Hoofdstuk 18

 

 

Het bedenken van het laatste avontuur 

 

 

 

 

 

 

 

 

De dag nadat vader aan Bruno had verteld dat hij binnenkort naar Berlijn zou teruggaan, kwam Shmuel niet zoals gewoonlijk bij het hek. De dag daarna kwam hij ook niet opdagen. Ook op de derde dag zat er niemand in kleermakerszit op de grond toen Bruno aankwam en hij bleef tien minuten wachten en wilde net teruggaan naar huis, vreselijk ongerust dat hij Oudwis zou moeten verlaten zonder zijn vriend weer te zien, toen een stip in de verte een vlek werd, die een bobbel werd, die een figuur werd, die op het laatst de jongen in de gestreepte pyjama werd. 

   Er verscheen een lach op Bruno’s gezicht toen hij de gestalte op zich toe zag lopen en hij ging op de grond zitten en haalde het stuk brood en de appel uit zijn zak die hij het huis uit had gesmokkeld om aan Shmuel te geven. Maar zelfs al van een afstand zag hij dat zijn vriend er nog ellendiger uitzag dan anders, en toen hij bij het hek kwam stak hij niet zoals anders gretig zijn hand uit naar het eten. 

   ‘Ik dacht dat je niet meer kwam,’ zei Bruno. ‘Ik was hier gisteren en eergisteren en je was er niet.’ 

   ‘Het spijt me,’ zei Shmuel. ‘Er is iets gebeurd.’ 

   Bruno keek hem aan en kneep zijn ogen half dicht in een poging te raden wat het zou kunnen zijn. Hij vroeg zich af of ze aan Shmuel hadden verteld dat hij ook naar huis ging; per slot van rekening komen zulke dingen voor, net zoals Bruno en Shmuel op dezelfde dag waren geboren. 

   ‘Nou?’ vroeg Bruno. ‘Wat dan?’ 

   ‘Papa,’ zei Shmuel. ‘We kunnen hem niet vinden.’ 

   ‘Kunnen hem niet vinden? Dat is heel raar. Bedoel je dat hij weg is?’ 

   ‘Ik denk het wel,’ zei Shmuel. ‘Hij was maandag nog hier en toen moest hij met een werkploeg mee met nog een paar andere mannen en ze zijn geen van allen teruggekomen.’ 

   ‘En heeft hij je geen brief geschreven?’ vroeg Bruno. ‘Of een berichtje achtergelaten wanneer hij terugkomt?’ 

   ‘Nee,’ zei Shmuel. 

   ‘Wat raar,’ zei Bruno. ‘Heb je naar hem gezocht?’ vroeg hij even later. 

   ‘Ja, natuurlijk,’ zei Shmuel met een zucht. ‘Ik heb gedaan waar jij het altijd over hebt, ik ben op onderzoek uit gegaan.’ 

   ‘En geen aanwijzing gevonden?’ 

   ‘Niets.’ 

   ‘Nou, dat is heel vreemd,’ zei Bruno. ‘Maar volgens mij is er vast een simpele verklaring voor.’ 

   ‘Wat dan?’ vroeg Shmuel. 

   ‘Het zou kunnen dat de mannen in een andere stad moesten werken en dat ze daar een paar dagen moeten blijven tot het werk af is. En de post werkt hier trouwens helemaal niet zo goed. Ik denk dat hij vandaag of morgen wel weer opduikt.’ 

   ‘Ik hoop het,’ zei Shmuel en hij keek alsof hij zou gaan huilen. ‘Ik weet niet wat we zonder hem zouden moeten.’ 

   ‘Ik kan het vader vragen als je wilt,’ zei Bruno behoedzaam, en hij hoopte dat Shmuel niet ja zou zeggen. 

   ‘Ik denk niet dat dat een goed idee is,’ zei Shmuel, wat tot Bruno’s teleurstelling niet inhield dat hij het aanbod definitief afwees. 

   ‘Waarom niet,’ vroeg hij. ‘Vader weet heel veel van het leven aan die kant van het hek.’ 

   ‘Ik denk dat de soldaten ons niet mogen,’ zei Shmuel. ‘Nou, ja,’ zei hij met iets wat een lach moest voorstellen. ‘Ik wéét dat ze ons niet mogen. Ze haten ons.’ 

   Bruno schrok verbaasd terug. ‘Natuurlijk haten ze jou niet,’ zei hij. 

   ‘Wel waar,’ zei Shmuel naar voren leunend met half dichtgeknepen ogen en zijn lippen een beetje opgetrokken van kwaadheid. ‘Maar dat geeft niet want ik haat hen ook. Ik háát ze,’ herhaalde hij met kracht. 

   ‘Je haat vader toch niet?’ vroeg Bruno. 

   Shmuel beet op zijn lip en zei niets. Hij had Bruno’s vader heel wat keren gezien en begreep niet hoe zo’n man zo’n vriendelijke en aardige zoon kon hebben. 

   ‘Trouwens,’ zei Bruno toen het lang genoeg stil was geweest, en omdat hij het daar niet verder over wilde hebben, ‘ik moet jou ook iets vertellen.’ 

   ‘O ja?’ vroeg Shmuel en keek hoopvol op. 

   ‘Ja. Ik ga terug naar Berlijn.’ 

   Shmuels mond viel open van verbazing. ‘Wanneer?’ vroeg hij met een beetje dichtgeknepen keel. 

   ‘Nou, vandaag is het donderdag,’ zei Bruno. ‘Ik denk dat we op zaterdag vertrekken. Na het middageten.’ 

   ‘Maar voor hoe lang?’ vroeg Shmuel. 

   ‘Ik denk voor altijd,’ zei Bruno. ‘Moeder vindt het niet fijn in Oudwis – ze zegt dat het geen plek is om twee kinderen groot te brengen – dus blijft vader hier omdat de Furie grote plannen met hem heeft, maar de rest van ons gaat naar huis.’ 

   Hij zei ‘naar huis’ hoewel hij niet meer zeker wist waar ‘thuis’ was. 

   ‘Dus dan zie ik je niet meer?’ vroeg Shmuel. 

   ‘Vast wel weer een keer,’ zei Bruno. ‘Je zou naar Berlijn op vakantie kunnen komen. Je kunt hier toch niet voor altijd blijven?’ 

   Shmuel schudde zijn hoofd. ‘Dat zal wel niet,’ zei hij triest. ‘Als jij weg bent heb ik niemand meer om mee te praten,’ zei hij erachteraan. 

   ‘Nee,’ zei Bruno. Hij wilde de woorden ‘Ik zal jou ook missen, Shmuel’ eraan toevoegen, maar merkte dat hij zich een beetje schaamde om ze te zeggen. ‘Dus tot die tijd is het morgen de laatste keer dat we elkaar zien,’ vervolgde hij. ‘Dan zullen we elkaar gedag moeten zeggen. Ik zal proberen om iets heel lekkers mee te brengen.’ 

   Shmuel knikte maar kon geen woorden vinden om zijn verdriet te uiten. 

   ‘Ik wou dat we samen hadden kunnen spelen,’ zei Bruno na een lange stilte. ‘Al was het maar voor één keer. Om eraan terug te kunnen denken.’ 

   ‘Ik ook,’ zei Shmuel. 

   ‘We praten al meer dan een jaar met elkaar en we hebben nooit gespeeld. En weet je wat ook zo is?’ zei hij. ‘Al die tijd heb ik vanuit mijn slaapkamerraam gekeken naar waar jij woont en nu weet ik nog niet hoe het daar is.’ 

   ‘Je zou het niet leuk vinden,’ zei Shmuel. ‘Bij jou is het veel fijner,’ voegde hij eraan toe. 

   ‘Ik had het toch graag zelf willen zien,’ zei Bruno. 

   Shmuel dacht een tijdje na en stak toen zijn hand onder het gaas en lichtte het een stukje op tot een hoogte waar een kleine jongen, misschien met de grootte en omvang van Bruno, onderdoor zou passen. 

   ‘Nou?’ zei Shmuel. ‘Waarom kom je dan niet?’ 

   Bruno knipperde met zijn ogen en dacht erover na. ‘Ik denk niet dat ik dat mag,’ zei hij weifelend. 

   ‘Nou, je mag waarschijnlijk ook niet elke dag hier komen om met mij te praten,’ zei Shmuel. ‘Maar dat doe je toch ook?’ 

   ‘Maar als ze me snappen, zwaait er wat,’ zei Bruno die zeker wist dat vader en moeder het niet goed zouden vinden. 

   ‘Dat is waar,’ zei Shmuel en hij liet het gaas weer zakken en keek met tranen in zijn ogen naar de grond. ‘Dan zie ik je morgen wel om gedag te zeggen.’ 

   Geen van de jongens zei iets. Plotseling kreeg Bruno een inval. 

   ‘Of...’ begon hij, terwijl hij even nadacht en het plan vorm liet krijgen. Hij voelde aan zijn hoofd waar zijn haar was geweest maar waar nu stoppeltjes zaten die nog niet waren uitgegroeid. ‘Weet je nog dat je zei dat ik er nu net zo uitzag als jij?’ vroeg hij. ‘Sinds mijn haar is afgeschoren?’ 

   ‘Alleen dikker,’ gaf Shmuel toe. 

   ‘Nou, als dat zo is,’ zei Bruno, ‘en als ik ook een gestreepte pyjama zou hebben, dan kon ik je komen opzoeken zonder dat iemand het merkt.’ 

   Shmuels gezicht klaarde op en er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht. ‘Denk je echt?’ vroeg hij. ‘Zou je dat doen?’ 

   ‘Natuurlijk,’ zei Bruno. ‘Het zou een groot avontuur zijn. Ons laatste avontuur. Dan kan ik eindelijk op ontdekkingsreis.’ 

   ‘En dan zou je mij kunnen helpen om papa te zoeken,’ zei Shmuel. 

   ‘Waarom niet?’ zei Bruno. ‘We gaan rondlopen en kijken of we sporen kunnen vinden. Dat is altijd verstandig als je op ontdekkingsreis bent. Het enige probleem is hoe we aan een extra gestreepte pyjama moeten komen.’ 

   Shmuel schudde zijn hoofd. ‘Dat zit wel goed,’ zei hij. ‘Ik weet een barak waar ze een voorraad hebben. Ik kan er eentje pakken in mijn maat en hier mee naartoe nemen. Dan kun jij je verkleden en dan kunnen we papa zoeken.’ 

   ‘Geweldig,’ zei Bruno, aangestoken door het enthousiasme van dat moment. ‘Dan hebben we een plan.’ 

   ‘We zien elkaar morgen om dezelfde tijd,’ zei Shmuel. 

   ‘Kom dan niet te laat,’ zei Bruno terwijl hij opstond en zijn kleren afsloeg. ‘En vergeet de gestreepte pyjama niet.’ 

   Beide jongens liepen die middag in een goed humeur naar huis. Bruno zag in zijn fantasie een groot avontuur voor zich en hij kreeg eindelijk de gelegenheid om voor hij terugging naar Berlijn te zien wat er echt aan de andere kant van het hek was – en om een beetje echt ontdekkingswerk te doen niet te vergeten – en Shmuel zag een mogelijkheid om met iemand samen naar zijn papa te zoeken. Alles bij elkaar leek het een heel slim plan en een goede manier om afscheid te nemen.