HOOFDSTUK 13

Claudia had een drukke ochtend achter de rug, want er zouden nogal wat gasten vertrekken en dat bracht een hoop extra werk met zich mee. De achtergelaten kamers moesten weer tiptop in orde zijn voor de volgende bewoners. Ze besloot echter eerst een kop koffie te gaan drinken in het kantoortje. Net toen ze zat, werd er geklopt en Claudia zuchtte. Had je hier nou nooit een momentje voor jezelf?

Het was gelukkig Edith, met een grote bos goudgele bloemen.

“Zo, heb je een aanbidder?” lachte Claudia, maar tot haar verbazing legde Edith de bloemen voor haar neer. “Voor mij?” vroeg Claudia met opgetrokken wenkbrauwen.

Edith knikte.

“Van wie zijn ze? Bij mijn weten heeft David niets met me goed te maken.”

“En dan zou hij je de bloemen wel persoonlijk zijn komen overhandigen,” vulde Edith aan. “Nee, ze zijn van Gregor...”

“Weet je dan zeker dat je ze bij de goede persoon hebt afgeleverd?” grinnikte Claudia, met haar neus in de ruiker.

“O ja, zeker weten,” knikte Edith. “Je had nog wat van hem te goed, zei hij. Want je had ervoor gezorgd dat hij David niet op zijn nek kreeg na die grap met dat beeld. Bovendien heeft hij zomaar een vrije avond gekregen en je weet inmiddels al dat dat zijn vruchten heeft afgeworpen.”

“Ja, en dat werd hoog tijd,” lachte Claudia. “Nu wordt alles hier eindelijk weer eens normaal.”

“Dat meen je toch zeker niet?” vroeg Edith. “Wat een saaie boel zou het dan worden, zeg.”

“Natuurlijk meen ik dat niet echt. Ik verlang eindelijk eens naar een momentje voor mezelf,” zei Claudia met een glimlach. “Afijn, ik zal Gregor vanmiddag wel uitgebreid bedanken voor zijn bloemenhulde, al had hij dat echt niet hoeven doen.”

Brigitte had al snel door dat Daisy niets liever wilde dan er een paar uur met Gregor tussenuit te piepen, voordat hij aan het eind van de middag weer moest werken. “Zeg,” begon ze daarom, nadat ze hadden ontbeten. “Ik ga vanmorgen mee met de buitenrit, jij gaat zeker naar Gregor toe?”

Daisy keek haar verbaasd aan. “Ik heb eigenlijk niets afgesproken,” antwoordde ze, “want wij zijn hier toch samen met vakantie?”

“Nou en?” Brigitte haalde haar schouders op. “Dat wil toch niet zeggen dat we ook alles samen moeten doen? Ik ga lekker rijden en jij gaat naar je geliefde Gregor. Goed?”

“Prima. Ik ga hem gelijk even bellen.”

Gregor had er wel oren naar de ochtend samen met Daisy door te brengen. “Vindt je nichtje het niet erg?” vroeg hij.

“Sterker nog, ze stelde het zelf voor,” lachte Daisy. “Zal ik naar jou toekomen of kom jij hierheen? Ik weet niet eens waar je woont.”

Gregor legde het haar uit en Daisy begreep dat het niet zo ver van Flips ouderlijk huis was.

Ze ging met de auto en zonder moeite vond ze zijn huisje.

Gregor had haar al zien aankomen, want met een weids gebaar opende hij de deur en trok haar naar binnen, om haar in het smalle gangetje hartstochtelijk te kussen.

De geur van versgezette koffie kwam hun tegemoet.

“Wat een eenvoudige boodschap om een paardehals al niet teweeg kan brengen,” zei Gregor ondeugend, nadat ze zich hadden geïnstalleerd in de kleine huiskamer.

“Mooie boel, ja,” vond Daisy. “En ik dacht notabene eerst nog dat Paul een grapje met me had uitgehaald. Nadat het beeld was onthuld, kwam hij namelijk gelijk naar me toe.”

“Paul en Cécile, ze doen er nu niet meer toe,” sprak Gregor, met zijn arm losjes om Daisy's schouders. “Wij zijn weer bij elkaar en dat is het belangrijkste. Wat vind je eigenlijk van mijn stulpje?”

“Klein, maar gezellig,” was Daisy's oordeel. “Woon je hier allang?”

Gregor schudde zijn hoofd en vertelde haar hoe alles in zijn werk was gegaan. “Dat op kamers wonen, vond ik maar niets,” eindigde hij. “Daarom was ik zo blij dat ik dit kon krijgen. Toegegeven, het is niet groot, maar Mops en ik hebben er genoeg aan.”

“Mops?” echode Daisy, want ze had geen flauw idee wie dat nu weer mocht zijn.

“Mijn trouwe vriend,” lachte Gregor. “Een grote, rode kater. Hij is hier een tijdje geleden komen aanlopen en wilde graag blijven. Je bent, hoop ik, niet bang of allergisch voor katten?”

“Nee, hoor,” antwoordde Daisy. “Ik vind het juist enige beesten. Zo lekker eigenwijs.”

“Sommige mensen zijn dat ook,” grinnikte Gregor. “We zijn er zelf een mooi voorbeeld van.”

Daisy moest dat beamen. “Wat zijn we kinderachtig geweest, vind je ook niet? Maar in het begin dacht ik echt dat Cécile je meisje was. Ze deed ook zo bezitterig. En hierdoor ging mijn mooie plannetje in rook op.”

“Zeg jij nu maar niets.” Gregor zwaaide met een vinger voor haar neus. “Ik werd gek van al die aanbidders van jou. Er was geen speld tussen te krijgen.”

Daisy schoot in de lach. Alsof ze met tientallen jongens aan de rol was geweest...

Het werd een fijne ochtend.

Daisy bezichtigde de rest van Gregors huis, inclusief de kleine tuin waarin hij wat groente verbouwde. Mops kwam ook nog even aanlopen en Daisy was meteen weg van het grote, rode dier, dat aanhankelijk met zijn kop langs haar benen streek.

“Ik hield eerst helemaal niet van katten,” bekende Gregor. “Maar nu zou ik Mops voor geen goud meer kwijt willen.”

“Ik ben altijd al verzot op katten geweest,” antwoordde Daisy.”We hebben er zelf twee thuis. Hé, kom eens hier, gekke Mops van me.”

De rest van de ochtend maakten ze een lange wandeling door het nabijgelegen natuurgebied.

“Morgen heb ik weer gewoon dagdienst en dan kom ik 's avonds naar de discotheek,” zei Gregor. “Het is jammer dat je over een paar dagen alweer weg moet.”

“Tja,” zuchtte Daisy. “Helaas komt er aan alle leuke dingen een einde.”

“Maar we zien elkaar toch zeker zo vaak mogelijk in het weekend, als ik geen dienst heb tenminste?” Gregor keek haar dringend aan. Nu hij Daisy terug had, wilde hij haar niet meer uit het oog verliezen.

“Natuurlijk, malle jongen.” Daisy kuste hem vluchtig op zijn gebruinde wang. “Ik heb een auto, jij hebt er een, dus de afstand is geen probleem. Mijn vriendin Sabina pendelt ook heen en weer. Misschien weet je dat zij met Flip gaat, uit De Koperen Ketel?”

“Had ik dat maar geweten, dan had ik aan hem kunnen vragen hoe je achternaam was en waar je woonde, maar dat is achteraf gepraat. We kunnen dan ook weleens met z'n vieren uitgaan als dat zo uitkomt.”

“Lijkt me leuk,” lachte Daisy.


Claudia liep langs de receptie, waar Edith ijverig aan het werk was. “Heb je nog reacties gekregen op onze vraag wie er een leuke naam voor Witje weet?” vroeg Claudia nieuwsgierig.

“O,” sprak Edith en ze wees naar een stapeltje papiertjes op haar bureau. “Er zijn er genoeg binnengekomen, maar er zitten de vreselijkste namen tussen. Je moet zelf maar even kijken, want ik heb nog geen tijd gehad om ze allemaal door te lezen.”

“Tot vanavond hebben de gasten nog de kans om hun suggesties in te leveren, daarna gaan we een keus maken,” zei Claudia, terwijl ze in de hoop papiertjes graaide.

De inzendtermijn hadden ze expres zo kort gehouden, omdat veel gasten aan het eind van de week al vertrokken. En de winnaar moest natuurlijk wel de tijd hebben om een avondje in het dorp te gaan eten.

Claudia hield ineens een papiertje omhoog, waarop de naam “Bobbeltje” stond gekrabbeld.

“Bobbeltje,” gierde Edith. “Nee, die had ik nog niet gezien. Die arme Witje. Zo komt hij van de regen in de drup.”

In de loop van de dag werden er nog een paar papiertjes met namen gebracht en 's avonds gingen Claudia en Edith ze sorteren. Namen die niet in aanmerking kwamen, waaronder Bobbeitje, werden meteen terzijde gelegd en uiteindelijk hadden ze nog vier papiertjes over, waaruit ze moesten kiezen.

“Jongens,” riep Claudia naar Yoran en David, die naar een voetbalwedstrijd op de televisie zaten te kijken. “Kom eens even helpen. We moeten kiezen uit vier namen voor Witje.”

“Vooruit dan maar,” zei David. “Het is toch net pauze.”

Witje moest natuurlijk een naam krijgen die bij hem paste. Het was een beetje een ondeugend paard, dus het moest niet zo'n statige naam worden. Het toeval wilde dat David en Yoran allebei kozen voor de naam “Snowy”.

“Die moet het worden,” vond Yoran. “Snowy past echt bij Witje.”

“Vind ik ook,” knikte David.

“Wat zeg jij, Edith?” vroeg Claudia toen.

“Ik vind het ook een toepasselijke naam,” antwoordde deze. “Van mij mag Snowy winnen.”

“Dan wordt het Snowy,” knikte Claudia. “Wie heeft de naam ingezonden?” Ze draaide het briefje om. “Hé, wat leuk,” zei ze toen. “Daisy heeft hem verzonnen.”

“Dat is zeker leuk,” vond Edith. “Kan ze romantisch gaan tafelen met Gregor!”

“Morgen maken we de uitslag op het prikbord bekend,” zei Claudia.


Toen Daisy de volgende morgen opstond, moest ze gelijk weer aan de heerlijke ochtend van de dag daarvoor bij Gregor thuis denken. De uren waren werkelijk omgevlogen. Met hun vakantie schoot het nu ook aardig op. Daisy kon zich niet voorstellen dat ze maandag alweer patiënten zou begroeten. Hè, nu even niet aan het werk denken, dacht ze.

Brigitte werd ook wakker. “Ik heb geslapen als een blok,” zei ze tegen Daisy, nadat ze haar goedemorgen had gewenst.

“Maar ik voel me nog hartstikke moe.”

“Dat vind ik niet zo gek,” lachte Daisy. “Je bent bijna de hele avond op de dansvloer geweest.”

Ze kleedden zich aan en ontbeten in de eetzaal, waar Gregor al aan het werk was. Hij zorgde voor extra dik beleg op hun broodjes, die hij met een knipoog voor hen neerzette.

Lachend zei Brigitte: “Het is toch niet zo gek dat jij vriendjes hebt onder het personeel, Daisy!”

Toen ze wat later op de ochtend samen wilden gaan midgetgolfen, hoorden ze Edith vanachter de balie hun namen roepen.

“Daisy, heb je al op het mededelingenbord gekeken?” vroeg ze toen de twee meisjes naderbij waren gekomen.

“Nee,” antwoordde Daisy verbaasd. “Staat er dan wat bijzonders op?”

“Kijk maar,” lachte Edith en dat deed Daisy.

“Ik heb gewonnen,” juichte ze toen. “Gitte, mijn naam heeft gewonnen.”

“Waar heb je het over?” Brigitte keek haar nichtje meewarig aan.

“Die paardenaam die we moesten verzinnen. Mijn naam is het geworden,” legde Daisy geduldig uit.

Brigitte sloeg een hand voor haar mond. “Wat stom van me, ik ben helemaal vergeten iets te verzinnen.”

“Ja, en nu is het te laat,” grinnikte Daisy. “Witje heet dus in het vervolg Snowy.”

“En jij mag met Gregor ergens lekker gaan eten,” vulde Brigitte joviaal aan.

“Met Gregor?” stamelde Daisy. “Maar ik had gedacht dat jij en ik...”

Brigitte lachte echter en zei: “Zeg, ben je helemaal? Je gaat met Gregor en verder wil ik er geen woord meer over horen. Ik amuseer me 's avonds toch wel in de disco, hoor.”

,.En anders houden Claudia en ik haar wel gezelschap,” grijnsde Edith. Toen hield ze de plaatselijke krant omhoog. “Kijk, en deze is vanmorgen ook gekomen.” Ze spreidde hem op de balie uit en de meisjes bogen zich eroverheen.

Op de voorpagina prijkte het beeld van de door Jan Ouwens gemaakte witte hengst en om zijn hals hing Gregors bord. Het opschrift was duidelijk te lezen.

“O, wat vreselijk,” kreunde Daisy. “Staat het nog in de krant ook. Had die fotograaf niet kunnen wachten tot ze dat bord eraf hadden gehaald?”

“Dan had die journalist vast niet zo'n sappig verhaaltje kunnen schrijven over die arme jongeman die op deze originele manier zijn liefde verklaarde aan een meisje,” lachte Edith. “Hier, neem maar mee, dan kun je het eens op je gemak lezen en ik neem aan dat je het artikel ook wel wilt bewaren. Leuk om later aan jullie kinderen te laten zien.” Grinnikend ging Edith weer aan het werk.

“Aan je kinderen te laten zien?” sputterde Daisy nog, maar Brigitte trok haar lachend mee richting midgetgolfbaan.

's Middags was er weer een buitenrit en Daisy straalde van trots, want zij mocht op Witje alias Snowy rijden.

“Ik heb hem een paar keer meegenomen op een tocht en hij gedraagt zich voorbeeldig,” vertelde Yoran, die de groep zou leiden. “Maar houd hem goed in de gaten, want hij wil nogal eens bokken als het hem niet snel genoeg gaat.”

Het ging uitstekend. Daisy hield het paard goed in bedwang.

Brigitte reed op Amber en ze had haar handen vol aan het temperamentvolle dier. Het was een van de laatste buitenritten die ze zouden maken en Brigitte had toch een keer op Amber willen rijden. Yoran bleef echter wel een beetje in haar buurt.

Toen Yoran naast Daisy reed. vroeg hij met een ondeugend gezicht: “Ik hoorde dat Gregor ook eindelijk is getemd. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?”

Daisy lachte naar hem. “Eerlijk, ik weet het niet,” bekende ze. “De eerste keer dat ik op De Witte Hengst logeerde, vond ik hem al heel erg aardig en dat was achteraf wederzijds. Je weet inmiddels zeker ook al dat het nog heel wat voeten in de aarde had voor we elkaar echt in de armen konden vliegen.”

“Ja, ik ben helemaal op de hoogte en ik weet er ook alles van,” grijnsde Yoran. “Edith en ik hebben daar indertijd ook ons portie van gekregen. Die eigenwijze meid wilde maar niet aannemen dat ik van haar hield.”

“Edith is een schat,” zei Daisy warm. “En jullie zijn hier heus nog niet van me af. Ik kom vast nog eens.”

“Je bent van harte welkom, hoor,” antwoordde Yoran en hij reed toen naar voren om een wat al te enthousiaste gast terug te halen.

Helaas begon het halverwege de tocht te regenen en Yoran besliste dat ze maar terug moesten gaan.

“Er zit onweer in de lucht,” merkte hij op, terwijl hij de donkere lucht bekeek. “En ik wil voorkomen dat de paarden in paniek raken. We zullen terug moeten, lui.”

Daisy reed naast een nogal onhandige slungel van een jaar of negentien, die op zijn paard zat als de bekende zoutzak. Hij had kennelijk nog niet veel tijd op een paarderug doorgebracht,want hij vroeg Daisy telkens om advies.

“Ga eerst eens rechtop zitten,” raadde ze hem met een zucht aan. “Je zult zien dat het dan al heel wat beter gaat. En de teugels zo vasthouden.” Ze deed het voor.

In de verte hoorden ze een donderslag en Yoran maande aan tot spoed. Maar ze zouden De Witte Hengst niet op tijd bereiken, want plotseling begon het hevig te stortregenen.

“Bij elkaar blijven,” schreeuwde Yoran. “En houd die paarden in bedwang.”

De slungel naast Daisy, die Luuk heette, zag wit van schrik. “Zijn we er bijna?” vroeg hij. “Ik voel me niet meer zo prettig.”

“Dan ben je niet de enige,” antwoordde Daisy geprikkeld, want ze zag dat Luuk alweer de houding “plumpudding” had aangenomen en de teugels slap liet hangen. “Luuk, let alsjeblieft op,” waarschuwde ze hem, maar het was al te laat.

Een felle bliksemschicht doorkliefde de lucht en zette deze even in een fel licht. Luuks paard, de donkere Dior, steigerde en wierp zijn berijder uit het zadel.

Daisy zag het voor haar ogen gebeuren. Ze schreeuwde nog dat Luuk de teugels niet moest loslaten, maar omdat hij ze niet goed had vastgehouden, glipten ze zo uit zijn handen en met een doffe dreun viel Luuk op de grond.

Yoran had het natuurlijk ook gezien en hij kwam meteen aanrijden.

Dior was er hinnikend vandoor gegaan.

“Wil jij mijn paard even vasthouden, Daisy?” Yoran overhandigde haar de teugels van Diablo en knielde bij de kreunende Luuk neer. “Waar heb je pijn?” informeerde hij zakelijk en hij betreurde het dat hij de jongen had meegenomen. Hij was nog niet klaar voor een buitenrit, dat was duidelijk.

“Mijn arm,” kreunde Luuk. “Hij steekt ontzettend.”

De arm hing er slap bij en met een strak gezicht zei Yoran: “Ik vrees dat hij is gebroken. Kom op, Luuk, ga eens staan. Dan hijsen we je bij mij voorop. Het is te ver om naar De Witte Hengst te lopen en ik wil je zo snel mogelijk naar een dokter brengen.”

Het leek een eeuwigheid te duren voor ze eindelijk het witte gebouw van De Witte Hengst zagen.

David stond juist op het punt hen te gaan zoeken. “Wat is er gebeurd?” vroeg hij, toen hij Yoran met Luuk voorop zag. “Een ongeluk? Dior is hier net alleen aangekomen.”

“Ik ben bang dat Luuks arm is gebroken,” zei Yoran, terwijl hij Luuk voorzichtig uit het zadel liet zakken, waarna hij door David op de grond werd neergezet.

“Hoe is het gebeurd?” vroeg David.

“Dior steigerde en Luuk had zijn teugels niet goed vast,” vertelde Daisy. “Toen viel hij op de grond.”

“Dan heb je nog geluk gehad, jongen,” bromde David. “Kom maar mee, dan gaan we even naar de dokter in het dorp.”

Kort daarop kwam Gregor naar buiten rennen. “O, gelukkig, je mankeert niets,” zuchtte hij opgelucht toen hij Daisy heelhuids voor zich zag staan. “Ik hoorde allerlei verhalen over een ongeluk, dus ik besloot voor de zekerheid maar even een kijkje te nemen.”

“Je ziet het, ik ben nog helemaal heel,” lachte Daisy. “Al ben ik wel nat tot op het bot, maar verder niets.”

“Gaan jullie allemaal maar gauw douchen,” drong Yoran aan. “Straks vatten jullie nog kou en ligt het halve hotel ziek op bed.”

“Maar de paarden...” protesteerde Daisy.

“Ik trommel wel wat mensen op,” knikte Yoran. “Ga nu maar.”

“O, wat heb ik het koud,” klappertandde Brigitte. “Laten we maar snel gaan, Dais, want ik heb geen zin om straks ziek thuis te komen. Dat zou Ernst niet zo leuk vinden, denk ik.”

Na een hete douche voelden de meisjes zich al een stuk beter en ze gingen naar de stallen om te kijken of ze daar nog konden helpen. Maar Claudia en Edith waren met nog enkele anderen al druk bezig de paarden droog te wrijven, dus hun hulp was overbodig.

“Maar bedankt voor het aanbod,” zei Claudia vriendelijk. “De anderen uit jullie groep zijn op hun kamer gebleven.”

“Gelukkig heeft Dior geen wonden opgelopen tijdens zijn vlucht,” zei Edith. “Wie neemt er dan ook zo'n oen als Luuk mee op een buitenrit. Dat is vragen om moeilijkheden.”

“Hij had al een paar keer les gehad in de bak,” antwoordde Daisy. “Maar hij heeft er zeker niet veel van opgestoken, want hij vroeg telkens aan mij wat hij moest doen.”

“Juist, en dat had Yoran toch meteen moeten zien,” sputterde Edith. “Er had wel iets heel ergs kunnen gebeuren.”

“Maar dat is niet zo,” suste Claudia. “En laat die arme Yoran nu maar met rust. Die heeft het daarnet al genoeg voor zijn kiezen gehad. Zulke dingen gebeuren hier nu eenmaal, Edith. Daar kan Yoran niets aan doen.”

“Toch vind ik het knap stom,” kon Edith niet nalaten te zeggen. Haar boosheid verdween echter als sneeuw voor de zon toen ze Yoran even later rillend in zijn kamer aantrof.

“Ik hoop niet dat ik heb kougevat,” snufte hij.

“Nou,” antwoordde Edith nuchter. “Ik ben dan wel geen dokter, maar zelfs ik zie dat je een flinke verkoudheid staat te wachten. Ben je al onder de douche geweest?”

Yoran knikte en huiverde.

Edith pakte een dikke trui uit de kast en gooide die naar hem toe. “Hier, trek aan,” zei ze. “Dan ga ik een kop koffie voor je halen.” Hoofdschuddend liep ze weg. Mannen waren soms net kinderen. In plaats van dat Yoran zijn jack had aangetrokken toen hij op weg ging, had hij alleen zijn bodywarmer aangedaan. De regen was daar natuurlijk dwars doorheen gegaan en nu zat hij met de brokken.

Gelukkig viel het allemaal wel mee, want een uurtje later liep Yoran alweer rond, weliswaar wat snuffend, maar verder voelde hij zich prima.

Met Luuk was het slechter afgelopen, want zijn arm bleek na aankomst bij de dokter inderdaad te zijn gebroken. Ze moesten naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, waar de arm moest worden gezet. Met zijn arm in het gips kwam Luuk samen met David een hele tijd later terug op De Witte Hengst.

Gregor fluisterde in Daisy's oor dat hij blij was, dat haar zoiets niet was overkomen. “Want dan had je me niet meer zo goed kunnen omhelzen,” voegde hij eraan toe.

Daisy gaf hem een por. “Een mooie ben jij,” beschuldigde ze hem en toen schoot haar opeens het etentje te binnen dat ze had gewonnen. Edith had haar daarvoor geld gegeven.

Gregor was enthousiast toen ze het hem vertelde. “Dat komt mooi uit,” zei hij. “Want ik had je op de laatste avond hier zelf mee uit eten willen nemen. Dat scheelt me weer een rib uit mijn lijf,” voegde hij er overdreven aan toe en dat leverde hem een tweede por op.

“Gregor Hansen, je bent een krent,” zei Daisy, maar ze lachte erbij.

's Avonds in bed lag Daisy de gebeurtenissen van deze vakantie nog eens te overdenken. Ze was intens gelukkig dat alles zo goed was gekomen. Ze was ineens benieuwd wat haar ouders zouden zeggen als ze de werkelijke reden vernamen waarom ze voor de tweede keer op vakantie naar De Witte Hengst was gegaan.

De laatste dagen op De Witte Hengst gingen erg snel voorbij.

Gregor had een tafel besproken in een leuk restaurant in een naburig dorp en hij kwam Daisy op de afgesproken tijd halen.

Daisy aarzelde nog steeds of ze er wel juist aan deed Gregor mee te nemen, maar Brigitte had haar met de hand op het hart verzekerd dat ze zich alleen best zou amuseren.

“Ga jij nu maar fijn samen met Gregor de bloemetjes buitenzetten,” had ze spontaan gezegd. “Het is jullie laatste avond, je ziet hem voorlopig niet meer. Nee, hoor, ik heb er geen problemen mee. Ga maar lekker.” Ze had Daisy haast hun kamer uit moeten zetten, maar ten slotte was deze dan toch gezwicht.

Gregor had een goede keus gemaakt. Het restaurant “De Boerenwagen” was klein, maar gezellig ingericht in boerenstijl. Het eten smaakte verrukkelijk.

Nadat ze het dessert hadden verorberd, legde Gregor een doosje voor Daisy op tafel neer.

“Voor mij?” vroeg ze verbaasd.

“Ja zeker,” knikte hij. “Zodat je nog veel aan me zult denken.”

Hij had Daisy nieuwsgierig gemaakt. Met zenuwachtige gebaren peuterde ze het papiertje los en er lag een blauw doosje in de palm van haar hand.

“Nou, maak maar open,” drong Gregor glimlachend aan. “Ik heb er geen spin in gestopt, hoor.”

Daisy knipte het doosje open en slaakte een kreet. Op een bedje van fluweel lag een dun, gouden armbandje en daaraan hing een gouden hartje waarin stond gegraveerd: Daisy, ik hou van je, en op de achterkant: Gregor.

“Het kon er allemaal maar met moeite in,” grinnikte Gregor. “Maar het is de juwelier uiteindelijk toch gelukt. Ik hoop datje het mooi vindt, liefste.”

“Het is prachtig,” zei Daisy geroerd en ze hield haar pols op, zodat Gregor het armbandje kon dichtmaken. “Deze keer staat gelukkig je naam erbij!” fluisterde ze.

Ze kuste hem spontaan over de tafel heen en ze zagen niet dat een ouder echtpaar hen geamuseerd gadesloeg.

Weet je nog? stond er in de ogen van de vrouw te lezen.

Nou en of! seinde de man terug.

En Daisy en Gregor? Die hadden alleen maar oog voor elkaar...