7

 

Er waren vier weken voorbijgegaan die voor Lieses gevoel lange maanden waren geweest. In het begin had ze elke dag op haar tenen gelopen, ze had gespannen naar de post uitgezien en voortdurend op een telefoontje zitten wachten. Kevin had echter niets van zich laten horen en één keer had ze wanhopig het studentenhuis gebeld en aan degene die opnam gevraagd of zij iets van Kevin hadden vernomen. Het antwoord was negatief geweest. Sindsdien had ze zich erbij neergelegd dat Kevin spoorloos uit Nederland en uit haar leven was verdwenen. Toen het tot haar doordrong dat dat feit haar niet tot in het diepst van haar ziel raakte, leerde ze de realiteit onder ogen te zien en besefte ze dat ze niet waarachtig van hem had gehouden zoals ze dat zichzelf had ingeprent Ze was verliefd geweest op de liefde en niet veel meer dan een hysterische puber. Daar schaamde ze zich nu verschrikkelijk voor. Maar het heeft ook zijn goede kanten gehad, bedacht Liese, want door schade en schande was ze volwassen geworden. Ze voelde dat ze in een tijdsbestek van slechts luttele weken geestelijk was gegroeid. Lichamelijk was het echter net alsof ze vanwege hoge ouderdom aan het aftakelen was.

Want zo voelde ze zich tegenwoordig: oud en vooral moe. Ze sleepte zich moeizaam door de dagen heen en was ’s avonds zo geradbraakt dat ze meestal al om tien uur in bed lag. De slaap wilde dan pas komen nadat ze lang had gebeden. Er was zoveel berouw in haar, zoveel spijt, en ze kon alleen maar hopen dat God haar haar misstap zou willen vergeven. Hem iets vragen, een klein beetje meer gezondheid bijvoorbeeld, durfde ze niet Vergeleken met wat ze had gedaan, vond ze dat te ver gaan. Toch zou ze lichamelijk graag wat sterker willen zijn Ze maakte zich zorgen over haar gezondheid; het hoesten werd almaar erger en ze had het soms heel benauwd. De capsules gebruikte ze niet meer, want daar was ze blijkbaar immuun voor geworden. Bij het ophoesten van slijm had ze daar een paar keer bloed in aangetroffen en daar was ze toch wel van geschrokken. Maar het kon ook zo zijn, bedacht ze hoopvol, dat het al die tijd een vastzittende hoest was geweest die nu loskwam. Daar hield ze zich maar aan vast, wat moest ze anders? Haar verstand zei haar dat ze een dokter moest raadplegen, maar dat durfde ze niet nu ze bang was voor iets wat ze uit louter angst niet benoemen kon. Nog niet..

 

Liese wist zelf echter deksels goed dat het zo niet langer kon doorgaan en toen Diederik Hoving haar op een avond ernstig toesprak over de veelvuldige hoestbuien, was ze in haar hart blij met zijn duwtje in de rug en gaf zich gewonnen. ‘Je hebt gelijk, ik moet even naar de dokter voor een recept De middeltjes die ik hier en daar koop helpen geen zier. Bedankt, Diederik, voor je lieve zorg om mij!’

‘Graag gedaan, meisje. Ik hou niet alleen van je moeder, maar ook van jou. Weetje overigens dat ik het bijzonder prettig vind dat jij me onlangs uit eigen beweging bent gaan tutoyeren? Voor mijn gevoel schept dat een vertrouwensband waar ik erg blij mee ben.’

Liese zei ernstig: ‘Eerdaags neem jij voor mij de plaats van mijn vader in. Ik kan je nu al zeggen dat ik meer om jou geef dan ik ooit voor mijn natuurlijke vader heb gevoeld. Trouw maar met mama, dan maak je niet alleen haar, maar ook mij gelukkig.’

Die uitspraak raakte Vera. Ze zei bewogen: ‘Jij hebt een gunstige invloed op ons allebei, Diederik. Want hoe vaak heb ik nu al niet tegen Liese gezegd dat ze naar de huisarts moet Ik heb haar gesmeekt, gedreigd en ik weet niet wat al, maar ik kreeg haar niet zover. Jij spreekt haar eventjes toe en het is klaar. Ik bewonder je vele kwaliteiten, lieve man!’

Het compliment deed Diederik goed, maar hij dacht bij zichzelf: Als ik hier in huis eerder wat te zeggen had gehad, dan had ik Liese lang geleden persoonlijk en desnoods aan d’r haren naar de dokter gesleept. Dat had jij in mijn plaats moeten doen, je bent soms wat te lankmoedig, Vera.

 

Diederik en Vera waren niet de enigen die zich ernstig bezorgd maakten om Liese. Justine vond ook dat Liese er slecht uitzag en dat waren de anderen van het kantoor met haar eens. Ze wisten allemaal dat haar vriendje haar van de een op de andere dag had laten zitten en hoewel Liese het zelf bestreed, meenden zij wel te kunnen nagaan dat Liese liefdesverdriet had. Maar dat dat een jong meisje zo kon tekenen, begrepen ze geen van allen. Liese had donkere kringen onder de ogen, ze was zichtbaar afgevallen en zag er tobberig uit Eén keer had Justine de moed gevonden om Liese te vragen of de jongen met wie ze een poosje omgang had gehad, haar misschien had gekwetst of beledigd.

Liese was toen fel uit haar slof geschoten. ‘Hoe kóm je daarbij! Zo is Kevin helemaal niet, ik ben degene die er een eind aan heeft gemaakt. En daar heb ik geen enkel woord voor nodig gehad,’ had ze raadselachtig gezegd, en ze had eraan toegevoegd: ‘Nu we uit elkaar zijn heb ik daar alle vrede mee, dat bewijst wel dat het niet erg diep heeft gezeten, nietwaar?’

Hoewel Justine er geen vrede mee had dat ze haar vriendschap met Fons had verspeeld, deed het haar deugd dat Liese positief reageerde op haar stukgelopen relatie. Justine was helemaal gelukkig met de kwestie toen ze deze ochtend op kantoor verscheen en ze een telefoontje kreeg van Liese. ‘Ik heb om negen uur een afspraak met onze huisarts. Vind je het niet erg, Justine, dat ik iets later op kantoor kom?’

‘Nee, alleen maar zeer verstandig! Ik heb er al zo vaak op aangedrongen, maar tegen jouw eigengereidheid was niet op te praten. Haast je maar niet, ik neem je honneurs wel zolang waar. Tot straks. Dag!’ Eindelijk heeft iemand haar over de drempel getrokken, dacht Justine toen ze Lieses plaats achter de balie innam. Dat werd de hoogste tijd, want behalve dat ze allemaal bezorgd om Liese waren, was het erg storend om haar ‘geblaf’ de hele dag te moeten aanhoren.

 

Justine voelde zich gerustgesteld, Liese zat echter met tegenstrijdige gevoelens in de wachtkamer van haar huisarts op haar beurt te wachten. Wat moest ze nou straks zeggen, het was zo moeilijk ermee voor den dag te moeten komen. Ze hoopte stilletjes dat het allemaal mee zou vallen, in het andere geval zou dokter Tol haar vast en zeker een slet vinden. In wezen was ze dat ook...

Op dat moment stak dokter Tol zijn hoofd om het hoekje van de deur van de wachtkamer. ‘Liese?’ Ze stond op en volgde hem naar de spreekkamer waar ze op een stoel ging zitten die hij haar aanwees. Hij had haar dossier geopend voor zich liggen en terwijl hij daar iets in schreef zei hij: ‘Zeg het maar, wat zijn de klachten?’

‘Ik, uh... hoest nogal veel, ik ben soms benauwd en aldoor moe. Erg moe.’

Tol hief zijn hoofd op en over zijn bril keek hij haar aan. Hij wist uit ondervinding waar veel klachten bij deze jonge meisjes uit voortkwamen en informeerde: ‘Hoe is het met je maandelijkse cyclus, menstrueer je regelmatig?’ Liese bloosde en boog haar hoofd toen ze prevelde: ‘Het was altijd keurig op tijd, maar... nu ben ik al ruim veertien dagen over tijd.’

Vanwege de blossen op haar wangen en haar gebogen hoofd, zei de arts: ‘Volgens mij kun jij de reden er wel voor aanwijzen. Is het niet, Liese?’

Deze knikte en zei zacht: ‘Ja. Ik ben bang dat ik... zwanger ben.’

‘Heb je een vaste vriend?’

Heel langzaam schudde ze haar hoofd. ‘Het was een kortstondige verhouding waar een eind aan is gekomen.’ Na een aarzeling voegde ze er met een hulpeloze blik aan toe: ‘Ik begrijp het niet. In wezen kan het helemaal niet, want hij gebruikte iets... U weet wel...’

Tol begreep het blozende meisje niet alleen, hij nam geen blad voor de mond en noemde man en paard. ‘Je bent niet de eerste die zwanger is geraakt doordat de condoom is gescheurd. Ik zal je zo meteen onderzoeken, en je even beluisteren, want je hoest zint mij niet. Hoe lang hoest je al?’

Liese haalde haar schouders op. ‘Dat kan ik niet eens meer precies zeggen. Ik hoest al zo lang, dat ik haast niet beter weet.’

‘En al die tijd vond je het niet nodig om mij even te raadplegen?’

‘Ik hoest de laatste tijd slijmerig bloed op, dat verontrustte me. Vóór die tijd dacht ik dat het vanzelf wel over zou gaan.’

Ja, ja, zo denken de meeste mensen, dacht Tol, en dan zijn ze nog verbaasd ook als er meer achter blijkt te zitten dan ze vermoeden. Hij wees naar een deur in een hoek van de spreekkamer. ‘Kleed je maar uit, ik kom zo bij je.’

Kort hierna, toen de arts Lieses borst en rug langdurig had beluisterd, vroeg zij: ‘Denkt u aan een verwaarloosde longontsteking, dokter?’

Tol verborg ernstiger vermoedens en drukte zich voorzichtig uit. ‘Dat zou mogelijk kunnen zijn. Voor alle zekerheid stuur ik je even door naar een longarts. Die zal foto’s nemen van je longen en precies kunnen zien wat er aan de hand is.’

‘Hier had ik helemaal niet op gerekend,’ zei Liese en ze keek beteuterd. ‘Moet ik zelf een afspraak maken, hoe gaat zoiets in zijn werk?’

We kunnen hier beter geen gras over laten groeien, dacht Tol. Ik zal mijn collega zelf bellen, hem mijn vermoedens doorgeven en zeggen dat hij zo snel mogelijk een gaatje vrij moet maken voor een van mijn patiënten voor wie ik het ergste vrees. Hij toverde een lach op zijn gezicht toen hij Liese aankeek en haar vraag beantwoordde. ‘Ik maak zo dadelijk wel even een afspraak voor je. We zullen nu eerst even kijken wat de oorzaak is van het uitblijven van je menstruatie.’ Even later hielp Tol zijn jonge patiënte overeind en keek hij haar indringend aan.

‘Je bent zwanger, maar gezien de omstandigheden betwijfel ik of ik je moet feliciteren.’

Liese schudde als verdoofd haar hoofd. Heel even zocht de arts Lieses gezicht af, vervolgens zei hij dat ze zich weer kon aankleden. ‘En als je dan even naar de wachtkamer wilt gaan, bel ik de longarts voor een afspraak.’

In de wachtkamer vergat Liese de mensen om zich heen. Volkomen in zichzelf gekeerd dacht ze: ik kan helemaal geen baby gebruiken, waarom moet mij dit overkomen? Omdat het mijn eigen stomme schuld is, dacht ze verdrietig. Ze herinnerde zich opeens dat ze tot God gebeden had toen ze alleen nog maar slechte gedachten had gehad. Daar had ze toen berouw voor getoond en als excuus had ze naar voren gebracht dat ze zo graag bij iemand wilde horen. Bij een mens als Kevin. Die wens van haar was niet verhoord, kreeg ze nu in plaats daarvan en wellicht voor straf een kind? Liese kwam er niet uit Ze slaakte een zuchtje en bedacht dat ze het voorlopig aan niemand zou vertellen.

Tegen kwart voor tien arriveerde Liese op kantoor en ze verontschuldigde zich tegenover Justine. ‘Sorry dat ik zo laat ben, maar het liep allemaal een beetje uit Het gesprek en het onderzoek duurden nogal even en daarna moest ik wachten op de verwijsbrief voor de longarts.’

‘Longarts?’ herhaalde Justine verschrikt ‘Moet je naar een longarts? Wat is er dan aan de hand? Ik ging ervan uit dat de dokter je een penicillinekuur zou voorschrijven.’

‘Ja, iets dergelijks had ik ook verwacht Ik moet morgenochtend om kwart over negen al in het ziekenhuis zijn.’

‘Zo, ze laten er geen gras over groeien,’ stelde Justine vast. ‘Weet je moeder het al?’

‘Nee, ik vertel het vanavond als ik thuiskom wel aan haar. Ik ga een kop koffie halen en dan mijn plaats weer innemen.’

Liese probeerde heel gewoon te doen, maar daar prikte Justine door heen. Het ontging haar niet dat Liese uiterst nerveus was en uit haar doen. ‘Ik hoop dat je moeder morgen met je meegaat,’ zei ze bezorgd. Liese reageerde verwonderd. ‘Ik zie niet in waarom er iemand mee zou moeten! Ik word niet geopereerd hoor. Ik heb van de huisarts begrepen dat ik bloed moet laten prikken, een blaastest moet doen en me vervolgens moet melden op de röntgenafdeling. Nadat de foto’s zijn gemaakt kan ik weer gaan. Het zijn gewoon routineonderzoeken. Mama kan trouwens sowieso niet mee, want zij en Diederik gaan morgen een dagje naar Den Haag. Mama heeft het Panorama van Mesdag nog nooit gezien en Diederik vindt dat dat bij haar “opvoeding” hoort. Diederik kan zich soms heel komisch uitdrukken,’ zei ze lachend, en ze voegde eraan toe: ‘Kijk nou maar niet zo bedrukt, want er is niets aan de hand!’

Daar dacht Justine echter het hare van. Volgens haar werden de onderzoeken die Liese te wachten stonden niet gedaan als het om bijvoorbeeld een verwaarloosde longontsteking ging. Ze was niet alleen bezorgd, maar ook bang en verontrust.

 

Diezelfde angst kreeg de volgende dag vat op Liese toen ze zich, nadat de onderzoeken achter de rug waren, weer moest melden bij de balie. Daar kreeg ze te horen dat de longarts, dokter Smith, haar de volgende dag terug wilde zien. Ze moest dan door de scanner en er zou een kijkoperatie in haar longen worden uitgevoerd. Op haar vraag wat er eigenlijk met haar aan de hand was zei men dat ze daarvoor bij dokter Smith moest zijn. Maar hem kreeg ze die dag niet te zien en met een bezwaard gemoed verliet ze het ziekenhuis.

De volgende dag onderging ze de vervolgonderzoeken. Dat van de scanner viel haar mee; het andere was weliswaar pijnloos geweest doordat haar keel van tevoren was verdoofd, maar de ingreep op zich was bijzonder naar. Ze had het stikbenauwd toen de slang bij haar naar binnen werd gebracht en ze kreeg prompt een hoestbui die het verloop van het onderzoek niet bevorderde. En opnieuw werd ze die dag niets wijzer, maar kreeg ze een kaartje in de handen gedrukt waarop stond op welke dag en op welk tijdstip ze een onderhoud had met de longarts. Hij zou dan de uitslagen van alle onderzoeken binnen hebben en die met haar bespreken. Een blik op het kaartje vertelde haar dat ze tien volle dagen in het ongewisse zou worden gelaten.

Hoewel ze die dag vrij genomen had, ging ze vanuit het ziekenhuis niet naar huis, maar toch naar kantoor. Niet om achter haar balie te schuiven, maar omdat ze er behoefte aan had het eerst allemaal aan Justine te vertellen.

Justine keek vreemd op toen Liese onverwacht haar kantoor binnenkwam. Aan het vertrokken gezicht van het meisje zag ze dat er iets niet in orde was, de wanhopige blik in Lieses ogen deed daar nog een schepje bovenop. ‘Heb je de uitslag?’ vroeg ze bezorgd.

Liese schudde haar hoofd en vertelde dat ze daar nog tien dagen op moest wachten. ‘Hoe ik die door moet komen mag Joost weten... want ik weet eigenlijk al wat er met me aan de hand is.’ Ze liet zich op een stoel vallen, sloeg haar betraande ogen op naar Justine en fluisterde nauwelijks verstaanbaar: ‘Ik heb longkanker, Justine...’

Hoewel Justine daar zelf ook al aan had gedacht, schrok ze zich te pletter toen Liese het vreselijke woord uitsprak. Tegen beter weten in zei ze troostend: ‘Je moet niet meteen aan het ergste denken, het kan ook een goedaardige tumor zijn die zich zonder complicaties laat verwijderen. Toe, Liese, houd alsjeblieft moed.’

Liese praatte als in trance voor zich uit. ‘Ik ben allereerst naar jou toe gekomen omdat ik mama moet sparen. Net als jij en ik en iedereen is zij heus niet op haar achterhoofd gevallen. Mama ziet nu ook in dat er meer aan de hand is dan we tot nu toe vermoedden Vanochtend moest ik nuchter blijven, mama kon echter ook geen hapje brood naar binnen krijgen. Ze zat als een ziek, verkleumd musje op haar stoel en zei half huilend dat ze deze afschuwelijke spanningen niet aankon. Ze zei te begrijpen dat het haar plicht was met me mee te gaan en strekte haar armen uit. “Kijk nou eens,” zei ze, “hoe mijn handen trillen en zo tril ik vanbinnen helemaal.” Je begrijpt dat ik haar ervan overtuigd heb dat ze gerust thuis kon blijven,’ zei Liese toonloos. ‘Gelukkig sputterde ze niet tegen. Daar was ik blij om, want haar zenuwen kan ik er echt niet bij hebben.’

Justine zei uit de grond van haar hart: ‘Het is voor jou meer dan triest dat je moeder geestelijk niet wat sterker is. Jij stond altijd voor haar klaar en nu je haar nodig hebt, kan ze er niet voor jou zijn. Als ik dit had geweten, was ik met je meegegaan.’

‘Ik ben zo bang dat ze in deze toestand weer naar de fles zal grijpen,’ zei Liese bezorgd. ‘Vanwege die angst kom ik je vragen of jij de volgende keer met me mee wilt gaan. Ik durf dan echt niet alleen en aan mama zal ik niets hebben. Ik zou haar moeten opvangen, terwijl ik dan waarschijnlijk zelf wel een beetje steun kan gebruiken Of heb jij geen snipperdagen meer?’

Justine brieste verontwaardigd: ‘Al zou het mij m’n baan kosten, dan nog ging ik met jou mee, Liese!’ Ze ging op zachte toon verder. ‘Ik weet als geen ander wat het betekent als een ouder een te zware last op je schouders legt. Ik heb dat met mijn pa ondervonden, jij gaat helaas nog steeds gebukt onder de zorg om je moeder. Ik kan je precies aanvoelen en daarom spijt het me ook zo voor je dat je nog altijd geen eigen leven kunt gaan opbouwen.’

‘Dat was mijn hartenwens,’ zei Liese met een snikje in haar stem. ‘Die zou in vervulling zijn gegaan als ik niet opeens zo’n enge ziekte had. Diederik neemt de zorg voor mama nu al voor een groot deel van me over, op een goede dag zal hij volledig voor haar zorgen. Dan zou ik mijn vleugels kunnen uitslaan en dat is nu onmogelijk, want ik ben gekortwiekt’

Justine kon niet nalaten te zeggen: ‘Ik maak me ook zorgen om jou, maar volgens mij zie jij het allemaal te somber in, Liese. Je moet niet vergeten dat de medische wetenschap enorm vooruit is gegaan! Kanker is in heel veel gevallen te genezen, dat is toch een hoopvol gegeven? Als jij die ziekte hebt, want dat is nog allerminst bewezen.’

Liese glimlachte mat om Justines optimisme en zij schrok behoorlijk toen ze Liese hoorde fluisteren: ‘Behalve dat ik waarschijnlijk een dodelijke ziekte heb, ben ik... zwanger.’

‘Wat zeg je me nóu... O God, laat dat niet waar zijn!’ bad ze hardop. Vervolgens snelde ze op Liese toe, want die zat ineengedoken geluidloos te huilen. Justine ging op haar hurken voor Liese zitten, ze omvatte haar handen die ijskoud waren. Ze voelde zich een moeder tegenover een kind in nood. ‘Ach, meisje... wat spijt me dat voor je. Weet je het zeker?’

‘Ja, er is geen twijfel mogelijk. Het is van Kevin, maar hij zal het nooit weten. Het is allemaal mijn eigen schuld. Dat kan ik je niet uitleggen, dat moet je gewoon van me aannemen. Ik heb me slecht gedragen, daar schaam ik me verschrikkelijk voor. Ik begrijp wel dat ik boete moet doen en dat dit nu mijn straf is...’

‘Ach, kom,’ zei Justine troostend, ‘ik ken je door en door, in jou zit nog voor geen grammetje slechtheid. Jawel, je bent te ver gegaan, maar daarom hoef je niet gelijk bang te zijn voor Gods toorn. Hij is geen boeman, maar een God van liefde! Als geen ander kent Hij jouw berouw en daarom mag je niet aan Hem gaan twijfelen! Je moet God zien als een vriend door dik en dun, want slechts daar kun jij de nodige troost en moed uit putten.’

‘Bedankt, Justine... dit had ik nou net nodig.’ Liese glimlachte mat. ‘Kan ik over tien dagen op je rekenen?’

‘Ik zal er voor je zijn. Die dag en desnoods altijd,’ beloofde Justine. Ze dacht een moment na en opperde: ‘In verband met de zwakke zenuwen van je moeder zou het volgens mij verstandig zijn als je Diederik Hoving het eerst van het een en ander op de hoogte stelt. Hij zal begrijpen dat jij nu meer dan genoeg aan jezelf hebt en de zorg om je moeder van je overnemen. Verder wil ik nog zeggen dat je voorlopig maar thuis moet blijven,je hoofd staat nu niet naar kantoorwerk.’

Liese schudde beslist haar hoofd. ‘Ik kan in deze dagen van spanningen niet thuis zitten te niksen. Ik zou er continu aan moeten denken en bovendien zou mama mij voortdurend betuttelen en in de watten leggen. Die lieve zorg van haar waardeer ik, maar ik weet tegelijkertijd dat het te veel voor haar zal zijn. Met alle mogelijke gevolgen van dien. Begrijp je wat ik bedoel?’

‘Helaas maar al te goed,’ zei Justine. En nu adviseerde ze Liese dringend: ‘Jij móet de hulp van Diederik Hoving inroepen, Liese! Niet alleen voor je moeder, maar misschien wel het meest voor jezelf. Heb je enig idee wat jij nu het liefst zou willen, want dat is momenteel het belangrijkste...’

Liese sloeg haar betraande ogen naar Justine op en even zacht als verlangend zei ze: ‘Ik zou zo graag bij jou willen wonen, dat is al een hele tijd een stille wens van me. Net als de meeste meisjes van mijn leeftijd wil ik graag het huis uit en op eigen benen staan. Om zonder de zorg om mama van het leven te genieten. Zolang het nog kan...’

Justine durfde niet op dat laatste in te gaan, ze zei bewogen: Je bent welkom bij mij, lieverd. Dat had ik immers al eens tegen je gezegd!’ Na een adempauze ging ze verder. ‘Ik heb allang begrepen dat Diederik Hoving jullie beider steun en toeverlaat is. Ik laat je even alleen, zodat je hem in alle rust kunt bellen. Vertel hem over je zielenroerselen, verzwijg niet dat je zwanger bent, en maak ook aan hem je liefste wens kenbaar. Uitjouw verhalen ken ik hem als een wijs man, en ik durf erop te vertrouwen dat hij ook in deze kwestie de juiste beslissingen zal nemen. Hij zal je moeder laten inzien wat het beste is voor haar en voor jou.’

‘Ik ben blij dat ik vanuit het ziekenhuis eerst bij jou heb aangeklopt,’ zei Liese. Ze glimlachte flauwtjes. ‘Je bent net de grote zus die ik altijd graag had willen hebben. Dank je, Justine... voor alles.’

Even later voerde Liese een lang telefoongesprek met Diederik en toen ze alles van zich af had gepraat, vroeg ze kleintjes: ‘Ik hoop dat je me niet al te fel veroordeelt en dat je me zult willen helpen. Zonder jou red ik het namelijk niet, want ik zit dringend verlegen om de wijze steun van... een vader.’

Vanwege dat laatste klonk Diederiks stem ontroerd. ‘Blijf vandaag bij Justine, ik zal Vera op de hoogte stellen van hetgeen jij me vertelde en bij haar zijn als ze het moet verwerken. Ik begrijp waarom je nu graag bij je vriendin wilt wonen en zal mijn best voor je doen.’

‘Dank je, Diederik... Wil je vooral goed op mama letten? Je weet wat er kan gebeuren als zij overstuur raakt en haar evenwicht verliest...’

‘Ach, liefkind,’ bromde Diederik aangedaan, ‘jij mag je nu geen zorgen maken om Vera, je moet slechts aan jezelf denken. Heel veel sterkte, Liese, en bedenk dat het nooit zo donker is of er is altijd wel een lichtpuntje. Daar zorgt God persoonlijk voor, vergeet dat niet, meisje!’

Liese knikte gelaten, maar toen ze de hoorn neerlegde, dacht ze wanhopig: Jullie staan alleen maar stil bij mijn ziekte, heb je dan niet gehoord dat ik zei dat ik zwanger ben? Waarom heeft Justine er nauwelijks op gereageerd, waarom laat jij niet merken dat je je te pletter schrikt? Ik krijg een kind dat niet uit liefde is verwekt. Zijn moeder was slechts verliefd op de liefde, ze verloor haar zinnen en haar verstand. Dat vond God te ver gaan, ik aanvaard zijn straf. Maar niet zonder hevige zielenpijn, niet zonder wanhoop. Er is een oneerlijke factor in het spel, bedacht ze paniekerig, want in mij groeit nieuw leven, terwijl ik dood zal gaan. Dat voel ik... maar wie zorgt er dan voor mijn kindje, dat er niet om heeft gevraagd om geboren te worden. ‘O, goede God, mijn spijt is oprecht, wees mij en mijn kindje genadig...’

Ondanks de ondraaglijke spanningen die de daaropvolgende dagen vulden, werden er voor Liese belangrijke zaken geregeld. Vera toonde zich de moeder die ze nu zijn moest. Ze had louter het allerbeste met Liese voor en stemde ermee in dat zij bij haar vriendin ging wonen. Alleen Diederik wist hoeveel moeite het haar kostte om Liese te moeten loslaten nu zij het zo verschrikkelijk moeilijk had. Op een avond was Joop Zeeman, die op het kantoor van de woningstichting de Technische Dienst onder zijn beheer had, met een zogenoemde boedelbak gekomen en samen met Justine hadden ze Lieses kleding en persoonlijke spulletjes ingeladen. Voordat Liese zelf in de auto stapte, had ze Vera omhelsd en gesmoord gefluisterd: ‘Dank je, mam... dat je me dit nog gunt. Maak je geen verwijten, weet dat ik zielsveel van je heb gehouden in de tijd dat we het samen moeilijk hadden. Mijn liefde voor jou is er enkel door gegroeid. Wees sterk, mama... dat probeer ik ook te zijn.’ Toen de auto wegreed, had Vera troost gezocht bij Diederik Tegen zijn borst, zijn armen beschermend vast om haar heen, had ze een immens groot verdriet uitgehuild. ‘Ik weet wel dat ik haar niet kwijtgeraakt ben, dat ze met de regelmaat van de klok op bezoek zal komen. Het doet alleen zo ontzettend veel pijn dat ze in haar nood kiest voor een evenwichtige persoonlijkheid als Justine van Egmond. Waarom sta ik zo wankel in het leven dat mijn dochter het niet met mij aandurft, Diederik?’

Hij troostte haar met geduld en liefde. ‘Zo moet je het niet zien, want zo is het niet helemaal. Liese heeft duidelijk te verstaan gegeven dat ze al heel lang graag op eigen benen wil staan, dat moet jij zien als normaal, als iets wat hoort bij deze moderne tijd. Jouw dochter is immers geen uitzondering op de regel, lieverd, tal van jonge meisjes zijn haar hierin voorgegaan!’

‘Dat is wel zo, maar niet al die meisjes zijn doodziek en bovendien zwanger en dat is met mijn kind wél het geval. Ik ben daar zo vreselijk van geschrokken, maar vanwege haar slechte gezondheid durf ik er nauwelijks met haar over te praten. Als Liese gezond was geweest, zou ik haar vermoedelijk de wind van voren hebben gegeven, dat kan ik nu niet over mijn hart verkrijgen.’

‘Dat was zeer verstandig,’ zei Diederik ‘In haar situatie verdient Liese geen verwijten en voor een opgestoken vinger is het ook te laat. Het heeft geen enkele zin om nu nog te zeggen dat ze veel eerder naar de dokter had moeten gaan en dat ze in de liefde te ver ging. Dat weet ze onderhand zelf allemaal al. Liese is nu slechts gebaat bij onze liefde, aandacht en goede zorg.’

‘Ze wil over de verwekker van het kind niets kwijt, we weten alleen dat hij Kevin heet en dat ze niet echt van hem heeft gehouden. Dat ze desondanks te ver ging met hem, is louter en alleen mijn schuld. Door de drukkende last die ik op haar jonge schouders heb gelegd, klampte Liese zich vast aan de eerste de beste die haar zijn liefde beloofde en haar onder valse schijn verleidde. Zo moet het gegaan zijn en dan is er maar eentje die ervoor gestraft kan worden en dat ben ik. Ik voel me zo verschrikkelijk schuldig, Diederik, elke vezel van mijn lichaam trilt als een snaar die te strak gespannen staat. Ik moet een glas wijn, eentje maar, om de onrust in mij te stillen...’

Ze sloeg een paar vochtige ogen naar hem op, waarin hij naast wanhoop de begeerte las die op dit moment weer vat op haar kreeg. Hij haastte zich naar de keuken en kwam terug met een groot glas water dat hij in haar trillende handen drukte. ‘Drink het glas in één keer leeg,’ zei hij gebiedend. Vervolgens sprak hij indringend op haar in. ‘Spoel de smaak weg die door een kwelduiveltje in je mond wordt gelegd en tart hem met je eigen wil die sterker is dan die van hem. Jij bent stérk, Vera, jij laat je er niet nóg eens onder krijgen Niet nu je dochter het onmenselijk moeilijk heeft en jij vóór alles wilt dat Liese op je kan blijven vertrouwen!’

Terwijl de tranen over haar wangen stroomden klokte Vera het glas gehoorzaam leeg, daarna zei ze zacht: ‘Dank je, Diederik.’ En na een loodzware zucht voegde ze eraan toe: ‘Als jij op dit beroerde ogenblik niet bij me was geweest zou het weer verkeerd zijn gegaan. Zo slap van karakter ben ik zo ongelooflijk wankel...’

Diederik nam ter plekke een besluit voor zichzelf en zond Vera een bemoedigende blik. ‘Je hoeft niet bang te zijn, ik zal er voortaan voor je zijn Om je te beschermen tegen datgene dat almaar stérker wil zijn dan jij, maar die de strijd absoluut zal verliezen!’

‘Ik kan het nog steeds niet vatten dat jij van mij houdt...’ fluisterde Vera.

Voor haar verzweeg Diederik de gedachten die bij hem opkwamen: dat schijnt niemand te kunnen begrijpen. Links en rechts hoorde hij niet anders dan: kijk maar uit met een gewezen alcoholiste! Weet waar je aan begint! Hij had echter allang besloten om niet naar de waarschuwingen van de mensen te luisteren, maar naar de stem van zijn hart. Diederik Hoving was een man van zijn woord en in de daaropvolgende dagen waakte hij dag en nacht over Vera. Hij prees zich gelukkig met het feit dat hij weinig slaap nodig had, en zo gebeurde het dat hij ’s nachts in de logeerkamer telkens wakker schrok uit hazenslaapjes en dan alert luisterde naar de geluiden die zich al dan niet in het huis voordeden. Hij kon gelukkig gerust zijn, want hoewel Vera een moeilijke strijd streed, vierde haar hart de overwinning die ze te danken had aan de onzelfzuchtige liefde van een man.

 

Toen de dag aanbrak die voor Lieses gevoel erop of eronder betekende, week Diederik niet van Vera’s zijde en liet Justine Liese geen moment alleen. Zij zaten deze ochtend allebei tot het uiterste gespannen in de wachtkamer van de longarts, en toen er een assistente op hen toe kwam die zei dat dokter Smith Liese verwachtte, aarzelde Justine geen moment en liep ze achter Liese aan de spreekkamer binnen.

Nadat ze de arts hadden begroet met een handdruk, wees hij op de stoelen voor zijn bureau. ‘Neem plaats, dames.’ Vervolgens boog hij zich over Lieses dossier dat geopend voor hem lag. Er viel een stilte die de spanning bij Liese en Justine vergrootte, maar de beide vrouwen stonden er niet bij stil dat de arts ook maar een mens was en dat het door hem heen schoot: wat is het onmenselijk moeilijk om tegen dit mooie vrouwtje, dat bovendien zwanger is, te moeten zeggen hoe erg zij eraan toe is. Hij trommelde nerveus met zijn vingertoppen op het bureau en kuchte. “Tja, Liese, ik heb de uitslagen van de onderzoeken bestudeerd en...’

Verder kwam hij niet, want Liese onderbrak hem. Met een stem die van oneindig ver leek te komen zei ze: ‘Zeg het maar gewoon recht in mijn gezicht, dokter. Ik ben er al op voorbereid dat ik longkanker heb.’

De arts zocht haar blik en hield die vast. ‘Helaas moet ik erbij zeggen dat er uitzaaiingen zijn waargenomen.’

Liese verbleekte en boog haar hoofd. Justine deed voor haar het woord.

‘Ik begrijp dat die de ernst van de ziekte aanzienlijk vergroten, maar is er kans op genezing, dokter? Ik bedoel eigenlijk,’ zei ze blozend, ‘of u Liese al kunt zeggen wat er nu met haar moet gebeuren.’

Dokter Smith keek even ernstig als zijn stem klonk. ‘Gezien de aard van de uitzaaiingen is een operatie zo goed als uitgesloten. We gaan chemotherapie toepassen, in de hoop dat die de groei van de tumoren in de linker- en de rechterlong belemmeren. Ik zou Liese het liefst nu meteen laten opnemen, maar aangezien ik wel begrijp dat zij vooraf privé-zaken moet regelen, verwacht ik haar hier morgenochtend.’

Hij deed alsof hiermee de kous af was en had geen reactie van Liese verwacht. Zij sloeg haar ogen naar hem op en vroeg schor. ‘Wilt u eerlijk tegen me zeggen, dokter, wat u van die chemokuren verwacht? Hoeveel procent kans op genezing heb ik door die behandelingen?

Smith trok wat met zijn schouders. ‘Ik kan helaas geen garantiebewijzen voor het leven uitschrijven, maar de behandelingen zijn alleszins de moeite waard.’

‘Ik heb u de vorige keer verteld dat ik zwanger ben, wat voor invloed hebben de chemokuren op de baby?’ Liese stelde die vraag met een hart vol angstige voorgevoelens.

En die bleken gegrond, want de arts zei: ‘Je bent pas in het begin van je zwangerschap, de prilheid van de vrucht zal aangetast en waarschijnlijk vernietigd worden. Bij dit soort ziekteverschijnselen wordt er doorgaans eerst een abortus verricht. Dat is in alle opzichten voor jou het beste.’ Om aan te geven dat het onderhoud hiermee beëindigd was, stak hij Liese over het bureau de hand toe. ‘Heel veel sterkte, tot morgen.’

Ze waren al bij de deur toen Liese zich weer naar de arts toe keerde. Met een vertrokken gezichtje en grote angstogen fluisterde ze: ‘Als ik vanwege de baby de chemokuren weiger, wat dan, dokter?’

‘Dan zul jij het niet halen en is het nog maar de vraag of je negen maanden de tijd krijgt om een levend en gezond kind ter wereld te brengen. Jij zou dit niet eens in overweging moeten nemen, Liese.’ De arts keek haar veelzeggend aan. Liese dramde koppig door. ‘Maar voor de baby is er dan een kans, nietwaar, dokter?’

Toen hij nauwelijks merkbaar ja knikte, was dat voor Liese voldoende. Door de rust die in haar daalde, verscheen er een mysterieus lachje om haar mond en zei ze zeldzaam kalm: ‘Ik weet dat ik de baas ben over mijn eigen lichaam. Ik heb gekozen voor de baby, u ziet mij hier morgen dus niet verschijnen. Dag, dokter... toch bedankt.’ Liese verdween door de deur.

Justine aarzelde en keek hulpeloos naar de arts die haar dringend adviseerde: ‘Probeer haar alstublieft op andere gedachten te brengen, haar eigen welzijn is daarbij gebaat!’

Justine knikte belovend en op dat ogenblik kon ze niet bevroeden dat Liese zich door geen mens zou laten ompraten.

 

Onderweg naar huis keek Justine een paar keer bezorgd opzij naar Liese. Ze zag lijkbleek en keek star voor zich uit. Het was net, vond Justine, alsof niet zijzelf, maar enkel haar lichaam stijf rechtop naast haar zat ‘Gaat het, Liese... kun je het aan?’ vroeg ze. Maar Liese gaf geen antwoord.

Thuis nam Justine de leiding. ‘Ga maar een poosje op de bank liggen, je ziet er doodmoe uit.’ Liese gehoorzaamde gewillig en terwijl Justine zorgzaam een plaid over haar heen legde, zei ze: ‘Ik zal een glas bouillon voor je maken en wat wil je dan het liefst, dat ik je moeder en Diederik bel om te vragen of ze hiernaartoe willen komen? Of zal ik je naar huis brengen?’

‘Ik wil hier blijven... voorlopig alleen met jou.’

Justine streek een lokje haar van Lieses voorhoofd. ‘Het is goed, lieverd, maak je geen onnodige zorgen.’

Ze repte zich naar de keuken om het beloofde, verkwikkende drankje te maken en onderwijl pleegde ze een kort telefoontje met Vera. Ze kon het verpletterende bericht niet voor haar verzwijgen en besloot de uiteenzetting met een gefluisterde vraag om begrip. ‘Liese maakte me duidelijk dat ze het in d’r eentje moet verwerken, zodra ze het aankan bel ik terug. Dan breng ik haar bij je of je komt naar ons. Goed?’

Vera had geen keuze en legde zich daarbij neer. Justine bekommerde zich vol zorg om Liese. Nadat zij het glas bouillon leeggedronken had, verscheen er weer wat kleur op haar wangen en prees Justine haar. ‘Je hebt je kranig gedragen, daarstraks bij de dokter bewonderde ik je moed, Liese!’

Deze schudde tergend langzaam haar hoofd. ‘Dat was slechts schijn, een pose. In werkelijkheid ben ik niet zo moedig. Heb jij dan niet meegekregen dat hij mijn doodvonnis uitsprak? Ik ga dood, Justine... Het enige dat me te doen staat, is God smeken of ik nog negen maanden mag blijven leven en of Hij me daarvoor de kracht wil schenken. Bid voor mij, Justine, ter wille van de baby...’ Justine dacht aan dat wat de arts haar op de valreep op het hart had gedrukt. Ze sprak zacht maar dwingend op Liese in. ‘Zonder de baby heb jij een kans om te overleven, Liese. De dokter had gelijk, jouw zwangerschap is nog in een zeer vroeg stadium, je kan nog nauwelijks spreken van een vrucht. De enige die belangrijk is ben jij, dat mag je niet uit het oog verliezen!’

‘En dat zeg jij?’ fluisterde Liese met omfloerste stem. ‘Elk nieuw leven is een geschenk van God, dat weet jij net zo goed als ik. Het doet er echter niet toe hoe jij erover denkt, ik weet voor mezelf heel zeker dat ik het leven dat in me groeit niet moedwillig vernietigen mag. Ik heb God al te vaak teleurgesteld, dit zou er niet meer bij kunnen. Voor mezelf strijden heeft geen zin meer, dat voel ik en daarom was de keuze die ik gemaakt heb, niet zo moeilijk voor me. De enige taak die me in dit aardse leven nog te wachten staat, is ervoor te zorgen dat ik lichamelijk sterk blijf zodat ik een nieuw leven kan geven in ruil voor dat van mezelf.’

‘Ach, Liese... praat toch niet zo. Wij kunnen je geen van allen missen En wat moet er van je kindje terechtkomen als jij er niet zelf voor kunt zorgen?’ Justine huilde en door een waas van tranen zei ze: ‘Ik kan me niet voorstellen dat jij je daar geen zorgen over maakt. Of heb je soms toch nog contact met de vader en weet je dat hij de zorg ervoor op zich zal nemen?’

Liese schudde heftig van nee. ‘Kevin weet niet dat ik ten dode ben op geschreven, noch dat ik zwanger ben van hem. En daar zal hij nooit achter komen, want hij keert niet naar dit koude kikkerlandje terug. Dat weet ik omdat ik onlangs uit louter nieuwsgierigheid nog eenmaal het studentenhuis heb gebeld. Toen vertelde men mij dat hij bij zijn zieke moeder wilde blijven en dat hij als anesthesist in het ziekenhuis van Paramaribo werkt. Hij had de boodschap doorgegeven dat mocht een van zijn voormalige kamergenoten mij zien of spreken, ze zijn vriendinnetje dan vooral van hem moesten groeten. Zo heeft hij mij de hele tijd gezien: als een klein, naïef meisje met wie hij een beetje bevriend was. Maar niet meer dan dat.’

Paramaribo? Anesthesist? flitste het door Justine heen, en in een razend tempo verbond ze die twee begrippen met elkaar. Ze kon er echter geen vragen over stellen, want op dat moment barstte Liese uit in een niet te stuiten huilbui. Wanhopig en verdrietig kermde ze snikkend: ‘Waarom moet ik doodgaan? Ik wil zo heel graag blijven leven, om voor mijn kindje te zorgen en om... het leven te leren kennen. Waarom werd die kans me maar zo heel eventjes geboden en meteen weer afgenomen? Waarom, Justine... mag ik niet blijven leven, ik ben toch te jong om al te moeten sterven? Help me toch... ik kan dit vreselijke niet aan...’

Justines ogen waren ook nat van tranen toen ze Liese als een kind in haar armen nam en ze haar probeerde te troosten. ‘Stil maar, rustig nou... Ik kan je vragen begrijpen maar niet beantwoorden, omdat Gods bedoelingen ook voor mij ondoorgrondelijk zijn Het staat echter onomstotelijk vast dat Hij het goede met ons voorheeft. Probeer daaraan te denken. En wees sterk en dapper voor je kindje. Je mag je niet zo overstuur laten maken, je moet aan je baby denken...’ Terwijl ze Liese suste en streelde, dwaalden haar gedachten naar Allard. Ze had hem nog steeds lief, en opeens bedacht ze dat ze, wat de baby betrof, in Lieses schoenen zou willen staan. Met een kind dat Allard haar zou hebben nagelaten, zou haar leven een doel hebben gehad. Een baby om voor te zorgen, een mensenkind dat ze lief zou mogen hebben. Dat grote geluk was haar niet gegund. Hoe kwam het dat ze nu opeens zo heftig naar een kind van Allard verlangde? En toen ze tegen Liese fluisterde: ‘Stil maar, het komt wel goed,’ was het net alsof ze zichzelf troostte en moed insprak.