VIII 

BOERIN


26


De Sprekers zaten aan de Tafel: roerloze poppen achter een geestelijk afweerscherm. Het was alsof zij allemaal precies tegelijk hun geest hadden verstopt om te vermijden dat zij de Eerste Spreker dodelijk zouden beledigen na diens verklaring betreffende Trevize. Stiekem gluurden zij naar Delarmi en dat was op zichzelf al een veeg teken. Van hen allen stond zij bekend als de onbeschaamdste. Zelfs Gendibal hield zich beter aan de formaliteiten.

Delarmi was zich bewust van deze blikken en zij wist dat zij geen andere keus had en in deze onmogelijke situatie moest optreden. In feite wilde zij zich daar ook niet aan onttrekken. In de hele geschiedenis van de Tweede Foundation was er nog nooit een Eerste Spreker afgezet wegens een foutieve analyse (en achter dit door haar bedachte eufemisme verschool zich het onuitgesproken begrip incompetentie). Zo'n afzetting werd nu mogelijk. Zij zou niet passief blijven.

'Eerste Spreker!' zei ze zachtjes. Haar dunne, kleurloze lippen leken nog minder dan anders zichtbaar in de algehele bleekheid van haar gezicht. 'U zegt zelf dat u geen grond hebt voor uw mening en dat de psychohistorische wiskunde niets oplevert. Vraagt u ons een essentieel besluit te baseren op een mystiek gevoel?'

De Eerste Spreker keek op met gefronst voorhoofd. Hij was zich bewust van de algehele afscherming rond de Tafel. Hij wist wat dat te betekenen had. Op koele toon zei hij: 'Ik verberg het gebrek aan bewijs niet. Ik verstrek u geen valse gegevens. Wat ik u bied is een krachtig, intuïtief gevoel van een Eerste Spreker, iemand die tientallen jaren ervaring heeft en die bijna zijn hele leven heeft besteed aan een zorgvuldige analyse van het Seldon Plan.' Hij keek hen een voor een aan met een koppige trots die hij zelden liet zien en een voor een werden de afweerschermen zwakker. Een voor een verdwenen ze, dat van Delarmi (toen het haar beurt was) als laatste.

Met een ontwapenende openheid die haar geest nu vulde alsof er nooit iets anders in was geweest zei ze: 'Natuurlijk aanvaard ik uw verklaring, Eerste Spreker. Niettemin denk ik dat u de kwestie wellicht nog eens in heroverweging wilt nemen. U hebt al toegegeven dat u zich schaamt om uw toevlucht tot intuïtie. Als u er nog eens over nadenkt wenst u wellicht dat uw opmerkingen uit de notulen worden geschrapt, als u tenminste bij nader inzien van mening mocht zijn...'

Gendibals stem onderbrak haar. 'Welke opmerkingen zouden uit de notulen geschrapt moeten worden?'

Aller ogen richtten zich eenparig op hem. Als zij hun afweerschermen niet hadden ingeschakeld tijdens de kritieke momenten kort geleden, zouden zij zijn nadering lang voor zijn binnenkomst hebben bespeurd.

'Alle afweerschermen ingeschakeld? Allemaal onbewust van mijn nadering?' vroeg Gendibal sarcastisch. 'Is dit een routinebijeenkomst van de Tafel ? Was er niemand die rekening hield met de mogelijkheid van mijn komst? Of waren jullie er allemaal volledig van overtuigd dat ik weg zou blijven?'

Zijn uitbarsting was volledig in strijd met alle bestaande normen. Het was al erg genoeg dat Gendibal te laat was. Erger was het, dat hij vervolgens onaangekondigd was binnengekomen. En het ergste van alles was dat hij het woord had genomen nog voordat de Eerste Spreker zijn aanwezigheid had gememoreerd.

De Eerste Spreker keek hem aan. Hiervoor moest alles wijken. De disciplinaire zaak kwam nu op de eerste plaats.

'Spreker Gendibal,' zei hij, 'u bent laat. U komt onaangekondigd binnen. U spreekt. Is er enige reden waarom u nu niet voor dertig dagen van uw zetel geschorst moet worden?'

'Jazeker. Het voorstel tot schorsing zou niet mogen worden behandeld voordat wij eerst hebben besproken wie ervoor heeft gezorgd dat ik zeker te laat zou zijn - en waarom.' Gendibals woorden waren koel en afgemeten, maar zijn geest omkleedde zijn gedachten met woede en het kon hem niet schelen wie dat voelde.

In elk geval voelde Delarmi het. Ze riep: 'Deze man is gek!'

'Gek? Deze vrouw is gek als zij dat beweert. Of schuldbewust. Eerste Spreker, ik richt mij tot u en stel een persoonlijk voorrecht aan de orde.'

'Welk persoonlijk voorrecht, Spreker?'

'Eerste Spreker, ik beschuldig een van de aanwezigen van poging tot moord.'

De kamer leek te exploderen. Alle Sprekers schoten overeind en begonnen gelijktijdig door elkaar te praten, te gebaren en te denken.

De Eerste Spreker stak zijn armen omhoog en riep: 'De Spreker moet de gelegenheid hebben zijn punt van persoonlijk voorrecht uiteen te zetten.' Hij voelde zich gedwongen zijn geestelijke gezag krachtig te versterken op een manier die in deze omgeving eigenlijk ongepast was - maar hij had geen andere keuze.

Het kabaal verstomde.

Gendibal wachtte onbewogen tot zowel het hoorbare als het geestelijke lawaai was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een diepe stilte. Hij zei: 'Ik begaf mij hierheen over een Toeslandse weg vanaf een punt en met een snelheid die mij gemakkelijk in staat zouden stellen tijdig aan deze vergadering deel te nemen. Ik werd echter tegengehouden door een aantal boeren en kon maar juist verhinderen dat ik mishandeld, misschien gedood zou zijn. In elk geval werd ik opgehouden en ben ik hier zojuist pas aangekomen. Mag ik er allereerst op wijzen dat er mij sinds de Grote Plundering geen enkel voorbeeld bekend is van een geval waarin een Tweede Foundationist zonder respect is toegesproken laat staan met geweld bedreigd - door een Toeslander.'

'Mij evenmin,' zei de Eerste Spreker.

Delarmi riep uit: 'Tweede Foundationisten hebben niet de gewoonte in hun eentje over Toeslands terrein te wandelen! Daardoor maakt u zich schuldig aan uitlokking!'

'Het is waar,' zei Gendibal, 'dat ik mij regelmatig onvergezeld op Toeslands terrein begeef. Ik heb daar honderden keren in alle richtingen gelopen, maar nog nooit eerder heeft iemand mij ooit aangesproken. Anderen wandelen er minder vrijelijk dan ik, maar niemand blijft er geheel en al vandaan, niemand sluit zich geheel op binnen het terrein van de Universiteit, en toch is nog nooit iemand aangesproken. Ik herinner mij gelegenheden waarbij Delarmi...' Hij deed alsof hij zich haar titel te laat herinnerde en maakte er vervolgens opzettelijk een dodelijke belediging van: 'Ik bedoel te zeggen dat Spreker Delarmi ooit wel eens op Toeslands terrein is geweest en dat ook zij niet werd aangesproken.' 

'Misschien,' zei Delarmi met een starende blik in haar grote ogen, 'omdat ik niet als eerste het woord tot hen heb gericht en omdat ik afstand heb bewaard. Omdat ik mij gedroeg als iemand die respect verdient, heb ik dat respect ook gekregen.'

'Vreemd,' zei Gendibal. 'Ik wilde juist gaan zeggen dat het komt doordat u een indrukwekkender verschijning bent dan ik. Tenslotte zijn er zelfs hier maar weinigen die u durven benaderen. Maar zeg mij eens, er zijn zoveel gelegenheden geweest om mij te benaderen, hoe komt het dan dat de Toeslanders uitgerekend deze dag uitkiezen, als ik op weg ben naar een belangrijke bijeenkomst van de Tafel?'

'Als het niet door uw eigen gedrag kwam, dan moet het toeval zijn geweest,' zei Delarmi. 'Zover ik weet heeft zelfs de complete wiskunde van Sheldon de rol van het toeval niet uit de Melkweg verwijderd - zeker niet als het gaat om individuele gebeurtenissen. Of heb u het misschien óok al over intuïtieve gevoelens?' (Een paar Sprekers slaakten een soort geestelijke zucht bij deze zijdelingse steek naar de Eerste Spreker.)

'Het lag niet aan mijn gedrag. Het was geen toeval. Het was een opzettelijke tussenkomst,' zei Gendibal.

'Hoe kunnen we daar zeker van zijn?' vroeg de Eerste Spreker vriendelijk. Door Delarmi's laatste opmerking was zijn houding tegenover Gendibal onwillekeurig verzacht.

'Mijn geest staat voor u open, Eerste Spreker. Ik geef u, en alle leden van de Tafel, mijn herinnering aan de gebeurtenissen.'

De overdracht nam maar enkele ogenblikken in beslag. De Eerste Spreker zei: 'Vreselijk! U hebt uitstekend gehandeld, Spreker, onder omstandigheden van aanzienlijke druk. Ik ben het met u eens dat het gedrag van de Toeslanders uitzonderlijk is en nader onderzoek eist. Inmiddels nodig ik u graag uit deel te nemen aan onze vergadering.'

'Wacht even!' riep Delarmi. 'Hoe zeker kunnen we ervan zijn dat het verslag van de Spreker juist is?' 

Gendibals neusvleugels trilden bij deze belediging, maar hij behield zijn uiterlijke onverstoorbaarheid. 'Mijn geest is open.'

'Ik heb open geesten gekend die niet open waren.'

'Dat betwijfel ik niet, Spreker,' zei Gendibal, 'aangezien u, net als wij allen, uw eigen geest voortdurend moet inspecteren. Maar als mijn geest open is, dan is hij ook open.'

De Eerste Spreker zei: 'Laten we niet langer...'

'Een punt van persoonlijk voorrecht, Eerste Spreker, en excuus dat ik u onderbreek,' zei Delarmi. 

'Welk persoonlijk voorrecht, Spreker?' 'Spreker Gendibal heeft een van ons beschuldigd van poging tot moord, vermoedelijk door een boer ertoe te brengen hem aan te vallen. Zo lang deze beschuldiging niet is ingetrokken moet ik gezien worden als een potentiële moordenaar, evenals de andere aanwezigen in de kamer, uzelf inbegrepen, Eerste Spreker.'

De Eerste Spreker zei: 'Wilt u die beschuldiging intrekken, Spreker Gendibal?' Gendibal ging in zijn stoel zitten, kruiste zijn armen over elkaar en omklemde ze stevig met zijn handen, alsof hij ze in bezit wilde nemen. Hij zei: 'Dat zal ik doen als iemand mij uitlegt waarom een Toeslandse boer, met een stelletje anderen, opzettelijk heeft geprobeerd mij op te houden op mijn weg naar deze vergadering.' 

'Misschien zijn er wel duizend redenen,' zei de Eerste Spreker, ik herhaal dat dit voorval onderzocht zal worden. Wilt u voor het moment, Spreker Gendibal, en in het belang van de voortgang van onze huidige discussie, uw beschuldiging intrekken?'

'Dat kan ik niet, Eerste Spreker. Ik heb minuten lang zo voorzichtig mogelijk geprobeerd zijn geest af te zoeken naar manieren om zijn gedrag zonder schade te wijzigen, maar dat is mij niet gelukt. Zijn geest miste de aanknopingspunten die hij had behoren te hebben. Zijn gevoelens zaten muurvast - alsof een andere geest ze had vastgelegd.'

Met een plotselinge glimlach zei Delarmi: 'En u denkt dat een van ons die andere geest was? Zou het niet die mysterieuze organisatie van u kunnen zijn ? De club die met ons wedijvert en machtiger is dan wij?'

'Dat is mogelijk,' zei Gendibal.

In dat geval zijn wij, die immers geen lid zijn van die organisatie die u alleen kent, onschuldig en moet u uw beschuldiging intrekken. Of beschuldigt u een van ons er wellicht van onder de invloed te staan van die vreemde organisatie? Is een van ons misschien niet precies wat hij of zij lijkt?'

'Misschien,' zei Gendibal gemelijk. Hij was zich er goed van bewust dat Delarmi hem een touw gaf met een strop aan het einde.

'Het zou kunnen blijken,' zei Delarmi, de strop naar zich toe halend en klaar om hem dicht te trekken, 'dat uw droom van een geheime, onbekende, verborgen, mysterieuze organisatie slechts een paranoïde nachtmerrie is. Dat zou goed passen bij uw paranoïde fantasie dat Toeslandse boeren beïnvloed worden en dat Sprekers in het geheim gemanipuleerd worden. Ik ben echter bereid deze rare gedachtengang nog een stukje verder te volgen. Wie van de hier aanwezigen, Spreker, denkt u dat op deze manier gemanipuleerd wordt ? Zou ik dat misschien kunnen zijn?'

'Dat denk ik niet, Spreker,' zei Gendibal. 'Als u had geprobeerd mij op een zo indirecte manier kwijt te raken, zou u nu niet zo te koop lopen met de hekel die u aan mij hebt.'

'Een dubbelrol misschien?' zei Delarmi. Ze spon nu van genoegen. 'In een paranoïde fantasie zou dat de volgende stap zijn.'

'Dat is best mogelijk. In die dingen hebt u meer ervaring dan ik.'

Spreker Lestim Gianni kwam vurig tussenbeide. 'Luister eens, Spreker Gendibal, als u Spreker Delarmi vrijpleit zijn uw beschuldigingen des te nadrukkelijker tegen de rest van ons gezelschap gericht. Welke reden zou iemand van ons kunnen hebben om uw aanwezigheid bij deze vergadering te vertragen, laat staan om uw dood te wensen?'

Gendibal antwoordde snel, alsof hij op deze vraag had zitten wachten. 'Toen ik binnenkwam werd er gesproken over het schrappen van bepaalde opmerkingen uit de notulen, opmerkingen van de Eerste Spreker. Ik ben de enige Spreker die niet in staat is geweest die opmerkingen te horen. Laat mij horen welke opmerkingen dat waren. Ik vermoed dat ik dan kan zeggen welk motief er was om mijn komst te verhinderen.'

De Eerste Spreker zei: 'Ik had verklaard - en het was iets waar Spreker Delarmi en anderen ernstig aanstoot aan namen - dat ik op basis van intuïtie en een hoogst ongepast gebruik van psychohistorische wiskunde had besloten, dat de gehele toekomst van het Plan zou kunnen afhangen van de ballingschap van Eerste Foundationist Golan Trevize.'

'Wat de andere Sprekers daarvan denken is hun zaak,' zei Gendibal. 'Zelf onderschrijf ik die hypothese. Trevize is de sleutel. Ik vind zijn plotselinge verbanning door de Eerste Foundation te merkwaardig om onschuldig te kunnen zijn.'

'Wilt u daarmee zeggen, Spreker Gendibal,' zei Delarmi, 'dat Trevize in de greep is van die mysterieuze organisatie, of dat degenen die hem wegstuurden dat zijn? Is wellicht alles en iedereen in haar macht, behalve uzelf en de Eerste Spreker - en ik, die door u is vrijgepleit?'

'Dit geraaskal verdient geen antwoord,' zei Gendibal. 'Laat mij in plaats daarvan vragen of er hier Sprekers aanwezig zijn die willen verklaren dat zij het in deze zaak eens zijn met de Eerste Spreker en mij. Ik neem aan dat u de wiskundige uiteenzetting hebt gelezen die ik, met instemming van de Eerste Spreker, aan u heb doen toekomen.'

Er heerste stilte.

'Ik herhaal mijn vraag,' zei Gendibal. iemand?'

Het bleef stil.

'Eerste Spreker,' zei Gendibal, 'zie hier het motief om mijn aankomst te vertragen.'

'Druk u duidelijker uit,' zei de Eerste Spreker.

'U hebt uitdrukking gegeven aan de noodzaak ons bezig te houden met Trevize, die man van de Eerste Foundation. Het gaat hierbij om een belangrijke politieke beslissing en als de Sprekers mijn verhandeling gelezen hebben zouden zij op een globale manier begrepen hebben wat er in de lucht hing. Als zij niettemin unaniem met u van mening hadden verschild, unaniem, dan zou u overeenkomstig de traditionele zelfbeperking hebben moeten afzien van actie in die richting. Maar als er slechts éen Spreker zou zijn die u steunt, dan zou u in staat zijn het nieuwe beleid te effectueren. Die éne Spreker die u steunt zou ik zijn. Iedereen die mijn verhandeling had gelezen zou dat weten. Daarom was het noodzakelijk dat ik tot elke prijs zou worden weggehouden van de vergadering van de Tafel. Die opzet was bijna geslaagd, maar nu ben ik hier en ik steun het voorstel van de Eerste Spreker. Ik ben het met hem eens en volgens onze tradities kan hij nu de onenigheid van de tien andere Sprekers naast zich neerleggen.'

Delarmi sloeg met haar vuist op tafel. 'Daarmee suggereert u dat iemand bij voorbaat wist wat de Eerste Spreker zou gaan adviseren, bij voorbaat wist dat Spreker Gendibal het advies zou steunen en dat alle anderen dat niet zouden doen - kortom: dat iemand iets wist wat onmogelijk geweten kon worden. Verder suggereert u dat dit initiatief niet naar de zin is van die op de paranoïde fantasie van Spreker Gendibal berustende organisatie en dat deze haar best doet het initiatief te verhinderen en, derhalve, dat een of meer leden van dit gezelschap aan de leiband van die organisatie lopen.'

'Die suggestie is er,' gaf Gendibal toe. 'Uw analyse is meesterlijk.'

'Wie beschuldigt u?' riep Delarmi uit.

'Niemand. Ik doe een beroep op de Eerste Spreker om de zaak ter hand te nemen. Het is duidelijk dat er iemand in onze organisatie is die zich tegen ons keert. Ik stel voor dat iedereen die voor de Tweede Foundation werkt wordt onderworpen aan een gedegen analyse van zijn of haar geest. Iedereen, inclusief de Sprekers zelf. Zelfs mijzelf inbegrepen, en de Eerste Spreker.'

De vergadering van de Tafel ontaardde nu in grotere verwarring en heviger tumult dan ooit eerder in de geschiedenis was vertoond.

En toen de Eerste Spreker de vergadering tenslotte formeel sloot, ging Gendibal terug naar zijn kamer zonder een woord met iemand te spreken. Hij besefte maar al te goed dat hij onder de Sprekers niet éen vriend had en dat de Eerste Spreker hem in het gunstigste geval een beetje zou kunnen steunen, min of meer tegen zijn zin.

Hij wist niet precies of hij angst had om zichzelf of om de gehele Tweede Foundation, maar in zijn mond proefde hij de zure smaak van het noodlot.


27


Gendibal sliep die nacht slecht. Zijn gedachten als hij wakker was en zijn dromen als hij sliep deden niets anders dan steeds maar weer twisten met Delora Delarmi. Tijdens een van die dromen verwarde hij haar zelfs even met die Toeslandse boer, Rufirant. Gendibal stond plotseling tegenover een buitenmaatse Delarmi die op hem afkwam met enorme, gebalde vuisten en een mierzoete glimlach die een rij spitsgepunte tanden blootgaf.

Later dan gewoonlijk werd hij tenslotte wakker. Hij had niet het gevoel uitgerust te zijn. De zoemer op zijn nachttafeltje liet zijn gedempte geluid horen en Gendibal strekte zich om met zijn hand de contactknop in te drukken.

'Ja? Wat is er?'

'Spreker!' Het was de stem van conciërge en hij toonde flink wat minder respect dan passend was. 'Een bezoeker wenst u te zien.'

'Een bezoeker?' Gendibal toetste een oproep voor zijn afsprakenlijst van die dag in, maar het scherm bleef leeg tot twaalf uur 's middags. Hij drukte de tijdtoets in. Het was 8.32 uur 's morgens. Knorrig zei hij: 'Wie is het dan wel?'

'Wil geen naam zeggen, Spreker.' En vervolgens, met duidelijke afkeuring in zijn stem: 'Een van die Toeslanders, Spreker. Is hier op uw uitnodiging.' De afkeuring in het laatste zinnetje was nog evidenter. 

'Laat hem maar wachten in de receptiekamer tot ik kom. Het zal me enige tijd kosten.'

Gendibal haastte zich niet. Tijdens zijn ochtendroutine bleef hij diep in gedachten verzonken. Dat iemand de Toeslanders gebruikte om zijn bewegingen te belemmeren, was niet onwaarschijnlijk, maar hij zou graag weten wie die iemand was. En wat had deze nieuwe inmenging van Toeslanders, in zijn eigen woning nog wel, te betekenen? Een ingewikkeld soort valstrik?

Hoe zou, in Seldons naam, een boer de Universiteit kunnen binnenkomen? Welke reden zou hij opgeven? En wat zou de werkelijke bedoeling zijn?

Even schoot de gedachte door hem heen dat hij zich misschien van een wapen moest voorzien. Hij zag daar bijna meteen weer van af, omdat hij een minachtende zekerheid voelde dat hij in staat zou zijn een enkele boer op het terrein van de Universiteit door geestvaardigheid de baas te blijven zonder zelf gevaar te lopen - en zonder ontoelaatbare merktekens achter te laten in de Toeslandse geest.

Gendibal besloot dat hij zich te sterk had laten meeslepen door het incident met Karoll Rufirant, de vorige dag. Zou het trouwens de boer zelf niet kunnen zijn? Misschien verkeerde hij niet langer onder de invloed van wie of wat het dan ook was, en was hij nu naar Gendibal toe gekomen om zich te verontschuldigen uit vrees gestraft te zullen worden... Maar hoe moest Rufirant weten waar hij heen moest? Tot wie hij zich moest wenden?

Gendibal deed de deur naar de gang met een resoluut gebaar open en ging de wachtkamer binnen. Verrast bleef hij staan. Vervolgens wendde hij zich tot de conciërge die in zijn glazen hokje zat te doen alsof hij het druk had.

'Conciërge, je hebt me niet gezegd dat de bezoeker een vrouw was.'

'Een van de Toeslanders, Spreker, dat zei ik,' antwoordde de conciërge op bedaarde toon. 'U vroeg niet verder.'

'Minimale informatie, conciërge? Ik moet onthouden dat dat een van jouw eigenschappen is.' (En hij moest ook zien na te gaan of de conciërge wellicht door Delarmi hier was neergezet. En hij moest er aan denken voortaan goed op te letten welke functionarissen, 'laaggeplaatsten', zich in zijn omgeving ophielden, al was het vanuit de hoogte van zijn nog verse Sprekerschap maar al te gemakkelijk hen over het hoofd te zien.) 'Zijn er nog spreekkamers vrij?'

'Nummer vier is de enige die vrij is, Spreker,' zei de conciërge. 'Daar hebt u drie uur lang de tijd.' Hij wierp een korte, demonstratief onschuldige blik op de Toesvrouw en vervolgens op Gendibal.

'Wij zullen nummer vier gebruiken, conciërge, en ik raad je aan je gedachten beter in bedwang te houden.' Gendibal sloeg onzachtzinnig toe en het geestscherm van de conciërge ging veel te laat omhoog. Gendibal wist wel dat het beneden zijn waardigheid was een minder ontwikkelde geest op deze manier te bestraffen, maar een persoon die niet in staat was een vuige verdachtmaking tegenover een hoger geplaatst iemand afdoende af te schermen moest maar leren zulke verdachtmakingen dan helemaal uit zijn hoofd te laten. De conciërge zou de eerstkomende uren last hebben van een lichte hoofdpijn. En dat was zijn eigen schuld.


28


Haar naam wilde hem niet meteen te binnen schieten en Gendibal was niet in de stemming om er diepgaand naar te zoeken. Zij zou trouwens heus niet verwachten dat hij haar naam nog wist.

'Jij bent...' begon hij op gemelijke toon.

'Ik bennen Novi, Heer Klark,' zei ze bijna met een snik. 'Mijn voorste bennen Sura, ik heten gewoon Novi zonder meer.'

'Ja. Novi. Wij hebben elkaar gisteren ontmoet, ik herinner mij dat nu. Ik ben niet vergeten dat je mij te hulp bent gekomen.' Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om op het terrein van de Universiteit zelf gebruik te maken van de Toeslandse dialect. 'Vertel eens, hoe ben je hier gekomen?'

'Heer, u zei dat ik brief zou mogen schrijven. Ik moest schrijven, u zei: Sprekers Huis, flat 27. Ik zelf breng het en laat schrijven zien. Mijn eigen schrijven, Heer.' Ze zei het met verlegen trots. 'Zij vragen: voor wie zijn dit schrijven? Ik hoorde uw naam toen u hem zei tegen die maffe schaapskop, Rufirant. Ik zei brief bennen voor Stor Gendibal, Heer Klark.'

'En toen mocht je naar binnen? Vroegen ze niet de brief te mogen lezen?'

'Ik bennen heel bang. Zij misschien aardig medelijden voelen. Ik zei: Klark Gendibal beloven mij Klarkenplaats laten zien, en zij glimlachen. Een van de mannen aan de poort zeggen: En nog heel wat meer! En zij mij wijzen waarheen te gaan en zeggen nergens anders heen te gaan of anders ik word meteen d'ruitgegooid.'

Gendibal bloosde een beetje. Bij Seldon, als hij behoefte had aan enig Toeslands vertier zou hij dat niet zo openlijk laten blijken en zou zijn keus ook heel wat kritischer zijn geweest. Hij bekeek de Trantoriaanse vrouw en schudde in gedachten zijn hoofd.

Zij leek nog erg jong, wellicht jonger dan de leeftijd die zij door het zware werk op de velden nu leek te hebben. Zij kon niet ouder zijn dan vijfentwintig en op die leeftijd waren de meeste Toesvrouwen al getrouwd. Zij droeg haar zwarte haren in vlechten die aantoonden dat zij niet getrouwd was - maagdelijk, om precies te zijn - en dat verbaasde hem niet. Haar voorstelling gisteren had duidelijk gemaakt dat zij over enorme talenten als feeks beschikte en hij betwijfelde of het gemakkelijk zou zijn een Toeslander te vinden die het zou wagen vastgejukt te worden aan haar scherpe tong en snelle vuisten. Ook was haar uiterlijk niet bijster aantrekkelijk. Hoewel zij haar uiterste best had gedaan er presentabel uit te zien, bleef haar gezicht hoekig en gewoontjes en haar handen rood en ruw. En wat hij van haar figuur zag leek meer gemaakt voor degelijkheid dan voor gratie.

Als gevolg van zijn kritische blik begon haar onderlip te trillen. Hij kon haar verlegenheid en angst heel duidelijk merken en voelde medelijden. Zij was hem gisteren werkelijk van dienst geweest en dat was het enige wat telde.

Hij probeerde aardig te zijn en zei sussend: 'Dus je bent hierheen gekomen om... eh... de Klarkenplaats te zien?'

Zij sperde haar donkere ogen, die overigens best mooi waren, ver open en zei: 'U niet toornig zijn op mij, Heer, maar ik gekomen om ikzelf klark te zijn.'

'Jij wilt een klerk worden ?' Gendibal was stomverbaasd. 'Mijn beste mevrouw...'

Hij pauzeerde. Hoe ter wereld kon je een compleet ongeschoolde boerin uitleggen welk niveau van intelligentie, training en geestelijk uithoudingsvermogen er nodig was om te kunnen worden wat de Trantorianen een 'klark' noemden?

Maar Sura Novi ging onvervaard door. 'Ik ben een schrijver en een lezer. Ook heb ik gehele boeken gelezen tot einde en vanaf begin. En ik heb wil een klark te zijn. Ik heb niet de wens de vrouw van een boer te zijn. Ik ben geen persoon voor boerderij. Ik zal geen boer trouwen of boerenkinderen hebben.'Zij hief haar hoofd op en zei trots: ik zijn gevraagd. Veel keren. Ik altijd zeggen: Nee. Beleefd, maar: Nee.'

Gendibal kon duidelijk zien dat zij loog. Zij was nooit gevraagd, maar hij hield zijn gezicht in de plooi. Hij zei: 'Wat zul je met je leven aanvangen als je niet trouwt?'

Novi legde haar vlakke hand met de palm naar beneden op de tafel, ik zal klark zijn. Ik zal niet boerin zijn.'

'En als ik geen klark van je kan maken?'

'Dan zal ik niets zijn en wachten tot doodgaan. Ik zal niets zijn in leven als ik niet klark zal zijn.'

Een ogenblik had hij de neiging haar geest te doorzoeken om de mate van haar gemotiveerdheid nader te bepalen. Het zou echter fout zijn dat te doen. Een Spreker behoorde zich niet te amuseren door in de hulpeloze geest van anderen te rommelen. De wetenschap en de techniek van de geestvaardigheid waren, net als elk ander vak, onderworpen aan een gedragscode. Als het goed was, tenminste. (Plotseling voelde hij spijt over zijn uitval naar de conciërge.)

'En waarom geen boerin, Novi?' vroeg hij. Met een klein beetje manipulatie kon hij haar verzoenen met dat lot en met nog een beetje manipulatie kon hij er een Toeslander toe brengen zichzelf gelukkig te maken door met haar te trouwen - en vice versa. Dat kon geen kwaad. Het zou een vriendelijke daad zijn. Maar het was tegen de wet en dus ondenkbaar.

'Ik niet willen,' zei ze. 'Boer is aardklomp. Hij werken met aardkluiten en worden er zelf een. Als ik boerin ben, ik worden zelf ook kluit. Ik zal tijdloos worden voor lezen en schrijven, en zal vergeten. Mijn hoofd,' ze legde haar hand op haar voorhoofd, 'zal muf en zuur worden. Nee! Een klark zijn anders. Wijs!' (Met dat woord, zo stelde Gendibal vast, bedoelde zij niet 'bedachtzaam' maar 'intelligent'.)

'Een klark,' vervolgde zij, 'leven met boeken en met...met... ik vergeet hoe zij naamzeggen.' Zij maakte een aantal vage gebaren die Gendibal niets gezegd zouden hebben als hij niet had beschikt over de uitstraling van haar geest om hem op weg te helpen.

'Microfilms,' zei hij. 'Hoe weet jij dat die bestaan?'

'In boeken ik lezen veel dingen,' zei ze trots.

Gendibal kon niet langer de verleiding weerstaan meer van haar te willen weten. Dit was een ongewone Toeslander. Hij had nooit eerder gehoord dat ze bestonden. Toeslanders werden nooit gerecruteerd, maar als Novi jonger was geweest, pakweg een kind van tien...

Wat een verspilling! Hij zou haar niet verwarren. Hij zou haar niet de minste schade toebrengen, maar wat had het voor een nut Spreker te zijn als je ongebruikelijke geesten niet mocht observeren en er niets van mocht leren?

'Novi, ik wil dat je hier even gaat zitten,' zei hij. 'Blijf heel kalm. Zeg geen woord. Denk ook geen woorden die je zou willen zeggen. Probeer te denken dat je in slaap valt. Begrijp je?'

Haar angst keerde meteen terug. 'Waarom moet ik dat doen, Heer?'

'Omdat ik wil nadenken over de vraag hoe jij misschien een klark zou kunnen worden.'

Het deed er niet toe wat zij allemaal gelezen had, want tenslotte was het absoluut onmogelijk dat zij kon weten wat het werkelijk betekende een 'klerk' te zijn. Daarom was het noodzakelijk er achter te komen wat zij dacht dat een klerk was.

Heel zorgvuldig en met uiterste fijngevoeligheid doorzocht hij haar geest. Hij tastte rond zonder haar echt aan te raken - zoiets als het leggen van je hand op een glimmend gepoetste metalen plaat zonder vingerafdrukken achter te laten. Voor haar was een klerk iemand die voortdurend boeken las. Zij had er geen flauw idee van waarom iemand boeken leest. Het beeld in haar geest kwam neer op het verrichten van de werkzaamheden die zij kende: pakken, dragen, koken, schoonmaken, opdrachten uitvoeren. Als klerk zou zij die dingen ook doen, maar dan op het terrein van de Universiteit, waar boeken voorhanden waren en waar zij tijd zou hebben om ze te lezen en - een heel vage notie - 'geleerd' zou worden. Het kwam erop neer dat zij een bediende wilde worden - zijn bediende. 

Gendibal fronste. Een Toesvrouw als bediende - en dan nog wel een die alledaags, oncharmant, onontwikkeld en nauwelijks geletterd was? Ondenkbaar.

Hij moest er gewoon voor zorgen dat zij zich dat uit het hoofd zette. Er moest een manier bestaan om haar verlangens zodanig te sturen dat zij er tevreden mee zou zijn een boerin te worden, een manier die geen sporen naliet, een manier waarop zelfs Delarmi niets aan te merken zou hebben.

Of was zij door Delarmi naar hem toe gestuurd? Was dit alles een ingewikkeld plan om hem ertoe te verlokken te knoeien met een Toeslandse geest, om hem te betrappen en te beschuldigen?

Belachelijk! Straks werd hij nog echt paranoïde. Ergens in de simpele vertakkingen van haar ongecompliceerde geest moest een klein stroompje door een lichte aanraking van richting veranderd worden, meer niet. Een miniem duwtje zou voldoende zijn.

Het was tegen de letter van de wet, maar het zou geen kwaad doen en niemand zou het ooit merken. Hij pauzeerde.

Terug. Terug. Terug.

Mijn hemel! Bijna had hij het gemist!

Was hij het slachtoffer van een illusie?

Nee! Nu zijn aandacht er op was gevestigd, kon hij het heel duidelijk voelen: dat hele kleine rankje, die heel dunne vertakking die niet op zijn plaats was. Een onooglijke ordeloosheid, maar een abnormale. Het was een delicaat gevormd takje en het vertakte zich niet verder.

Gendibal trok zich terug uit haar geest. Vriendelijk zei hij: 'Novi.'

Zij opende haar ogen en zocht zijn blik. 'Ja, Heer?'

'Je mag met mij werken,' zei Gendibal. 'Ik zal een klerk van je maken ...'

Haar ogen straalden van vreugde en ze riep: 'Heer...'

Hij ontdekte het meteen. Zij wilde zichzelf neerwerpen aan zijn voeten. Hij legde zijn handen op haar schouders en hield haar stevig vast. 'Niet bewegen, Novi. Blijf staan zoals je staat. Blijf staan!'

Het leek alsof hij tegen een half-tam huisdier praatte. Toen hij zag dat de opdracht tot haar was doorgedrongen, liet hij haar los. Hij was zich bewust van de strakke spieren in haar bovenarmen.

'Als je een klerk wilt worden, moet je je ook op die manier gedragen,' zei hij. 'Dat wil zeggen dat je altijd rustig moet zijn, zachtjes moet praten, altijd moet doen wat ik je zeg. En je moet proberen te leren op dezelfde manier te praten als ik doe. Je zult ook andere klerken moeten ontmoeten. Zul je bang zijn?'

'Ik zal niet bevr... bevreesd zijn, Heer, als u bij me zijn.' 

'Ik zal bij je zijn. Maar nu moet ik eerst een kamer voor je vinden, zorgen dat je een badkamer krijgt toegewezen, een plaats in de eetzaal, en ook wat kleren. Je zult kleren moeten dragen die beter bij een klerk passen, Novi.'

'Deze bennen alles wat...' begon zij op zielige toon.

'We zullen voor aanvulling zorgen.'

Het was duidelijk dat hij een vrouw nodig had om Novi aan een nieuwe voorraad kleren te helpen. Hij zou ook iemand nodig hebben om haar de beginselen van persoonlijke hygiëne bij te brengen. Hoewel de kleren die zij aanhad waarschijnlijk haar beste waren en zij zichzelf zo goed mogelijk had opgedirkt, hing er tenslotte nog steeds een duidelijk luchtje om haar heen dat vaagjes onaangenaam was.

En hij zou ervoor moeten zorgen dat er geen misverstanden ontstonden over hun relatie. Het was altijd al een publiek geheim geweest dat de mannen (en ook de vrouwen) van de Tweede Foundation af en toe voor hun persoonlijke pleziertjes een uitstapje maakten naar de Toeslanders. Zo lang er niet geknoeid werd met de geesten van de Toeslanders haalde niemand het in zijn hoofd daar enige drukte over te maken. Gendibal zelf had er nooit aan meegedaan en hij koesterde zich graag in de gedachte dat dit kwam omdat hij geen behoefte had aan seks die wellicht grover en meer gepeperd was dan wat in de Universiteit voorhanden was. De vrouwen van de Tweede Foundation waren misschien wat bleekjes in vergelijking met de Toesvrouwen, maar zij waren schoon en hun huid was glad.

Maar ook al zou de zaak verkeerd worden uitgelegd, en zouden er roddels ontstaan over een Spreker die niet alleen vaak naar de Toeslanders toeging, maar er nu zelfs eentje in zijn huis opnam, dan nog zou hij dat ongemak moeten verduren. Zoals de zaken er nu voorstonden was deze boerenvrouw, Sura Novi, de sleutel tot zijn overwinning in het onvermijdelijke duel met Spreker Delarmi en de rest van de Tafel dat hij voor de boeg had.


29


Pas na het avondmaal zag Gendibal Novi weer. Op dat moment werd zij bij hem gebracht door de vrouw aan wie hij de situatie uitvoerig had uiteengezet - tenminste: het niet-seksuele karakter van de situatie. Ten slotte had zij het begrepen. Zij durfde althans op geen enkele manier meer te laten doorschemeren dat zij het niet begreep en dat was misschien even goed.

Novi stond nu voor hem in een onevenwichtig mengsel van schuchterheid, trots, verwarring en triomf alles tegelijk.

'Je ziet er heel leuk uit, Novi,' zei hij.

De kleren die ze haar hadden gegeven pasten verrassend goed en zij zag er in het geheel niet lachwekkend uit. Hadden zij haar taille ingesnoerd? Haar borsten opgebonden? Of kon je dat soort dingen gewoon niet goed zien als ze plompe boerenkleren droeg?

Haar billen waren nogal prominent, maar op een aangename manier. Haar gezicht bleef natuurlijk alledaags, maar als de bruine kleur van het buitenleven vervaagde en zij leerde haar teint te verzorgen, zou het nu ook weer niet bepaald lelijk zijn.

Bij het Oude Rijk, die vrouw dacht echt dat Novi zijn maîtresse werd! Zij had geprobeerd haar voor hem zo mooi mogelijk te maken.

En toen dacht hij: ach, waarom niet?

Novi zou voor de Tafel van Sprekers moeten verschijnen en hoe aantrekkelijker zij er dan uitzag, des te gemakkelijker zou hij hen kunnen overtuigen.

Juist toen hij dit dacht, bereikte hem de boodschap van de Eerste Spreker. Dat was trouwens passend en niet ongebruikelijk in een op geestcontact gebaseerde samenleving als deze. Min of meer informeel werd dit verschijnsel het 'samenloop-effect' genoemd. Als je vaaglijk aan iemand denkt terwijl die iemand vaaglijk aan jou denkt, ontstaat er een wederzijdse gedachtenversterking die de beide gedachten binnen enkele seconden scherp, bewust en ogenschijnlijk simultaan maakt.

Zelfs degenen die het proces verstandelijk begrijpen kunnen erdoor verrast worden, vooral als de voorafgaande vage gedachten bij een van beide partijen (of bij alle twee) zo ijl waren dat zij het onderbewustzijn nog niet hadden verlaten.

'Ik kan vanavond niet bij je zijn, Novi,' zei Gendibal. 'Ik heb klerkenwerk te verrichten. Ik zal je naar je kamer brengen. Er zijn daar een aantal boeken en je kunt oefenen in leesvaardigheid. Ik zal je laten zien hoe je een teken kunt geven als je iets nodig hebt. Morgen zien we elkaar weer.'


30


'Eerste Spreker?' zei Gendibal beleefd.

Shandess knikte slechts. Hij zag er streng en oud uit. Hij leek op een man die niet dronk, maar wel behoefte had aan een stevige borrel. Eindelijk zei hij: ik "riep" u...'

'Zonder koerier. Ik begreep uit de "oproep" dat het om iets belangrijks gaat.' inderdaad. Uw prooi... de Eerste Foundationist... Trevize...'

'Ja?'

'Hij komt niet naar Trantor.'

Gendibal leek niet verbaasd. 'Waarom zou hij wel? Volgens onze informatie is hij vertrokken met een professor in de oude geschiedenis die op zoek is naar de Aarde.'

'Ja, de legendarische Primaire Planeet. En dat is de reden waarom hij naar Trantor zou moeten komen. De professor weet immers niet waar de Aarde zich bevindt? Weet u het? Of ik? Bestaat zij eigenlijk wel? Heeft zij ooit bestaan? Zij zouden beslist naar deze Bibliotheek moeten komen om de noodzakelijke gegevens te krijgen, want als ze hier niet zijn, dan zijn ze nergens. Tot nu toe had ik het gevoel dat de situatie nog niet kritiek was. De Eerste Foundationist zou hierheen komen en via hem zouden wij aan de weet komen wat wij willen weten.'

'Dat zal wel de reden zijn waarom hem niet is toegestaan hierheen te komen.'

'Maar waar gaat hij dan naar toe?'

'Dat hebt u kennelijk dus nog niet uitgevist?'

De Eerste Spreker leek heel humeurig. 'U schijnt er nogal kalm onder te bijven.'

'Ik vraag me af of het zo niet beter is,' zei Gendibal. 'U wilt dat hij naar Trantor komt om hem veilig als bron van informatie te kunnen gebruiken. Zal hij echter niet een veel belangrijker bron van informatie zijn, ook over andere betrokkenen, die belangrijker zijn dan hijzelf, als hij gaat waar hij wil gaan en doet wat hij wil doen vooropgesteld dat wij hem niet uit het oog verliezen?'

'Dat is niet genoeg!' zei de Eerste Spreker. 'U hebt mij overtuigd van het bestaan van deze nieuwe vijand en nu heb ik geen rust meer. Sterker nog, ik heb mijzelf overtuigd dat het noodzakelijk is deze Trevize onschadelijk te maken willen we niet alles verliezen. Ik kan het gevoel niet van mij afzetten dat hij - en niemand anders - de sleutel is.'

'Wat er ook gebeurt, Eerste Spreker, wij zullen niet verliezen,' zei Gendibal met grote nadruk. 'Dat zou alleen mogelijk zijn geweest als deze anti-Muildieren, om uw term te herhalen, door ons onopgemerkt hadden kunnen blijven wroeten. Maar wij weten nu dat zij bestaan. Wij werken niet langer in den blinde. Als wij in staat zijn tot samenwerking, kunnen wij tijdens de volgende vergadering van de Tafel een tegenaanval opzetten.'

De Eerste Spreker zei: 'De kwestie Trevize is niet de ware reden waarom ik u hierheen heb geroepen. Ik heb dat onderwerp als eerste besproken omdat het mij voorkwam als een persoonlijke nederlaag. Ik had dat aspect van de situatie foutief geanalyseerd. Het was verkeerd van mij de ergernis daarover te laten prevaleren boven het algemene beleid, en dat spijt mij. Er is nog iets anders.'

'Iets ernstigers, Eerste Spreker?' 

'Iets ernstigers, Spreker Gendibal.'

De Eerste Spreker zuchtte en trommelde met zijn vingers op de tafel, terwijl Gendibal geduldig voor hem stond te wachten.

Tenslotte sprak de Eerste Spreker met een zachte stem, alsof hij de klap daardoor minder hard zou maken: 'Tijdens een spoedvergadering van de Tafel, bijeengeroepen door Spreker Delarmi...'

'Zonder uw instemming, Eerste Spreker?' 'Voor haar doel behoefde zij slechts de instemming van drie andere Sprekers, mijzelf niet inbegrepen. Tijdens die spoedvergadering, Spreker Gendibal, is besloten een afzettingsprocedure tegen u op gang te brengen. U bent ervan beschuldigd onwaardig te zijn de positie van Spreker in te nemen en u moet worden berecht. Dit is voor het eerst in drie eeuwen dat formeel de afzetting van een Spreker is gevraagd ...'

Gendibal deed zijn best geen blijk te geven van zijn woede en zei: 'Ongetwijfeld hebt uzelf niet voor mijn afzetting gestemd.'

'Ik niet, maar ik was de enige. De rest van de Tafel was unaniem en zo werd er met tien tegen een voor uw afzetting gestemd. U weet dat voor afzetting acht stemmen nodig zijn, inclusief die van de Eerste Spreker, of tien stemmen, exclusief de zijne.'

'Maar ik was niet aanwezig!'

'U zou niet hebben mogen stemmen.'

'Ik zou mij hebben kunnen verdedigen.'

'Niet in dit stadium. Er zijn maar weinig precedenten, maar die zijn duidelijk. U zult zich kunnen verdedigen tijdens het proces en dat zal uiteraard zo spoedig mogelijk plaatsvinden.'

Gendibal boog zijn hoofd en dacht na. 'Ik maak mij hier niet al te veel zorgen over, Eerste Spreker,' zei hij tenslotte, ik geloof dat uw eerste instinctieve idee achteraf toch correct is. De kwestie Trevize heeft voorrang. Mag ik suggereren dat u het proces om die reden uitstelt?'

De Eerste Spreker stak zijn hand op. 'Ik neem u niet kwalijk dat u de situatie niet begrijpt, Spreker. Afzetting is een zo zeldzame gebeurtenis dat ik ook zelf genoodzaakt was de desbetreffende juridische procedures na te lezen. Er is geen sprake van voorrang. Wij zijn verplicht direct naar een proces toe te werken en moeten alle andere zaken uitstellen.'

Gendibal leunde met zijn vuisten op de tafel en boog zich naar de Eerste Spreker toe: 'Dat meent u niet!'

'Zo luidt de wet.'

'De wet mag niet in de weg staan als er sprake is van een duidelijk en acuut gevaar.'

'Voor de Tafel, Spreker Gendibal, bent u het duidelijke en acute gevaar. Nee, luister naar mij! De betreffende wet is gebaseerd op de overtuiging dat niets belangrijker kan zijn dan de mogelijkheid van corruptie of machtsmisbruik van een Spreker.'

'Maar ik ben schuldig aan geen van beide, Eerste Spreker, en dat weet u. Dit is gewoon een persoonlijke wraakneming van de kant van Spreker Delarmi. Als er sprake is van machtsmisbruik, dan aan haar kant! Mijn misdaad is dat ik nooit veel moeite heb gedaan om mijzelf populair te maken dat geef ik toe en dat ik te weinig aandacht heb besteed aan dwazen die oud genoeg zijn om seniel te zijn, maar jong genoeg om macht te hebben.'

'Zoals ikzelf, Spreker?'

Gendibal zuchtte. 'Daar ziet u het - nu doe ik het wéér! Ik doelde niet op u, Eerste Spreker. Goed dan, laten we in dat geval maar onmiddellijk een proces organiseren. Laten we het morgen doen. Beter nog: vanavond. Laten we het zo snel mogelijk afhandelen en ons vervolgens bezighouden met de kwestie Trevize. We mogen dat niet uitstellen!'

'Spreker Gendibal,' zei de Eerste Spreker, 'ik geloof dat u de situatie nog steeds niet begrijpt. We hebben al eerder met afzettingen te maken gehad. Niet vaak, maar twee keer. Geen van beide is geëindigd in een veroordeling. U, daarentegen, zult wèl veroordeeld worden! U zult dan niet langer lid van de Tafel zijn en u zult geen stem meer hebben in de politieke besluitvorming. U zult zelfs geen stem meer hebben tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Assemblee.'

'En u zult niet optreden om dat te verhinderen?'

'Ik kan het niet. Ik zal met algemene stemmen worden weggestemd. Ik zal mij dan gedwongen voelen af te treden, en ik denk dat dat precies is wat de Sprekers graag willen.'

'En dan wordt Delarmi Eerste Spreker?'

'Dat lijkt mij een reële mogelijkheid.'

'Maar dat mag nooit gebeuren!'

'Precies! En daarom zal ik vóór uw veroordeling moeten stemmen.'

Gendibal haalde diep adem. 'Niettemin vraag ik nu meteen een proces.'

'U moet tijd hebben om uw verdediging voor te bereiden.'

'Verdediging? Zij zullen nergens naar luisteren. Een proces, meteen!'

'De Tafel moet tijd hebben om een aanklacht uit te werken.'

'Er is geen aanklacht en zij hebben er ook geen nodig. In hun geest hebben zij mij al veroordeeld en meer hebben zij niet nodig. Feitelijk zullen zij me liever morgen al veroordelen dan overmorgen - en liever vanavond dan morgen. Stel het hun voor!'

De Eerste Spreker ging rechtop staan. Boven de tafel keken zij elkaar aan. De Eerste Spreker zei: 'Waarom hebt u zoveel haast?'

'De kwestie Trevize kan geen uitstel velen.'

'Als u eenmaal veroordeeld bent en ik krachteloos geworden tegenover een Tafel die unaniem tegen mij is, wat hebben we dan bereikt?'

Met intense, doordringende fluisterstem zei Gendibal: 'Wees niet bezorgd! Ondanks alles zal ik niet worden veroordeeld!'