Vier

Alsof ze in een andere wereld is beland!

Enigszins wanhopig kijkt Klaartje naar de verkoper uit de zaak waar ze dacht ‘even’ een computer te kunnen kopen.

“Neem me niet kwalijk, meneer, het duizelt mij. U strooit met termen die mij volkomen vreemd zijn! Ik heb drie meiden grootgebracht en toen zij vanwege hun opleiding met die dingen te maken kregen, hield ik mij er bewust verre van. Het enige dat ik kan, is typen. Ook al zal ik de snelheid van vroeger wel niet meer hebben! Laten we bij het begin beginnen, u doet alsof u een kind voor u hebt. Of iemand die nogal traag van begrip is…” Ze kijkt de verkoper aan en dan barsten ze gezamenlijk in lachen uit.

“Pardon…traag van begrip zei u? Ik doe de hele tijd niets anders dan me dat te realiseren!” Snel voegt de goedgebekte jongeman eraan toe: “Zoiets durf ik gewoonlijk niet tegen een klant te zeggen. Ik zal mijn best doen. We beginnen opnieuw. U vertelt mij eerst wat u met de computer van plan bent, dan kom ik aan de beurt en toon u wat we zoal op de plank hebben staan…”

Tja, wat wil ze met een computer? Een beetje radeloos wordt ze er wel van. Misschien doet ze er goed aan met slechts wat folders naar huis te gaan. Onder het mom van: ik wil er nog even over nadenken. Wie weet treft ze volgende keer een persoon die nog beter kan uitleggen, die nog geduldiger is.

“Nee maar, daar hebben we de bloemenliefhebster! En, hoe vond u vaders boek?”

Klaartje draait zich, zittend op een kruk, haastig om. De boekhandelaar. Ze straalt hem tegemoet, wat een heerlijke afleiding. De verkoper kijkt geïrriteerd van de een naar de ander.

“Geweldig, alles wat ik wil weten staat er uitgebreid in. Fantastisch. En nu zit ik hier om me te laten voorlichten over de aanschaf van een computer. Deze meneer wordt nog net niet stapeldol van mij!”

Een andere verkoper komt op hen toe gelopen, hij heeft zijn collega even nodig. “Excuseert mevrouw me voor een moment?”

Hij beent weg en Klaartje kreunt: “Zie hem eens opgelucht zijn. Ik geloof dat ik maar stiekem wegglip. Ik weet gewoon niet wat ik moet kiezen. Er is een prijsverschil van heb ik jou daar! En dan te bedenken dat ik zo’n ding alleen maar wil om bij te blijven! Internet, chatten, dingen over de volkstuin opslaan, dat is eigenlijk alles.”

De boekhandelaar trekt een kruk onder een tafel vandaan en knikt Klaartje begrijpend toe. “Ik begrijp u wel, mevrouw. Zal ik advies geven? Het is echt niet zo ingewikkeld als u eigenlijk denkt. Kijk…”

Vijf minuten later vallen eindelijk de muntjes. Klaartje herademt. “U had leraar moeten worden, nu wordt het me duidelijker. Daar hebben we de verkoper weer, doet u alstublieft het woord voor me?”

De boekhandelaar schatert, hij lijkt opeens jaren jonger.

“U bent er uit, geloof ik?” veronderstelt de verkoper.

Klaartje knikt maar van ja. “En u, hebt u achter de coulissen een paar kalmeringstabletten gekomen?”

Nee, nee, mevrouw moet niet denken dat hij niet gewend is met leken om te gaan, zegt de man.

Op slag neemt Klaartje zich voor zo snel mogelijk zich alles wat met ‘dat ding’ te maken heeft eigen te maken. De boekhandelaar wijst een computer aan die volgens hem precies is wat mevrouw zoekt. Het gesprek tussen de twee mannen wordt voor Klaartje te ingewikkeld en ze neemt zich voor meteen te informeren naar een werkboek voor ‘dummy’s’.

Nu wordt het kiezen, er is namelijk een behoorlijk prijsverschil. Bovendien is er een aanbieding. “Zeker dingen die jullie niet kwijt kunnen of die binnenkort vervangen worden door wat nieuws!” zegt Klaartje achterdochtig. “Zo doen jullie dat in de boekwinkel toch ook? De winkeldochters in de opruiming…”

Klaartje rukt aan haar bont bedrukte sjaaltje, een afdankertje van Lotte. “Niet verliezen, mam, het is een merkartikel!” Met als gevolg dat Klaartje het sjaaltje altijd tweemaal vastknoopt.

Warm heeft ze het ervan.

De boekhandelaar – Klaartje denkt niet aan hem als meneer Voordewind – wijst kalm op een exemplaar en zegt: “Die daar is precies geschikt voor mevrouw.” En zich tot Klaartje wendend vervolgt hij: “U zult geen spijt hebben van de aankoop.”

Nee, Klaartje kan zodra ze thuis is nog niet meteen aan het uitproberen.

Er moet nog het een en ander op de computer worden geïnstalleerd.

“Zo gebeurd. Ik wil wel bellen als het gereed is. En als ik u was, zou ik er meteen een duidelijke handleiding bij nemen!”

De boekhandelaar zegt wel iets voor Klaartje te hebben liggen. “Als u zo even met me mee wilt lopen?” zegt hij.

“O graag!” puft Klaartje. Warm heeft ze het. Zou ze vervroegd in de overgang komen? Je weet maar nooit.

De verkoper gaat haar voor naar de kassa. Klaartje volgt hem, terwijl ze in haar tas snuffelt naar de pinpas. Ondertussen zoekt de boekhandelaar uit wat hij moet hebben. Een simpel snoertje, zo op het oog.

Toch ooit eens vragen waar het voor dient, denkt Klaartje.

Ze schrikt even als ze het eindbedrag hoort. De boekhandelaar fluistert in haar oor dat het om een eenmalige aanschaf gaat. Ja ja, dat zeggen ze ook als je een dure wasmachine koopt, tobt ze. Ondertussen kan zo’n ding je zonder waarschuwing in de steek laten. Zo zal het ook wel met computers gaan.

In gezelschap van de boekhandelaar verlaat ze – eindelijk – de winkel.

Buiten is het fris, Klaartje veegt over haar voorhoofd en knoopt het sjaaltje opnieuw vast. “Het was warm daar binnen. Oei, wat was ik blij u te zien, meneer Voordewind!”

Een windvlaag rukt aan Klaartjes sjaaltje en doet de stof van haar jack opbollen. De boekhandelaar lacht geamuseerd. “Voordewind is de naam van de zaak, zo heette de grootvader van mijn vrouw. Mijn naam is…” Hij blijft even staan en maakt een komische buiging. “Mijn naam is Allard Hafkes. Maar u bent niet de enige die me Voordewind noemt!”

Klaartje krijgt, midden op de stoep, een stevige handdruk.

“Dat wist ik echt niet. Ik heet Klaartje Enkelaar. Tjonge, wat was ik u dankbaar!”

Allard Hafkes wijst op een restaurant. Of Klaartje zin heeft een hapje met hem te eten? “Het is vandaag namelijk donderdag, dus koopavond. Nogal uitputtend. Meestal maak ik het me op dit soort dagen gemakkelijk!”

Klaartje doet haar mond al open om te zeggen dat ze onmogelijk kan, als ze beseft dat er thuis niemand op haar wacht. “Nou, graag dan. Mits je me Klaartje noemt!”

Even later zitten ze aan een tafeltje bij het raam. Het is nog rustig, zo tegen twaalven. “Maar niet voor lang!” deelt Allard mee terwijl hij over zijn kalende hoofd strijkt. “Straks komen de kantoorlui, winkelpersoneel en meer van dat soort gasten. Het is hier dan de zoete inval. Wat zullen we bestellen? Een glaasje wijn, ter ere van onze kennismaking?”

Klaartje bestudeert de kleine kaart en vindt al snel iets dat ze lekker vindt. Vreemd dat meneer Voordewind opeens anders blijkt te heten.

“Dat lijkt me heerlijk, Allard. En een glaasje witte wijn zo overdag, is voor mij een feestelijke uitzondering!”

Allard vertelt over zijn zaak. Prima personeel heeft hij. Tot op de dag van vandaag heeft hij zijn zelfstandigheid kunnen behouden. “Daar ben ik trots op. Ik zou niet graag de naam Voordewind van de gevel zien verdwijnen!”

Klaartje ziet de wijn aankomen en knikt begrijpend.

“Twee witte wijn. Hebt u al een keus kunnen maken?”

Even droomt Klaartje weg. Waarom doet ze zoiets niet vaker? Ergens een hapje eten? Ze voelt zich momenteel echt ‘uit’.

Allard heft zijn glas, en brengt een toast uit. Ze klinken. Dan begint Allard weer over de naam Voordewind.

“Het zou ook niet leuk voor uw vrouw zijn als de naam van haar grootvader verdween!” zeg ze meelevend.

Allard draait zijn glas, lijkt dan te verstarren. “Mijn vrouw is overleden. Het ging niet alleen onverwachts, maar ook snel. We hadden geen kinderen, wat rest is de zaak. Tja, dat wordt dan je alles, je partner, je kind. Ik ben gewend aan het feit dat ze er niet meer is, maar het gemis zal altijd blijven. Zo gaan die dingen!”

Klaartje knikt hem warm toe. Ook zij weet wat het is om alleen te zijn, na een periode van een twee-eenheid te zijn geweest. Maar zij is rijk, vergeleken met deze Allard. Ze heeft de drie meiden. Alleen heeft ze zich nooit gevoeld. En geleidelijk aan leert ze ook de goede herinneringen te waarderen.

Verrast kijkt Allard haar aan. “Ook alleen? Wat een toeval. Enfin, laten we het nu over iets anders hebben. Wat doe je zoal met je dagen, zijn er al vast omlijnde plannen voor je tuin?”

Klaartje merkt dat het gemakkelijk praten is tegen deze man. Ze vertelt over haar dochters, haar verlangen eindelijk voor zichzelf te gaan leven. “Later, later zal ik heus wel voor anderen wat willen betekenen. Maar ik moet even bijtanken…geen verplichtingen, begrijp je?”

Allard luistert geboeid. Zo leuk als Klaartje vertelt! Hij ziet de dingen gebeuren. De paniek om een trouwjapon bijvoorbeeld. Hij lacht smakelijk.

De serveerster brengt hun lunch en opeens wordt het ook drukker in het restaurant. De serveersters versnellen hun tempo.

“Ooit aan gedacht een nieuwe relatie aan te gaan, Klaartje?” informeert Allard vrijmoedig.

Klaartje schudt haar hoofd. “Ik geloof niet dat ik daar de moed voor had. En heb…Weet je, vroeger ging het zo vanzelfsprekend. Je werd verliefd, raakte verloofd, daarna werd er getrouwd en je dacht samen stokoud te worden. Toch? Naïef, ik weet het. Als ik mezelf van toen vergelijk met mijn dochters, dan lijkt mijn ik van toen wel een kind. Zij kijken vooruit, plannen hun leven. Ze geven, maar nemen nog méér…Niet dat ik daar wat akeligs mee bedoel, begrijp me goed. Maar de jonge mensen van deze tijd zijn anders dan wij. Zij durven, ik niet meer. Ik vind het al moeilijk om ‘nee’ tegen iemand te zeggen als ze vragen of ik kerken werk wil doen. Maar…ik ben het aan het leren!”

De tijd verstrijkt, de lunch smaakt overheerlijk. Kortom, Klaartje heeft het goede gevoel een vriend gemaakt te hebben. En dat gevoel blijkt wederkerig.

Later lopen ze samen naar de boekwinkel, waar Allard op zoek gaat naar het beloofde boekwerk. Een van de medewerksters schiet hem te hulp. Ze weet ook te vertellen waar en wanneer er cursussen worden gegeven. “Mijn moeder gaat zich ook in het computergebeuren storten, vanwege de e-mail. Haar lievelingszus is in het buitenland gaan wonen, vandaar!”

O, maar dat begrijpt Klaartje volledig. Het behulpzame meisje schrijft plaats en datum van de binnenkort te starten cursus op en overhandigt dit aan Klaartje. “Je bent bedankt, ik zal uitkijken naar je moeder!” belooft ze.

Ondertussen heeft Allard het boek gevonden en pakt het keurig in.

Klaartje loopt al naar de kassa. Maar Allard schudt zijn hoofd. “Dit is een cadeautje ter ere van onze kennismaking!”

Klaartje bloost. En denkt: ik vind je een aardige man! “Ik kom gauw weer eens langs…om te vertellen hoe het allemaal gaat! En reuze bedankt, Allard!”

Ze is nauwelijks thuis of de telefoon laat zich horen. Zoals gewoonlijk snelt Klaartje met de jas nog aan de kamer in en rukt de hoorn van de haak. “Jij, Edda! Wat fijn dat je belt. Hoe gaat het, lieverd? Wanneer reizen jullie af?”

Edda moppert dat ze mam al uren probeert te bereiken. “Je moet een mobieltje nemen, mam! Doe het voor ons. Nu ik het huis uit ben heb je niemand meer die controleert of het wel goed met je gaat!”

Klaartje wil roepen dat ze pas midden veertig is. Ze zwijgt, voor Edda is dertig jaar al oud.

“We checken ons nu in, mam! En we worden gehaald door een vriend van Fulco. Recht toe recht aan naar Friesland. Kom je gauw om alles over de reis te horen? We hebben ik weet niet hoeveel rolletjes volgeschoten! En voor jou heb ik iets leuks gekocht, mam! We bellen wel als we over zijn…dag mam! Tot gauw, en doe iedereen de groeten!”

De verbinding wordt verbroken. “Dag meisje!” zegt Klaartje tegen het zwijgende apparaatje in haar hand. Edda op de terugweg. Even uitrekenen hoe lang ze in de lucht zit…Klaartje huivert. Ze duwt vervelende gedachten weg. Ze mag vergeleken met Allard dan wel rijk zijn, de zorgen die zij heeft blijven hem bespaard. Lang vertoeven haar gedachten niet bij de boekhandelaar. Er is zoveel te doen! Eerst het nummer van de cursus draaien, informatie inwinnen.

Dan wacht haar de administratie. De rekeningen die gemaakt zijn voor het huwelijk, zijn binnen. Over een tijdje, bedenkt Klaartje, kan ze telebankieren. Wat zullen haar dochters opkijken! Meer dan eens heeft ze gemerkt dat de dames zich zorgen maken om hun moeder. Kan ma het allemaal wel alleen aan? Zal ze niet vereenzamen? Klaartje gromt voor zich uit. Ze is onafhankelijk, en zo moet het blijven. O zo.

Elders in het land staat een nerveuze juf tussen haar leerlingen. Ze dicteert langzaam de moeilijke woorden die de kinderen van groep zes in vertwijfeling brengen. Juf lijkt wel een machientje, haar stem klinkt anders dan normaal en wacht eens…ze merkt het niet eens als je afkijkt bij je buurman of buurvrouw!

Lotte sluit even haar ogen. Ze wenst dat ze verlost wordt van haar groep en naar huis kan, waar ze in alle rust zenuwachtig kan zijn. Vandaag nog krijgt ze het telefoontje dat zo belangrijk voor haar is. Stel dat het lukt!

Dan is er ook nog Durk, die gesolliciteerd heeft naar een baan op de scholengemeenschap in hun geboorteplaats. Mocht het allemaal lukken dan komen de trouwplannen steeds nader. Durk wil een huis kopen, maar zij heeft er een hard hoofd in. Het moet ook allemaal kunnen, vindt ze.

“Juf…hij kijkt telkens af! Had-ie het zelf maar moeten leren!”

Met een smak keert Lotte terug in haar klas. “Zo is het!” stemt ze in met de klikspaan. “Volgend woord!”

Het zou zo ideaal zijn. Durk een baan in het vervolgonderwijs, zijzelf lerares in een naburig dorp. Als ze een huis aan de rand van de stad kiezen, kan zij per fiets naar haar werk. Aan kinderen zijn ze nog lang niet toe. Zij, Lotte, is niet zo’n moederlijk type. Edda wel, die zou het liefst een nest vol hebben. Ja, Edda zal een leuke moeder worden. Zijzelf houdt het voorlopig bij de schoolkinderen.

“Laatste zin! Let op, er komen lastige woorden in voor!”

Dan is het eindelijk half-vier.

Het gebruikelijke gedoe. Kinderen tot kalmte manen. Danken voor de dag, naar de gang om de jassen aan te trekken en daar is het meestal dat Lotte het touw laat vieren. De jeugd wil maar één ding: naar buiten. Daar wacht een collega, die controleert of er op het plein gefietst wordt. Is dat het geval, dan ben je er gloeiend bij. Voor het hek is een zebra, wat geen overbodige luxe is.

“Jassen goed dicht, want het is erg koud!” gebiedt Lotte.

Een collega houdt haar aan. Of ze zin heeft om mee te gaan naar de stad? “Ik heb zoveel te kopen voor mijn uitzet…”

Bedankt, maar Lotte heeft andere plannen en zo gauw mogelijk spurt ze naar haar flatje. Straks, dan zal ze het weten!

Op nog een andere lokatie in het land zit een jonge vrouw in elkaar gedoken op haar bed. Moe? Ze is zelfs te moe om te slapen. Was ze nou maar tijdig naar de dokter gegaan. Mam zeurt bij ieder telefoontje of ze al een afspraak heeft gemaakt. Eigenlijk begint Geeske nu zelf ook ongerust te worden.

Ze gaat rechtop zitten en slaat een deken om zich heen. Altijd heeft ze het koud, dat zal wel komen omdat ze nogal mager is geworden. Geen weerstand, beweert een vriendin die medicijnen studeert en al haar bekenden ziet als toekomstige zieken. Ze deelt kwistig allerlei kwalen uit.

Geeske besluit zichzelf een paar dagen vrijaf te geven. Zich ziek melden en dan uiteindelijk een afspraak maken met een arts uit de maatschap waar ze zich heeft laten inschrijven. Wie weet wat ze onder de leden heeft! Opeens slaat de schrik toe. Ongeneeslijk ziek kan ze zijn.

Rest haar een testament te maken voor haar schamele bezittingen en dan naar huis om te sterven…Nee, dat kan ze mam niet aandoen. Ze zal dapper zijn en naar een tehuis gaan.

Misschien is er een kans op herstel, maar wel met enorme gevolgen.

Geeske begint geluidloos te huilen. Hardop huilen heeft geen zin, er is toch niemand die zich om haar bekommert. Ze zou naar huis kunnen bellen. Geen goed idee, mam is toch al zo snel van de kook! Lotte? Ach, die gaat zo op in haar eigen leven. De school, haar verloofde, de trouwplannen. Lotte is lichamelijk sterk. Altijd geweest ook.

En de kleine Edda is onbereikbaar. Niet omdat ze nog op reis is, maar vanwege het feit dat ze getrouwd is en ver weg woont. Hun relatie zal gaandeweg verslappen, jammer is dat.

Even dapper zijn, houdt ze zichzelf voor. Ze moet bellen voor een afspraak, dan kan later niemand haar verwijten dat ze niets heeft ondernomen.

Ze moet wachten, een blikkerige stem vraagt of ze even geduld wil hebben. “U kunt ook op een ander tijdstip nogmaals bellen!” luidt het advies. Maar Geeske blijft wachten.

Ze ziet het voor zich, ondanks dat ze haar ogen heeft gesloten.

Geeske Enkelaar. We mochten slechts tweeëntwintig jaar van haar genieten…

Of nee.

Gezine Klara. Wij zullen haar missen. Ze was een vriendin. Een dochter. Ze was zichzelf. Ze was er voor een ander. Ze was…

Kortom, uniek.

Tranen springen in Geeskes ogen.

“Goedemiddag, met huisartsenpraktijk Zuid. Wat kan ik voor u doen!”

Met een snik in haar stem stamelt ze: “Een afspraak…”

“Edda komt thuis. Natuurlijk, Fulco ook. Het is wennen hoor, een schoonzoon! Maar ik bedoel het niet onhartelijk!” Klaartje kijkt haar beide buurvrouwen met genegenheid aan. “Ze kan…ze kunnen nu ieder moment landen. Dat vliegt maar, die jeugd…Nog koffie, Elien? Nida misschien?”

Natuurlijk, dat is vragen naar de bekende weg.

De vrouwen vragen hoe Klaartje het nieuwe leven bevalt.

“Je hebt, geloof ik, een jong ding als hulp. Had je niet liever een wat rijpere vrouw gehad?” vraagt Elien.

Klaartje rept met geen woord over Robbies achtergrond en zegt dat ze best tevreden is. “Ze wil alleen meer uren werken en ik vind dat niet nodig. Tja…”

Nida snuift. “Ze willen toch allemaal geld, die jonge dingen. Als je ze in de stad ziet scharrelen, doen ze niks anders dan van die gekke kleren kopen. Om de andere winkel is een kledingzaak voor de jeugd. En de ouders maar betalen!”

Hatelijk zegt Elien: “Dat was anders toen jij zestien was, nietwaar Nida? Gun die kinderen toch de onbezorgdheid. Later komen er zorgen genoeg. Niemand wordt bij het uitdelen daarvan overgeslagen.”

Haastig sust Klaartje de gemoederen door over de computercursus te vertellen. “Ik ga er twee keer in de week heen. Ben benieuwd! Trouwens, wisten jullie dat de boekhandelaar Voordewind zelf een andere naam heeft? Ik dacht altijd dat het zijn achternaam was!”

Nida haalt diep adem en dist verhalen uit het verleden op. Ja, ze heeft de beide heren Voordewind gekend. De jonge Voordewind en zijn vrouw kregen slechts één kind. Een dochter, die belangstelling voor de zaak had. Ze trouwde met een aardige man, die deze belangstelling deelde. “Maar toen was die oude heer er allang niet meer. Junior, zal ik maar zeggen, bedong voor de overname dat de naam Voordewind behouden zou blijven, en zo is het gebeurd. Weet je dan niet dat die dochter zo ziek is geweest? Hoe kan zoiets je nou ontgaan? Iedereen sprak erover. Ja, die arme kerel, Hafkes, heeft heel wat te lijden gehad. Zo is het leven!” eindigt Nida somber.

Elien heeft op een pauze gewacht en haast zich over haar zwangere schoondochter te vertellen. “Er is geen betere man dan mijn Jens. Hij is zo goed voor Ietje. Ik zeg altijd: ik leef zo met je mee…Ietje mag best bij mij komen logeren, maar die wil per se naar haar eigen ouders. Mij hoor je daar niet over zeuren, ik zeg altijd maar…”

Klaartje is blij dat de bel gaat. Ze verontschuldigt zich en haast zich naar de deur. Een collecte? Natuurlijk geeft ze. Momentje…de collectante schudt met haar bus, de munten protesteren.

“We zitten te springen om collectanten. Toe, Klaartje, wrijf met de hand over je hart!” smeekt de vage kennis.

“Het spijt me echt. Ik heb me momenteel zoveel op de hals gehaald…ik zou niet weten hoe ik er nog iets bij zou kunnen doen! Hang een briefje op in de supermarkt!” stelt ze voor.

Terug in de keuken spreken de buurvrouwen over de schoonmaak. Of Klaartje er ook al mee is begonnen?

“In gedachten, jazeker!” zegt ze lachend. “Volgende week wordt het groot vuil opgehaald en reken maar dat ze bij mij veel werk hebben de troep in te laden. Oude matrassen, resten van een kast die in elkaar stortte toen we hem wilden verplaatsen en nog veel meer!”

Nida knikt. Zelf heeft ze niet zoveel meer weg te gooien. Dat station is ze al zo lang geleden gepasseerd. Wat haar nog rest, zijn de noodzakelijke spullen. En enkele zaken die alleen voor haar waarde hebben.

Elien kwettert door: “Zij moet nodig ruimen. Te lang heeft ze spullen bewaard, want stel dat haar ex nog wat nodig had. Nou is het genoeg, vind ik.”

Klaartje denkt: als ik nou eens ging verhuizen…een vrijstaand huis, buren op behoorlijke afstand. Zou ze Nida en Elien missen? Ja toch, het is ook in deze relatie geven en nemen.

Het gesprek eindigt waar het begon: bij de thuiskomst van het jonge paar.

Na een rustige vlucht landen ze op vaderlandse bodem. Ze rillen van de kou, want o, wat een temperatuurverschil! Beiden zijn over hun slaap heen, maar moe zijn ze wel. De begroeting van de vriend die hen ophaalt, is hartelijk. En eindelijk is het moment daar dat ze in diens wagen kunnen stappen.

De vriend zegt dat hij voor chauffeur zal spelen. Het stel moet achterin zitten, het laatste stukje huwelijksreis bewust genieten. Ze leunen tegen elkaar aan, de een is de ander zo na komen te staan in deze dagen van innig samenzijn.

“Nu begint het nieuwe leven pas echt, famke! Het zal wennen voor je zijn, maar ik ben er altijd voor jou!”

Edda legt haar hoofd tegen de brede schouder van haar man. Wat houdt ze van hem! Deze man die ze liefheeft, zou ze tot aan het einde van de wereld volgen. Als het moest. Gelukkig is Friesland niet het einde van de wereld. Om hen heen is het duister van de nacht. De motor zoemt regelmatig, een ontspannend geluid. De twee geliefden sukkelen in een lichte slaap terwijl de auto kilometer na kilometer de weg lijkt te verslinden.