I

RAADSHEER


1


'Natuurlijk geloof ik het niet,' zei Golan Trevize die op de brede treden van Seldon Hall stond en uitkeek over de stad die baadde in stralen zonlicht.

Terminus was een milde planeet, met een hoge water/land verhouding. Sinds het weer gereguleerd werd, zo dacht Trevize vaak, was het allemaal nog een stuk comfortabeler maar ook flink wat saaier geworden.

'Ik geloof er niets van,' herhaalde hij glimlachend. Zijn regelmatige, witte tanden blonken in zijn jeugdige gezicht.

Zijn metgezel en collega-Raadsman, Munn Li Compor, die een tweede voornaam had gekozen om de tradities van Terminus te provoceren, schudde zorgelijk zijn hoofd. 'Wat geloof je dan niet? Dat we de stad hebben gered?'

'O, dat geloof ik wel. Dat hebben we immers gedaan, nietwaar? En Seldon heeft gezegd dat we het zouden doen, en dat we er goed aan deden het te doen, en dat hij dat allemaal zo'n vijfhonderd jaar geleden al wist.'

Compor liet zijn stemvolume zakken en zei half fluisterend: 'Hoor eens, het kan mij niet schelen als jij zo tegen mij spreekt, want ik vat het maar op als praatjes, maar als je het van de daken schreeuwt zullen ook anderen het horen en ik heb eerlijk gezegd geen zin om pal naast je te staan als de bliksem inslaat. Ik weet niet zeker of er met die schichten precies genoeg gemikt kan worden.'

Trevize bleef onverstoorbaar glimlachen. Hij zei: 'Kan het dan kwaad als ik zeg dat de stad is gered ? En dat we daar zonder een oorlog in slaagden?'

'Er was niemand om tegen te vechten,' zei Compor. Hij had botergele haren en hemelsblauwe ogen, maar had steeds de verleiding weerstaan om die onmodieuze trekjes te laten wijzigen.

'Heb je dan nooit gehoord van Burgeroorlog, Compor?' zei Trevize. Hij was groot en zijn zwarte haren hadden een sierlijke golving. Hij had de gewoonte tijdens het lopen zijn duimen te haken achter de soepele ceintuur die hij altijd om had.

'Een Burgeroorlog over de lokatie van de hoofdstad?'

'Die vraag was voldoende om een Seldon Crisis te veroorzaken. Ze heeft ook de politieke carrière van Hannis vernietigd. En jij en ik zijn er bij de laatste verkiezing door in de Raad gekomen en het onderwerp hing...' Hij bewoog een hand langzaam heen en weer, als een weegschaal die in evenwicht tot rust komt. 

Hij bleef stilstaan op de treden en negeerde de andere vertegenwoordigers van de regering en de media en ook de modieuze typen uit societykringen die een uitnodiging hadden weten te verkrijgen om getuige te zijn van de terugkeer van Seldon (dat wil zeggen: van diens beeld).

Allen liepen over de trappen naar beneden, pratend, lachend, innig tevreden met de stand van zaken en zich koesterend in Seldons goedkeuring.

Trevize bleef staan en liet de menigte langs hem heen stromen. Compor, die twee stappen voor hem had gelopen, hield zijn pas in alsof hij vastzat aan een onzichtbaar koord tussen hen in. 'Kom je niet mee?' vroeg hij.

'Er is geen reden voor haast. Ze zullen de Raadszitting niet openen voordat Burgemeester Branno een overzicht van de situatie heeft gegeven op de haar bekende zwaarwichtige, lettergreep-na-lettergreep manier. Ik popel niet om de zoveelste pompeuze toespraak aan te horen. Kijk eens naar de stad!'

'Ik zie haar. Gisteren ook al, trouwens.'

'Zeker, maar zag je haar ook vijfhonderd jaar geleden toen ze werd gesticht?' 

'Vierhonderd achtennegentig,' verbeterde Compor hem automatisch. 'Over twee jaar zullen ze het vijfde eeuwfeest vieren en burgemeester Branno zal nog steeds in functie zijn, onvoorziene gebeurtenissen van, naar we hopen, geringe waarschijnlijkheid daargelaten.'

'Naar we hopen,' zei Trevize droogjes. 'Maar hoe zag zij er vijfhonderd jaar geleden bij haar stichting uit? Een stad! Een klein stadje dat werd bewoond door een groep mensen die aan een Encyclopedie werkten die nooit is gereedgekomen!'

'Die wel degelijk is gereedgekomen.'

'Bedoel je de Galactische Encyclopedie die we tegenwoordig gebruiken? Wat wij nu hebben is niet datgene waaraan zij werkten. Wat we hebben zit in een computer en wordt dagelijks bijgewerkt. Heb je ooit het onvoltooide origineel bekeken?'

'Je bedoelt in het Hardin Museum?'

'Het Salvor Hardin Museum van Bronnen. Als je zoveel prijs stelt op exactheid in jaartallen, kunnen we zulke namen ook maar beter voluit gebruiken. Heb je het gezien?'

'Nee. Moet dat?'

'Nee, zoveel is het niet waard. Maar goed, daar waren zij dan, een groep Encyclopedisten die de kern van een stad vormden een klein stadje op een wereld zonder metalen, draaiend rond een geïsoleerde zon aan de rand, de uiterste buitenrand van de Melkweg. En nu, vijfhonderd jaar later, zijn we een sterk verstedelijkte wereld. Het hele gebied is éen groot park geworden en we hebben zoveel metaal als we maar willen. We zijn nu het middelpunt van alles geworden!'

'Niet echt,' zei Compor. 'We draaien nog steeds om een zon die geïsoleerd is van de rest van de Melkweg. En nog steeds aan de buitenste rand van die Melkweg.'

'Nee, nu denk je niet goed na. Dat was nu precies waar het om draaide in deze kleine Seldon Crisis. We zijn méér dan enkel het planeetje Terminus. Wij zijn de Foundation wier tentakels zich uitstrekken over de hele Melkweg en die vanuit haar positie aan de rand de gehele Melkweg regeert. We kunnen dat doen omdat we niet geïsoleerd zijn, afgezien van onze positie, maar die is niet van belang.'

'Akkoord, toegegeven.' Compor had kennelijk weinig belangstelling voor het onderwerp en deed een stap naar beneden. Het onzichtbare koord tussen hen beiden werd verder uitgerekt.

Trevize stak zijn hand uit alsof hij zijn metgezel weer een paar treden naar boven wilde trekken. 'Besef je het belang daarvan dan niet, Compor? We hebben hier te maken met een enorm grote verandering, maar wij accepteren die niet. In ons hart willen wij allemaal die kleine Foundation, de overzichtelijke, kleinschalige projecten waarmee we in de goeie oude tijd bezig waren de tijd van geharnaste ridders en nobele helden die voorgoed voorbij is.'

'Kom nou!'

'Nee, serieus. Kijk maar eens naar Seldon Hall. In het begin, tijdens de eerste crisissen in de dagen van Salvor Hardin, bestond die uitsluitend uit de Tijdkluis, een kleine gehoorzaal waarbinnen de holografische afbeelding van Seldon verscheen. Meer niet. Nu is het een kolossaal mausoleum geworden, maar is er een krachtveld-roltrap aangebracht? Een hellingbaan? Een zwaartekracht-lift? Nee. Alleen deze traptreden zijn er en over deze treden klimmen we naar boven en lopen naar beneden, precies zoals Hardin dat in zijn tijd zou hebben gedaan. Op vreemde en onvoorspelbare momenten klampen wij ons uit angst vast aan het verleden.'

In een theatraal gebaar strekte hij zijn arm uit. ts er ergens bouwmateriaal zichtbaar dat van metaal is ? Nee, nergens. Dat zou niet passend zijn, want in Salvor Hardins dagen was er geen noemenswaardige hoeveelheid inheems metaal en ook nauwelijks metaal dat geïmporteerd was. We hebben zelfs antiek plastic, roze van ouderdom, aangebracht toen we dit bakbeest van een gebouw neerzetten. Dan konden de bezoekers uit andere werelden verrast uitroepen: "Mijn hemel! Wat een prachtig antiek plastic!" Niets anders dan uiterlijke schijn, Compor, ik bezweer het je.'

'En dat zit je zo dwars? Je gelooft niet in Seldon Hall?'

'En zijn complete inhoud,' zei Trevize met een felle fluisterstem. 'Ik geloof werkelijk niet dat het zin heeft ons hier aan de rand van de Melkweg te verstoppen, enkel omdat onze voorouders dat ook deden. Ik geloof dat we hier weg moeten en naar ginds, naar het centrum gaan.'

'Maar Seldon zegt dat je het mis hebt. Het Seldon Plan verloopt langs de berekende lijnen.'

'Ik weet het. Ik weet het. En elk kind op Terminus wordt opgevoed met de zekerheid dat Hari Seldon een Plan heeft ontworpen, dat hij alles vijf eeuwen geleden al heeft voorzien, dat hij de Foundation zodanig heeft ingericht dat hij bepaalde crisissen kan waarnemen, dat zijn beeld tijdens zulke crisissen op holografische manier verschijnt en ons dan de minimaal nodige kennis verstrekt om voort te kunnen tot aan de volgende crisis, en dat hij ons op die manier veilig door een periode van duizend jaar geschiedenis leidt totdat we zonder gevaar een Tweede en Groter Galactisch Imperium kunnen stichten op de ruïnes van de oude, overleefde structuur die vijf eeuwen geleden in verval was geraakt en die twee eeuwen geleden volledig was ineengestort.'

'Waarom vertel je me dit allemaal, Golan?'

'Omdat ik je zeg dat het uiterlijke schijn is. Het is allemaal valse schijn. Zelfs als het in het begin echt was, nu is het bedrog. Wij zijn niet onze eigen meesters. Niet wij zijn degenen die het Plan aan het volgen zijn.'

Compor keek de ander onderzoekend aan. 'Jij hebt zulke dingen al eerder tegen mij gezegd, Golan, maar ik heb altijd gemeend dat je alleen maar belachelijke dingen beweerde om mij op stang te jagen. Maar, mijn hemel, ik geloof waarachtig dat je het méént!'

'Natuurlijk meen ik het!'

'Dat kan niet waar zijn. Ofwel je bent op een ingewikkelde manier bezig mij voor de gek te houden, ofwel je bent krankzinnig.'

'Geen van beide. Geen van beide,' zei Trevize, nu op rustige toon. Hij haakte zijn duimen achter zijn ceintuur alsof hij niet langer behoefte had aan de gebarentaal van zijn handen om zijn emoties te onderstrepen. 'Ik heb me al eerder met zulke speculaties bezig gehouden, dat geef ik toe, maar toen ging ik uitsluitend af op mijn intuïtie. Maar de klucht van vanmorgen, daarbinnen, heeft voor mij plotseling alles verhelderd en ik ben van plan nu op mijn beurt alles zonneklaar te verhelderen voor de Raad.'

'Je bent echt gek,' zei Compor.

'Goed dan. Kom maar mee en luister.'

Het tweetal liep de trap af. Zij waren de enige twee die nog over waren, de laatsten die naar beneden kwamen. En terwijl Trevize voorop liep, bewogen Compors lippen zich zonder geluid in het vormen van een klankloos woord naar de rug van zijn metgezel: 'Gek!'


2


Burgemeester Harla Branno opende de vergadering van de Uitvoerende Raad. Haar ogen hadden het verzamelde gezelschap zonder merkbare belangstelling geobserveerd, maar niemand betwijfelde dat zij nauwkeurig had waargenomen wie er present waren en wie er nog ontbraken.

Haar grijze haren waren zorgvuldig gemodelleerd in een stijl die noch opzichtig vrouwelijk noch nagemaakt mannelijk was. Het was gewoon haar manier, meer niet. Haar zakelijk ogende gezicht viel niet op door schoonheid, maar men zocht in haar ook nooit schoonheid.

Zij was de meest capabele bestuurder van de planeet. Niemand kon of wilde haar aanwrijven dat zij even briljant was als de Salvor Hardins en de Hober Mallows wier daden kleur hadden gegeven aan de eerste twee eeuwen van het bestaan van de Foundation, maar evenmin was er iemand die haar zou willen associëren met de stommiteiten van de door erfrecht opeenvolgende Indburs die de Foundation hadden geleid vlak voor het tijdperk van het Muildier.

Haar toespraken waren niet bepaald inspirerend en zij miste ook de gave van het dramatische gebaar, maar zij bezat het vermogen kalme beslissingen te nemen en zich daar ook consequent aan te houden zo lang zij overtuigd was van haar gelijk. Zonder over merkbaar charisma te beschikken wist zij er de kiezers toch van te overtuigen dat die kalme beslissingen de enig juiste zouden zijn. 

Aangezien volgens de leer van Seldon historische veranderingen slechts met grote moeite zijn aan te brengen (steeds onder het voorbehoud van onvoorspelbare variabelen, welk voorbehoud de meeste Seldonisten, ondanks het rampzalige voorbeeld van het Muildier, geneigd zijn te vergeten), zou de Foundation haar hoofdstad op Terminus normaliter onder alle omstandigheden hebben gehandhaafd. Er was dus enig voorbehoud. In zijn zo juist geëindigde verschijning als vijf eeuwen oude nabootsing had Seldon zelf de waarschijnlijkheid van een honkvast verblijf op Terminus bepaald op 87,2 procent.

Zelfs voor Seldonisten betekende dit, dat er 12,8 procent kans was dat er een verhuizing zou hebben plaatsgevonden naar een punt dichter bij het centrum van de Foundation Federatie, met alle akelige gevolgen vandien (zoals door Seldon geschetst). Dat deze kans van een op acht geen realiteit was geworden, was zonder meer te danken aan Burgemeester Branno.

Het stond vast dat zij dat niet zou hebben toegelaten. Hoewel dat standpunt tijden lang hoogst onpopulair was, hield zij vast aan haar besluit dat Terminus de traditionele vestigingsplaats van de Foundation was en dat het zo ook moest blijven. Haar politieke tegenstanders hadden haar hoekige kaak tot karikatuur gemaakt (naar moest worden toegegeven: met enig succes) door deze af te beelden als een stevig vastgeklonken rotsblok.

En nu had Seldon haar visie gesteund en, voor zo lang dat duurde, gaf haar dat een verpletterend politiek voordeel. Naar verluidde had zij een jaar tevoren aangekondigd dat zij haar taak met succes afgerond zou achten als de aanstaande verschijning van Seldon haar zou steunen. Dan zou zij zich terugtrekken in een rol van wijze staatspersoon, liever dan het risico te lopen van de dubieuze uitkomsten van steeds nieuwe politieke gevechten.

Niemand had haar echt geloofd. In politieke gevechten was zij aanzienlijk beter thuis dan nagenoeg iedereen van vóór haar tijd en nu Seldons afbeelding was gekomen en weer gegaan hing er rond haar persoon geen spoor van tekenen dat zij terug zou treden.

Zij sprak met een buitengewoon heldere stem, met een schaamteloos Foundation-accent (zij was ooit ambassadeur op Mandress geweest, maar had daar niet de ouderwetse Imperium-manier van spreken aangeleerd die nu zo in de mode was en die onderdeel was geweest van de semi-Imperiale drang naar de Binnenprovincies).

Ze zei: 'De Seldon Crisis is voorbij en het is een traditie, een zeer wijze traditie, dat generlei represailles worden genomen, noch in woord, noch in daad, jegens degenen die de verkeerde kant hebben gesteund. Vele eerlijke mensen geloofden dat zij een goede reden hadden om iets te willen wat Seldon niet bleek te wensen. Het heeft geen zin deze mensen zodanig te vernederen dat zij hun zelfrespect alleen kunnen herwinnen door het Seldon Plan als geheel te verwerpen. Anderzijds is het een vaste en wenselijke gewoonte dat degenen die de verkeerde kant hebben ondersteund hun verlies opgewekt en zonder verdere discussie aanvaarden. Het twistpunt ligt achter ons, achter beide partijen, en voor altijd.'

Zij pauzeerde, keek met uitdrukkingsloze blik naar de verzameling gezichten voor haar en vervolgde: 'Leden van de Raad, de helft van de tijd is voorbij, de helft van de duizendjarige periode tussen de Imperia. Het is een tijd geweest met problemen, maar we hebben het een heel eind gebracht. In feite zijn we nu alweer bijna een Galactisch Imperium en er zijn geen noemenswaardige externe vijanden meer over.

Het Interregnum zou dertigduizend jaar hebben geduurd als het Seldon Plan er niet geweest was. Na dertigduizend jaar van desintegratie zou er wellicht geen kracht meer zijn overgebleven die nog een nieuw Imperium vermocht te scheppen. Slechts geïsoleerde, waarschijnlijk stervende werelden zouden nog over zijn geweest.

Wat wij vandaag bezitten danken wij aan Hari Seldon en wij moeten dan ook op zijn reeds lang gestorven geest vertrouwen voor het vervolg. Het gevaar, Raadslieden, schuilt derhalve in onszelf en vanaf dit ogenblik mag er geen enkele officiële twijfel zijn aan de waarde van het Plan. Laten wij nu met elkaar afspreken, rustig en vastberaden, dat het Plan niet zal worden blootgesteld aan officiële twijfel, kritiek of zelfs veroordeling. Wij moeten het ten volle steunen. Het heeft zijn waarde vijf eeuwen lang bewezen. Het geeft de mensheid veiligheid en we mogen het dus niets in de weg leggen. Zijn we het daar over eens?'

Er ontstond een gedempt gemompel. De Burgemeester keek nauwelijks op om te zien of er visuele tekenen van instemming te vinden waren. Zij kende elk lid van de Raad en wist hoe ieder van hen zou reageren. In het kielzog van de overwinning zouden er nu geen tegenwerpingen zijn. Misschien volgend jaar. Nu niet. En de problemen van volgend jaar zou ze volgend jaar aanpakken.

Altijd vooropgesteld dat...

'Gedachtencontrole, Burgemeester Branno?' vroeg Golan Trevize. Hij kwam het gangpad aflopen en sprak met luide stem alsof hij de stilte van de anderen wilde compenseren. Hij nam niet de moeite zijn plaats in te nemen, die zich, omdat hij een nieuw lid was, op de achterste rij bevond.

Branno keek nog steeds niet op. 'Uw mening, Raadsheer Trevize?' zei ze.

'Dat de regering de vrijheid van spreken niet kan verbieden. Dat alle individuen, nadrukkelijk met inbegrip van de Raadsheren en Raadsvrouwen die voor dat doel gekozen zijn, het volste recht hebben actuele politieke onderwerpen te bespreken. En dat geen enkel politiek onderwerp losstaat van het Seldon Plan.' 

Branno vouwde haar handen en keek op. Haar gezicht was uitdrukkingsloos. 'Raadsheer Trevize,' zei ze, 'u hebt dit debat op onreglementaire manier aangevangen en had niet het recht zulks te doen. Ik heb u echter gevraagd uw mening te geven en ik zal u nu antwoord geven.

De vrijheid van spreken wordt geen grens gesteld binnen de context van het Seldon Plan. Uitsluitend de aard van het Plan zélf legt ons per definitie beperkingen op. Er kunnen vele manieren zijn om feiten te duiden alvorens de verschijning ons de uiteindelijke beslissing geeft, maar als die beslissing eenmaal is genomen kan die niet meer ter discussie staan in deze Raad. En evenmin mag een dergelijke beslissing bij voorbaat worden aangevochten, alsof men daarmee wilde zeggen: "Als Hari Seldon zus of zo zou besluiten, dan zou hij het mis hebben.'"

'En als men in alle eerlijkheid die mening zou zijn toegedaan, mevrouw de Burgemeester?'

'Dan zou de betrokkene zulks kunnen zeggen, mits het een privéburger is die de zaak in privé-kring bespreekt.'

'U bedoelt dus te zeggen dat de grenzen die u stelt aan de vrijheid van meningsuiting uitsluitend en alleen gelden voor vertegenwoordigers van de regering?'

'Precies. Dit is overigens geen noviteit in de wetten van de Foundation. Eerdere Burgemeesters, van alle partijen, hebben hetzelfde gedaan. Een privé-mening betekent niets, maar een officiële meningsuiting heeft gewicht en kan gevaarlijk zijn. We zijn nu te ver gevorderd om nog gevaren te kunnen riskeren.'

'Mag ik erop wijzen, mevrouw de Burgemeester, dat het door u uitgevaardigde voorschrift wel ooit is toegepast, zij het hoogst zelden, maar dat het daarbij steeds ging om heel specifieke handelingen van de Raad zelf? Het is nooit van toepassing geweest op zoiets omvangrijks en ondefinieerbaars als het Seldon Plan.'

'Het Seldon Plan heeft die bescherming het hardste nodig, want juist ten aanzien van het Plan kunnen vragen uiterst fataal zijn.'

'Wilt u niet in overweging nemen, Burgemeester Branno...' Trevize draaide zich om en richtte zich nu tot de rijen zittende Raadsleden die allemaal hun adem leken in te houden alsof ze de uitkomst van een duel afwachtten, 'wilt u niet in overweging nemen, leden van de Raad, dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat er helemaal geen Seldon Plan bestaat?'

'We zijn allen vandaag getuigen geweest van de werking ervan,' zei Burgemeester Branno. Naarmate de stemverheffing en de retoriek van Trevize toenamen, sprak zij juist steeds rustiger.

'Juist omdat wij daar getuige van zijn geweest, Raadsheren en Raadsvrouwen, kunnen wij vaststellen dat het Seldon Plan zoals wij het hebben leren kennen en geloven niet kan bestaan.'

'Raadsheer Trevize, u bent buiten de orde en moogt op deze wijze niet voortgaan.'

'Ik heb van u het woord gekregen, Burgemeester.'

'Ik ontneem u nu het woord, Raadsheer.'

'U kunt mij het woord niet ontnemen. Uw uitspraak inzake de beperking van de vrije meningsuiting heeft op zichzelf niet de kracht van wet. Er heeft geen formele stemming in de Raad plaatsgevonden, Burgemeester, en zelfs als dat wel het geval ware geweest zou ik nog het recht hebben de legaliteit daarvan in twijfel te trekken.'

'Dat ik u het woord ontneem, Raadsheer, heeft niets te maken met mijn uitspraken inzake de bescherming van het Seldon Plan.'

'Waarmee dan wel?'

'U wordt beschuldigd van verraad, Raadsheer. Ik wil uit beleefdheid tegenover de Raad nalaten u binnen deze Raadskamer te laten arresteren, maar aan de uitgang staan medewerkers van Veiligheid klaar om u in hechtenis te nemen bij uw vertrek. Ik wil u nu vragen kalm te vertrekken. Als u mocht besluiten tot ondoordachte handelingen, zal dat natuurlijk worden opgevat als een acute bedreiging en dan zal Veiligheid uiteraard de Raadskamer betreden. Ik vertrouw dat u het zo ver niet wilt laten komen.'

Trevize fronste zijn wenkbrauwen. Er heerste volstrekte stilte in de zaal. (Had iedereen dit verwacht iedereen, behalve hijzelf en Compor?) Hij keek achterom naar de uitgangsdeur. Hij zag niets, maar was er zeker van dat Burgemeester Branno niet blufte.

Hij stotterde van woede. 'Ik vert- vertegenwoordig een belangrijk k- kiesdistrict, Burgemeester Branno...'

'Uw kiezers zullen ongetwijfeld ernstig in u teleurgesteld zijn!'

'Welke bewijzen hebt u voor deze grove aanklacht?'

'Dat zal te bestemder tijd wel blijken, maar wees ervan overtuigd dat we alles hebben wat nodig is. U bent een zeer indiscrete jongeman en had zich moeten realiseren dat iemand uw vriend kan zijn zonder nochtans medeplichtige te willen zijn in uw verraad.'

Trevize draaide snel om zijn as om Compors blauwe ogen te kunnen zien. Hun blik ving de zijne met kilheid op.

Burgemeester Branno verklaarde kalm: 'Ik roep u allen tot getuige dat bij mijn laatste opmerking Raadsheer Trevize zich omdraaide om Raadsheer Compor aan te zien. Wilt u nu vertrekken, Raadsheer, of wilt u ons dwingen tot de onwaardige vertoning van een arrestatie binnen de muren van de Raadszaal?' 

Golan Trevize draaide zich om, beklom de trappen weer en werd bij de uitgang ingesloten door twee goed bewapende mannen in uniform.

En Harla Branno keek hem onbewogen na en fluisterde door nauwelijks geopende lippen: 'Dwaas!'


3


Liono Kodell was tijdens het gehele bewind van Burgemeester Branno het Hoofd Veiligheid geweest. De baan was niet zo slopend als hij graag wilde doen geloven, maar natuurlijk kon niemand met zekerheid vaststellen of hij loog of niet. Hij zag er niet uit als een leugenaar, maar dat zei op zichzelf nog niets.

Hij zag er vertrouwenwekkend en vriendelijk uit en dat was met het oog op zijn functie waarschijnlijk wel goed. Hij was nogal onder de gemiddelde lengte en nogal boven het gemiddelde gewicht, had een borstelige snor (zeer ongebruikelijk voor een burger van Terminus) die nu eerder wit dan grijs was, helderbruine ogen en een kenmerkend patroon van primaire kleuren als merkteken op de borstzak van zijn vale overall.

'Ga zitten, Trevize,' zei hij. 'Laten we dit op een vriendelijke manier afhandelen, als dat kan.'

'Vriendelijk? Tegenover een verrader?' Trevize haakte zijn twee duimen achter zijn ceintuur en bleef staan.

'Tegenover iemand die beschuldigd is van verraad. We zijn nog niet aangeland bij het punt waar een beschuldiging gelijk staat aan een veroordeling ook de Burgemeester niet. Ik verwacht ook niet dat het zover komt. Het is mijn taak je naam te zuiveren, als ik dat kan. Ik zou dat veel liever direct doen, nu er nog niet echt schade is aangericht behalve misschien aan je zelfrespect dan gedwongen te zijn het allemaal onderwerp te maken van een publieke rechtzitting. Ik hoop dat jij die opvatting deelt.'

Trevize liet zich niet zwak maken. 'Laten we maar ophouden met die hoffelijkheden,' zei hij. 'Het is jouw taak mij op de huid te zitten alsof ik echt een verrader ben. Ik ben er geen en ik verafschuw de noodzaak dat tot jouw tevredenheid te moeten aantonen. Waarom behoef jij jouw loyaliteit niet tot mijn tevredenheid aan te tonen?'

'In principe heb je gelijk. De droeve feiten zijn echter, dat ik macht aan mijn kant heb en jij geen macht aan de jouwe. Om die reden bezit ik het privilege vragen te mogen stellen en jij niet. Mocht ooit enige verdenking van disloyaliteit of verraad op mij komen te rusten, tussen haakjes, dan zou ik ondervraagd worden door iemand anders die, naar ik oprecht hoop, mij even netjes zou behandelen als ik van plan ben jou te behandelen.'

'En hoe netjes wil je mij behandelen?'

'Ach, wel, als een vriend, een gelijke, als jij van jouw kant tenminste hetzelfde doet.'

'Zal ik je een drankje aanbieden ?' vroeg Trevize op bittere toon.

'Straks, misschien, maar ga nu eerst eens zitten. Ik vraag dat als een vriend.' 

Trevize aarzelde en ging toen zitten. Elk verder verzet kwam hem plotseling als zinloos voor. 'Wat nu?' zei hij.

'Mag ik je nu verzoeken mijn vragen naar waarheid, in volledigheid en zonder afleidingsmanoeuvres te beantwoorden?'

'En zo niet? Welke dreiging heb je achter de hand? Een psychische sonde?' 

'Ach, welnee.'

'Ach, welnee, inderdaad. Niet bij een Raadsheer. Zo'n sonde zou geen verraad aan het licht brengen en als ik dan word vrijgesproken kost dat jou en misschien ook de Burgemeester de politieke kop. Het lijkt me al bijna de moeite waard je te dwingen tot het gebruik van een psychische sonde.'

Kodell fronste en schudde haast onmerkbaar zijn hoofd. 'O nee, welnee. Teveel kans op hersenbeschadiging. Het genezingsproces is soms erg langzaam, dus jij zou er maar weinig voordeel van hebben. Beslist. Weet je, soms, als we de psychische sonde als uiterste middel gebruiken...'

'Een bedreiging, Kodell?'

'Een feitelijke vaststelling, Trevize. Begrijp me niet verkeerd, Raadsheer. Als ik de sonde moet gebruiken, zal ik dat doen en zelfs als je onschuldig bent, zul je dat niet kunnen verhinderen.'

'Wat wil je weten?' Kodell haalde een schakelaar over op het bureau voor hem. Hij zei: 'Wat ik vraag en wat jij antwoordt op mijn vragen zal in beeld en geluid worden opgenomen. Ik wens geen ongevraagde uiteenzettingen van je aan te horen of andere dingen die niet terzake zijn. Niet op dit ogenblik. Ongetwijfeld zul je dat begrijpen.'

'Ik begrijp dat je alleen zult opnemen wat in je kraam te pas komt,' zei Trevize op verachtelijke toon.

'Zo is het, maar opnieuw: begrijp me niet verkeerd. Ik zal niets wijzigen in wat je zegt. Ik zal het gebruiken of niet gebruiken, dat is alles. Maar jij zult wel weten wat ik niet zal gebruiken, dus je zult jouw en mijn tijd daarmee niet verspillen.' 

'We zullen zien.'

'We hebben reden om aan te nemen, Raadsheer Trevize' - en de ietwat formele klank van zijn stem bewees al dat er nu opnamen werden gemaakt - 'dat u openlijk hebt verklaard, bij verschillende gelegenheden, dat u niet gelooft in het bestaan van het Seldon Plan.'

Trevize antwoordde langzaam: 'Als ik dat openlijk heb gezegd, bij verschillende gelegenheden, wat hebt u dan van mij nog nodig?'

'Laten we geen tijd verdoen met woordspelletjes, Raadsheer. U weet dat ik van u wil hebben dat u dit openlijk toegeeft met uw eigen stem, met haar specifieke stempatronen, en onder condities waarin het duidelijk is dat u zichzelf volledig meester bent.'

'Dus het gebruik van hypno-effect, zo neem ik aan, chemisch of anderszins veroorzaakt, zou de stempatronen veranderen?'

'Zeer aanzienlijk.'

'En u bent erop gebrand aan te tonen dat u geen illegale methoden hebt toegepast bij het ondervragen van een Raadsheer? Dat kan ik mij goed voorstellen.'

'Ik ben blij dat u zich dat goed kunt voorstellen, Raadsheer. Laten we dus verder gaan. U hebt openlijk en bij verschillende gelegenheden verklaard dat u niet gelooft in het bestaan van het Seldon Plan. Geeft u dat toe?'

Trevize sprak langzaam en koos zorgvuldig zijn woorden: ik geloof niet dat datgene wat wij het Seldon Plan noemen de betekenis heeft die wij er gewoonlijk aan toekennen.'

'Een vage uitspraak. Zoudt u die willen toelichten?'

'Naar mijn mening is het gebruikelijke idee dat Hari Seldon vijfhonderd jaar geleden de mathematische wetenschap van de psychohistorie benutte om de loop van de menselijke gebeurtenissen tot in detail uit te werken en ook het idee dat wij een koers volgen die ontworpen is om ons via de lijnen van maximale waarschijnlijkheid van het Eerste Galactische Imperium naar een Tweede Galactische Imperium te brengen, naar mijn mening zijn die ideeën naïef. Het is onmogelijk.'

'Bedoelt u dat naar uw mening Hari Seldon nooit heeft bestaan ?'

'Helemaal niet. Natuurlijk heeft hij bestaan.'

'Of dat hij nooit de wetenschap van de psychohistorie heeft ontwikkeld?'

'Nee, natuurlijk bedoel ik zoiets in het geheel niet. Luister eens, Hoofd, ik zou dit hebben uitgelegd aan de Raad als mij dat was toegestaan, en nu zal ik het u uitleggen. De waarheid van wat ik zal gaan zeggen is zo evident dat...'

Het Hoofd Veiligheid had rustig en demonstratief de opnameapparatuur uitgeschakeld.

Trevize zweeg even en fronste zijn voorhoofd. 'Waarom doet u dat?'

'U verspilt mijn tijd, Raadsheer. Ik heb u niet om toespraken gevraagd.'

'U hebt mij toch gevraagd mijn mening toe te lichten?'

'Helemaal niet. Ik heb u gevraagd mijn vragen te beantwoorden simpel, direct en recht door zee. Antwoord alleen op mijn vragen en zeg niets waar ik niet om gevraagd heb. Doe dat en we zullen snel klaar zijn.'

'U bedoelt dat u mij uitspraken wilt ontlokken,' zei Trevize, 'die de officiële lezing van wat ik geacht word te hebben gedaan zullen bekrachtigen.'

'Wij vragen u alleen u aan de waarheid te houden en ik verzeker u dat wij uw uitlatingen niet zullen verdraaien. Alstublieft, laat het mij nog eens proberen. We hadden het over Hari Seldon.'

Er werden nu weer opnamen gemaakt en Kodell herhaalde op rustige toon: 'En heeft hij de wetenschap van de psychohistorie dan niet ontwikkeld?'

'Natuurlijk ontwikkelde hij de wetenschap die wij psychohistorie noemen,' zei Trevize. Hij kon zijn ongeduld niet verborgen houden en sprak met opgewonden gebaren.

'En hoe zou u die omschrijven?'

'Mijn hemel! Ze wordt gewoonlijk gedefinieerd als die tak van de mathematica die zich bezighoudt met de modale reacties van grote groepen mensen op bepaalde stimuli onder bepaalde omstandigheden. Met andere woorden: zij wordt geacht sociale en historische wijzigingen te voorspellen.'

'U zei "wordt geacht". Is dit voorbehoud gebaseerd op uw kennis van de wiskunde?'

'Nee,' zei Trevize. 'Ik ben geen psychohistoricus. Evenmin is een van de leden van de regering van de Foundation dat, of een van de burgers van Terminus, noch...'

Kodell stak zijn hand op. 'Alstublieft, Raadsheer,' zei hij en Trevize zweeg. 

Kodell zei: 'Hebt u enige reden om te veronderstellen dat Hari Seldon niet de noodzakelijke analyse heeft verricht naar een zo doelmatig mogelijke combinatie van factoren van zo hoog mogelijke waarschijnlijkheid en zo kort mogelijke tijdsduur op de weg van het Eerste naar het Tweede Imperium door tussenkomst van de Foundation?'

'Ik was er niet bij,' zei Trevize sarcastisch, 'dus hoe kan ik dat nu weten?'

'Kunt u weten dat hij het naliet?'

'Nee.'

'Ontkent u wellicht dat het holografische beeld van Hari Seldon dat bij gelegenheid van een aantal historische crisissen in de afgelopen vijfhonderd jaar is verschenen, in feite een reproduktie is van Hari Seldon zelf, gemaakt in het laatste jaar van zijn leven, kort voordat de Foundation werd gesticht?'

'Ik veronderstel dat ik het niet kan ontkennen.'

'U "veronderstelt" dat. Zoudt u willen beweren dat het bedrog is, een stuk misleiding dat door iemand in het verleden met een bepaald doel tot stand is gebracht?'

Trevize zuchtte. 'Nee. Die mening verkondig ik niet.'

'Bent u bereid de mening te verkondigen dat de boodschappen die Hari Seldon ons meedeelt door iemand op enigerlei wijze gemanipuleerd worden?'

'Nee. Ik heb geen reden om aan te nemen dat zo'n manipulatie mogelijk dan wel nuttig zou zijn.'

'Juist. U was getuige van de meest recente verschijning van Seldons beeld. Vond u dat zijn analyse vijfhonderd jaar geleden opgezet niet zeer nauwkeurig aansloot bij de feitelijke omstandigheden van nu?'

'Integendeel,' zei Trevize met plotseling leedvermaak, 'de overeenkomst was juist heel frappant.'

Kodell scheen de emotie van zijn gevangene niet op te merken. 'En niettemin, Raadsheer, handhaaft u ook na de verschijning van Seldon nog uw mening dat het Seldon Plan niet bestaat?'

'Vanzelfsprekend doe ik dat. Ik blijf beweren dat het niet bestaat juist omdat de analyse zo volmaakt klopte...'

Kodell had de recorders uitgezet. Hij schudde zijn hoofd en zei: 'Raadsheer, dat moet ik wissen. U bezorgt mij overlast. Ik vraag of u vasthoudt aan uw merkwaardige overtuiging en u begint mij de redenen daarvoor te geven. Ik zal de vraag herhalen.'

'En niettemin, Raadsheer,' zei hij, 'handhaaft u ook na de verschijning van Seldon uw mening dat het Seldon Plan niet bestaat?'

'Hoe weet u dat? Niemand heeft na de verschijning gelegenheid gehad met mijn verklikker-vriendje Compor te spreken.'

'Laten we zeggen dat we het geraden hebben, Raadsheer. En dat u al antwoord hebt gegeven. "Vanzelfsprekend doe ik dat." Als u dat nu nogmaals wilt zeggen zonder er ongevraagde informatie aan toe te voegen, hebben wij dat weer achter de rug.'

'Vanzelfsprekend doe ik dat,' zei Trevize ironisch.

'Wel,' zei Kodell, 'Ik zal nog wel uitzoeken welk van de twee "vanzelfsprekend doe ik dats" het meest natuurlijk klinkt. Dank u, Raadsheer.' En de opname-apparatuur werd weer uitgeschakeld. 

'Is dat alles?' vroeg Trevize.

'Voor mijn doel wel, ja.'

'Het is evident wat je doel is: een stel vragen en antwoorden die je aan geheel Terminus en de hele Foundation Federatie kunt presenteren om aan te tonen dat ik de legende van het Seldon Plan geheel en al accepteer. Daardoor zal elke ontkenning die ik later zou verkondigen bij voorbaat maniakaal of ronduit krankzinnig lijken.'

'Of zelfs verraad in de ogen van een opgewonden massa die het Plan onmisbaar acht in verband met de veiligheid van de Foundation. Het zal wellicht niet noodzakelijk zijn dit alles publiek te maken, Raadsheer Trevize, als we tot bepaalde afspraken kunnen komen, maar als het nodig mocht zijn zullen we er zeker voor zorgen dat de Federatie het verneemt.'

'Bent u werkelijk zo zot, meneer,' zei Trevize met een frons, 'dat u volstrekt geen belangstelling hebt voor wat ik probeer duidelijk te maken?'

'Als menselijk individu ben ik zeer geïnteresseerd, en als er een passend ogenblik komt zal ik met belangstelling en een zekere hoeveelheid scepsis naar u luisteren. Maar als Hoofd Veiligheid beschik ik op dit ogenblik precies over datgene wat ik nodig heb.'

'Ik hoop dat u beseft dat dit alles u en de burgemeester geen goed zal doen.' 

'Merkwaardigerwijs deel ik die mening helemaal niet. U zult nu vertrekken. Onder geleide, uiteraard.'

'Waar word ik heengebracht?'

Kodell glimlachte slechts. 'Tot ziens, Raadsheer. Uw medewerking was niet volmaakt, maar het zou niet realistisch zijn geweest zulks te verwachten.'

Hij stak zijn hand uit. Trevize stond op en negeerde de hand. Hij streek zijn ceintuur glad en zei: 'U doet niet meer dan het onvermijdelijke uitstellen. Anderen zullen denken wat ik nu denk, of zullen er later zo over gaan denken. Als u mij gevangen zet of doodt zal dat alleen nieuwsgierigheid opwekken en uiteindelijk die manier van denken versnellen. Aan het slot zullen de waarheid en ik overwinnen.'

Kodell trok zijn hand terug en schudde langzaam zijn hoofd. 'Werkelijk, Trevize,' zei hij, 'u bent een gek.'


4


Pas om middernacht kwamen twee bewakers Trevize weghalen van wat, naar hij moest toegeven, een luxueuze kamer was in het hoofdkwartier van Veiligheid. Luxueus, maar afgesloten. Hoe dan ook: een gevangeniscel.

Trevize had meer dan vier uur gelegenheid om zichzelf verwijten te maken. Een groot deel van de tijd ijsbeerde hij rusteloos op en neer.

Waarom had hij Compor vertrouwd?

Waarom niet? Hij was het zo schijnbaar met hem eens geweest. Nee, dat niet precies. Het had zo makkelijk geleken hem over te halen het met hem eens te zijn. Nee, dat nou ook weer niet direct. Hij had zo stom geleken, zo gemakkelijk te domineren, zo duidelijk niet beschikkend over een eigen geest en eigen gedachten, dat Trevize met genoegen de kans had aangegrepen om hem te gebruiken als niet tegensputterend klankbord. Compor had Trevize geholpen bij het verdiepen en aanscherpen van diens meningen. Hij was nuttig geweest en Trevize had hem om geen andere reden vertrouwd dan dat het hem goed was uitgekomen dat te doen.

Maar het was nutteloos zich nu nog af te vragen of hij Compor had moeten doorzien. Hij had zich moeten houden aan de algemene stelregel: vertrouw niemand.

Maar kun je door het leven gaan zonder iemand te vertrouwen ?

Kennelijk moest dat kunnen. En wie zou hebben gedacht dat Branno zo vermetel zou zijn een Raadsheer zo maar uit de Raad te plukken en - dat niemand van de andere Raadsheren een vinger zou uitsteken om hun collega te beschermen ? Ook al waren zij het in volle overtuiging oneens met Trevize, ook al zouden zij hun laatste druppel bloed hebben willen verwedden dat Branno gelijk had, dan nog zouden zij zich principieel hebben moeten verzetten tegen deze grove verkrachting van hun rechten. Bronzen Branno werd zij wel genoemd. En de kracht van haar optreden deed inderdaad denken aan die van metaal...

Tenzij zijzelf al in de greep was van... 

Nee! Zo denken leidt tot paranoia!

En toch... Zijn geest draaide in cirkels en zijn gedachten waren nog niet verder gekomen dan zinloze herhalingen, toen de bewakers kwamen.

'U zult met ons mee moeten, Raadsheer,' zei de oudste van de twee met onbewogen ernst. Uit zijn distinctieven bleek dat hij luitenant was. Hij had een klein litteken op zijn rechterwang en zag er vermoeid uit, alsof hij deze baan te lang had vervuld en al die tijd te weinig te doen had gehad - zoals verwacht mocht worden van een soldaat wiens volk al meer dan een eeuw in vrede had geleefd.

Trevize verroerde zich niet. 'Uw naam, luitenant?'

'Ik ben luitenant Evander Sopellor, Raadsheer.'

'U beseft dat u de wet overtreedt, luitenant Sopellor? U kunt een Raadsheer niet arresteren.'

'We hebben directe orders gekregen, meneer,' zei de luitenant.

'Dat doet niet terzake. U kunt niet de opdracht krijgen een Raadsheer te arresteren. U zult begrijpen dat u zich straks tegenover een krijgsraad zult moeten verantwoorden.' 

'U wordt niet gearresteerd, Raadsheer,' zei de luitenant.

'Dan hoef ik dus niet met u mee te gaan, nietwaar?' 'We hebben opdracht u naar uw huis te begeleiden.'

'Ik weet de weg.'

'En om u onderweg te beschermen.'

'Tegen wat? Of tegen wie?'

'Tegen eventueel verzamelde menigten.'

'Om middernacht?'

'Daarom hebben wij tot dit tijdstip gewacht, meneer. En nu, meneer, moeten wij u terwille van uw eigenbelang vragen met ons mee te gaan. Ik merk daarbij op, niet als dreigement maar als een stukje informatie, dat ons is toegestaan daarbij zo nodig geweld te gebruiken.'

Trevize zag maar al te goed dat zij bewapend waren met zenuwzwepen. Hij ging staan en hoopte dat hij het met waardigheid deed. 'Naar mijn huis dan maar. Of zal ik straks moeten vaststellen dat jullie me naar een gevangenis brengen?'

'Ons is niet opgedragen tegen u te liegen, meneer,' zei de luitenant met een klank van eigenwaarde en trots in zijn stem. Trevize realiseerde zich nu dat hij in het gezelschap was van een professional die pas na directe orders zou willen liegen - en die zich zelfs dan nog zou blootgeven door zijn gezichtsuitdrukking en de toon van zijn stem. 

'Neem mij niet kwalijk, luitenant,' zei Trevize. 'Ik wilde niet suggereren dat ik twijfel aan uw woord.' 

Buiten stond een auto voor hen gereed. De straat was leeg en er was geen spoor te zien van mensen, laat staan menigten - maar de luitenant had de waarheid geen geweld aangedaan. Hij had niet gezegd dat er buiten een menigte zou zijn of dat er zich een zou vormen. Hij had het gehad over 'eventueel verzamelde menigten'. Alleen 'eventueel'.

De luitenant had er zorgvuldig op gelet dat Trevize tussen hem en de auto bleef. Trevize had zich niet kunnen omdraaien om te proberen weg te rennen. De luitenant ging onmiddellijk na hem naar binnen en nam naast hem plaats op de achterbank.

De auto reed weg.

'Als ik thuis ben,' zei Trevize, 'neem ik aan dat ik vrijelijk mijn bezigheden kan uitoefenen en dat ik bijvoorbeeld mijn huis kan verlaten als ik dat wens.'

'Wij hebben geen opdracht u te belemmeren, Raadsheer, op geen enkele wijze, afgezien van het feit dat we bevel hebben u te beschermen.'

'Afgezien? Wat betekent dat in dit geval?'

'Ik heb opdracht u bij uw aankomst thuis mee te delen dat u het huis niet mag verlaten. De straten zijn voor u niet veilig en ik ben verantwoordelijk voor uw veiligheid.'

'U bedoelt dat ik huisarrest heb.'

'Ik ben geen jurist, Raadsheer. Ik weet niet wat dat betekent.'

Hij keek recht voor zich uit, maar zijn elleboog raakte Trevizes zijde. Deze zou geen beweging kunnen maken, niet de geringste, zonder dat de luitenant het merkte.

De auto hield halt voor Trevizes kleine huis in de voorstad Flexner. Op dit ogenblik had hij geen huisgenote - Flavella had genoeg gekregen van het wisselvallige bestaan dat een Raadsheer wordt opgedrongen en hij verwachtte dus niet dat iemand hem zou opwachten.

'Kan ik nu uitstappen?' vroeg Trevize.

'Ik zal eerst uitstappen, Raadsheer. Wij zullen u naar binnen geleiden.'

'Met het oog op mijn veiligheid?'

']a, meneer.'

Er waren twee bewakers aan de binnenkant van zijn voordeur. Er brandde nachtverlichting, maar de ramen waren ondoorzichtig gemaakt en het licht was van buiten niet te zien.

Een ogenblik was hij verontwaardigd over deze inbreuk, maar met een inwendig schouderophalen zette hij dat gevoel van zich af. Als de Raad hem niet eens kon beschermen in de Raadszaal zelf dan zou zeker zijn huis niet kunnen gelden als zijn onaantastbaar kasteel.

Trevize zei: 'Met z'n hoevelen bent u hier binnen? Een heel regiment?'

'Nee, Raadsheer,' klonk een scherpe, vaste stem. 'Slechts éen persoon afgezien van degene die u al hebt gezien, en ik heb hier lang genoeg op u gewacht.'

Harla Branno, Burgemeester van Terminus, stond in de deuropening naar de zitkamer. 'Lang genoeg, vindt u niet, om eens samen te praten?'

Trevize staarde haar aan. 'Al deze poespas om...'

Maar met een lage, dwingende stem zei Branno: 'Zwijg, Raadsheer. En wat jullie betreft: naar buiten! Hier binnen is alles in orde.'

De vier wachten groetten en namen de benen. Trevize en Branno waren alleen.