in haar leven heeft ze daar een fors bedrag voor neergeteld. Alsof ze er een man mee zou moeten bekoren! “Puur voor mijn eigen genoegen!” fluistert ze. Voorzichtig trekt ze haar panty’s aan. Uit voorzorg heeft ze een paar stel extra aangeschaft, want je zult zien dat ze er nog vóór de huwelijksinzegening een ladder in heeft.
Even aarzelt ze. Wel of niet het pakje aantrekken? Ze zou kunnen wachten tot straks, als er geen huishoudelijk karweitje meer op haar wacht. Ach, wat maakt het ook uit? Ze trekt straks eenvoudig twee schorten aan, een voor en een achter. De schoenen kunnen wachten.
Ze heeft de nieuwe exemplaren dagelijks een uurtje gedragen, om ze in te lopen.
Straks komt de kapster, deze zal niet alleen haar haar doen, maar ook haar gezicht opmaken. Natuurlijk nadat Edda aan de beurt is geweest.
Met een ruk schuift Klaartje de overgordijnen uit elkaar. Heel voorzichtig begint de dageraad achter de huizen aan de overzijde te gloren.
Zonder geluid te maken opent ze beide ramen. De slaapkamerlucht, zoals ze het noemt, moet eruit. Heerlijk, die ijle ochtendlucht!
Het bed wordt vandaag nonchalant opgemaakt. Als ze er vanavond instapt, zullen er veel herinneringen in haar hoofd zijn bij gekomen.
Ze vindt het een vreemd idee.
Even laat Klaartje haar blikken door de kamer glijden. Hier en daar slingert nog wat ondergoed, een kapotte panty. Wat verderop de verpakking ervan. Snel ruimt ze op, stel dat iemand per ongeluk haar kamer binnenstapt. Zo voor het oog moet het netjes zijn, vindt ze.
Met de schoenen in haar ene hand sluipt Klaartje de trap af. Morgen kan ze stampen, als ze zou willen, en zingen.
De brievenbus kleppert. Het ochtendblad wordt dagelijks trouw op dezelfde tijd bezorgd. En nog nooit heeft Klaartje kunnen ontdekken wie de krantenman of -vrouw is. Ze weet alleen dat hij of zij over een krakende fiets beschikt. Dat geluid functioneert als een wekker.
In de keuken knipt ze het licht aan. Op het aanrecht staan nog kopjes en glazen van de vorige avond. Snel ruimt ze de vaatwasser in, terwijl het theewater kookt. Even een moment van rust, van overdenking.
Met een kopje thee voor haar neus komen de gedachten opnieuw vanzelf. Ze sluit haar ogen. Is dit bidden? Nee, zou ze zeggen. Haar bidden is meer een wandelen met de Heer. Vertrouwelijk, zoals je met een vriend omgaat. Gewoon zeggen wat je dwarszit, waar jij je zorgen om maakt. En datgene benoemen waar je juist zo erg blij en dankbaar voor bent. Mooie woorden hoeven van Klaartje Enkelaar niet. Ze gruwt er zelfs van.
Hardop verzucht ze: “Ja Heer, U bent er natuurlijk bij, de hele dag. Dat iedereen die aanwezig is dat moge ervaren! En alstublieft, leg Uw handen om het bruidspaar heen…Mijn taak is af, maar die van U nooit. Dank U daarvoor!”
Ze drinkt haar thee, kalm. Slokje voor slokje.
Vanuit de kamer hoort ze de koekoek slaan. Luid en duidelijk, bijna ordinair is dat geluid. Zeven uur. Nog heel even, dan breekt het kabaal los.
Drie meiden die allen tegelijk het bad in willen, maar natuurlijk de bruid voorrang geven. En ontbijten zullen ze ook, ook al piepen ze nog zo dat ze dat nooit meer doen.
Klaartje besluit de tafel in de kamer feestelijk te dekken. Boterhammetjes roosteren, de lekkere zelfgemaakte jam van de buurvrouw en gekookte eitjes.
Ze rekt zich uit. De dag mag van haar nu echt beginnen. Het werk wacht. Maar eerst moeten de schorten uit de kast! En de krant. Die bewaart ze voor vanavond, als ze helemaal alleen is.