Twee
“Echt, mevrouw Enkelaar, iedere bruid is nerveus op haar grote dag! Ik handel het boven wel af, maakt u zich maar geen zorgen. Naar mij luistert ze wel!”
Klaartje kijkt de beste vriendin van Edda wanhopig aan. “Zou je echt denken dat ze voor rede vatbaar is? Ze lijkt wel een puber.”
Mona schatert. Ze weet nog opperbest hoe Edda zich als puber gedroeg. Net als zijzelf, trouwens. Eigenlijk ligt die tijd niet eens zo heel ver achter hen. “Ik beloof u dat er straks een stralende bruid de trap afdaalt. Zorgt u nou maar voor de gasten!”
De beide andere dochters, Lotte en Geeske, hebben zoals ze het zelf noemen keukendienst. Ze hebben de grootste schorten van hun moeder uit de kast gehaald opdat hun feestkleding onbesmet blijft.
Waar maar een geschikt plekje is in huis, staan bloemen. Jammer dat de bruid er niet veel aan zal hebben, peinst Klaartje. Het jonge paar gaat vrijwel meteen op huwelijksreis. Ze zal de kaartjes van de boeketten halen en ze later aan hen overhandigen. Gelijk met de vaste planten, want daarvoor zal Edda vast wel ruimte hebben.
Vanuit de keuken klinkt vrolijk gelach. Natuurlijk, de buurvrouwen.
Klaartje zucht en ze vraagt zich af of ze in feite wel iets nuttigs kunnen doen. Misschien zijn ze in staat om haar, de moeder van de bruid, te kalmeren?
Beiden hebben hun beste kledij uit de kast gehaald. In het felle ochtendlicht ziet Nida Dijkman er teer uit, denkt Klaartje geschrokken.
Vreemd dat haar dat nu juist opvalt. Elien is het tegenovergestelde, één brok gezondheid. Dat ze nogal mollig is doet niets aan haar charme af.
Klaartje begroet hen zenuwachtig. “De meiden doen het keukenwerk…ik zit te wachten op de ouders van Fulco. Het is zo raar…Gisteren was ik nog vol goede moed, maar nu zie ik opeens overal spoken. Wacht…” onderbreekt ze zichzelf. “Ik moet even de voordeur openen. De vriend van Lotte komt eraan, hij fungeert als ceremoniemeester. Hij is leraar, weten jullie wel? Hij is een kei in organiseren, heb ik me laten vertellen.” Ze steekt een hoofd om de hoek van de deur en als ze ziet dat Lotte al naar de deur snelt, trekt ze zich terug.
Nida Dijkman legt een hand op Klaartjes schouder. “Kalmeer nu, Klaartje. Alles komt goed, dat weet ik zeker. Je moet je niet zo druk maken! Zeg maar wat wij kunnen doen…”
Geeske komt binnen en wenkt de beide vrouwen. “De kopjes moeten naar de kamer, als jullie dat willen doen? En mam…het gaat goed, daarboven! Mona en ons zusje hebben de slappe lach!”
De bel gaat, wat Klaartje naar de voordeur doet rennen. De ouders van Fulco.
“Welkom!” Klaartje lacht hen toe. Haastig vergelijkt ze haar pakje met dat wat Tjitske Braamsma draagt. Gelukkig, ze hoeft niet voor de ander onder te doen. Even benijdt ze deze Tjitske, die vertrouwelijk hand in hand met haar man voor haar staat. Jan…op zulke momenten voelt ze zich toch wel alleen.
“Alles goed?” informeert Tjitske hartelijk. “Ook zo zenuwachtig? Mijn man lacht me uit, maar bij mij gieren de zenuwen door mijn lijf!” Ze zoent Klaartje op beide wangen.
Fokke Braamsma volgt haar voorbeeld. “Zo, straks zijn we familie!”
Edda krijgt jonge schoonouders, beseft Klaartje opeens. Het zal nog lang duren voordat Fulco het bedrijf alleen moet leiden. Enfin, dat is haar probleem niet.
Tjitske babbelt er vrolijk op los. Dat het zo’n mooie dag is, ook al is het fris. En of Klaartje haar jongste erg zal missen?
“Ja en nee!” bekent Klaartje. “Onze Edda zorgde altijd voor veel vertier in huis. Ze bracht vaak vrienden en vriendinnen mee, dat was erg gezellig en dat zal ik best missen. Maar aan de andere kant…” Ze vindt het niet nodig haar hart voor de twee Friezen uit te storten. Ze hangt hun jassen op en gaat hen voor naar de kamer.
Tjitske vindt meteen aansluiting bij Elien, die belangstellend naar het wel en wee van een boerenbedrijf informeert.
Geeske eist Klaartjes aandacht op. “Mam, of je even boven wilt komen. Verzoek van de bruid!”
In de keuken staan Lotte en haar vriend tegen elkaar geleund, terwijl ze af en toe met een vinger door een kan met opgeklopte slagroom gaan. Ze likken elkaars vingers af, wat Klaartje doet uitroepen: “Stop daarmee…hebben jullie niets anders te doen!”
Durk kijkt zijn aanstaande schoonmoeder stralend aan. “Jawel, mammie. Dit bijvoorbeeld…je dochter is om op te vreten, zo mooi ziet ze eruit…”
Hij kust Lotte onstuimig wat Geeske doet verzuchten: “Verliefde mensen zijn vreselijk, niet om te genieten. Kom op, mam, de bruid wacht!”
Daar staat ze dan, in de kamer waar ze vanaf haar geboorte heeft geslapen, gespeeld en geleerd. Klaartje slikt haar ontroering weg. Wat is ze prachtig, haar eigen Edda. Glanzende ogen, die vol verwachting rondkijken. Ja, Mona heeft een wonder verricht.
Stilletjes verlaat deze trouwe vriendin de kamer en haast zich naar beneden. Moeder en dochter willen vast even alleen zijn, veronderstelt ze.
En dat is ook zo.
“Meisje dan toch…je bent een plaatje. Ik weet het, ‘t klinkt afgezaagd. Maar iets beters schiet me niet te binnen. Alleen je haar nog…de kapster zal zo wel komen. Ben je nerveus?”
Edda knikt. “Zijn Fulco’s ouders er al, mam? Ik vind het zo raar om ze heit en mem te noemen…Fulco zegt dat ze dit echt van me verwachten. Ik heb al hardop zitten oefenen…o mam…ik zal jou zo missen!”
Bruidstranen. Voorzichtig dept Klaartje de roze wangen van Edda.
“Wacht jij maar eens af…straks vult Fulco jouw leven. Alles zal anders voor je worden…maar wat er ook gebeurt, ik blijf wie ik ben, je moeder!”
Edda slaat haar armen om Klaartjes hals. “Vanzelfsprekend. Een moeder kun je immers niet ontslaan, ik ben uit jou voortgekomen…Maar ik zal jullie en dit alles – gewoon, ik bedoel dit: thuis – ik zal dat zo missen!”
“Dat betwijfel ik, lieverd. Echt, straks, als je druk bent met je eigen bedoeninkje, heb je geen tijd voor heimwee. Je doet alsof je op de maan gaat wonen. Maar eerst is er de huwelijksreis! Fantastisch toch! Je vader en ik gingen niet verder dan…”
Edda vult aan: “Naar het drielandenpunt! Tja, misschien gaan onze kinderen later wel de ruimte in op huwelijksreis. Maar mam, nu even serieus…Het klinkt zo raar als ik het zeg, maar ik doe het toch. Je bent de liefste moeder die er is, en ik wil je bedanken voor alles wat je voor mij hebt gedaan…Ik was vaak lastig, niet? En op jou kan ik altijd terugvallen, ja toch!”
Klaartje maakt Edda’s armen rond haar hals los. “Altijd!” zegt ze op vaste toon.
Een tik op de kamerdeur. De kapster dient zich aan. “Wat een verschil, Klaartje, je dochter als bruid of gekleed in spijkerbroek en dito jackje!”
Klaartje doet een paar passen achteruit. “Gelijk heb je. Voor één dag ben je prinses, de volgende dag bij wijze van spreken weer je eigen werkster!”
Edda trekt een mal gezicht. “De volgende dag, mam, ben ik op reis. Voor mij geen dweil, maar een paspoort!”
Edda’s kort geknipte haar, roodbruin gekleurd, valt vanzelf soepel om haar hoofd. De kapster hoeft er niet veel aan te doen. Het plaatsen van de sluier is haar voornaamste taak. “Degene die je heeft opgemaakt, krijgt van mij een compliment. Ik zal alleen je oogschaduw wat bijwerken. Niet te veel huilen vandaag, Edda. De tranen bewaar je maar voor morgen…of vannacht!”
Edda kijkt via de spiegel haar kapster olijk aan. “Fulco houdt niet van huilende vrouwen. Ik zal mijn best doen droog te blijven.”
Met een snelheid die op ervaring duidt, spelt de kapster fijne takjes gipskruid om de rand van de sluier. “Beeldig, nietwaar, Klaartje? Ik doe er verder niets meer aan. Je ziet er fantastisch uit!”
De deur kiert open, Durk gluurt onbeschaamd om een hoekje ervan.
“Opdracht van mijn verloofde: Edda moet gekiekt terwijl ze gekapt wordt! Blijf zitten, Edda. Ik moet ook nog de videocamera hanteren, weet je!”
Edda grinnikt maar wat. Hetgeen ze nu gaat uitkramen, wordt vastgelegd, dus even goed nadenken!
De kapster frunnikt voor de show aan de bloemetjes, en vraagt dan: “Zo goed?” Ze slaat een hand voor de mond, als ze bedenkt dat de videocamera die woorden heeft vastgelegd.
“Roep even voordatje de trap afdaalt, schoonzusje.”
“En dat gaat de hele dag zo door!” kreunt Edda.
Ze gaat staan, Klaartje neemt haar plaats in. Met de kapster heeft ze afgesproken dat haar halflange haar voor deze dag zal worden opgestoken. “Het maakt je ouder, mam. Geeft niet, alle ogen zijn toch op mij gericht!”
Ouder of niet, Klaartje is er dik tevreden mee. “Vraag beneden om een kopje koffie!” adviseert ze de kapster, nadat deze haar spulletjes heeft verzameld.
“Bedankt, ik moet er snel vandoor. We hebben vandaag veel afspraken. Ik wens jullie een fijne en onvergetelijke dag. Geniet ervan, Edda!”
Moeder en dochter zijn weer alleen.
“Nu gaat het beginnen, Edda. Ik ga naar beneden en kondig je komst aan. Je schoonouders staan te popelen om je in je jurk te zien. En als ik jou was, zou ik vragen of ik ze bij hun voornaam mocht noemen. Dat gebeurt tegenwoordig zo vaak!”
Klaartje merkt dat haar dochter een nieuw onderwerp wil aansnijden.
Geen tijd voor. Edda verkeert duidelijk in een sentimentele bui. Logisch, vindt Klaartje. Ze kust de bruid op een wang. “Tot zo!”
In de tussentijd zijn de laatste gasten gearriveerd. Klaartje neemt de tijd hen te begroeten.
Een zus van haar overleden man jubelt: “Jij blijft wie je bent, Klaartje. Je ziet er geen dag ouder uit dan tien jaar geleden! Hoe doe je dat toch? Maar over Geeske maak ik me ongerust, die ziet eruit alsof ze griep onder de leden heeft. Ze is toch niet zwanger?”
Dit alles wordt nu niet bepaald op een discrete manier gezegd. Bij Klaartje slaan de vlammen uit. “Ben jij nou mal! Geeske nog wel…dat kind studeert te hard. Tentamens…ze is nogal serieus, net zoals Jan was. Trouwens…fijn dat je er bent.”
Dan zegt Klaartje met stemverheffing: “Lieve mensen, daar komt de bruid!”
In de hal vormt men als vanzelf een erehaag. Iemand begint te klappen, het wordt door de anderen overgenomen. Een stuk van de witte zoom komt in zicht. Klaartje zucht tevreden omdat er niets van de nieuwe voering is te zien.
“Goed hè!” fluistert Edda’s vriendin in haar oor.
Een zwierende rok, en daar is ze dan, Edda de bruid. Complimenten en gejuich, Edda krijgt het er warm van.
Tjitske opent haar armen. “Wat krijgen wij een prachtige schoondochter!”
Ze omhelst Edda zodanig dat Mona uitroept: “Voorzichtig, mevrouw, ze is niet alleen breekbaar, maar ook de jurk is niet van spijkergoed gemaakt!” Haastig trekt Tjitske zich terug.
“Geeft niet…” stelt Edda haar gerust. “Dit soort jurken is erop gemaakt dat ze tegen veel omhelzingen en knuffels kunnen!”
Terug naar de gezellige woonkamer, waar nogmaals koffie wordt geserveerd, ditmaal met gebak. Edda hapt gretig in een slagroomtaartje, terwijl Mona klaarstaat met tissues.
“Daar is onze jongen!” jubelt Tjitske, die op de uitkijk heeft gestaan.
Haar gemoed schiet vol. Jongen, zei ze, maar het is een man die uit de auto stapt en kalm – althans uiterlijk – op de voordeur af loopt. In zijn ene hand heeft hij een beeldig boeket. Edda slaakt een kreetje, Durk haast zich met de filmcamera langs haar heen, en duwt het fototoestel in de hand van zijn verloofde, Lotte. Ondertussen arriveert ook de fotograaf, die achter de bruidegom aan is gereden.
Edda wil naar buiten stormen, maar het protocol schrijft wat anders voor. Als was het afgesproken, zwijgen de gasten op slag. Het geluid van de bel doorbreekt de stilte, opeens kwebbelt iedereen zonder te luisteren naar wat anderen zeggen.
“Je mag komen!” roept Lotte. Meer aansporing heeft Edda niet nodig.
De gasten blijven bescheiden op de achtergrond terwijl Edda de deur opent. Wat Fulco in haar oor fluistert, blijft voor allen geheim.
“Voorzichtig!” roept Klaartje als de omhelzing te heftig uitvalt. Een van de mannelijke gasten – een kennis van de bruidegom – maakt een minder fatsoenlijke opmerking, die Klaartje geërgerd doet omzien.
Edda duwt haar neus in het boeket en bewondert de combinatie, waarop Fulco trots zegt dat hij het zelf uitgezocht heeft. “En denk nou niet dat het nagemaakt is van een plaatje uit een boek!”
Er wordt gelachen, het moment van ontroering is voorbij.
Fulco beweert trek te hebben. “Ontbijt dan ook beter, jongen!” moppert zijn moeder. Gelukkig is de feestelijke voorraad voedsel nog niet uitgeput.
Klaartjes buurvrouwen komen bij haar staan. Ze informeren of ze het allemaal aankan. Kunnen ze iets voor haar doen? Klaartje schudt haar hoofd. Alles gaat naar wens. Ze kijkt op haar horloge. Bijna tijd om te vertrekken.
Lotte en Durk zijn naar buiten gelopen, om aan iedere auto-antenne een strikje te binden.
“Wat is dat toch een leuk stel, Klaartje!” Buurvrouw Nida Dijkman legt een gerimpelde hand op die van Klaartje.
Klaartje wil zeggen: “Maar Edda en Fulco ook!” Ze knikt echter zwijgend.
“Ik mag hopen dat ze een beetje in de buurt komen wonen wanneer ze getrouwd zijn. Niet dat ik ze zou claimen…”
Nida glimlacht. “Nee, jij zou dat niet doen…je bent immers op je nieuw verworven vrijheid gesteld!” Ze fluistert het in Klaartjes oor en samen delen ze hun binnenpretje.
Durk komt de kamer in, en klapt in zijn handen om de aandacht te trekken. “Het is tijd, lieve mensen! Over een half-uurtje moeten we in het gemeentehuis zijn!”
Edda roept opeens in paniek uit: “Help! Ik moet naar de wc…Mona, help me alsjeblieft!”
Tien minuten later rijdt de stoet langzaam de straat uit, terwijl her en der buurtbewoners op de stoep staan te kijken. Sommige van hen hebben Edda nog als baby gekend.
“Nu weet ik hoe een koningin zich voelt, Fulco. Zou iets als dit ooit wennen? Alle ogen zijn op jou gericht, er wordt op je gelet…Hu, voor één dag is het leuk, maar voor altijd…je leven lang! Ik moet er niet aan denken!”
Fulco verschuift zijn corsage. Dat ding bungelt raar omlaag, vindt hij.
“Nee, dan jij. Niks geen koningin, jij trouwt met een degelijke Friese veehouder!”
De rest van de route leggen ze zwijgend af. Nog even, dan zijn ze voor de wet man en vrouw.
De plechtigheid in het gemeentehuis is voor de dienstdoende wethouder duidelijk een routineklus. Erg inspirerend is het niet, pas als het bruidspaar verzocht wordt te gaan staan, is er sprake van een hoogtepunt.
Hun “Ja!” klinkt luid en duidelijk.
Klaartje hoort naast zich Tjitske snikken, ze ziet de hand van Fokke in haar richting schuiven. Handen die elkaar als vanzelf vinden. Even is Klaartje jaloers. Niet dat ze graag een relatie zou willen, nu niet meer. Het gaat om het feit dat ze Jan nu mist. De vader van de bruid.
“U mag het bruidspaar gelukwensen!” Aan die oproep wordt meteen gehoor gegeven. Maar de oma van Fulco zegt in het Fries dat zij wacht tot na de kerkelijke inzegening en voor de zekerheid herhaalt ze haar woorden in het Hollands.
“Ach mijn kind…” Klaartje sluit Edda in haar armen.
“Mama…ben je blij voor mij?”
Klaartje knikt. En of ze blij is. Deze nogal onrustige dochter heeft haar bestemming gevonden. Ze kan zich geen betere schoonzoon wensen dan Fulco.
Buiten wacht hun alweer een groep mensen, de meesten zijn echter passanten. Niet lang daarna, voor het kerkgebouw, staat een groep invalide kinderen met hun begeleiders. Een paar keer in de week is Edda behulpzaam geweest bij het paardrijden van deze kinderen. Een hele bijzondere ervaring voor hen die niet kunnen lopen. Voor de ernstige gevallen zijn er creatieve oplossingen bedacht, zoals een hangmat tussen twee zeer makke paarden in; een kind kan er veilig in vervoerd worden. Op juf Edda zijn allen gesteld, zowel de leiders en de leidsters als de kinderen. Edda wuift enthousiast. Dan heft ze haar hoofd op, want daar, om de toren, vliegen duiven. Ze laten zich niet afschrikken door het luide gebeier. “Hoor je dat, Fulco? Het is of de klokken zeggen: Edda trouwt…trouwt…trouwt…met Fulco, met Fulco…Ik bedoel: als je luistert naar het ritme!”
Fulco kijkt vertederd naar zijn gevoelige vrouw. “Ik hoor het!” jokt de nuchtere Fries.
Binnen wordt iedereen begroet door de jubelklanken van het pas gerestaureerde orgel. Steels kijkt Edda omhoog. De organist was ooit haar vriendje, de allereerste.
“Je loopt te hard!” fluistert de bruid dan haar kersverse man in het oor.
“Je loopt niet achter de ploeg!”
Waarop Fulco verontwaardigd zegt: “Ik loop nooit achter een ploeg, nooit gedaan ook. Wij hebben trekkers voor dat soort werk, suffie!”
Edda knikt naar rechts en dan naar links. Zouden koninginnen en hun gevolg tijdens plechtigheden ook zulke rare gesprekken voeren?
Er wordt hun gewezen waar ze mogen plaatsnemen. Aan de ene kant Fulco’s ouders, aan de andere kant mam, helemaal alleen. Het knijpt in Edda’s hart. Ze weet zeker dat mam nu aan haar jong overleden echtgenoot denkt. Ze heeft bewondering voor haar moeder, eigenlijk moet ze dat vaker laten merken. Mam heeft het niet gemakkelijk gehad. Zij, Edda, was jarenlang een lastpak met een eigen willetje. En dan Geeske, die al enkele keren van studierichting is veranderd!
Niet huilen, heeft de kapster gezegd en moedig neemt Edda zich voor om dat advies ter harte te nemen!
“Een prachtige dienst!” wordt er na afloop op het kerkplein gejubeld.
Opnieuw wordt er gefeliciteerd, terwijl de gasten zich langzaam naar hun auto’s begeven. “En wat een stralend weer is het toch, een cadeautje uit de hemel!” roept iemand.
Edda is nog onder de indruk van de preek. Je zult maar een predikant hebben die eigenlijk geen papiertje nodig heeft. Een paar steekwoorden misschien. Ja, hij wist het allemaal goed te brengen. Liefde is het grootste gebod. God is liefde, hoe ook de wereld ten onder lijkt te gaan. Fulco heeft de trouwbijbel onder zijn arm en, zo weet Edda, het huwelijksboekje in de binnenzak van zijn colbert.
De stralen van de zon doen het haantje op de toren blikkeren, opnieuw klokgelui. Iemand voert hen met zachte hand richting auto. Als men wil feliciteren, is men op de receptie welkom.
“Ik verkreukel al aardig!” klaagt Edda als ze in de wachtende auto wordt geholpen.
Fulco lacht haar uit. “Nergens een plooi te zien, of het zouden die ouderdomsgroeven om je mond en je ogen moeten zijn…de frons in je voorhoofd!”
Edda steekt haar tong uit. Fulco grijpt haar beet en kust haar tot ze allebei buiten adem zijn. “Nu heeft mevrouw Braamsma geen lippenstift meer nodig!” plaagt Fulco.
“Jij ook niet!” kaatst de bruid terug.
Dan arriveren ze bij de volgende lokatie. Het veel geroemde restaurant, ooit een korenmolen. Overal zijn nog herinneringen uit die tijd te vinden. Enorme molenstenen bijvoorbeeld liggen nu voor sier op het erf. En binnen is een fotogalerij waarop beelden van weleer te zien zijn.
Mona trekt Edda mee naar de wc’s. “Jij moet hier en daar bijgewerkt worden. Mevrouw Braamsma, zul je ooit aan een andere achternaam wennen? Als ik nog eens trouw, houd ik mijn eigen vertrouwde achternaam!”
Tijdens de lunch is de sfeer optimaal, gezellig en intiem. Edda voelt zich tot rust komen. Straks de receptie, ze is zo benieuwd wie er allemaal aan de uitnodiging gehoor zullen geven! Nog meer bloemen en cadeaus. Tjonge, een koningin heeft het zo slecht nog niet. Maar wat als je alles hebt en er niets meer te geven valt? Rare gedachten kun je als bruid toch hebben!
Klaartje kijkt tevreden. Tot nu toe verloopt alles prima. En wat is ze de dominee dankbaar voor de manier waarop hij de jonge mensen wist te boeien! Straks, als hij en zijn vrouw de receptie bezoeken, moet ze niet vergeten haar vreugde daarover uit te spreken.
Buurvrouw Elien Ewijck tikt Klaartje op een schouder, deze schrikt op uit haar dromerijen. “Ik breng Nida naar huis, het wordt allemaal te druk voor haar!”
Ongerust draait Klaartje zich op haar stoel om. “Er is toch niets mis, Nida? Eerlijk zeggen, hoor!”
Nida glimlacht, wat Klaartje als altijd doet denken: wat heeft ze een lief gezicht als ze zo kijkt. De ouderdom siert Nida. Ze is mild, vergevingsgezind en zachtmoedig. Even klemmen hun handen zich aan elkaar vast. Nida stelt haar jongere buurvrouw gerust.
“Ik ben toe aan mijn middagdutje. Het gaat goed met mij, maar ik ken mijn grenzen, Klaartje! Als ik langer blijf, moet ik dat morgen en daarna bezuren. Ik zeg het mooie paar gedag en dan brengt Elien me naar huis.”
Klaartje knikt. Ze neemt zich voor zo snel mogelijk een bezoekje bij Nida af te leggen, zonder de dominerende Elien. “Rust maar lekker uit, Nida!”
De receptie. Edda is er klaar voor.
“Jij verwacht zeker niet veel mensen uit Friesland, Fulco?” Ze stelt het vast, eigenlijk is het geen vraag. Fulco grijnst. “Wacht maar eens af, famke. Friesland boppe…Je zult er nog wel achter komen!”
Fulco krijgt gelijk.
Ze komen allemaal. Een trits neven en nichten, ooms en tantes. Vrienden van de paardenvereniging en de voetbalclub. Mensen van de bond, relaties opgedaan in de studieperiode. En dan ook nog de nodige buren uit de wijde omtrek. De namen, Edda alle onbekend, flitsen voorbij haar oren. Niets beklijft. Ze is nog maar zelden bij Fulco thuis geweest, eigenlijk weet ze van zijn leven daarginds nog maar weinig af.
Meestal zagen ze elkaar in de weekends als er ruitermanifestaties waren, overal in het land. Of ze gingen er zelf op uit. “Je bent maar één keer jong, zoon!” Dat schijnt vader Fokke ooit gezegd te hebben en met plezier nam hij Fulco’s taak erbij.
Het nieuwe leven dat haar wacht, vervult Edda met opwinding. Maar eerst is daar de huwelijksreis!
Klaartje wordt het niet moe handen te schudden. Zij doet haar uiterste best namen te onthouden, vooral die van Fulco’s familieleden.
Maar op het laatst duizelt het haar ook, en ze is er dankbaar voor als ook dit onderdeel van de dag ten einde loopt. Eindelijk krijgt ze de kans ergens te gaan zitten, en hier en daar een praatje te maken.
De vrouw van de predikant wenkt haar bij hen te komen zitten. Denkend aan haar voornemen over de preek te spreken, schuift ze op een vrijgekomen stoel. “Hoeveel recepties hebt u in de week, dominee?” vraagt ze lachend en ze heft haar glas.
De dominee glimlacht breed. “Veel, en soms op dezelfde dag dat ik een grafrede moet uitspreken. Ik herinner me nog goed dat ik daar in het begin van mijn loopbaan moeite mee had! Uiteindelijk leer je ermee om te gaan. Je kunt een bruidspaar niet gelukwensen met een begrafenisgezicht. Maar later op de dag komen al die beelden terug en dan breng ik ze waar ze horen. Bij de hemelse Vader! Ik kan er niets mee, Hij wel!”
Het gesprek kabbelt op een prettige manier voort. Klaartje vertelt wat ze van de preek vond. De dominee knikt, hij is gewend aan dit soort opmerkingen. “Ik laat mij inspireren door de Geest van God. Het is niet anders dan een afhankelijk zijn. Gehoorzaam.”
Een man komt de dominee vragen of hij even bij hem en zijn tafelgenoten kan komen zitten. “We hebben een theologisch meningsverschil…dominee moet rechtspreken!”
Zijn vrouw zucht op een komische manier. “Dat gebeurt zo vaak. Mijn vader, die arts was, werd soms op straat aangehouden door mensen die een medische vraag hadden…”
Klaartje zegt te begrijpen dat zulke voorvallen hinderlijk zijn.
“Maar nu wil ik u iets vragen, mevrouw Enkelaar. Edda is de laatste die het ouderlijk huis verlaat. U zult nu ongetwijfeld veel vrije tijd krijgen! Mijn verzoek is nu of u mee wilt doen aan het kerkenwerk. Bloemendienst bijvoorbeeld, of misschien lijkt het u aardig om zitting te nemen in het team dat zorg draagt voor mensen die moeilijkheden hebben. En over een half jaar is er weer een vacature voor een ouderling. Lijkt me net iets voor u!”
De vrouw kijkt haar aan met een dwingende blik. Klaartje huivert even. Nu moet ze het geleerde in de praktijk brengen. Maandenlang heeft ze in tijdschriften artikelen bestudeerd waarin geschreven werd over het gebrek aan assertiviteit bij vrouwen. Voor jezelf opkomen.
Eerlijk zijn. Ogen nooit neerslaan voor die van een ander.
Ze kucht een keer, en draait ongemakkelijk heen en weer op haar stoel.
“Om u de waarheid te zeggen, ik heb een vermoeiende tijd achter de rug. Nu Edda de deur uit gaat, zal ik inderdaad een zorg minder hebben. Maar dat betekent nog niet dat ik om werk verlegen zit!”
Dapper vervolgt ze, zonder de ogen neer te slaan: “Soms weet ik zelf niet meer wie ik ben. U bent ook moeder. Het is een voortdurend wegcijferen van je eigen verlangens…zo is het toch?”
De vrouw van de predikant had niet gerekend op tegenwerking. Wegcijferen? Dat is toch de opdracht van een christen? Eerst de ander, dan jij. “Er is zoveel nood in de gemeente, mevrouw Enkelaar. We moeten als vrouwen de handen ineenslaan. Ik begrijp wel dat u even tijd nodig hebt om te acclimatiseren…U zult ongetwijfeld terugdenken aan de tijd toen uw man pas was overleden. Er waren tijdens die periode ook mensen van de kerk die hun diensten aanboden. Zo is het toch!”
Moet ik me nu schuldig voelen, tobt Klaartje. Ze denkt scherp na, en komt dan met een steekhoudend motief om voorlopig niet dienstbaar te zijn. “Zeker weten dat ik zoals ik nu ben absoluut voor niemand ook maar iets kan betekenen. Mocht dat veranderen, dan kom ik mijn diensten zelf wel aanbieden!”
Daar moet mevrouw het mee doen. Haar glimlach bereikt haar ogen niet en als op dat moment de predikant zich weer bij hen voegt, en zijn vrouw herinnert aan het bezoek dat vanavond wordt verwacht, is er niemand in het zaaltje dankbaarder dan Klaartje Enkelaar.
Het wordt, na het diner, een gezellige avond. Af en toe vraagt iemand de aandacht om een zelfgeschreven gedicht voor te dragen, of een stukje op te voeren. Het gebeurt in alle rust, niets is aanstootgevend, waar Klaartje dankbaar voor is. De achtergrondmuziek is ook om aan te horen.
Geen gebonk van drumstellen of gejank van elektrische gitaren. Rustig zal het in haar huis zijn zonder de muziek waar Edda zo op is gesteld!
Aan het eind van de avond worden de cadeaus verzameld en door helpende handen naar de wagen van Fokke en Tjitske gebracht. De twee willen hier niet overnachten, maar terugrijden naar het noorden. De ingehuurde plaatsvervanger is niet goedkoop. Vandaar.
Het bruidspaar wordt door Fulco’s beste vriend naar een hotel bij Schiphol gereden. Ze hopen aan het eind van de volgende ochtend aan hun vliegreis te kunnen beginnen.
∗
Buiten is het koud; toen de zon onderging, daalden de temperaturen tot voorbij het vriespunt. Klaartje slaat bezorgd het bontcapeje om Edda’s schouders. Een koutje is zo gevat. Edda is warm van opwinding, haar wangen gloeien. “Pas goed op jezelf, lieverd.” Ze zegt er niet bij wat ze denkt: je kunt soms zo impulsief handelen en denken!
Fulco probeert Klaartje gerust te stellen. “Ze heeft nu mij. Ik zorg goed voor haar, dat heb ik vandaag tot tweemaal toe beloofd! Als we terugkomen, zoeken we u zo gauw mogelijk op. Ik bedoel: jou. Klaartje – mam – bedankt voor alles. We brengen een mooi cadeautje voor je mee!” Dan richt hij zich tot Fokke en Tjitske.
“Jij hebt je goed gehouden, Edda. Je hebt – bijna – niet gehuild!” Klaartje omhelst haar jongste voor de laatste keer. Ze houdt allerlei raadgevingen binnen. Edda is nu volwassen, een gehuwde vrouw.
“Ik bel je, mam! Dat is beloofd!”
Zussen die afscheid nemen, de familie dromt om de twee heen. Al met al rijden ze later dan gepland de straat uit. Het strikje aan de antenne wappert, Klaartje knippert met haar ogen en als deze weer helder kunnen zien, is de wagen om de hoek verdwenen.
De dag is voorbij. Geleidelijk aan vertrekken de gasten. Klaartje en haar dochters verlaten als laatsten het pand. Nog één nacht twee logerende meisjes onder haar dak. Morgen vertrekken beiden met de eerste trein. Zo is het plan.
Lotte rijdt met haar Durk mee, Geeske schuift naast Klaartje op de voorbank. “Ben jij ook zo afgedraaid, mam? Ik ben hondsmoe. Als ik morgen niet wakker te krijgen ben, laat me dan maar liggen.” Ze leunt met haar hoofd tegen het koude glas van het raampje. Klaartje kijkt bezorgd opzij. “Is alles wel goed met je, lieverd? Studeer je niet te hard? Je bent maar één keer jong, je kent de kreet. Ik zet thuis een potje thee voor ons. Even napraten, ja? En dan lekker slapen!”
De nieuwe dag is al begonnen als Lotte en Geeske hun bed opzoeken.
Klaartje ruimt de koppen en gebruikte glazen op. Dochters die logee zijn geworden, die slechts thuiskomen wanneer het hen schikt.
Dan herinnert ze zich het ochtendblad. Als ze nog een poosje opblijft, wordt de verse krant bezorgd. Dan kan ze er eindelijk achter komen wie de bezorger is!
Ze schenkt voor zichzelf een slaapmutsje in. Benen op een voetenbank, en natuurlijk de schoenen uit. Doodstil is het, zowel buiten als binnen. Alleen het geritsel van de krant is hoorbaar. Oud nieuws, ze is zo moe dat ze amper beseft wat ze leest. De krant zakt langzaam omlaag, evenals Klaartjes oogleden.
En later – veel later – schrikt ze wakker van een bekend geluid. Het knarsen van een oude fiets. De nieuwe dag is begonnen, maar ze is te laat om te ontdekken wie de bezorger is.
Het is niet meer de moeite om naar bed te gaan. De nieuwe krant blijft waar hij is, op de voordeurmat. Klaartje trekt huiverend een plaid om zich heen als was het een cape. Uiteindelijk is een bank een voortreffelijke slaapplaats!