HOOFDSTUK 11

Het was zover: de onthulling van het beeld zou plaatsvinden, s Middags om twee uur zou burgemeester Reinbeek het beeld plechtig van zijn omhulsel ontdoen. Het personeel was druk in de weer geweest met hapjes en drankjes. Er waren her en der versieringen aangebracht om alles een nog feestelijker tintje te geven en Claudia liep zenuwachtig heen en weer.

“Zijn we echt niets vergeten?” vroeg ze voor de zoveelste keer aan Edith, die de receptie had overgelaten aan iemand anders en Claudia hielp.

“Echt, Claudia, alles loopt op rolletjes,” verzekerde Edith haar.

Het plastic was van het beeld afgehaald en in plaats daarvan hing er een groot, wit laken overheen met een touw aan de bovenkant waaraan de burgervader moest trekken als het zover was.

“Hebben jullie al stiekem een kijkje genomen?” wilde Edith weten.

“Wij?” Claudia keek haar beledigd aan. “Edith, wat denk je wel van ons?” Ze zei maar niet dat ze 's nachts op het punt had gestaan inderdaad het plastic omhulsel los te peuteren. Als David haar daar niet van had weerhouden, had ze het nog gedaan ook.

“Het is dat Yoran me heeft tegengehouden,” bekende Edith. “Maar als het aan mij had gelegen, had ik stiekem een kijkje genomen.”

Tegen zoveel eerlijkheid kon Claudia niet op. “Ik ook,” zei ze dan ook met twinkelende ogen en ze schoten samen in de lach.

Daisy en Brigitte waren vrij laat uit bed gekomen, zodat ze het ontbijt hadden gemist. Ze hadden daarom maar wat broodjes gekocht in het winkeltje.

“De Witte Hengst wordt zo nog rijk aan ons!” grapte Brigitte. “Al die keren dat we het avondeten of het ontbijt missen, kopen we het winkeltje bijna leeg.”

“Wat loop je weer schromelijk te overdrijven,” zei Daisy, maar ze was er met haar gedachten niet bij. Ze moest constant denken aan die vervelende Paul. Het leek er verdacht veel op dat Gregor de moed had opgegeven. Hij had geen pogingen meer ondernomen haar te spreken te krijgen.

Ze liepen over de binnenplaats langs het ingepakte beeld.

“Ben je ook zo benieuwd?” vroeg Daisy. “Niemand schijnt te weten hoe het eruitziet, zelfs Claudia en Edith niet.”

“En dat geloof je?” lachte Brigitte. “Jo, die hebben allang stiekem onder dat laken gegluurd.”

“Helemaal niet,” klonk opeens Ediths beledigde stem, maar ze keek er vrolijk bij.

“Hoi, Edith,” zeiden de twee meisjes tegelijk.

“Jullie denken veel te slecht over me,” vond Edith.

“Ik niet, zij.” Daisy priemde met haar wijsvinger naar haar nichtje.

“Heb je echt niet gekeken?” wilde deze weten.

“Met mijn hand op mijn hart,” sprak Edith plechtig. “Al was het wel moeilijk. Maar goed, des te groter is de verrassing vanmiddag. Jullie komen toch zeker ook?”

“Wat dacht je?” riep Daisy uit. “Al dagen lopen we ons af te vragen wat er onder dat laken vandaan zal komen.”

Edith veranderde van onderwerp. “Hebben jullie al op het prikbord gekeken?” vroeg ze, terwijl ze naar de receptie gebaarde.

Brigitte schudde haar blonde hoofd. “Dat wilden we net gaan doen,” antwoordde ze.

“Staat er dan wat bijzonders op?” vroeg Daisy nieuwsgierig.

“De leiding heeft een kleine wedstrijd uitgeschreven,” vertelde Edith. “Hebben jullie het nieuwe paard al gezien, dat in de plaats van Pablo is gekomen?”

“Dat witte, bedoel je?” vroeg Daisy. “Wat een prachtdier is dat!”

“Inderdaad,” ging Edith verder. “Maar dat prachtdier heeft nog geen toepasselijke naam. Dus vonden we dat de gasten er maar een moesten verzinnen en wie de leukste en origineelste naam bedenkt, krijgt een etentje voor twee personen aangeboden.”

“Daar doen we zeker aan mee, want we zijn weleens toe aan een echt diner!” lachte Brigitte. “Ga je mee kijken, Daisy?”

Op het bord stond vermeld dat de briefjes met paardenamen bij Edith moesten worden ingeleverd.

“Weet jij een leuke naam?” vroeg Brigitte.

Daisy haalde haar schouders op. “Op het moment niet,” antwoordde ze. “Ik zal me er vanmiddag eens even op concentreren. Wie weet, komt er nog iets redelijks te voorschijn. Witje is ook echt geen naam voor zo'n mooi paard.”

“Nee, dat is inderdaad geen gehoor,” grinnikte Brigitte.

“Zeg, heette het paard van Sinterklaas niet zo?” En proestend van het lachen vervolgden ze hun weg.

Tegen twee uur was het al aardig druk op de binnenplaats. De moeder van Claudia, die met de vader van David was getrouwd, was samen met haar man naar De Witte Hengst gekomen. Zij hadden elkaar leren kennen door toedoen van Claudia en David, die toen verkering hadden. Tussen beide ouders klikte het meteen en het gevolg was, dat zij zelfs nog eerder in het huwelijksbootje stapten dan hun kinderen.

Personeel en gasten verdrongen zich om het geheimzinnige beeld en iedereen was heel benieuwd hoe het eruit zou zien.

“Heeft je vader het eigenlijk wel gezien?” wilde Edith weten en ze keek Yoran vragend aan.

Deze antwoordde lachend: “Vraag het hem zelf, daar is hij.” En ja, hoor, de auto van meneer Bianchi baande zich een weg naar een vrijgehouden parkeerplaats.

“Ja, Edith, ik heb het al gezien, hoor,” knikte meneer Bianchi toen Edith hem ernaar vroeg. “En ik kan zeggen dat ik heel tevreden was. O, daar komt Jan Ouwens, de beeldhouwer, ook al aan. Ik ga hem even begroeten, want tenslotte is het voor hem ook een belangrijk moment.” En weg was hij.

“Dat is nu typisch mijn vader,” merkte Yoran ten overvloede op. “Zo zie je hem naast je staan, zo is hij weer weg.”

Het werd dringen geblazen. Fotografen en een dikke, vermoeid uitziende journalist werkten zich naar voren om vooral niets van de onthulling te missen en er werd al gefluisterd dat burgemeester Reinbeek ook was gearriveerd.

Daisy en Brigitte hadden twee van de beste plaatsen bemachtigd. Ze zaten met nog een paar anderen op de waterput en konden zo alles uitstekend zien.

“Een goed idee van jou,” complimenteerde Daisy haar nichtje. “Als je helemaal achteraan staat, zie je volgens mij weinig.”

“Ach,” zei Brigitte bescheiden, “ik heb nu eenmaal kijk op zulke dingen.”

De fotografen hielden hun fototoestel in de aanslag en toen was het dan eindelijk zover.

Eerst hield meneer Bianchi een kleine toespraak, waarin hij in het kort vertelde hoe De Witte Hengst tot stand was gekomen. Daarna bedankte hij beeldhouwer Jan Ouwens uitvoerig. Toen kwam burgemeester Reinbeek aan het woord en deze hield ook een korte speech. Mede dank zij De Witte Hengst was het dorp populairder dan ooit en dat was prima voor de middenstand.

Toen was het moment suprème dan eindelijk aangebroken. De burgemeester greep naar het koord, dat David hem overhandigde, hij trok... Het laken gleed naar beneden en... Iedereen staarde stomverbaasd naar het werkelijk prachtige, witte paard, maar dat was niet alles. Om zijn nek hing een kartonnen plaat en daarop stond met dikke, zwarte viltstiftletters: Daisy, ik hou van jou!

De aanwezigen stonden perplex.

Daisy dacht dat ze zou flauwvallen. Wie had dat gedaan? Ook David wist niet wat hem overkwam en de beeldhouwer was een beroerte nabij. Yoran redde de situatie door het stuk karton van de paardenek af te trekken en overdreven hard te gaan klappen. Iedereen volgde zijn voorbeeld en de spanning was voorbij.

“Wie heeft dat gedaan?” fluisterde Daisy tegen Brigitte. “O, Gitte, ik schaam me dood.”

“Ben je gek?” Brigitte stopte haar vuist in haar mond om het niet uit te brullen van het lachen. Ze besefte dat ze dat Daisy nu niet kon aandoen. “Wie het ook heeft gedaan, hij heeft in elk geval gevoel voor humor.”

Ook Edith kon de grap wel waarderen. Ze had al zo”n idee waar ze de schuldige moest zoeken, want Gregor schitterde door afwezigheid. Zou Daisy ook weten dat hij dat bord daar had neergehangen?

“Is hij nu helemaal van lotje getikt?” brieste David.

“Wie, schat?” vroeg Claudia onschuldig, want ook zij had moeite haar lachen in te houden.

“Nou, Gregor natuurlijk. Ik zal hem!”

Maar Claudia legde haar hand op zijn arm en zei zachtjes: “Laat hem toch, Dave. Ik vind het een originele manier om iemand de liefde te verklaren en je weet dat Daisy en hij problemen hebben. Bovendien vindt iedereen het prachtig. Kijk maar eens naar de reacties om je heen.”

“Ja, maar...” begon David nog steeds weinig vergevensgezind, maar Claudia trok hem mee naar een rustiger plekje en knipoogde intussen naar Edith. Ze zou er wel voor zorgen dat Gregor er geen last mee kreeg.

Ook Daisy wist niet hoe snel ze weg moest zijn. Ze had het idee dat iedereen naar haar keek, hoewel maar een aantal mensen, onder wie het personeel en wat hotelgasten, wisten dat ze Daisy heette. Toen ze Paul uit de menigte op zich af zag stappen, sloeg de schrik haar om het hart. Hij had toch niet?

“Wel, wel,” begon Paul. “Stille wateren hebben diepe gronden. Heb je nog een andere aanbidder, Daisy? Vandaar dat je niets meer van me wilde weten.”

Daisy wist nu zeker dat Gregor dat malle bord om de stenen paardehals had gehangen. Waar was hij eigenlijk?

Ja, dat vroegen meer mensen zich af, maar Gregor zat lekker thuis. Hij war. niet eens naar de onthulling gegaan, want hij had toch geen dienst. Hij keek eens op zijn horloge. Ja, het zou nu allemaal wel achter de rug zijn, vermoedde hij. David zou vast woedend zijn, maar dat was van later zorg. Zou Daisy hebben begrepen dat de boodschap van hem afkomstig was? Ze zou toch niet denken dat die maffe Paul...?

Toen Paul weer roet in het eten was komen strooien, had Gregor nog maar één oplossing kunnen bedenken. Hij moest een stunt uithalen om Daisy te laten weten hoe hij over haar dacht. En het moest iets zijn dat opviel. Toen was hem de onthulling te binnen geschoten en het bizarre idee was ontsproten in zijn brein. Iedereen zou weten wat hij voor Daisy voelde, ze zou er niet meer aan ontkomen. Dus was hij 's nachts teruggekomen en had het plastic verwijderd dat om het paardebeeld heen zat. De kartonnen plaat met opschrift had hij thuis al in elkaar gefabriceerd en het was een koud kunstje die om de hals van de stenen, witte hengst te hangen. Daarna had hij zorgvuldig een laken om het beeld gehangen en was weer naar huis gegaan. Niemand had wat gemerkt...