III

HISTORICUS


9


Janov Pelorat had wit haar en als zijn gezicht in rust was leek het nogal leeg. En het was maar zelden niet in rust. Hij was van gemiddelde lengte en gewicht en had de neiging zich ongehaast te bewegen en weloverwogen te spreken. Hij leek aanzienlijk ouder dan zijn tweeënvijftig jaar.

Hij was nog nooit van Terminus af geweest en dat was hoogst ongewoon, speciaal voor iemand met zijn beroep. Zelf wist hij niet zeker of zijn honkvastheid dankzij of juist ondanks zijn passie voor geschiedenis was ontstaan.

Die passie had hem zeer plotseling overvallen toen hij vijftien jaar was en tijdens een ziekte een boek had gekregen met oude legenden. In dat boek trof hij variaties aan op het motief van een wereld die eenzaam en geïsoleerd was - een wereld die zich niet eens bewust was van dat isolement, omdat zij nooit iets anders had gekend.

Hij was meteen aan de beterende hand geweest. Binnen twee dagen had hij het boek drie keer gelezen en was hij uit bed. De dag daarna zat hij achter zijn computerterminal om na te gaan of de Universiteitsbibliotheek van Terminus wellicht nog meer van zulke legenden bezat.

En sindsdien had hij zich voortdurend met dit soort legenden bezig gehouden. De Universiteitsbibliotheek van Terminus had op dit gebied niet bepaald veel te bieden, maar toen hij ouder werd ontdekte hij de geneugten van de uitleningen tussen bibliotheken onderling. Hij had print-outs in zijn bezit die gemaakt waren van hypergolfsignalen van zelfs verre werelden als Ifnia.

Hij was professor in de oude geschiedenis geworden en begon nu aan zijn eerste jaar studieverlof sinds zevenendertig jaar. Hij had dit verlof aangevraagd met de bedoeling een ruimtereis te maken, (zijn eerste) naar Trantor zelf.

Pelorat was er zich goed van bewust hoe ongewoon het voor een bewoner van Terminus was nooit eerder in de ruimte te zijn geweest. Het was nooit zijn bedoeling geweest in dit opzicht een buitenbeentje te worden. Maar steeds als hij op het punt had gestaan een ruimtereis te beginnen was er iets tussen gekomen: een nieuw boek, een nieuw onderzoek of een nieuwe analyse. Hij stelde zijn voorgenomen tocht dan uit totdat hij het nieuwe onderwerp door en door kende en hij, indien mogelijk, éen nieuw feit, éen nieuwe gedachte of hypothese had toegevoegd aan de massa die hij al bezat. Tenslotte had hij alleen nog maar spijt dat speciaal die trip naar Trantor nooit was doorgegaan. 

Trantor was de hoofdstad geweest van het Eerste Galactische Imperium. Het was twaalfduizend jaar de zetel geweest van Keizers en voordien de hoofdstad van een van de belangrijkste pre-Keizerlijke koninkrijken dat stap voor stap alle andere koninkrijken had veroverd of anderszins in zijn macht gekregen, aldus het Imperium vormend.

Trantor was een wereldomspannende stad geweest, een metalen stad. Pelorat had er over gelezen in de werken van Gaal Dornick die de stad had bezocht ten tijde van Hari Seldon zelf. Het boek van Dornick was niet meer in de handel en het exemplaar dat Pelorat bezat zou bij verkoop ongeveer de helft van diens jaarsalaris opbrengen. Zelfs maar de suggestie dat hij er afstand van zou doen, zou de historicus echter met afschuw vervullen.

Pelorats belangstelling voor Trantor was natuurlijk gefixeerd op de Galactische Bibliotheek die in de tijd van de Keizers niet alleen Keizerlijke Bibliotheek had geheten, maar ook de grootste van de hele Melkweg was geweest. Trantor was de hoofdstad van het grootste en dichtstbevolkte Keizerrijk geweest dat de mensheid ooit had gekend. Het was éen enkele wereldwijde stad geweest met een bevolking van meer dan veertig miljard mensen en de Bibliotheek was de verzamelplaats geweest van al het creatieve (en minder creatieve) werk van de mensheid, het pakhuis van haar volledige kennis. En al die gegevens waren op zo'n ingewikkelde manier aan computers gevoed dat deze laatste alleen nog door specialisten konden worden bediend.

En wat belangrijker was: de Bibliotheek had het overleefd. Voor Pelorat was dat nog het meest verbazingwekkende. Toen Trantor gevallen was en geplunderd werd, bijna tweeëneenhalve eeuw geleden, waren er op geweldige schaal vernielingen aangericht en was het menselijke lijden en sterven te gruwelijk voor woorden. Maar toch had de Bibliotheek het doorstaan, beschermd (zo werd beweerd) door studenten van de Universiteit die gebruik maakten van vernuftig ontworpen wapens. (Sommigen meenden dat die verdediging door studenten mogelijkerwijs vooral een romantisch verzinsel was.)

Hoe dan ook: de Bibliotheek had tijdens de periode van verwoestingen stand gehouden. Ebling Mis was in een ongeschonden Bibliotheek op een geruïneerde planeet aan het werk geweest toen hij bijna de lokatie van de Tweede Foundation vond (volgens het verhaal dat de mensen van de Foundation nog steeds geloofden, maar dat historici steeds met terughoudendheid hadden bezien). Ieder van de drie generaties van Darells - Bayta, Toran en Arkady - was ooit wel bij een gelegenheid op Trantor geweest. Arkady had echter de Bibliotheek niet bezocht en na haar tijd had de Bibliotheek geen stempel meer gedrukt op de geschiedenis van de Melkweg.

Sinds hondertwintig jaar was er geen Foundationist meer op Trantor geweest, maar er was geen reden om te geloven dat de Bibliotheek niet meer bestond. Dat de Melkweg er niets meer van gemerkt had was het beste bewijs dat ze nog bestond immers: de vernietiging van de Bibliotheek zou beslist tot kabaal hebben geleid.

De Bibliotheek was ouderwets en stokoud dat was al in de tijd van Ebling Mis zo geweest - maar dat was des te beter. Pelorat wreef zich altijd in de handen van opwinding bij de gedachte aan een Bibliotheek die zowel oud als ouderwets was. Hoe ouder en ouderwetser, hoe groter de kans dat zij bevatte wat hij zocht. Hij droomde weleens dat hij ademloos van angst de Bibliotheek betrad en vroeg: 'Is de Bibliotheek gemoderniseerd? Hebben jullie de oude banden en computergeheugens weggedaan?' En steeds verschenen er dan voor zijn geestesoog stoffige en bejaarde bibliothecarissen die zeiden: 'Zoals het was, professor, zo is het nog steeds.'

En nu zou deze droom werkelijkheid worden. De Burgemeester zelf had hem dat verzekerd. Hij wist niet precies hoe zij op de hoogte was geraakt van zijn werk. Het was hem niet gelukt grote aantallen publikaties op zijn naam te krijgen. Maar weinig van wat hij had gedaan was degelijk genoeg om gepubliceerd te worden en dat weinige had geen diepe indruk nagelaten. Maar goed, ze zeiden dat Bronzen Branno alles wist wat er op Terminus gebeurde en dat ze ogen had aan het einde van elke vinger en teen. Pelorat was haast geneigd deze verhalen te geloven, maar als ze zijn werk kende, waarom had zij het belang daarvan dan in Seldons Naam niet eerder ingezien en hem al eerder een financieel steuntje gegeven?

Op de een of andere manier, zo overwoog hij met alle bitterheid die hij kon opbrengen, zien de ogen van de Foundation absoluut niets anders dan de toekomst. Zij werden volledig geabsorbeerd door het Tweede Imperium en hun toekomstig lot. Zij hadden geen tijd en geen zin om terug te blikken naar het verleden - en zij geraakten geïrriteerd door degenen die dat wel deden.

Des te grotere dwazen, natuurlijk, maar hij kon die dwaasheid niet in zijn eentje ongedaan maken. En dat was misschien maar beter ook. Nu kon hij het grote ideaal ongestoord aan zijn eigen borst koesteren. Ooit zou de dag wel komen dat men zich hem zou herinneren als de grote Pionier van het Belangrijke.

Dat betekende natuurlijk (en hij was intellectueel gezien te eerlijk om dat niet te willen erkennen) dat ook hijzelf geabsorbeerd werd door de toekomst een toekomst waarin hij erkenning zou vinden en waarin hij een held zou zijn van het niveau van een Hari Seldon. Of nog iets groter, eigenlijk, want kan het beschrijven van een duidelijke toekomstlijn gedurende éen millennium wel worden vergeleken met dat van een verloren verleden en wel vijfentwintig millennia?

En nu was de dag gekomen. Nu.

De Burgemeester had gezegd dat het zou gebeuren op de dag na de verschijning van Seldons beeld. Dat was de enige reden geweest waar om Pelorat belangstelling had getoond voor de Seldon Crisis die iedereen op Terminus en zelfs bijna iedereen in de Federatie maandenlang in de ban had gehouden.

In zijn ogen was het vrijwel lood om oud ijzer geweest of de hoofdstad van de Foundation nu hier op Terminus was gebleven dan wel naar elders zou worden verplaatst. En nu de Crisis voorbij was wist hij nog steeds niet precies welk van beide standpunten Seldon had verdedigd en of hij de onderhavige kwestie eigenlijk wel ter sprake had gebracht.

Het was hem voldoende dat Seldon verschenen was en dat nu de dag was aangebroken.

Vlak na twee uur 's middags stopte er een auto op de oprijlaan van zijn enigszins geïsoleerde huis even buiten Terminusstad. Een achterdeur gleed open. Eerst stapte een bewaker in het uniform van de Burgemeesterlijke Veiligheidsgarde uit, vervolgens een jongeman, en tenslotte nog twee bewakers. 

Pelorat was zijns ondanks onder de indruk. De Burgemeester was niet alleen op de hoogte van zijn werk, maar beschouwde het kennelijk als van het allergrootste belang. De persoon die hem zou vergezellen had een eregarde gekregen en hem was een eersteklas ruimteschip beloofd dat door zijn metgezel bestuurd kon worden. Hoogst vleiend! Hoogst...

Pelorats bediende opende de voordeur. De jongeman kwam binnen en twee bewakers gingen links en rechts van de ingang staan. Door het venster zag Pelorat dat de derde bewaker buiten bleef en dat er een tweede auto was verschenen. Nog meer garde!

Verwarrend!

Hij draaide zich om naar de jongeman in zijn kamer en stelde tot zijn verbazing vast dat hij hem kende. Hij had hem op holo-zendingen gezien. Hij zei: 'U bent die Raadsheer. U bent Trevize!'

'Golan Trevize. Dat klopt. Bent u professor Janov Pelorat?'

'Ja, ja,' zei Pelorat. 'Bent u degene die...'

'Wij zullen samen op reis gaan,' zei Trevize stijfjes. 'Dat is mij ten minste verteld.'

'Maar u bent geen historicus.'

'Nee, dat ben ik niet. U zei het al, ik ben Raadsheer, een politicus.'

'Ja... Ja... Hoe kom ik daar eigenlijk op ? Ik ben historicus, dus daar hebben we er geen tweede van nodig. U kunt een ruimteschip besturen.'

'Ja, tamelijk goed zelfs.'

'Nou, dat is wat we nodig hebben. Uitstekend! Ik behoor niet tot die uiterst praktisch ingestelde typen, jongeman, maar als u daar toevallig wel toe behoort zullen we een goed team zijn.'

'Op dit ogenblik ben ik niet direct ondersteboven van mijn praktijkgerichte denkvermogens,' zei Trevize, 'maar het schijnt dat we geen andere keus hebben dan te proberen een goed team te worden.' 

'Laten we dan maar hopen dat ik mijn onzekerheid ten aanzien van de ruimte kan overwinnen. Ik ben nooit eerder in de ruimte geweest, moet u weten. Ik ben een landrot, als dat de term is. A propos, wilt u misschien een glas thee? Ik zal Kloda vragen ons iets te brengen. Ten slotte zal het nog wel een paar uur duren voordat we vertrekken, zo heb ik begrepen. Zelf ben ik overigens nu al startklaar. Ik heb alles wat we samen nodig hebben. De Burgemeester is heel behulpzaam geweest. Het is verbazingwekkend zoveel belangstelling als zij heeft voor dit project.'

'U wist er dus al van,' zei Trevize. 'Hoe lang?'

'De Burgemeester benaderde mij...' (hier fronste Pelorat lichtjes met zijn wenkbrauwen en keek alsof hij enkele kleine berekeningen uitvoerde) 'twee, misschien drie weken geleden. Ik was verrukt. En nu het duidelijk tot mij is doorgedrongen dat ik een piloot nodig heb en niet een tweede historicus ben ik er ook verrukt over dat u mijn metgezel zult zijn, mijn beste.'

'Twee, misschien drie weken geleden,' herhaalde Trevize op tamelijk verblufte toon. 'Zij heeft dit dus al een hele poos voorbereid. En ik...' Zijn stem stierf weg.

'Pardon?'

'Niets, professor. Ik heb de slechte gewoonte dat ik in mijzelf praat. Dat is iets waaraan u zult moeten wennen als we onderweg zijn.'

'Dat lukt wel, dat lukt wel,' zei Pelorat, terwijl hij zijn gast met drukke gebaren naar de eetkamer geleidde, waar zijn bediende een uitgebreide theetafel gedekt had. 'Onderweg met open einde. De Burgemeester zei dat we alle tijd mogen nemen die we nodig hebben en dat de hele Melkweg voor ons open ligt en zelfs dat we overal waar we komen een beroep kunnen doen op de financiële middelen van de Foundation. Ze zei er natuurlijk bij dat we de redelijkheid in het oog moesten houden. Dat heb ik dus beloofd.' Hij glimlachte en wreef zich in de handen. 'Ga zitten, mijn beste, ga zitten. Dit zou wel eens heel erg lang onze laatste maaltijd op Terminus kunnen zijn.'

Trevize ging zitten. 'Hebt u familie, professor?' vroeg hij.

'Ik heb een zoon. Hij is docent aan de Santanni Universiteit. Een scheikundige, geloof ik, of iets dergelijks. Hij aardt naar zijn moeder. Zij is al heel lang niet meer bij me, dus u ziet dat ik geen verplichtingen heb, geen actieve gezinsleden. Ik neem aan dat jij er ook geen hebt. Daar zijn de boterhammen, help jezelf, mijn jongen.'

'Geen gezin momenteel. Een paar vrouwen. Ze komen en gaan.'

'Ja. Ja. Heerlijk zolang het goed gaat. En nog heerlijker als je merkt dat je er niet al te zwaar aan hoeft te tillen. Geen kinderen?'

'Geen.'

'Prima. Weet je, ik ben in een ontzettend goed humeur. Toen je net binnenkwam was ik even onaangenaam verrast, moet ik toegeven. Maar nu vind ik je erg inspirerend. Wat ik nodig heb is jeugd en enthousiasme en iemand die de weg weet in de Melkweg. We gaan op ontdekkingsreis, weet je. Een opmerkelijke zoektocht.' Pelorats kalme gezicht en rustige stem kregen nu een ongewone bezieling zonder dat zijn gelaatstrekken of zijn intonatie merkbaar veranderden. 'Ik weet niet of ze je daar al over hebben ingelicht.'

Trevizes ogen vernauwden zich. 'Een opmerkelijke zoektocht?'

'Nou en of! Temidden van de tientallen miljoenen bewoonde werelden in de Melkweg is een kostbare parel verborgen en we hebben alleen maar een paar uiterst vage aanwijzingen om die te vinden. Maar het zal een geweldige triomf zijn als we hem kunnen vinden. Als jij en ik dat voor elkaar krijgen, mijn jongen sorry, Trevize moet ik zeggen, ik wil niet vaderlijk doen dan zullen onze namen door de eeuwen heen tot het einde der tijden voortleven.'

'En deze triomf... deze kostbare parel...'

'Mijn woorden klinken als die van Arkady Darell de schrijfster, je weet wel  - als ze het over de Tweede Foundation heeft, nietwaar? Geen wonder dat je zo verbaasd kijkt.' Pelorat bewoog zijn hoofd naar achteren alsof hij in een luide schaterlach wilde uitbarsten, maar hij beperkte zich tot een glimlach. 'Zoiets zots en onbelangrijks is het niet, dat verzeker ik je.'

'Maar als u het niet hebt over de Tweede Foundation, professor,' zei Trevize, 'waar doelt u dan wel op?'

Pelorat werd plotseling ernstig, haast verontschuldigend. 'O, de Burgemeester heeft het je niet gezegd? Het is merkwaardig, weet je. Ik heb tientallen jaren wrok gekoesterd tegen de regering en haar onvermogen te begrijpen waar ik mee bezig was, en nu is Burgemeester Branno opeens buitengewoon gul.'

'Ja,' zei Trevize, die niet probeerde de ironie in zijn stem te verbergen, 'het is een vrouw met grote verborgen gaven van filantropische aard, maar zij heeft mij niet verteld waar het allemaal om gaat.'

'Je bent dus niet op de hoogte van mijn speurtocht?'

'Nee, het spijt me.'

'Je hoeft je niet te verontschuldigen. Dat is wel in orde. Ik heb er niet bepaald mee aan de weg getimmerd. Dan zal ik het je zeggen. Jij en ik gaan op zoek naar... nee, wij gaan vinden - want ik heb een uitstekende mogelijkheid in gedachten - de planeet Aarde.


10


Trevize sliep slecht die nacht.

Telkens opnieuw tastte hij de wanden af van de gevangenis die de oude vrouw rond hem heen gebouwd had. Nergens kon hij een uit gang vinden.

Hij werd in ballingschap gedreven en kon daar niets tegen ondernemen. Zij was op een kalme manier onverbiddellijk geweest en had niet eens de moeite genomen te verbergen dat het allemaal in strijd was met de wet. Hij had vertrouwd op zijn rechten als Raadsheer en als burger van de Federatie, maar zij had daar niet eens voor de vorm rekening mee gehouden.

En nu vertelde deze Pelorat, deze rare geleerde die in deze wereld leek te leven zonder er deel van uit te maken, dat de geduchte oude dame dit alles al twee weken lang had voorbereid.

Zij had hem 'jongen' genoemd en zo voelde hij zich nu ook. Hij zou in ballingschap gaan met een historicus die hem voortdurend 'mijn beste' noemde en die op ingetogen manier mateloos blij scheen te zijn dat hij kon beginnen aan een Galactische speurtocht naar... de Aarde?

Wat, in de naam van Muildiers Petemoei, was de Aarde?

Hij had het gevraagd. Natuurlijk! Hij had het gevraagd toen de naam voor het eerst werd gezegd. 

'Neem me niet kwalijk, professor,' had hij gezegd. 'Ik ben een leek op uw terrein en ik hoop dat u het niet vervelend vindt als ik u vraag mij in eenvoudige bewoordingen iets uit te leggen. Wat is de planeet Aarde?'

Pelorat staarde hem ernstig aan en twintig seconden gingen traag voorbij. 'Het is een planeet. De oorspronkelijke planeet. Degene waarop de menselijke soort voor het eerst verscheen, mijn beste.' 

Trevize staarde nu op zijn beurt. 'Voor het eerst verscheen? Waar kwamen zij vandaan?'

'Nergens vandaan. Het is de planeet waar de menselijke soort zich door evolutieprocessen ontwikkelde uit lagere diersoorten.'

Trevize dacht daar over na en schudde toen zijn hoofd. 'Ik begrijp niet wat u bedoelt.'

Even verscheen er een glimp van ergernis op Pelorats gezicht. Hij schraapte zijn keel en zei: 'Er was ooit een tijd waarin er nog geen menselijke wezens op Terminus waren. Toen zij zich hier vestigden kwamen zij van andere planeten vandaan. Dat weet je, neem ik aan.'

'Ja, natuurlijk,' zei Trevize ongeduldig. Hij was geïrriteerd nu de ander zich plotseling als een schoolmeester ging gedragen.

'Uitstekend. Welnu, dit geldt ook voor alle andere planeten. Anacreon, Santanni, Kalgan - de hele reeks. Allemaal werden zij ergens in de loop van de geschiedenis gesticht. Er arriveerden mensen die van andere planeten afkomstig waren. Dat geldt zelfs voor Trantor. Dat is weliswaar twintigduizend jaar lang een kolossale metropool geweest, maar voordien was het dat niet.'

'Wat was het voordien dan?'

'Leeg! Dat wil zeggen: zonder mensen.'

'Dat is moeilijk te geloven.'

'Het is de waarheid. Oude documenten bewijzen het.'

'Waar kwamen de mensen vandaan die Trantor gesticht hebben ?'

'Niemand weet dat met zekerheid. Er zijn honderden planeten die beweren dat zij gesticht zijn in de grijze mist van het oeroude verleden en waarvan de bewoners sprookjesachtige verhalen vertellen over de aard van de eerste komst van de mensheid. Historici zijn geneigd die verhalen te laten voor wat zij zijn en zich liever te bezinnen op de Vraag naar de Oorsprong.'

'Wat is dat? Ik heb daar nog nooit van gehoord.'

'Dat verbaast mij niet. Onder historici is het momenteel geen populair thema, dat moet ik toegeven, maar tijdens het verval van het Imperium was er een tijd waarin deze vraag onder intellectuelen een zekere belangstelling genoot. Salvor Hardin wijdt er een paar woorden aan in zijn memoires. Het is de vraag naar de identiteit en de lokatie van die ene planeet waar het allemaal is begonnen. Als we terugblikken in de tijd vanaf de laatst gestichte planeten naar oudere planeten, en vandaar naar nog oudere, komen tenslotte alle lijnen samen bij éen planeet - de oorspronkelijke.' 

Trevize zag meteen een zwakke plek in die redenering. 'Is het niet mogelijk dat er veel meer dan éen "oorspronkelijke" planeet is geweest?'

'Natuurlijk niet. Alle menselijke wezens in de Melkweg zijn van een en dezelfde soort. Een specifieke soort kan niet ontstaan op meer dan een planeet. Dat is volledig uitgesloten.'

'Hoe weet u dat?'

'In de eerste plaats...' Pelorat tikte met de duim van zijn rechter hand tegen de duim van zijn linkerhand, helemaal klaar voor wat ongetwijfeld een lang en indringend betoog zou zijn geworden, toen hij zich bedacht. Hij zette zijn handen in zijn zij en sprak met grote ernst: 'Mijn beste, daarvoor geef ik mijn woord van eer.'

Trevize maakte een formele buiging en zei: 'Ik twijfel daar niet in het minst aan, professor Pelorat. Laten we er dus van uitgaan dat er éen planeet van oorsprong is, maar zullen er dan niet honderden zijn die die eer voor zich opeisen?'

'Dat heb je goed geraden, want zo is het precies. Maar al die claims zijn zonder waarde. Niet éen van die honderden planeten die voor de eerstgeborene willen doorgaan vertoont enig spoor van een pre-ruimtelijke samenleving, laat staan sporen van de menselijke evolutie uit pre-menselijke organismen.'

'U zegt dus dat er wel een planeet van oorsprong is, maar dat die om de een of andere reden de eer niet opeist?'

'Je slaat de spijker op de zijn kop.'

'En daarnaar gaat u op zoek?'

'Wij beiden. Dat is onze missie. Burgemeester Branno heeft alles geregeld. Jij zult ons schip besturen op weg naar Trantor.'

'Naar Trantor? Dat is niet de planeet van oorsprong, dat hebt u zelf net gezegd.'

'Natuurlijk is Trantor dat niet. De Aarde is het.'

'Waarom zegt u dan niet dat ik het schip moet besturen op weg naar de Aarde?' 'Ik druk mij kennelijk niet duidelijk uit. De Aarde is een legendarische benaming. We weten niet welke planeet ermee bedoeld wordt, maar als naam is het een gemakkelijk en kort synoniem voor "de planeet van oorsprong van de menselijke soort". We weten alleen nog niet welke echte planeet in de werkelijke ruimte we met deze benaming beschrijven.'

'En op Trantor weten ze dat?'

'Ik hoop daar inderdaad informatie te vinden. Trantor bezit de Galactische Bibliotheek en dat is de grootste van de hele Melkweg.'

'De inhoud van die Bibliotheek is toch zeker wel nageplozen door degenen die, zoals u zei, belangstelling hadden voor de Vraag naar de Oorsprong ten tijde van het Eerste Imperium?'

Pelorat knikte peinzend. 'Ja, maar wellicht niet zorgvuldig genoeg. Ik ben veel over de Vraag naar de Oorsprong te weten gekomen wat de Imperialisten van vijf eeuwen geleden misschien niet wisten. Ik denk dus dat ik de oude documenten en gegevens waarschijnlijk aan een meer gericht onderzoek kan onderwerpen, begrijp je? ik heb hier vele jaren over nagedacht en ik heb nu een uitstekende mogelijkheid voor ogen.'

'U hebt Burgemeester Branno dit alles verteld, neem ik aan? En zij vindt het goed?'

'Goed ? Mijn beste, zij was bijna in extase! Ze zei dat Trantor ongetwijfeld de plaats was waar ik alles kon vinden wat ik moet weten.'

'Ongetwijfeld,' mompelde Trevize.

Dat was een van de dingen die hem die nacht bezighielden. Burgemeester Branno stuurde hem op pad om zoveel mogelijk gegevens uit te vissen omtrent de Tweede Foundation. Zij stuurde hem met Pelorat mee zodat hij zijn werkelijke doel kon verstoppen achter de zogenaamde speurtocht naar de Aarde -  een speurtocht die hen naar alle uithoeken van de Melkweg kon voeren. In feite was het een volmaakte dekmantel en hij bewonderde het vernuft van de Burgemeester.

Maar Trantor? Wat had dat voor zin? Eenmaal aangekomen op Trantor zou Pelorat zich opsluiten in de Galactische Bibliotheek en nooit meer boven water komen. Met eindeloze stapels boeken, films en banden, met ontelbare computer-uitdraaien en statistische analyses onder handbereik, zou Pelorat daar beslist nooit meer weg willen.

Daarnaast...

Ebling Mis was ooit naar Trantor gegaan, in de tijd van het Muildier. Het verhaal ging dat hij daar de lokatie van de Tweede Foundation had achterhaald en dat hij was gestorven voordat hij die bekend kon maken. Maar dat had ook Arkady Darell klaargespeeld, ook zij had de plaats van de Tweede Foundation ontdekt. Maar de lokatie die zij ontdekte had zich op Terminus zelf bevonden en het nest van Tweede Foundationisten daar was vervolgens opgeruimd. De Tweede Foundation zou zich dus nu in elk geval ergens anders bevinden, dus wat had het dan voor zin nog naar Trantor te gaan ? Als je op zoek was naar de Tweede Foundation was elke startplaats beter dan Trantor.

Daarnaast...

Hij wist niet welke plannen Branno verder nog had, maar hij was niet in de stemming om haar van dienst te zijn. Branno was bijna in extase geweest bij de gedachte aan een trip naar Trantor, nietwaar? Wel, als Branno zo graag zag dat zij naar Trantor zouden gaan, dan zouden zij niet naar Trantor gaan! Alles is goed. Maar niet Trantor!

Uitgeput, terwijl de nacht al bijna overging in de dageraad, viel Trevize tenslotte in een rusteloze slaap. 


11


De dag die volgde op de arrestatie van Trevize was voor Burgemeester Branno een uitstekende geweest. Men had haar op bovenmaatse manier geprezen en het incident werd niet eenmaal aangeroerd.

Zij wist echter zeer goed dat de Raad spoedig uit deze toestand van verlamming zou loskomen en dat er dan vragen gesteld zouden worden. Zij moest nu snel handelen. Zij liet daarom een groot aantal andere zaken even liggen en concentreerde zich op de kwestie Trevize.

Op het moment dat Trevize en Pelorat over de Aarde spraken, zat Branno in haar kantoor tegenover Raadsheer Munn Li Compor. Terwijl hij volkomen op zijn gemak aan de andere kant van haar bureau zat, nam zij hem nog eens goed op.

Hij was kleiner en tengerder dan Trevize en slechts twee jaar ouder. Beiden waren nieuwe Raadsheren, jong en onstuimig nog, maar dat moest het enige zijn dat hen verbonden had, want in alle andere opzichten verschilden zij van elkaar.

Terwijl Trevize een gloeiende intensiteit leek uit te stralen, wekte Compor de indruk van een haast onaantastbaar zelfvertrouwen. Misschien kwam dat door zijn blonde haar en zijn blauwe ogen, beide weinig gebruikelijk onder Foundationisten. Zij verschaften hem een haast vrouwelijke delicaatheid die hem (volgens Branno) voor vrouwen minder aantrekkelijk maakte dan Trevize. Hij was echter zelf kennelijk hoogst content over zijn uiterlijk en cultiveerde het naar vermogen door zijn haar tamelijk lang te dragen en ervoor te zorgen dat het zorgvuldig gegolfd was. Onder zijn wenkbrauwen had hij een vage blauwe schaduw aangebracht om de kleur van zijn ogen te accentueren. (Oogschaduw was in de afgelopen tien jaar bij mannen gebruikelijk geworden.)

Hij was geen rokkenjager. Hij woonde keurig samen met zijn vrouw, maar had zich nog niet laten inschrijven voor beoogde gezinsvorming en had evenmin stiekem nog een vriendinnetje, voor zover men wist. Ook in dat opzicht verschilde hij van Trevize, die even vaak van huisgenote veranderde als van de felgekleurde ceintuurs waar hij berucht om was.

Er was maar weinig wat Kodells Veiligheidsdienst niet wist van beide jonge Raadsheren. Kodell zelf zat nu rustig in een hoek van het kantoor, even innemend glimlachend als altijd.

'Raadsheer Compor,' zei Branno, 'u hebt de Foundation een goede dienst bewezen, maar, jammer genoeg voor u, is het niet een dienst die in het openbaar kan worden geprezen dan wel op gebruikelijke manier beloond.'

Compor glimlachte. Hij had witte, regelmatig geplaatste tanden en Branno vroeg zich in een flits even af of alle bewoners van de Sirius Sector er zo uitzagen. Het verhaal dat Compor uit die speciale, nogal afgelegen sector stamde ging terug op zijn grootmoeder van moederskant, die eveneens blonde haren en blauwe ogen had gehad en die had volgehouden dat haar moeder uit de Sirius Sector kwam. Volgens Kodell waren er echter geen harde bewijzen die dat staafden.

Aangezien vrouwen nu eenmaal zijn zoals ze zijn, had Kodell gezegd, zou zij deze verre en exotische afstamming best geclaimd kun nen hebben om haar glamour en haar niet geringe aantrekkelijkheid nog ietwat te vergroten.

'O, zo zijn vrouwen dus,' had Branno droogjes opgemerkt. En Kodell had geglimlacht en zachtjes opgemerkt dat hij het natuurlijk al leen maar over gewone vrouwen had gehad.

Compor zei: 'Het is niet nodig dat de mensen van de Foundation op de hoogte zijn van mijn dienst, als u het maar weet.'

'Ik weet het en ik zal het niet vergeten. Evenmin wil ik u in de veronderstelling laten dat u nu aan uw verplichtingen hebt voldaan. U hebt een stap gezet op een kronkelige weg en u moet nu voortgaan. Wij willen meer weten over Trevize.'

'Ik heb u alles verteld wat ik van hem weet.'

'Het kan zijn dat u me dat hebt willen doen geloven. Het kan zelfs zijn dat u dat zelf echt gelooft. Beantwoord niettemin mijn vragen. Kent u een man die Janov Pelorat heet?'

Compor fronste even zijn voorhoofd, maar nam vervolgens direct zijn neutrale gezichtsuitdrukking aan. 'Misschien dat ik hem ken als ik hem zie, maar de naam op zichzelf wekt bij mij geen associaties op.' 

'Het is een wetenschapsman.'

Compors mond vertrok in een nogal verachtelijk, maar onuitgesproken 'O?', alsof het hem verbaasde dat de Burgemeester veronderstelde dat hij zulke typen kende.

Branno zei: 'Pelorat is een interessante persoonlijkheid die om hem moverende redenen de ambitie heeft Trantor te bezoeken. Raadsheer Trevize zal hem vergezellen. Welnu, u bent een goede vriend van Trevize geweest en u kent wellicht zijn manier van denken, dus zeg me eens: denkt u dat Trevize erin zal toestemmen naar Trantor te gaan?'

'Als u ervoor zorgt dat Trevize scheep gaat,' zei Compor, 'en als het schip vervolgens naar Trantor wordt gevlogen, wat heeft hij dan nog voor keus? U wilt toch zeker niet suggereren dat hij met behulp van muiterij zal proberen het schip in zijn macht te krijgen?'

'U begrijpt mij verkeerd. Hij en Pelorat zullen de enigen in het schip zijn en Trevize zal de bestuurder zijn.'

'En u vraagt of hij dan vrijwillig naar Trantor zal gaan?'

'Ja, dat vraag ik.'

'Mevrouw de Burgemeester, hoe kan ik in 's hemelsnaam weten wat hij zal doen?'

'Raadsheer Compor, u hebt een nauwe relatie gehad met Trevize. U kent zijn geloof in het bestaan over de Tweede Foundation. Heeft hij nooit met u gesproken over zijn theorieën over de plaats waar die zich zou bevinden, waar zij gevonden kan worden?'

'Nooit, mevrouw de Burgemeester.'

'Denkt u dat hij haar zal vinden?' Compor glimlachte. 'Ik denk dat de Tweede Foundation, wat die ook geweest moge zijn en hoe belangrijk ook, in de tijd van Arkady Darell werd weggevaagd. Ik geloof haar verslag.'

'Werkelijk? Als dat zo is, waarom hebt u uw vriend dan verraden? Als hij op zoek is naar iets dat toch niet bestaat kan het immers geen kwaad dat hij zijn merkwaardige theorieën rondbazuint?'

'Niet alleen de waarheid kan schade aanrichten,' zei Compor. 'Misschien zijn zijn theorieën alleen maar merkwaardig, maar niettemin zouden zij de bevolking van Terminus tot onrust hebben kunnen brengen. Door twijfel en vrees te zaaien omtrent de rol van de Foundation in het grote drama van de geschiedenis van de Melkweg zou hij het leiderschap van Terminus in de Federatie en de dromen van een Tweede Galactisch Imperium hebben aangetast. Kennelijk deelt u de ze mening volledig, anders zou u hem niet midden in de Raadszaal hebben gearresteerd en zou u hem nu niet zonder vorm van proces in ballingschap dwingen. Mag ik dan vragen, Burgemeester, waarom u dat doet?'

'Laten we zeggen dat ik voorzichtig genoeg ben om me af te vragen of er misschien een kansje is dat hij gelijk heeft en dat het openlijk verkondigen van zijn mening wellicht acuut en direct gevaar kan be tekenen.'

Compor zei niets.

Branno zei: 'Ik ben het met u eens, maar de verantwoordelijkheid van mijn ambt dwingt mij die mogelijkheid te overwegen. Laat mij u nu nogmaals vragen of u enige aanwijzing hebt omtrent de plaats waarvan hij denkt dat de Tweede Foundation er wellicht te vinden is, en waar hij dus heen zou willen.' 

'Ik heb geen idee.'

'Heeft hij daar nooit toespelingen op gemaakt?'

'Nee, natuurlijk niet.'

'Nooit? Geef het nadenken niet te gemakkelijk op. Denk na! Nooit?'

'Nooit,' zei Compor vastberaden.

'Geen suggesties? Geen schertsende opmerkingen? Geen raadseltjes? Geen gedachtenspinsels die pas achteraf betekenis krijgen?'

'Niets van dat alles. Ik verzeker u, mevrouw de Burgemeester, dat zijn dromen over de Tweede Foundation niet meer zijn dan uiterst vage hersenschimmen. U weet dat en uw bezorgdheid daarover is verspilling van tijd en emoties.'

'En u bent niet per ongeluk opnieuw van kant veranderd? U probeert nu niet de vriend te beschermen die u eerder aan mij hebt over geleverd ?'

'Nee,' zei Compor. 'Ik heb hem aan u overgeleverd om redenen die in mijn ogen goed en vaderlandslievend zijn. Ik heb geen reden om die handeling te betreuren of om mijn houding te veranderen.'

'U kunt mij dus geen enkele tip geven over de richting die hij zal inslaan zodra hij een schip tot zijn beschikking heeft?'

'Zoals ik al heb gezegd...'

'En toch, Raadsheer,' zei de Burgemeester met een gelaatsuitdruk king die nog het meest aan weemoed deed denken, 'wil ik weten waar hij heengaat.'

'In dat geval zou u een hyper-verbinding in zijn schip moeten aanbrengen, denk ik.'

'Daar heb ik aan gedacht, Raadsheer. Hij is echter een achterdochtige man en ik verwacht dat hij iets dergelijks zou opsporen al verstoppen we het nog zo goed. Natuurlijk kunnen we het op zodanige wijze aanbrengen dat hij het niet kan verwijderen zonder het schip te beschadigen, zodat hij gedwongen zou zijn het te laten zitten...'

'Een uitstekend idee.'

'Nee,' zei Branno, 'want dan zou hij zich geremd voelen. Hij zou niet naar de plaats gaan die hij zou kiezen als hij zich vrij en onbespied wist. De kennis die ik opdeed zou voor mij nutteloos zijn.'

'In dat geval zult u klaarblijkelijk niet te weten kunnen komen waar hij heengaat.'

'Misschien toch wel. Ik ben van plan op heel primitieve manier te handelen. Een persoon die iets heel vernuftigs verwacht en zich daartegen wapent, is vaak geneigd de meer voor de hand liggende mogelijkheden over het hoofd te zien. Ik ben dus van plan Trevize gewoon te laten volgen.'

'Volgen?'

'Precies. Door een andere piloot in een ander ruimteschip. Ziet u hoezeer die gedachte u verbijstert? Zijn verbijstering zou even groot zijn. Hij zou wellicht niet eens op de gedachte komen de nabije ruimte at te zoeken op de aanwezigheid van massa in zijn spoor en in elk geval zullen wij ervoor zorgen dat zijn schip niet is uitgerust met onze modernste massa-detectors.'

'Wees overtuigd van mijn allergrootste respect, mevrouw de Burgemeester,' zei Compor, 'maar ik moet er op wijzen dat u geen ervaring hebt met ruimtevluchten. Het laten volgen van een schip door een ander wordt nooit gedaan, en wel omdat het eenvoudig onmogelijk is. Al bij zijn eerste Sprong door de hyper-ruimte zal Trevize ontsnappen. Zelfs als hij niet weet dat hij gevolgd wordt, zal die eerste Sprong zijn weg naar de vrijheid zijn. Als hij geen hyper-verbinding aan boord heeft, zal hij niet meer kunnen worden opgespoord.

'Ik geef toe dat ik geen ervaring heb. Anders dan Trevize en u ben ik niet getraind in het besturen van ruimteschepen. Niettemin hebben mijn adviseurs - die zo'n training wèl hebben gehad - mij verzekerd dat een schip dat pal vóór een Sprong wordt geobserveerd door zijn richting, snelheid en acceleratie de mogelijkheid biedt een goede gissing te maken van de komende Sprong - een globale gissing. Uitgaande van een eersteklas computer en een excellent beoordelingsvermogen zou een volger de Sprong nauwkeurig genoeg kunnen na bootsen om aan het andere uiteinde het spoor weer te kunnen oppakken zeker als het volgschip wèl over een perfecte massa-detector beschikt.'

'Dat zal éen keer lukken,' zei Compor op energieke toon, 'en zelfs twee keer als de volger erg veel geluk heeft, maar dan is het uit. Die trucs bieden te weinig zekerheid.'

'Misschien toch wel. Raadsheer Compor, u hebt destijds meegedaan aan wedstrijden in de hyper-ruimte. U ziet het, ik weet heel veel van u af. U bent een uitstekende piloot en u hebt opmerkelijke prestaties verricht bij het volgen van rivalen door de hyper-ruimte en na Sprongen.'

Compors ogen verwijdden zich. Hij leek zich niet meer zo erg op zijn gemak te voelen in zijn stoel, ik was toen nog student. Ik ben nu veel ouder.'

'Nog niet te oud. Nog niet eens vijfendertig. Derhalve bent u degene die Trevize gaat volgen, Raadsheer. Waarheen hij ook gaat, u zult hem volgen en u zult mij verslag uitbrengen. U zult spoedig na Trevize vertrekken en hij vertrekt over enkele uren. Als u deze opdracht weigert, Raadsheer, zult u gevangen worden gezet wegens verraad. Als u het schip accepteert dat wij u zullen verschaffen en u slaagt niet in uw achtervolging, hoeft u geen poging te doen hierheen terug te keren. Wij zullen u uit de ruimte blazen als u het toch probeert.'

Compor ging met een heftige beweging rechtop staan. 'Ik heb verplichtingen. Ik heb werk. Ik heb een vrouw. Ik kan dat niet allemaal in de steek laten.'

'Dat zult u toch moeten. Degenen van ons die hebben verkozen de Foundation te dienen, moeten steeds bereid zijn dat op een langdurige en oncomfortabele manier te doen als de nood aan de man komt.'

'Mijn vrouw moet natuurlijk met mij meegaan.'

'Denkt u dat ik gek ben? Zij moet natuurlijk hier blijven.'

'Als gegijzelde?'

'Als u dat woord de voorkeur geeft. Ik formuleer het liever zo, dat u zich in gevaar zult moeten begeven en dat mijn vriendelijke inborst mij ingeeft haar achter te laten op een plek waar zij geen gevaar loopt. Dit staat niet ter discussie. U staat evenzeer onder arrest als Trevize en ik weet zeker dat u begrijpt dat ik snel moet optreden vóórdat de euforie die Terminus momenteel in haar greep heeft weer afneemt. Ik vrees dat mijn ster al spoedig weer zal dalen.' 


12


Kodell zei: 'U hebt hem nogal hardhandig aangepakt, mevrouw de Burgemeester.'

Met een snuivend geluid zei de Burgemeester: 'Waarom niet? Hij heeft een vriend verraden.'

'Dat was voor ons nuttig.'

'Ja, in dit geval. Zijn volgende verraad zou dat wellicht niet zijn.'

'Waarom zou er een volgend verraad komen?'

'Kom nou, Liono,' zei Branno ongeduldig, 'speel geen spelletjes met mij. Van iedereen die eenmaal in staat is gebleken dubbel spel te spelen moet voortaan steeds worden vermoed dat hij daartoe nogmaals in staat zal zijn.'

'Misschien zal hij die geneigdheid nogmaals in de praktijk brengen, nu door zich weer aan te sluiten bij Trevize. Samen zouden zij...'

'Dat geloof je toch zelf niet! Ondanks zijn dwaasheid en naïviteit is Trevize recht door zee. Hij heeft geen begrip voor verraad en zal nooit, onder geen enkele omstandigheid, bereid zijn Compor weer te vertrouwen.'

'Neem me niet kwalijk, Burgemeester,' zei Kodell, 'ik weet nu niet zeker of ik u wel kan volgen. In hoeverre kunt u Compor dan vertrouwen ? Hoe weet u of hij echt zal proberen Trevize te volgen en u verslag te doen, eerlijk verslag? Rekent u op zijn bezorgdheid voor het welzijn van zijn vrouw als stok achter de deur? Of op zijn verlangen naar haar terug te keren?'

'Beide factoren spelen een rol, maar zij zijn niet de enige waarop ik vertrouw. Op Compors schip zal een hyper-verbinding zijn aangebracht. Trevize vermoedt dat hij gevolgd zal worden en zal op zoek gaan naar een dergelijk apparaat. Compor echter, die immers zelf de achtervolger is, zal naar ik aanneem niet vermoeden dat hij gevolgd wordt en zal niet zoeken naar een hyper-verbinding. Maar als hij dat toch doet, en hij vindt het ding, dan moeten we natuurlijk vertrouwen op de aantrekkingskracht van zijn vrouw.'

Kodell lachte. 'En dan te bedenken dat ik u vroeger ooit les heb moeten geven. En wat is het doel van die achtervolging?'

'Een dubbele bescherming. Als Trevize gesnapt wordt zal Compor misschien kunnen doorgaan en ons de informatie geven die Trevize ons niet meer kon verstrekken.'

'Nog een vraag. Als Trevize nu toevallig de Tweede Foundation vindt, en wij horen daarvan via hemzelf of via Compor, of als wij tenminste reden krijgen om aan te nemen dat zij bestaat ondanks hun beider dood?'

'Ik hoop dat de Tweede Foundation bestaat, Liono,' zei ze. 'Het Seldon Plan zal ons in elk geval niet lang meer van dienst zijn. De grote Hari Seldon ontwierp het tijdens de stervensdagen van het Imperium, toen de technologische vooruitgang feitelijk tot stilstand was gekomen. Ook Seldon was een produkt van zijn tijd en hoe briljant eze half mystieke wetenschap van de psychohistorie ook geweest moet zijn, toch was zij geworteld in die tijd. Zij kon in elk geval onmogelijk rekening houden met een snelle technologische vooruitgang. Toch is dat nu precies wat de Foundation heeft bereikt, speciaal in de afgelopen honderd jaar. Wij bezitten massa-detectors van een voorheen ongehoord type, computers die op gedachten kunnen reageren, en, boven alles, geestschermen. De Tweede Foundation zal ons niet lang meer kunnen beteugelen, gesteld al dat zij dat nu kunnen. In de laatste jaren van mijn machtsuitoefening wil ik degene zijn die Terminus een nieuwe weg doet volgen.'

'En als er in werkelijkheid geen Tweede Foundation blijkt te bestaan?'

'Dan zullen wij onmiddellijk een nieuwe weg inslaan.'


13


De onrustige slaap die zich uiteindelijk van Trevize had meester gemaakt duurde niet lang. Voor de tweede keer werd hij op zijn schouder getikt.

Hij schrok op, met slaapdronken ogen en volledig onbegrip over zijn aanwezigheid in dit vreemde bed. 'Wat... wat...?'

Verontschuldigend zei Pelorat: 'Neem me niet kwalijk, Raadsheer Trevize. U bent mijn gast en ik gun u graag uw rust, maar de Burgemeester is hier.' Hij stond naast het bed in een pyama van flanel en huiverde lichtjes. Trevize kwam langzaam tot een vermoeide vorm van bewustzijn en herinnering.

De Burgemeester zat in Pelorats woonkamer en zag er even bedaard uit als altijd. Zij had Kodell bij zich die zachtjes over zijn witte snor wreef.

Trevize trok zijn ceintuur aan tot de gewenste strakheid en vroeg zich af of dat paar Branno en Kodell ooit van elkaar gescheiden was.

'Is de Raad al tot bezinning gekomen?' vroeg Trevize spottend. 'Maken haar leden zich ongerust over de afwezigheid van éen van hen?'

'Er zijn al tekenen van leven, ja,' zei de Burgemeester, 'maar nog niet genoeg om u van nut te zijn. Het staat buiten kijf dat ik nog steeds de macht heb om u tot vertrek te dwingen. U zult naar de Uiterste Ruimtehaven gebracht worden...'

'Niet naar Ruimtehaven Terminus, mevrouw de Burgemeester? Wordt mij het genoegen van een stijlvol vaarwel voor het oog van duizenden wenende landgenoten ontzegd?'

'Ik merk dat u uw neiging tot het debiteren van kinderlijke dwaasheden hebt hervonden, Raadsheer, en dat verheugt mij. Daardoor wordt bij mij iets gesust wat anders wellicht was uitgegroeid tot een knagend plekje in mijn geweten. Vanaf de Uiterste Ruimtehaven zullen u en professor Pelorat stilletjes vertrekken.'

'Om nooit terug te keren?'

'Misschien om nooit terug te keren. Maar natuurlijk,' zei ze met een snelle glimlach, 'als u iets ontdekt dat van zo groot belang is en zo grote bruikbaarheid dat zelfs ik blij zal zijn die informatie in ontvangst te nemen, dan zult u terugkeren. Misschien wordt u dan zelfs eervol onthaald.'

Trevize knikte zonder nadruk. 'Dat kan gebeuren.'

'Bijna alles kan gebeuren. In elk geval zult u het comfortabel hebben. U krijgt een zojuist gereedgekomen vestzakkruiser toegewezen, de Verre Ster, zo genoemd naar de kruiser van Hober Mallow. Eén persoon kan hem besturen, maar de ruimte is groot genoeg voor een redelijk verblijf van drie personen.'

Trevize liet zijn zorgvuldige pose van lichte ironie meteen vallen. 'Volledig bewapend?'

'Niet bewapend, maar voor de rest compleet toegerust. Waar u ook heengaat, u zult steeds burgers van de Foundation zijn en er zal overal een consul zijn tot wie u zich kunt wenden, dus u zult geen bewapening nodig hebben. U zult daar tevens naar behoefte geld kunnen op nemen. Niet in onbeperkte mate, zo moet ik daaraan toevoegen.'

'U bent royaal.'

'Dat weet ik. Maar begrijp me goed, Raadsheer. U helpt professor Pelorat bij het zoeken van de Aarde. Het kan me niet schelen wat u denkt dat u zoekt, maar u bent op zoek naar de Aarde. Iedereen die u tegenkomt moet dat goed begrijpen. En denk er steeds aan dat de Verre Ster dus niet bewapend is.'

'Wij houden een speurtocht naar de Aarde,' zei Trevize. 'Dat begrijp ik uitstekend.'

'Dan zult u nu vertrekken.'

'Neem me niet kwalijk, maar er zijn vast nog een aantal punten die wij niet hebben besproken. In mijn jongere jaren heb ik ruimteschepen bestuurd, maar ik heb geen ervaring met recente typen vestzakruisers. Als ik het schip nu eens niet kan besturen?'

'Men heeft mij gezegd dat de Verre Ster in hoge mate geautomatiseerd is. En voordat u mij dat vraagt: u behoeft niet te weten hoe u een moderne scheepscomputer moet bedienen. Hij zal u zelf alles vertellen wat u moet weten. Is er nog iets wat u nodig hebt?'

Trevize bekeek zichzelf met sombere blik. 'Schone kleren.'

'Die vindt u aan boord van het schip. Inclusief die gordels die u draagt, die ceintuurs, of hoe u ze noemt. Ook de professor is voorzien van alles wat hij nodig heeft. Alles wat redelijkerwijs nodig is bevindt zich al aan boord, al haast ik mij daaraan toe te voegen dat dit niet geldt voor vrouwelijk gezelschap.'

'Eeuwig jammer,' zei Trevize. 'Dat zou zeer aangenaam zijn, maar toevallig zou ik op dit moment ook geen geschikte kandidate hebben. Maar de Melkweg is dicht bevolkt, naar ik aanneem, en als ik hier weg ben kan ik zeker wel mijn gang gaan.'

'Wat betreft vriendinnetjes? U doet maar.'

Ze stond moeizaam op. 'Ik zal u niet naar de ruimtehaven begeleiden,' zei ze, 'maar anderen zullen dat wel doen en u moet niet proberen iets te doen wat u niet gevraagd is. Ik geloof dat zij u zullen doden als u tracht te ontsnappen. Het feit dat ik er niet bij ben zal alle remmingen op dit punt doen verdwijnen.'

Trevize zei: ik zal geen ongeoorloofde dingen doen, mevrouw de Burgemeester, maar éen ding...'

'Ja?'

Trevize dacht snel na over een correcte woordkeuze en zei toen met een glimlach die, naar hij vurig hoopte, ongedwongen leek: 'Misschien komt er ooit een tijd, mevrouw de Burgemeester, dat u mij zult vragen iets ongeoorloofds te doen. Ik zal wel zien hoe ik dan reageer, maar dan zal ik deze laatste twee dagen beslist niet vergeten.'

Burgemeester Branno zuchtte. 'Bespaar mij het melodrama. Als die tijd komt, wel, dan komt hij maar. Nu vraag ik u niets...'