Tien
Zondagochtend.
Nee, Klaartje heeft niemand dwingend verzocht mee te gaan naar de kerk, maar om half-tien staan de drie dochters klaar. Alsof ze mam willen laten voelen dat haar opvoeding ten aanzien van God en gebod nog steeds hun leidraad is. Robbie zegt wel te geloven, maar niet kerks te zijn. Bovendien, stel dat ze een bekende ontmoet? En Leon is lid van een gemeente die in een buurthuis bij elkaar komt.
Naast Lotte wandelt Klaartje de bekende weg. Lotte vertelt hoe ze de rest van de dag denkt in te vullen. Een vriend van Durk is jarig, ze kunnen niet onder een bezoekje uit. Durk is van plan ‘s-avonds naar zijn flatje terug te gaan en Lotte bij haar thuis af te zetten. “Morgenvroeg moet ik op tijd present zijn. Binnenkort is dat gedoe met reizen voorbij!” Klaartjes arm krijgt een kneepje. Ze fluistert in haar moeders oor: “Oma!”
Zoals iedere zondag verheugt Klaartje zich op de preek. Dominee Van Andel is een begaafd spreker, maar dat is niet het enige wat de mensen aantrekt. Zonder omhaal van woorden brengt hij het zuivere evangelie. Hij lardeert zijn preken nooit met mooie verhaaltjes of voorvallen. Hij gebruikt de tijd die hem is gegeven enkel en alleen om het zuivere evangelie te brengen.
Tot Klaartjes teleurstelling blijkt dat vandaag een haar onbekende predikant voorgaat. Ze doet haar best zich te concentreren en na afloop realiseert ze zich eens te meer dat ze boffen met een man als Van Andel. Ze vermoedt dat de laatste onverwachts ziek is geworden, maar even later blijkt dat ze het bij het verkeerde eind heeft. Terug lopend hoort ze haar naam noemen, verrast ontdekt ze Nida. “Zo, ben jij je eigen kerk ontrouw?” plaagt ze en biedt Nida, die niet zo best loopt, een arm aan.
Nida zou graag precies willen weten hoe het komt dat Klaartje haar dochters te logeren heeft, maar ze weet zich te beheersen.
“Jammer dat Van Andel er niet was…hij is vast ziek!” stelt Klaartje vast.
Nida schudt echter haar hoofd. “Ik ben, zoals je weet, voor de uitslag naar het ziekenhuis geweest. Trouwens, mijn bloed was goed, maar ik heb wel medicijnen voor het hart erbij gekregen. Nou, toen ik in de wachtkamer zat, zag ik Van Andel passeren, met zijn vrouw. Tja, dan word je nieuwsgierig en zou je best willen weten wat hen daar brengt. Iemand begon over hen te praten…ik begreep al snel dat er wat aan de hand moest zijn. Of ik het dan niet wist? Nee, vanzelf niet…wat denk je? Mevrouw Van Andel is ernstig ziek. Ze heeft zelfs niet lang meer te leven. Precies weet ik het niet, maar het is een of andere niet te opereren tumor. Ik werd er bang van, dat iets zo snel kan gaan…”
Nida leunt zwaar op Klaartjes arm.
“Ik ben ervan uit mijn doen…weet je het echt zeker, Nida? Op Edda’s bruiloft zag ze er zo goed uit…”
Nida hangt een verhaal op waar Klaartje liever niet naar luistert. Haar gedachten drijven om het predikantenechtpaar. Nu moeten zij, die altijd voor anderen klaarstaan, zelf bemoedigd en gesteund worden.
“Kom je koffiedrinken, Nida?” onderbreekt Klaartje haar woordenstroom.
Nida bedankt. “Jij hebt je huis al vol genoeg, ik kom zoals gewoonlijk woensdagmorgen. Trouwens, je krijgt nog meer gasten!” Ze wijst naar een auto die voor Klaartjes huis stopt. Klaartje voelt dat ze verbleekt.
Fulco.
“Help me, Heer!” Het gebedje schiet door haar hoofd, een noodkreet is het. Nida neemt afscheid en wenst Klaartje veel plezier met het bezoek.
Edda is in langzaam tempo met Geeske teruggewandeld. Edda is bepaald niet op haar achterhoofd gevallen en overtuigd als ze is dat Fulco een poging zal wagen haar mee terug te nemen, zint ze op een manier om hem te ontlopen.
“Daar, Mona! Ik moet even met haar kwebbelen. Zeg maar tegen mam dat ik later thuiskom!”
Geeske haalt haar schouders op. “Je doet maar. Neem je haar in vertrouwen?” Edda hoort haar al niet meer.
Achter haar hoort Geeske een vrolijk liedje fluiten en omkijkend ontdekt ze Leon. Hij remt af. “Kan ik je een lift geven?” Hij zet een voet op de grond en grinnikt onzeker.
Geeske springt handig achterop en grijpt hem bij zijn middel. “Dit is mijn dagelijkse werk, ik bedoel dat achterop springen. Mijn huisgenootje heeft een fiets, die we altijd mee naar boven zeulen. In verband met diefstal!” Geeske is blij dat ze geen stap meer hoeft te zetten. Nu ze het van zichzelf mag toegeven, moet ze bekennen doodmoe te zijn.
“Wat floot jij net voor deuntje?” wil ze weten.
Leon vertelt dat het een voor hem nieuw lied was, dat vanmorgen in de dienst door een koortje ten gehore werd gebracht. “Jullie hebben bezoek!” stelt hij vervolgens vast.
Geeske springt op de grond en roept: “Nu zul je het hebben! Fulco. Daarom wilde mijn gehuwde zus naar haar vriendin! Ik ben benieuwd hoe het gesprek binnen verloopt. Leon, je glipt toch niet naar boven? We kunnen iedere versterking gebruiken!”
Leon schuift zijn fiets tot bij het huis en knikt. Hij doet zijn rugzak af en opent de voordeur. Hij zou zo graag iets vlots tegen Geeske willen zeggen, een opmerking waaraan ze merkt dat hij haar sympathiek vindt. In plaats daarvan zegt hij: “Ga je gang…enne…zoek maar gauw een gemakkelijke stoel op!”
Een kind kan zien dat Geeske moe is.
Vanuit de kamer klinken opgewonden stemmen. Fulco, doorgaans de rust zelve, staat zich op te winden. Geeske grijpt Leon bij een mouw.
“Arme mam…laten we haar snel te hulp schieten. Gelukkig dat Lotte ook thuis is!”
Lotte heeft intussen de sneeuwtaart aangesneden en koffie gezet. “Fulco zal wel zin hebben. Hij heeft zo ver moeten rijden! Waar is ze, ik bedoel Edda?”
Leon opent de kamerdeur voor Lotte en Geeske sist: “Die is ervandoor…naar Mona. De stiekemerd!”
Als ze achter elkaar binnenkomen, zwijgen Klaartje en haar schoonzoon als was het afgesproken. Klaartjes ogen worden donker. “Waar is Edda!” roept ze. Zij en Fulco staan tegenover elkaar.
“Naar Mona. Ik wil haar wel halen. Eerst koffie. Dan loop ik naar het huis van Durks ouders en het moet lukken om haar samen met Durk zover te krijgen dat ze meegaat!”
Leon drukt de geplaagde Fulco de hand, en gaat dan naast Geeske op de bank zitten. Klaartje legt beide handen tegen Fulco’s borst en zegt moederlijk: “Eerst een kop koffie, Fulco. En ontspan je alsjeblieft! Echt, het komt vast wel weer goed. Edda heeft nu eenmaal van die kuren…”
Lotte en Geeske beginnen door elkaar pratend voorbeelden ervan te geven. Alles goed en wel, vindt Fulco, maar ze is nu volwassen. “Ook al gedraagt ze zich niet zo. Ze zegt vreemde dingen. Scheiden…nota bene, we zijn stapelverliefd op elkaar!”
Het heeft weinig zin om een gesprek te voeren zonder die ene hoofdpersoon. Lotte heeft als eerste haar koffie op en loopt meteen naar de hal om haar jas aan te trekken. “Durk is een raspsycholoog. Hij heeft dagelijks met lastige tieners te maken en onze Edda kun je best tot die groep rekenen. Tot zo!”
Klaartje schenkt nog eens koffie in, en zet een stukje sneeuwtaart apart voor Durk. Misschien, hoopt ze, misschien trekt Edda bij als ze haar man ziet. O, laat het toch zo zijn, bidt ze.
Ondertussen wil Geeske weten hoe het erop de boerderij aan toe gaat, wat betreft het vee. Maar al te graag vertelt Fulco over het reilen en zeilen van hun bedrijf. “Edda is, net als ik, gek op paarden. We hebben samen heel wat concoursen bezocht en ik heb ooit aan wedstrijden meegedaan. Bij ons kan ze ook rijden, we hebben zelf paarden. Dus wat dat betreft heeft ze niets te klagen. Alleen is de omgeving er niet zo geschikt voor als hier, jullie hebben de bossen. Maar daar heb ik haar niet over horen klagen…”
Af en toe glipt Klaartje naar de keuken, er zal ondanks de situatie toch gegeten moeten worden. Als ze niet aan Edda en Fulco denkt, staat meteen mevrouw Van Andel weer op haar netvlies geprojecteerd.
Zou de dominee nu zelf de bemoedigingen kunnen aanvaarden die hij anderen bij ziekte en sterven weet te schenken?
Robbie, die zojuist van boven is gekomen, informeert of ze wat aan het eten kan doen. “Alles al klaar? Hm, het ruikt verrukkelijk. Kop op, Klaartje…zal ik me maar weer terugtrekken? Per slot van rekening ben ik geen familie.”
Niet nodig, vindt Klaartje. Leon zit er toch ook bij.
“Ik ben niet graag te veel…” Mompelend loopt Robbie de keuken uit.
Klaartje schuift een heerlijk ruikende rollade terug in de oven en draait de knop naar de laagste stand. Gaar is gaar, het vlees hoeft alleen warm gehouden te worden. Zodra ze gestommel in de hal hoort, reageert ze meteen en ze zucht van opluchting als ze Edda ziet. Vuurrood is haar gezicht, het haar zit wild om haar hoofd. Lotte wisselt een blik van verstandhouding met haar moeder en knikt naar Durk.
Klaartje trekt haar aanstaande schoonzoon aan een arm en fluistert hem een gelukwens in een oor. “Fijn dat je die baan hebt gekregen!”
Durk knikt haar hartelijk toe en grijpt Edda bij een arm. “Gaat het een beetje, mevrouw Braamsma?”
Edda kijkt hem ziedend aan. “Jullie doen alsof ik zes jaar ben!” schiet ze uit.
“Zo gedraag jij je ook.”
Dan is daar de confrontatie. Edda strijdt, eigenzinnigheid vecht met recht.
Fulco strekt zijn armen uit en heeft geen bedenkingen nodig. Nogal ruw sluit hij de tegenstribbelende echtgenote in zijn armen. Iedereen ziet hoe hij zijn mond op die van Edda perst.
Even lijkt het dat Edda toe zal gaan geven. Maar nee, ze duwt haar man met kracht van zich af en verschanst zich achter een eetkamerstoel.
Durk verheft zijn stem en zegt: “Kom mensen, dan trekken wij ons terug uit de arena!”
In de keuken ploft Klaartje moedeloos op een stoel. “Het komt nooit meer goed. Wat vinden jullie, moet Edda vertellen dat…” Ze sluit haar mond met een klap. “Zwanger is!” had ze willen zeggen. Lotte heeft het zelf geraden, maar de anderen weten van niets.
“Ik vind van wel!” zegt Lotte en ze schuift haar verloofde een stuk sneeuwtaart toe. “Dan kan hij haar afwijkende gedrag misschien iets beter plaatsen!”
Geeske trekt haar wenkbrauwen op. “Is er iets dat ik niet weet?” Als ze hoort dat haar zus zwanger is, slaat ze haar handen in elkaar. “Maar dat is toch fantastisch! Een kindje…nou ja, ik neem aan de hormonen door haar lijf gieren!”
Durk kijkt Lotte quasi-verschrikt aan. “Is dat normaal? Staat mij ook zoiets te wachten?” Klaartje haast zich hem gerust te stellen.
“Wees niet bang, hij maakt maar een grapje, mam,” zegt Lotte kalm.
Geeske loopt naar de deur. “Ik ga liggen. Roep me maar als het eten klaar is.”
Mam krijgt haar portie wel, vindt Lotte. Een zieke dochter, een die overstuur en zwanger is. “Maar over mij heb je gelukkig géén zorgen!”
Na een half-uur vindt Durk dat de twee in de kamer genoeg tijd hebben gehad. “Ik neem even poolshoogte.”
Klaartje wringt haar handen ineen en ze moet vechten om de tranen die achter haar ogen branden tegen te houden. Wat zou het goed zijn als Fulco Edda mee terug kon nemen. Even later komt Durk de keuken binnen en grinnikt omdat er een compromis is gesloten. “Kom op, dan laten we ons op de hoogte stellen!”
Meteen na binnenkomst blijkt dat Edda haar geheim prijs heeft gegeven. Fulco is nog beduusd door die mededeling, hij begrijpt dat hij haar nu moet ontzien.
“Wat!” roept Klaartje. “Niks ontzien! Zwangerschap is geen ziekte. Ontzien! Edda is gezond. En de kronkels in haar gedachten hoeven niet ontzien te worden!”
Fulco werpt een verliefde blik op Edda, die met neergeslagen ogen en gevouwen handen zedig zit te zijn. Ze heeft duidelijk een andere koers uitgestippeld.
“Edda wil erg graag nog een tijdje onder moeders vleugels zijn. Zo is het toch, famke? Ze is misselijk…geen eetlust…griezelt van de lucht van vee. En slaperig, dat zei je toch ook?”
Edda knikt braaf. Lotte en haar moeder wisselen een blik van verstandhouding. Misselijk en moe? Daar hebben ze nog niet veel van gemerkt, misschien moet dat nog komen.
“En ik heb gezegd dat ze zich over mij geen zorgen hoeft te maken. Mijn moeder houdt ons boeltje wel schoon en eten doe ik thuis, bij mijn ouders. Zodra Edda het allemaal weer aan kan, kom ik haar halen!”
Klaartje schampert: “Heeft ze je ook verteld over de plannen om van je te scheiden?”
Fulco doet een poging Edda naar zich toe te trekken, maar Edda lijkt wel van hout. “Scheiden. We zijn pas getrouwd! Bovendien ligt scheiden niet in mijn lijn…behalve als je totaal van elkaar vervreemd bent en dat laat ik niet gebeuren!”
“Goed zo!” zegt Klaartje, nog steeds geagiteerd. Ze kijkt de kring rond en deelt mee dat er over een kwartier gegeten kan worden.
Na de thee maakt Fulco aanstalten om te vertrekken, maar eerst belt hij met zijn ouders om ze op de hoogte te brengen dat hij Edda niet meebrengt. “Ze waren teleurgesteld. Maar er is wel begrip, geloof ik!”
Klaartje probeert nog een gesprekje onder vier ogen met haar schoonzoon te hebben, maar het is duidelijk dat Fulco daar niet van is gediend. Het is een zaak tussen hem en Edda. Hij kan het niet verdragen als er schamper over Edda’s emotionele kant wordt gesproken.
Hij heeft haar met hart en ziel lief, ze is voor hem de vrouw door God geschonken. Punt uit!
Edda staat toe dat Fulco uitgebreid afscheid van haar neemt. “Wat voor gevoel is het, zusje, om je eigen man uit te zwaaien!” sart Lotte.
Ze is vanwege de situatie langer thuis gebleven dan ze van plan was, ze kunnen Klaartje toch niet alleen met de problemen laten.
Edda negeert de vraag. Edda is overgevoelig, zeker, maar ook eigenwijs.
Lotte haalt haar weekendtas van boven. “Mam, wij gaan ook, naar een jarige vriend van Durk en dan nog even gedagzeggen bij zijn ouders. Mam, ik bel gauw! En probeer ruimte voor jezelf te scheppen!”
Klaartjes lach klinkt gemaakt. Ze kust Lotte gedag, en denkt: Durk krijgt een flinke vrouw aan haar!
Zodra het gezelschap uiteen is gevallen, zegt Klaartje dat ze een uurtje op bed gaat liggen. Vanwege het mooie weer gaat Leon een tochtje op zijn racefiets maken. “Nieuwe energie voor de komende week opdoen!”
Robbie en Edda hebben het rijk alleen. Aan gespreksstof geen gebrek.
Moedeloos klautert Klaartje naar boven. Ze trekt de overgordijnen dicht, het licht komt nu gefilterd binnen. Het bed is nog onopgemaakt en ze schuift met kleren en al onder het dekbed. Van slapen komt niets, maar eindelijk heeft ze de gelegenheid om na te denken.
Na de avondboterham zoekt Klaartje buurvrouw Elien op, die net haar zoon en kleinzoon uitlaat.
“Leuk je te zien!” zegt Klaartje en ze aait de kleine jongen over zijn bolletje.
“Mama ziek!” zegt hij ernstig.
Samen met Elien wuift ze hen uit.
Elien veegt langs haar ogen. “Ik had toch zo graag dat jochie een weekje gehad, maar letje zegt het kind liever bij zich te hebben en ach, dat begrijp ik best.”
Klaartje steekt een hand onder een arm van Elien. “Loslaten, Elien, dat hadden ze ons meteen moeten vertellen toen we kinderen kregen! Eigenlijk moeten baby’s ter wereld komen met een gebruiksaanwijzing op hun buikje!”
Elien schenkt een glas wijn in. “Om even bij te komen!” verzucht ze, en ze kijkt vertederd naar het plastic boodschappenkrat waar oud speelgoed van haar zoon in zit.
Klaartje vertelt wat de reden van haar komst is, want ze klopt nooit zomaar bij haar buren aan.
“Mevrouw van Andel?” Elien weet er het fijne van en in dramatische bewoordingen doet ze verslag. Er blijkt een groepje vrouwen gevormd te zijn, die om beurten een middag bij de zieke doorbrengen. “Naar haar luisteren, haar iets voorlezen of wat te drinken halen. Als het nodig is een handje uit de mouwen steken, net als mevrouw Van Andel zelf altijd heeft gedaan. Het schijnt dat de dominee er niet best aan toe is!” Ook weet Elien precies hoe de gemoedsstemming van mevrouw Van Andel is. “Momenteel is ze in de fase van aanvaarding, maar af en toe valt ze toch terug in die van verzet. Triest is het, straks is die goeie man alleen. Geen kinderen. Hij heeft, dacht ik, nog wel zijn ouders!”
Dominee van Andel heeft, zo weet men, een moeder die geboren is uit een Surinamer en een Hollandse vrouw. Zijn donkere uiterlijk verraadt dat meteen. Elien kletst maar door. Mevrouw was…Klaartje verbetert haar met: “Is!”
“Gelijk heb je. Mevrouw is jaren ouder dan hij, heb je dat ooit geweten? Ze vertelt iedereen die het horen wil de meest intieme dingen. Ik doe net alsof ik het niet gehoord heb. Of dat van de medicijnen komt? Wat zou jij doen?”
Klaartje haalt haar schouders op. “Meid, geen idee. Pas als het schip met ziekte of ellende jouw haventje aandoet, kun je erover nadenken.”
Zorgen? Die heeft Klaartje genoeg. Vreemd dat ze er niet over peinst die met Elien te delen. Dat Edda zwanger is, verzwijgt ze. En de reden van de logeerpartij gaat niemand iets aan. Zelfs de buurvrouwen niet.
∗
Maandagochtend wordt Klaartje moe wakker. Moe, terwijl ze uren heeft geslapen. Als ze beneden komt, is Leon al naar zijn opleiding en is Robbie in de bijkeuken was aan het uitzoeken. Robbie is opvallend rustig na de climax; de forse ruzie met haar man Sam. En praten over de situatie doet ze minder en minder. Behalve met Edda, weet Klaartje. Ze begroet Klaartje warm, en wijst op de al gezette thee. Klaartje roostert een boterham en vraagt zich af of ze de tafel voor de anderen moet dekken. “Ik breng ze wel wat boven; Geeske is patiënt, Edda is zwanger, en Leon is al weg.”
Of Robbie nog wat gehoord heeft van haar zus?
Robbie sluit het deurtje van de wasmachine en komt bij Klaartje zitten. “Nell heeft me gebeld. Ik heb er nog niet over gesproken omdat jij wel wat anders aan je hoofd hebt. Nelleke is naar Sam geweest…”
Klaartje veert op. “En!”
Robbie haalt moedeloos haar schouders op. “Ze heeft niet verteld waar ik zit. Als ze dat wel had gedaan…ik zou haar nooit meer hebben aangekeken. Maar het bezoek aan Sam had wel zin, hij heeft haar geholpen. Ooit van de gemeentelijke kredietbank gehoord?”
Klaartje knikt.
“Nou ja, ik niet. Die bank helpt je met je budgetbeheer. Er wordt een afbetalingsregeling geregeld, en een schuldsanering…ik hoef me over Nell dus geen zorgen meer te maken. Maar het was allemaal wel mijn schuld en dat voel ik nu pas! Dat stomme geld ook!”
Klaartje knikt. “En jouw Sam maar zwoegen. Robbie, pas op dat je hem niet door je vingers laat glippen. Waarom vraag je hem niet of hij jou ook wil helpen!”
Robbie stottert dat Sam heeft gedreigd haar naar een afkickcentrum te sturen. “Samen met Nell. Nou ja, hij kan zijn schoonzus moeilijk laten opsluiten. En mij krijgt hij niet te pakken!”
“Domoor. Dacht je heus dat Sam jou zou laten opsluiten, alsof dat zomaar kan! Je hebt fouten gemaakt. Nou en? Dat overkomt iedereen.”
Robbie zegt dat ze ernstig na zal denken over Klaartjes advies. “En jij? Wat ga jij doen vandaag? Ik zorg voor de anderen, je kunt gerust naar je tuintje…”
Klaartje glimlacht moe. “Wat kun je lief zijn, Robbie. Ik heb weer het gevoel dat ik van alles en nog wat moet doen…boodschappen, bijvoorbeeld. En Geeske aansporen naar de dokter te gaan. Ik kan hier in huis niet alles op jou afschuiven!”
Daar is Robbie het echter niet mee eens. “Ga nou maar naar je tuintje, het is zulk heerlijk weer! Zet iedereen uit je hoofd!”
Eigenlijk is het een prima idee. Klaartje weet dat als ze niet gaat, Gijsbert al snel op de stoep zal staan. “Ik ga me verkleden en jouw raad opvolgen!”
Even later zit ze op de fiets. Lente, het gaat er nu echt van komen. Genietend kijkt ze om zich heen, tot de toestand van mevrouw Van Andel haar te binnen schiet. Raar is dat, zodra bepaalde gedachten zich in je brein vastzetten, is het afgelopen met het genieten. Schuldig voelt ze zich ook, waarom kan ze niet precies ontdekken.
“Wat kijk jij boos! Je lijkt wel een brok depressie dat uit de lucht is komen vallen!” Opgewekt als altijd begroet Gijsbert haar. Hij zwaait met een arm naar het huisje. “Ik dacht net: als ze niet gauw komt, ga ik een kijkje in de Windmolenstraat nemen! Vertel op, meisje, wat schort eraan?”
Klaartje veegt steels langs haar ogen. “Van alles, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wat was je aan het doen? O, beitsen! Daar heb ik zin in. Wat mooi wordt-ie toch!”
Samen schilderen is gezellig, vinden beiden. Het werk schiet goed op en Gijsbert wijst op de windveren die later een extra beurt moeten hebben. “Die zijn kwetsbaar. Tijd voor pauze!”
In het huisje staan twee wel zeer luxueuze ligstoelen. Op een tafeltje staat een gasstelletje, koffiebenodigdheden en kopjes.
“Wat gezellig, Gijsbert! Je hebt je uitgesloofd. Hoe kom je aan water?”
“O, meegebracht.”
Het is leuk om Gijsbert te zien redderen. Niet lang daarna geurt het naar verse koffie. Aan koek heeft Gijsbert ook gedacht. Klaartje krijgt het gevoel ‘uit’ te zijn. Zo dicht bij huis en toch uit. Haar vermoeidheid en hoofdpijn zakken af. Voorzichtig kiest ze haar woorden als ze vertelt over de afgelopen zondag. Heerlijk is het om iemand te hebben waar je zo vertrouwelijk mee kunt zijn. En uiteindelijk vertelt ze ook over mevrouw Van Andel. “Ze was er altijd voor anderen en opeens is ze zelf afhankelijk. Van anderen. Het leven kan opeens voorbij zijn, Gijsbert. Zo raar is dat!”
Gijsbert laat haar uitpraten, hij begrijpt haar heel goed. “Zo denkt ieder mens op z’n tijd, meisje. Vooral als ziekte dichtbij komt. Een mens is van nature egoïstisch. Je wilt leven en niet denken aan de dood. En nu zou ik een vroom verhaaltje kunnen opdissen, maar dat kun jij zelf ook wel bedenken. Je weet die weg heel goed. Nu moet je nog leren om die kennis toe te passen op je eigen gedachten, op je woorden, op je daden. God wil niet dat we met de dood in de schoenen lopen. Zo wil Hij veel dingen niet, die toch gebeuren; doordat het systeem zijn werk doet, doordat er wetten zijn. Laat je iets vallen, dan ploft het op de aarde. Je hoeft dus niet te bidden: “God, ik doe dit…ik doe dat…zegent u het maar.” We doen er het beste aan uit te zoeken wat Zijn wil met betrekking tot ons leven is. Vergeet niet dat wij als gelovigen hoop hebben! Hoop op een toekomst. Nou? Ziekte blijft ziekte…pijn blijft pijn. Maar je houvast, Jezus Christus, is dichterbij dan we ons realiseren. Ha ha! Dus toch een preek!”
Klaartje klemt het kopje in twee handen. O ja, Gijsbert vertelt niets nieuws, maar toch is ze hem dankbaar voor zijn woorden.
En, eigenlijk per ongeluk, zegt ze: “Ik hou van je…” Ze schrikt ontzettend van die woorden. Gijsbert knikt alsof ze hem niets nieuws vertelt. “Dat is wederzijds, meisje. Wil je nog een kopje koffie?”
In het voorbijgaan legt hij even vaderlijk een hand op haar hoofd.
Klaartje is nog ontdaan van hetgeen ze zojuist gezegd heeft. “Ik bedoelde er niets mee, Gijsbert. Gewoon…het is gezellig samen. Bij jou kan ik mezelf zijn, dat bedoel ik!”
Ze is eruit en Gijsbert knikt. “We werken nog een uurtje, dan pauzeren we. Ik heb slaplanten gekocht. Jij hebt geen belangstelling, neem ik aan!”
O, nu wel!
“Ik heb weer een gezin, Gijsbert. Robbie, mijn dochters en niet te vergeten Leon! Ik kan best eigen gekweekte groenten gebruiken. Bloemen…die kweek ik volgend jaar wel. Enfin, de rozen staan er goed bij. Zouden we ook bessenstruiken kunnen kopen? Aardbeien?”
Klaartje denkt met weemoed aan de boeketten die ze niet zal maken, aan de keuken-frutsels en versieringen. Plannen? Daar begint ze niet meer aan…
∗
Wat breng je mee als attentie voor een vrouw die niet meer lang heeft te leven? Wat zou ze zelf in zo’n situatie acceptabel vinden? Klaartje weet het niet. Traag duwen haar voeten de pedalen van haar fiets rond.
Een bloemetje? Dat brengen waarschijnlijk alle bezoekers mee. Een geurtje? Moeilijk. Iets om te lezen, maar wat? Stel dat je aan een dikke pil begint en niet weet of je ertoe komt hem uit te lezen?
Wacht, ongetwijfeld zal Allard raad weten. Allard betekent voor haar ‘boek’. Natuurlijk, in een boekwinkel is meer te koop dan dat. Maar dit keer wil ze niet dat Allard haar de gang naar de kassa bespaart.
Telkens iets krijgen schept verplichtingen.
Zoals altijd wordt Klaartje door Allard warm begroet. “Ik heb net een molen met nieuwe detectives binnen, een complete reeks. Net iets voor jou, dacht ik!”
Klaartje trekt een zuur gezicht. “Beste Allard, dit mens heeft geen tijd meer om te lezen! Nee, ik kom voor advies!”
Klaartje krijgt weer een vip-behandeling. “Thee. Koffie? Iets fris?” Allard troont haar mee naar het smalle achtertuintje, waar de voorjaarsbloemen in bakken staan te pronken. Er is geen zuchtje wind te bekennen. In een hoekje is een miniatuurvijvertje gecreëerd, waar een fonteintje voor een kalmerend geluid zorgt. En temidden van dat alles staat een comfortabel bankstel. Allard haast zich naar binnen om kussens te halen. Klaartje ziet er moe uit, ze moet zich vooral ontspannen terwijl hij een fles vruchtensap en glazen haalt.
De rust van het tuintje is weldadig, ook al komen van alle kanten gedempte stadsgeluiden aangevoerd. Het zijn de muren, bedenkt Klaartje, die geven het idee van bescherming, veiligheid.
“Je zit daar net alsof je er hoort!” zegt Allard verwonderd en hij zet de glazen op tafel. Zonder morsen schenkt hij ze vol. Sap, boordevol vitamines, beweert hij. Klaartje drinkt gulzig het glas in één keer leeg.
Allard schenkt bij, verheugd dat zijn gast de drank waardeert.
“Vertel op, wat is er mis?”
Klaartje schrikt van die woorden en informeert of ze de indruk maakt dat ze hem uitsluitend opzoekt als ze ergens mee zit.
Allard wuift die woorden weg. “Welnee, maar ik zie aan je gezicht dat er iets is wat je bezighoudt. En ik wil me niet aan je opdringen.”
“Dat doe je niet, je bent een rustpunt in mijn woelige bestaan. Allard, het is uit met mijn grootse plannen. Geen bloemen maar groenten. Nog even, en ik heb alle drie mijn dochters weer thuis wonen. Besef je wat dat betekent? Extra boodschappen. Grotere pannen met eten koken, veel en vaak luisteren naar anderen, raad geven die niet wordt opgevolgd. Voortdurend rekening houden mét, als je begrijpt wat ik bedoel. En ik ben van binnen zo moe. Ik heb echt geen burn-out, zoals dat tegenwoordig genoemd wordt, maar ik ben wel toe aan een eigen leven…Is dat egoïstisch? Natuurlijk zeg jij van niet…”
“Gelijk heb je. Hoewel ik zelf geen kinderen heb, zie ik om me heen dat kinderen nemen. Dat hoort bij het jong zijn, maar men behoort het uiteindelijk af te leren. Dat doen ze ook, maar niet altijd wanneer het om de ouders gaat. Daar mogen ze ‘kind’ zijn en blijven.”
Klaartje schudt haar hoofd. “Gaat niet altijd op. Wat als een ouder ernstig ziek wordt, gaat dementeren? Dan zijn de rollen omgedraaid. Maar in mijn geval lijkt het of je gelijk hebt. Enfin, er komen wel betere tijden. Weet je, ik kan er niets meer bij hebben. Bijvoorbeeld…”
Ze onderbreekt zichzelf. “Steel ik echt geen tijd van je?”
Allard schudt zijn hoofd, hij kan moeilijk toegeven dat hij juist geniet.
“Ga rustig door!”
Klaartje vertelt over mevrouw Van Andel. De schok, zoiets kan jou ook overkomen en wat dan?
Allard onderbreekt haar. “Een mens lijdt dikwijls ‘t meest door ‘t lijden dat hij vréést en…nooit op komt dagen.”
Klaartje kent het maar al te goed. “En als dat lijden je dan toch overkomt, is er kracht naar kruis. Ach, Allard, ik weet het als geen ander. Het lijkt wel of ik in de moederpuberteit zit. Het begin van de overgang, denk ik!”
Allard schatert. Klaartje met haar jeugdige uiterlijk, die zulke kreten slaakt.
“Wat moet je zeggen als je bij iemand als mevrouw Van Andel op bezoek gaat? Geen vrome praatjes, die kent ze uit haar hoofd. Ik dacht: Allard heeft vast wel een boekje dat geschikt is om te geven. Een dagboekje, gedichten?”
Allard, die weet dat hij een plank vol heeft van dat soort uitgaven die grif over de toonbank gaan, schudt zijn hoofd. “Wees wijs, Klaartje. Geef jezelf, dat is meer dan welk cadeautje ook. Zetje tot luisteren. Gewoon: luisteren. Dat is voor veel zieken een geneesmiddel of, in haar geval, een troost die rust geeft. Er voor haar zijn, met hart en ziel. Maar als je wilt heb ik wel een binnenkomertje voor je…een boekje met lieve spreuken die een mens doen glimlachen!”
Klaartje knikt nadenkend. “Je hebt gelijk. Luisteren kan bijna niemand, want luisteren is een stuk meegaan met de ander. Dat bedoel je toch? Bedankt voor dat advies. Enne…dat binnenkomertje koop ik straks ook. Ik wil het niet voor niks hebben!”
Allard beweert dat hij een paar winkeldochters heeft, mooie dingetjes die toch niet worden verkocht.
Na nog een glas van het gezonde sap, staat Klaartje op en beweert dat ze naar lichaam en ziel is verkwikt. Allard neemt de glazen en de nu lege fles meteen mee naar binnen wat Klaartje doet denken: aan zoiets merk je dat je te maken hebt met een man die gewend is voor zichzelf te zorgen.
In de winkel bekijkt ze de aangeboden boekjes. “Een serie. Wil ik allemaal hebben. Enne…die detectives lopen niet weg, is het wel?”
∗
Op weg naar huis bepeinst Klaartje wat ze daar zal aantreffen. In wat voor stemming zou Edda verkeren? Eigenlijk, vindt ze, zou Edda deskundige hulp moeten hebben. Net zoals de zus van Robbie dat heeft voor haar geldtoestanden. Ze hoort Edda al protesteren: ik? Hulp? Ik ben toch niet gestoord?
Met de fiets aan de hand loopt Klaartje achter om het huis en nog voordat ze binnen is, ruikt ze eten. Robbie, begrijpt ze.
“Tadaa!” begroet deze haar zodra ze een voet over de drempel heeft.
“Tafel gedekt, wijntje staat klaar, het eten is in de oven gaar aan het worden. Welkom thuis!”
Edda kust haar moeder ter verwelkoming. “Knap je even op, mam, dan kunnen we aan tafel. En roep je Geeske even? Als ze te moe is, breng ik wel wat naar boven!”
Ik moet me schamen, denkt Klaartje als ze haar gezicht en handen wast. Welke moeder wordt er zo thuis ontvangen? Ze verwisselt haar vuile broek en shirt voor een schoon stel, en kamt haar haar zonder in de spiegel te kijken. Dan gaat ze naar Geeskes kamertje. Daar treft ze ook Leon, hij zit naast haar bed op een stoel met een tijdschrift op schoot.
“Ha mam!” Geeske veert op. Leon bloost.
“Leon vond een artikel over de ziekte van Pfeiffer. Hij heeft het me voorgelezen. Er stonden best positieve dingen in, is het niet, Leon?”
Leuk voor Geeske, vindt Klaartje, dat het klikt tussen haar en Leon.
Geeske is gewend om tussen jongeren te leven, dat zal ze thuis ongetwijfeld missen. Ze knikt Leon hartelijk toe, en deelt mee dat het eten klaar is.
“Ik kom eruit!” roept Geeske.
Leon haast zich naar zijn eigen kamer, terwijl Klaartje naar beneden loopt.
Ze ziet hem voor zich: haar vijand, de negatieve spiraal! Nog even en ze zou zich zonder tegen te werken, hebben laten meezuigen. Want zoiets gaat bijna vanzelf, behalve als je alert bent en je vijand herkent.
Met de ene hand houdt ze zich aan de leuning vast, met de andere tekent ze in de lucht een positieve slinger: de opwaartse spiraal.
Edda, met een schaal in beide handen, blijft in de hal staan en staart omhoog. “Mam, oefen je voor dirigent of probeer je de gang van de eerste lentevlieg te volgen?”
Klaartje lacht onbekommerd.
Ze springt van de laatste trede en zegt: “Misschien wel allebei!”