1
Deze ochtend hing er een gespannen sfeer op het kantoor van de woningstichting. Hoewel er herhaaldelijk steelse blikken op haar geworpen werden, was Justine van Egmond zich van geen kwaad bewust. Ze kon ook niet weten dat haar collega’s, voordat zij op het werk was verschenen, onderling hadden afgesproken om vooral heel gewoon tegen haar te doen. ‘We moeten de indruk wekken dat de datum van vandaag ons niets zegt. Het is voor Justine beter dat wij de rampzalige dag van twee jaar geleden niet aanroeren. Haar troosten kunnen we toch niet, dus kunnen we maar beter doen alsof.’
Het was ontzettend goed bedoeld, maar de directeur, Evert Jan Lambeek, dacht er anders over. Hij had het gesprek toevallig opgevangen en gedacht: je kop in het zand steken is de gemakkelijkste weg, maar daar is Justine niet mee geholpen. Volgens hem had zij vandaag juist behoefte aan begrip en medeleven. Hij vond het bewonderenswaardig dat Justine zich niet ziek had gemeld; in haar situatie zou hij daar begrip voor hebben kunnen opbrengen. Door de glazen deur van zijn kantoor had hij haar zo-even zien binnenkomen en voordat ze achter haar bureau plaatsnam had ze iedereen begroet. Net als anders met een vriendelijk woord en de innemende lach die haar zo eigen was. Dappere Justine, ze maakte het haar collega’s gemakkelijk, terwijl ze het zelf knap moeilijk moest hebben.
In de directiekamer, achter zijn bureau, peinsde Evert Jan ongestoord verder. Hij dacht aan het lot dat Justine twee jaar geleden zo wreed had getroffen en uit medelijden met haar schudde hij verbijsterd zijn hoofd. Het was gewoon niet te bevatten, bedacht hij, dat een mens op één dag zo ontzettend veel te verstouwen kreeg. Justine zou alles van toen vandaag herbeleven; ze moest zich beroerd voelen, maar ze liet dat niet merken. Hij wist dat ze zo in elkaar zat, hij kende haar immers door en door. Hij herinnerde zich als de dag van gisteren dat ze kwam solliciteren naar de functie van receptioniste/telefoniste. Ze had toen net haar havo-diploma op zak en in zijn ogen was ze een aandoenlijk jong meisje geweest. Inmiddels waren er jaren voorbijgegaan; Justine had zich binnen het bedrijf opgewerkt tot cheffin Algemene Zaken, en ze was tevens zijn secretaresse.
Ze was nu achtentwintig jaar en van vertederend aandoenlijk was ze een volwassen vrouw geworden. Hij kon haar niet opvallend knap noemen; ze had een normaal postuur, en lichtblond krullend haar dat haar gezicht speels omkranste. Haar aantrekkingskracht lag volgens hem in haar glanzende, groene ogen en haar volle, gevoelige mond zou ook menige mannenblik weten te trekken. Een vrouw als Justine van Egmond zou, bij wijze van spreken, aan elke vinger van haar hand een leuke man kunnen krijgen, maar na die rampzalige dag in haar leven had Justine haar belangstelling voor het andere geslacht totaal verloren. Agnes, zijn vrouw en nog altijd zijn grote liefde, vond dat begrijpelijk. Hem speet het echter dat Justine de liefde van een man uit haar leven had verbannen. Ze zou opnieuw gelukkig kunnen worden, daar twijfelde hij niet aan, maar hij stond er machteloos tegenover.
Qua leeftijd en ook voor zijn gevoel zou hij haar vader kunnen zijn, maar Justine klopte niet bij hem aan voor advies of hulp. Daar had ze haar eigen vader voor, Gerard van Egmond. Zou die man zich realiseren dat zijn dochter zich wegcijferde voor hem? Zo te zien leefde Justine uitsluitend nog voor het welzijn van haar pa, maar volgens de geruchten die hij had opgevangen, had Gerard van Egmond de draad van het leven weer opgepakt. Men had hem verteld dat men Gerard in de stad had gezien, samen met een vrouw. Dat was bepaald geen schandaal, de goede man had recht op nieuw geluk. Justine zou er een voorbeeld aan moeten nemen, dat zou hij haar graag duidelijk willen maken Misschien kon het geen kwaad als hij haar tussen de middag op een etentje trakteerde, dan konden ze tenminste ongestoord praten. Over die zwarte dag in haar leven, waar hij zijn hoofd niet voor in het zand wenste te steken, en over haar toekomst. Want die had ook voor Justine perspectieven, daar twijfelde hij niet aan.
Op dat moment ging de deur van zijn kantoor open en toen Evert Jan zijn hoofd ophief keek hij in het gezicht van de vrouw met wier lot hij begaan was. Justine begroette hem, liep op zijn bureau toe en legde er een dossier op. Met haar warm klinkende stem zei ze: ‘Ik heb er alles aan gedaan, maar volgens mij kunnen wij de familie Schuitema niet langer de hand boven het hoofd houden. Een halfjaar geleden hebben wij hun een soepele regeling aangeboden, ze mochten de huurschuld met honderd gulden per maand aflossen. Daar houden ze zich echter niet aan, ze hebben de huurschuld inmiddels laten oplopen tot bijna tienduizend gulden. Ik heb de heer Schuitema daarnet gebeld en hem te kennen gegeven dat onze mogelijkheden ook begrensd zijn. Ik heb hem gezegd dat als hij niet mee wilde werken, wij een kantonrechter zullen moeten inschakelen. In plaats van onder de indruk te raken schold hij me de huid vol. Wat moeten we nou met zo iemand?’ besloot ze bedrukt.
Evert Jan haalde laconiek zijn schouders op. ‘Wie niet horen wil moet voelen. Wij zijn geen filantropische instelling; als we medelijden zouden hebben met Jan en alleman, waren we gisteren al failliet geweest. Laat de zaak-Schuitema verder maar aan mij over, me dunkt dat jij vandaag wel andere dingen aan je hoofd hebt. Ik neem tenminste aan dat jij je niet voelt zoals je eruitziet. Wat verberg je allemaal achter die ogenschijnlijk vriendelijke lach om je mond, Justine?’
Ze antwoordde onwillig: ‘Ik weet wat je bedoelt en vind het lief dat je eraan denkt. Maar het valt wel mee... De wereld draait immers gewoon door. Dat was toen het geval, dat is vandaag zo en dat geldt ook voor de dagen die nog moeten komen. Maar nogmaals, het is lief dat je erbij stilstaat.’
Evert Jan probeerde er een grapje van te maken. ‘O, maar ik bén lief, en om je dat te bewijzen wil ik je tussen de middag een lunch aanbieden in restaurant “Onder de Linden”, hoe lijkt je dat?’ Voordat Justine haar mond open kon doen voegde hij er waarschuwend aan toe: ‘Kom niet aanzetten met het smoesje dat je vader zich niet kan redden, want daar trap ik mooi niet in!’
Justine lachte. ‘Mijn vader komt tussen de middag niet thuis, dus kan ik je uitnodiging met een gerust hart aannemen.’ Ze keerde zich om, maar voordat ze het kantoor verliet, zei ze over haar schouder ‘Bedankt dat je deze dag voor mij wat kleur probeert te geven.’
Verhip, ze heeft me door, besefte Evert Jan. De geamuseerde grijns verdween van zijn gezicht toen hij bedacht dat Justine getrouwd had kunnen zijn. En als dat vreselijke niet was gebeurd zou ze nu waarschijnlijk een kind hebben gehad dat zich geen lievere moeder had kunnen wensen. Waarom had het noodlot toch zo hard toegeslagen en wat waren Gods bedoelingen met deze tragedie? In plaats van antwoord te verwachten op die zelfgestelde vragen, dook Evert Jan Lambeek terug in de tijd.
Die ochtend, op de kop af twee jaar geleden, was Justine stralend op kantoor verschenen. Zij en haar verloofde, Allard Herwijnen, waren toen al in ondertrouw. De dag ervoor was Justine samen met haar moeder en aanstaande schoonmoeder met de trein naar Amsterdam gegaan om haar trouwjurk te kopen. Die ochtend raakte ze er niet over uitgepraat. ‘Hoewel ik mijn bruidsjapon net zo goed hier, in onze eigen stad Groningen, had kunnen kopen, was het hartstikke leuk om een dagje in Amsterdam te zijn. Behalve dat ik geweldig geslaagd ben, hebben we kostelijk genoten en ons mudvol gesnoept en gegeten. Toen we vol verhalen thuiskwamen, vroeg Allard zich af waarom het een traditie is dat de beide moeders van de bruid meegaan voor het kopen van haar jurk, terwijl de bruidegom zelf maar moet zien hoe hij netjes in het pak komt. Hij zei dat behoorlijk oneerlijk te vinden, waarop zijn moeder opperde: “Wat let ons om nóg eens met elkaar naar Amsterdam te gaan om jou in het pak te steken? Als Martine er net zo over denkt, maken we er opnieuw een fijne dag van!” ’
Martine van Egmond was het er roerend mee eens geweest, had Justine enthousiast verteld. ‘Allard wil voor mij niet onderdoen en hij heeft er geen gras over laten groeien, want vanochtend zijn Allard en de beide moeders naar Amsterdam vertrokken! Voordat ze in Allards auto stapten gaf hij me te verstaan dat de kleur van zijn pak voor mij net zo geheim zou blijven als mijn jurk voor hem. Ik weet nu echter al heel zeker dat ik het kostuum vanavond al te zien krijg, want Allard kan voor mij geen geheimpjes bewaren. Dat is een van zijn lieve karaktertrekjes, ik bof gewoon met zo’n lieverd. O, lachen jullie me gerust uit, dat kan me niks schelen, want ik weet dat ik de waarheid spreek!’
Die hele ochtend, herinnerde Evert Jan zich, had Justine enthousiast en uitgebreid verteld over haar ophanden zijnde huwelijk met Allard Herwijnen. ‘Het wordt een groots opgezet feest en niemand van jullie mag die dag ontbreken!’ had ze lachend gezegd. Arme meid, ze wist toen nog niet dat ze noch elkaars outfit zouden mogen bewonderen, noch dat ze wreed uit elkaar zouden worden gerukt Onderweg naar Amsterdam kreeg Allard een klapband waardoor de wagen begon te slingeren en hij de macht over het stuur verloor. De auto klapte in volle vaart tegen een boom, sloeg een paar keer over de kop en kwam ondersteboven tot stilstand. Toen de drie inzittenden met moeite uit het wrak bevrijd werden, waren ze al overleden. Die dag verloor Justine in één klap haar grote liefde, haar moeder Martine van Egmond, en haar aanstaande schoonmoeder Anna Herwijnen. De vader van Allard was een jaar of vier daarvoor al overleden aan een ernstige ziekte en zo gebeurde het dat Justine en haar vader Gerard als enigen van de beide families overbleven. Het was begrijpelijk dat vader en dochter zich aan elkaar vastklampten en troost bij elkaar zochten. Justine was niet meer de oude geworden en volgens haar liep haar vader ook rond met deuken in zijn ziel. Gerard van Egmond was leraar houtbewerken aan de lts, en na die fatale dag kostte het hem moeite om de orde in de klas te handhaven. Dat hadden de leerlingen algauw in de gaten, de grootste raddraaiers maakten misbruik van Gerards geestelijke nood.
Evert Jan slaakte een diepe zucht en die bracht hem terug in de werkelijkheid. Hij duwde het verleden van zich af en boog zich geruime tijd over het dossier-Schuitema, waarna hij de koe bij de horens vatte en een kantonrechter belde. Vervolgens handelde hij andere zaken af en voordat hij er erg in had liep het tegen twaalven en voelde hij zijn maag knorren Via de huistelefoon gaf hij Justine een seintje: ‘Ben je zover?’ Het restaurant stond schuin tegenover de woningstichting. Evert Jan was er geen onbekende, hij lunchte of dineerde er regelmatig met zakenmensen. Nadat hij Justine galant uit haar jas had geholpen, wees hij naar een tafeltje in een hoekje achteraf. ‘Dat is mijn vaste plekje, je zit er rustig en kunt er ongestoord van gedachten wisselen. Kom maar mee!’ Ze kozen voor een lichte lunch en een goed glas witte wijn, dat ze naar elkaar ophieven. ‘Op het leven,’ zei Evert Jan ernstig, ‘dat altijd de moeite waard is, Justine.’
Deze glimlachte. Ze begreep wat hij ermee bedoelde, maar ze had geen zin om erop in te gaan. Haar leven was twee jaar geleden ingestort, en ze leefde voort op de ruïnes die waren achtergebleven. Daar kon geen mens iets aan veranderen en om te voorkomen dat Evert Jan er een poging toe zou ondernemen, sneed ze snel een zakelijk onderwerp aan. ‘Heb ik je eigenlijk al verteld dat er vanmiddag om twee uur weer een sollicitante komt? Ze heet Liese Slotegraaf en ik ben benieuwd of zij voldoet aan de eisen die wij stellen.’
‘Het is te hopen,’ verzuchtte Evert Jan. ‘Mieke loopt bijna in haar zevende maand, binnenkort heeft ze recht op zwangerschapsverlof en als het kind er is wil, ze voorgoed thuisblijven. Dat hebben wij te respecteren, maar we kunnen het niet stellen zonder een receptioniste/telefoniste die tevens wat administratief werk kan verrichten. Hoeveel sollicitanten heb jij inmiddels te woord gestaan, ben je niet te kieskeurig dat je almaar geen besluit kunt nemen?’
Justine lachte. ‘Als ik me niet vergis, zitten er zo’n acht dames op een gunstige uitslag van ons te wachten, maar ik denk dat we ze allemaal moeten teleurstellen. De een is te oud, de ander te pinnig; het komt er in feite op neer dat geen van de dames in ons team past. En dat is toch wel een eerste vereiste, vind je niet?’
Evert Jan knikte. ‘De werksfeer bij ons is prima en dat moet ook zo blijven. Eén verkeerd iemand kan die echter danig verzieken, wees dus gerust kieskeurig en vraag die Liese Slotegraaf vanmiddag het hemd van het lijf!’
‘Dat was ik al van plan. De omelet is overigens verrukkelijk, vind je niet?’
‘De keuken is hier gewoon uitmuntend,’ antwoordde Evert Jan. Hij legde zijn bestek neer en keek Justine indringend aan ‘Waarom doe je alsof er niets met je aan de hand is, tegenover mij kun je je rustig laten gaan. Dat weet je toch?’ Justine glimlachte mat ‘Ja,je hebt al zo dikwijls gezegd dat je graag een beetje over me vadert. Dat waardeer ik echt, maar ik ben oud en wijs genoeg om mijn eigen boontjes te doppen. Bovendien heb ik een vader aan wie ik mijn handen soms vol heb. Begrijp me goed, dat bedoel ik positief! Pa heeft het moeilijk, ik moet en wil er voor hem zijn.’
‘Heb jij het dan zelf niet minder moeilijk, meisje?’
Na een aarzeling bekende Justine: ‘Ik mis Allard nog elke minuut van de dag en mijn en zijn moeder niet minder. Om hen treuren doe ik echter in alle stilte, niet in het openbaar. Dat heeft immers geen zin; een ander kan jouw last niet helpen dragen en dat is ook zeker niet de bedoeling.’
‘Dat klinkt erg dapper, maar is dat geen pose, Justine? Je hebt alle schepen achter je verbrand, je staat zo alleen in het leven. Daar maken Agnes en ik ons vaak genoeg bezorgd om, dat mag je gerust weten.’
‘Ik heb mijn vader. Hij heeft me echt hard nodig en dat geeft me enige voldoening. Wat je daarnet zei, is waar, maar ik heb niet bewust alles achter me gelaten. Het is gaandeweg zo gegroeid. Vrienden van vroeger hebben afgehaakt, niet omdat ik dat graag wilde, maar omdat zij het met mij niet meer leuk en gezellig vinden. Ik heb geen zin in een avond loltrappen, daar ben ik nog niet aan toe en bovendien laat ik pa niet een avond aan zijn lot over. Het is hij en ik, en anders maar niet Aangezien de mensen met wie Allard en ik vroeger zo leuk omgingen er geen zin in hebben om pa op sleeptouw te nemen, hebben ze het vermoedelijk gemakshalve laten afweten. Zo werkt dat blijkbaar,’ besloot ze berustend.
Evert Jan dacht er minder mild over, hij zei berispend: ‘Jij bent nog veel te jong voor het kluizenaarsleven dat je leidt! Je hebt je werk, thuis het huishouden en de zorg om je vader, maar dat is schrikbarend weinig, Justine! Je hoort overal om je heen beweren dat de scherpste kantjes er door de tijd worden afgeslepen, is dat bij jou dan niet het geval?’
‘O, jawel. Ik kan nu zonder tranen aan Allard, aan mijn moeder en aan zijn moeder terugdenken. Wat echter blijft is het gemis, dat zal niet overgaan. Maar ik weet wel waar jij het op aan wilt sturen, je probeert me voorzichtig aan het verstand te peuteren dat ik mijn hart weer moet openzetten voor een ander. Maar dat is voor mij volstrekt onmogelijk. Allard was mijn eerste grote liefde, hij kan door geen ander vervangen worden. Ik zou continu lopen te vergelijken en daarmee de ander tekortdoen. Zullen we het over iets anders hebben, dit gepraat is namelijk vrij nutteloos.’
Evert Jan was echter geenszins van plan het onderwerp te laten rusten; hij ging dan ook stug door. ‘Jij vindt je eigen leven niet interessant genoeg om erover te praten, maar hoe denk je over dat van je vader? Stel dat hij een andere vrouw treft op wie hij verliefd wordt en met wie hij verder wil. Hoe zou jij daarop reageren?’
Justine zei grinnikend: ‘Ik kan me niet voorstellen dat mijn vader op zijn leeftijd nog eens verliefd zal worden.’
‘Stel het je toch eens voor, wat dan?’
‘Dan zou ik natuurlijk alleen maar blij zijn Ik hou zielsveel van mijn vader, ik gun hem het allerbeste in het leven en volgens mij is dat de liefde van een vrouw. Daar kan die van een dochter niet bij in de schaduw staan. Bovendien... als mijn pa weer gelukkig werd, zou ik me waarschijnlijk een beetje bevrijd voelen...’
Justine zweeg, de blos die haar wangen bedekte, deed Evert Jan vragen: ‘Hoe bedoel je dat precies?’
Justine schokschouderde. ‘Ik ben achtentwintig, ik vermoed dat elke vrouw van mijn leeftijd graag op eigen benen wil staan. Ik zou dolgraag op mezelf willen wonen. Een eigen huis dat ik naar mijn smaak kan inrichten, lijkt me fantastisch. Het zal echter een toekomstdroom moeten blijven, want zolang pa mij nodig heeft verlaat ik mijn ouderlijk huis niet Zo simpel is dat voor mij.’ Ze wierp een blik op haar horloge en voegde eraan toe: ‘We moeten opstappen, de middagpauze zit erop! Over een uurtje heb ik het onderhoud met Liese Slotegraaf. Het klinkt misschien raar, maar om de een of andere reden heb ik er een goed gevoel over. Ga je mee?’
Evert Jan knikte, maar hij stond niet op. In plaats daarvan keek hij Justine ernstig aan en hoewel het hem moeite kostte, kon hij niet nalaten om tegen haar te zeggen: ‘Waarschijnlijk wordt jouw toekomstdroom binnenkort vervuld, Justine! Je vader is namelijk in de stad gesignaleerd met een vrouw.’
Zijn veelzeggende blik deed Justine boos uitvallen. ‘O, houd alsjeblieft op, zeg! Het is best mogelijk dat pa toevallig een bekende ontmoette met wie hij een babbeltje maakte en een eindje mee opliep, maar dat is geen reden om er meteen meer achter te zoeken. Ik haat dergelijke roddels en kan je ervan verzekeren dat als mijn vader ooit een vrouw ontmoet in wie hij iets ziet, ik de eerste zal zijn aan wie hij het vertelt. Jij suggereert dingen die er niet zijn, Evert Jan. Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar ik had gedacht dat je wijzer was!’
‘Sorry. Vergeet wat ik zei en bedenk dat ik ook maar een mens ben. Met dit etentje had ik je zinnen willen verzetten, in plaats daarvan jaag ik je tegen mij in het harnas. Als ik dit aan Agnes vertel krijg ik van haar de wind van voren. Ik kan jou alleen maar zeggen dat het me spijt en dat het uitgangspunt van deze lunch goed bedoeld was.’
Hij keek zo beteuterd dat Justine zich haastte te zeggen: ‘Je hoeft je niet te verontschuldigen, ik waardeer het bijzonder dat je me vandaag zo lief opvangt Ik doe dan misschien wel heel gewoon, maar heel diep in me worden er toch heus wel enkele hete traantjes gehuild, hoor. Dat voelde jij aan en dat betekent dat je een gevoelig hart hebt. Dank je voor het etentje, maar vooral voor de bedoeling erachter.’ Over de tafel legde ze heel even haar hand op die van hem en zacht zei ze nog eens: ‘Dank je...’
Toen Justine kort hierna weer achter haar bureau zat, wilde het werk niet meer vlotten. Het was net alsof haar gedachten het haar handen verboden om het toetsenbord van de computer aan te raken. Het etentje was een prettige onderbreking van de dag geweest, ze vond het ontzettend lief van Evert Jan dat hij zoveel moeite voor haar had gedaan Het was helaas een momentopname geweest, want nu ze weer alleen was met haar gevoelens en gedachten was Allard meteen weer heel dichtbij. Twee jaar geleden was het nog maar, voor haar gevoel leefde ze echter al een eeuwigheid in een donker tranendal. In alle eenzaamheid, want ze had allang geleerd dat ze haar verdriet voor zich moest houden. Het had geen zin om anderen ermee te belasten, geen sterveling kon immers aanvoelen hoe ze Allard nog steeds miste. Ze waren zo gelukkig geweest en hadden nog zoveel idealen gehad die ze wilden verwezenlijken. Eerst trouwen en daarna wilden ze allebei niets liever dan een gezinnetje stichten. Een baby zou hun geluk compleet maken. Het had niet mogen zijn... Waarom niet! Die vraag stond nog steeds in hoofdletters op haar netvliezen gebrand. Ze kreeg er geen antwoord op. Ze moest gewoon verder, zonder de drie mensen die haar zo dierbaar waren geweest. Samen met pa, want alleen zij tweetjes waren overgebleven. In het begin had ze dat vreselijk oneerlijk gevonden, ze had God er toen boos over aangesproken, Hem gezegd dat zij veel liever ook dood had willen zijn. Wonderlijk genoeg heelde de tijd de diepste wonden en tegenwoordig was ze blij dat ze leefde. Al wist ze niet altijd waarvoor. Het was zo doelloos zonder Allard en zo moeilijk om de schijn op te houden. Voor pa moest ze echter doen alsof ze het weer aankon, hij nam jegens haar dezelfde houding aan. Ze konden elkaar alleen maar steunen en sparen door hun eigen gevoelens diep weg te stoppen en die van de ander voorrang te verlenen. Vanochtend, voordat ze samen de deur uitgingen, had pa zacht gemompeld: ‘Het zal een moeilijke dag worden, ik wens je veel sterkte, Justine...’ Ze had geknikt en hem een behoedzame zoen gegeven. Zonder woorden, want die waren overbodig geweest Ze kenden elkaars stille verdriet en deden niet anders dan elkaar in bescherming nemen door hun eigen sores alleen te dragen.
Arme pa, ze had zo vreselijk met hem te doen en daarom kon ze het niet uitstaan dat er dingen over hem werden gezegd die absoluut uit de duim gezogen waren. Pa zou in de stad gezien zijn met een vrouw, had Evert Jan serieus beweerd. Zij had haar boze gevoelens nauwelijks in toom kunnen houden. Het waren kletspraatjes; wie die verzon mocht Joost weten. Evert Jan had laten doorschemeren dat zij langzaam aan weer naar een andere man moest omkijken Lieve deugd, daar moest ze toch werkelijk niet aan denken! Hoe kon zij zich in de armen van een ander werpen als ze zich nog met hart en ziel met Allard verbonden voelde! Hij was en bleef haar grote liefde en dat betekende simpelweg dat ze alleen verder zou gaan De schitterende trouwjurk hing eenzaam in een kast op zolder. Ze zou hem nooit dragen. Soms, als het verdriet te groot werd, sloop ze naar de zolder en verborg ze haar gezicht in het witte kant Het had zo mooi kunnen zijn, als het noodlot minder wreed was geweest.
Op dat moment ging de binnenlijn van de telefoon op haar bureau over. Het was Mieke die meedeelde dat Liese Slotegraaf zich had gemeld. ‘Ze wacht op je in de spreekkamer.’
‘Bedankt, ik kom eraan.’
‘Je zou mij een grote dienst bewijzen als je haar aannam,’ zei Mieke lachend, ‘dan kan ik tenminste thuisblijven en over afzienbare tijd heerlijk moedertje gaan spelen!’
‘Ik zal mijn best voor je doen,’ beloofde Justine en onderweg naar de spreekkamer bedacht ze bedrukt dat zij nooit moeder zou worden. Haar allerliefste wens zou niet in vervulling kunnen gaan en die wetenschap deed pijn.
Voordat ze de deur van de spreekkamer opende haalde Justine een paar keer diep adem en verdrong ze dapper de zwaarmoedige gedachten van daarnet. Ze wilde evenwichtig en vriendelijk op Liese Slotegraaf overkomen, want uit ondervinding wist ze dat de meeste sollicitanten nerveus en gespannen waren. Na nog een paar pufjes toverde ze een lach te voorschijn en zo stapte ze op Liese af. Justine zag in een oogopslag dat het een jong meisje betrof met een bijzonder knap gezichtje. Ze was klein en slank, had een bos weelderige bruine krullen en een opvallend blank gezicht waarin een paar haast gitzwarte ogen domineerden. Haar neus was klein en haar volle mond bibberde een beetje toen ze zich voorstelde. ‘Dag, mevrouw, ik ben Liese Slotegraaf.’
Justine stelde zich voor als mevrouw Van Egmond, ze raakte vertederd door de zichtbare zenuwen van het meisje. Ze schonk Liese een vriendelijke lach en besloot dat ze haar eerst maar eens op haar gemak moest stellen Ze wees op een zitje in een hoek van het vertrek. ‘Ga zitten, ik zal ervoor zorgen dat er koffie wordt gebracht en ondertussen moet je me maar iets over jezelf vertellen. In je sollicitatiebrief schreef je dat je twintig jaar bent, dat je de havo hebt gedaan en dat je met de computer overweg kunt. Dat is in elk geval al een pluspunt, want behalve dat je de telefoon moet bedienen en mensen moet ontvangen en doorverwijzen naar verschillende afdelingen, zul je tussen de bedrijven door administratief werk moeten verrichten. De computer is daarbij niet meer weg te denken. Wat doe je momenteel voor werk, Liese, en beschik je over goede referenties?’
Justine kon de diepe blos die Lieses wangen opeens bedekte niet plaatsen en ze trok vragend haar wenkbrauwen op toen ze het meisje hoorde stotteren: ‘Nee, ik eh... heb geen getuigschriften en helaas ook geen ervaring. Door omstandigheden heb ik na de havo geen baan kunnen zoeken. Het was overmacht. Ziekte...’ Liese boog haar hoofd.
Justine informeerde: ‘Ben je lang ziek geweest? Kun je daar wat duidelijker over zijn, Liese?’ Het meisje sloeg haar ogen op naar Justine en deze meende een glimp van wanhoop in haar donkere kijkers te ontdekken. Wat is er met dit meisje aan de hand, vroeg ze zich in stilte af, ze heeft het zichtbaar moeilijk ‘Je ziet er nu goed uit,’ zei ze vriendelijk, ‘ben je weer helemaal genezen?’ Tot haar verbazing hoorde ze Liese prevelen: ‘Ik ben niet ziek geweest., mijn moeder had me al die tijd nodig.’ Ze zweeg, maar nam uit eigen beweging de draad toch weer op. ‘Ik ben het niet gewend te solliciteren, ik vind het moeilijk. Waarschijnlijk kan ik maar het beste gewoon eerlijk zijn?’
‘Daar kom je doorgaans het verste mee,’ zei Justine glimlachend. Ze drukte op een knop van de huistelefoon en vroeg of er een kannetje koffie gebracht kon worden. Tegen Liese zei ze: ‘Zo te zien kun jij wel een bakje troost gebruiken. Je hoeft je niet te generen, alles wat je aan mij vertelt komt niet verder. Dat beloof ik je bij voorbaat.’
‘Dank u wel. Toch blijft het moeilijk om openhartig te zijn, want wat ik te zeggen heb, is niet iets om trots op te zijn,’ bekende Liese zacht Op dat moment werd de koffie gebracht en nadat ze weer alleen werden gelaten en Justine hun kopjes vulde, zei ze troostend: ‘Bedenk maar dat geen mens zonder kleerscheuren door het leven komt. Je zei dat je moeder je nodig had, is zij soms ernstig ziek?’
Nu glimlachte Liese. ‘Zo zou je het misschien kunnen noemen, de term verzacht in elk geval veel. Ik moet bij het begin beginnen, anders begrijpt u er minder dan de helft van. Maar houd ik u dan niet te lang op?’
Justine schudde haar hoofd. ‘Ik heb alle tijd van de wereld voor je, steek dus maar van wal.’
Dat deed Liese na een korte aarzeling. ‘Ik ben enig kind en geboren en getogen in een middelgrote plaats in Zuid-Limburg. Mijn vader heeft daar een bloeiend garagebedrijf met een stel werknemers. Dat is het enige positieve dat er over ons gezin te melden valt Vanaf mijn vroegste kinderjaren kan ik me herinneren dat mijn vader altijd met de deuren smeet en op mijn moeder schold. De sfeer in huis was continu gespannen. Wat gewoon niet kon uitblijven gebeurde dan ook, mijn ouders gingen scheiden.’ Liese zweeg.
Justine zei zacht: ‘Ach, wat naar nou voor je.’
‘Nee, integendeel, ik was er blij om,’ zei Liese met een glimlach. ‘De toestand was voor ons alle drie onhoudbaar, het was beter zo. Het deed echter wel pijn toen we erachter kwamen dat mijn vader al heel lang omgang had met een andere vrouw. Hij is inmiddels met haar getrouwd en daar heeft mijn moeder het nog steeds heel erg moeilijk mee. Ze voelt zich door papa bedrogen en in de steek gelaten.’
‘Daar kan ik me wel iets bij voorstellen,’ zei Justine, ‘verder kan ik je niet helemaal volgen. Je zei dat jullie in Zuid-Limburg woonden, maar je zit hier bij mij toch echt in het hartje van de stad Groningen, hoor!’
‘Mijn moeder is van oorsprong een rasechte Groningse,’ zei Liese. Toen de bom thuis barstte, wilde mama maar één ding, terug naar haar geboortestad. Ik zat toen in het examenjaar van de havo en omdat we allebei wilden dat ik mijn school afmaakte, zijn we tot na mijn examen bij elkaar gebleven. Daarna zijn mama en ik naar Groningen verhuisd, we wonen vierhoog op een ruime flat. Toen we die destijds betrokken was ik vast van plan om een nieuw leven op te bouwen. Ik wilde hier nieuwe vrienden maken, een leuke kantoorbaan zoeken. Het liep echter allemaal anders. Mijn toekomstplannen konden niet verwezenlijkt worden, omdat mijn moeder de controle over zichzelf verloor.’ Liese zweeg en veegde tersluiks langs haar ogen.
‘Gaat het?’ vroeg Justine, ze voelde medelijden in zich opborrelen, terwijl ze nog minder dan de helft wist.
Liese knikte dapper en vervolgde haar trieste levensverhaal. Toen we pas in Groningen woonden, smeekte mama me om niet meteen een baan te gaan zoeken Ze voelde zich verloren, ze kon het verdriet van de scheiding niet verwerken en wilde dat ik voorlopig bij haar thuis bleef. In die tijd vond ik het raar dat ze op de gekste momenten van de dag een glas sherry nam, terwijl ze dat spul vroeger niet aanraakte. Ik deed er lacherig over omdat ik de ernst ervan niet inzag. Toen ik besefte dat mama in de drank wegvluchtte, was het al te laat. Toen moest ik mijn dromen laten varen omdat zij me nodig had...’
‘Wat vreselijk,’ fluisterde Justine en vol medelijden concludeerde ze: ‘Zo jong als je was, was jij getuige van je moeders drankzucht. Dat was onverantwoord van je moeder!’
Liese praatte over dat verwijt heen ‘Het begon sluipenderwijs, maar algauw was ze elke dag dronken. In die toestand had ze sterk wisselende stemmingen. Meestal huilde ze, het gebeurde echter ook dat ze liep te tieren of... luidkeels te zingen. Ik durfde de deur nauwelijks uit, ik was doodsbang dat ze zich iets aan zou doen. Daar dreigde ze aldoor mee, dat ze zich zou ophangen of van het balkon zou springen. Zoals ik al zei: we wonen vierhoog...’
‘Arm meisje,’ zei Justine bewogen, ‘wat jij meemaakte gun je je ergste vijand niet. Was er dan niemand die hulp bood?’
Liese glimlachte flauwtjes. ‘Er was geen mens die wist wat er bij ons achter de gesloten vitrages gebeurde. Je hangt je vuile was niet buiten... We waren nieuwkomers op de flat en zorgden ervoor dat we vreemden bleven, ’s Morgens, als ze nog nuchter was, stapte mama in de auto om de nodige voorraad drank in te slaan. Ze haalde het steeds in verschillende winkels. Tegen de tijd dat normale mensen koffiedrinken, was mama alweer laveloos. Ik schaamde me verschrikkelijk voor haar en om mezelf en haar te beschermen, kon ik geen mensen uitnodigen. We moesten “pottenkijkers” buiten de deur houden en zodoende kon ik geen nieuwe vrienden maken. Een baan zoeken was er al helemaal niet bij, want ik durfde mama geen moment alleen te laten. Ik heb er vaak op aangedrongen dat we hulp voor haar zouden zoeken, maar daar wilde mama niets van weten. “Het komt wel weer goed,” zei ze telkens, “en anders werp ik me wel van het balkon. Dan zijn we overal vanaf.” Ik vreesde dat ze daartoe in staat was en zo bleef het maar doorgaan en almaar erger worden.’
Justine knikte begrijpend en onder de indruk zei ze: ‘Door toedoen van je ouders heb jij een rot jeugd gehad en dankzij je moeder heb jij je niet kunnen ontplooien. Hoe redden jullie het financieel, of heb je ook nog te kampen met geldzorgen?’
Tijdens de scheidingsprocedure had mama een goede advocaat. Hij heeft ervoor gezorgd dat mama zich uit het bedrijf kocht en daar deed papa trouwens niet moeilijk over. Hij maakt ook trouw iedere maand de alimentatie over en al met al redden we ons wat dat betreft wel goed. Verder horen we taal noch teken van hem. Hij leidt zijn leven, mama en ik het onze. Zo is het goed. Ik heb er geen behoefte aan hem te zien en te spreken en hij denkt er blijkbaar net zo over, want hij onderneemt geen enkele poging om met mij in contact te komen.’
‘Ik neem mijn petje voor je af,’ zei Justine oprecht gemeend. Toch kan ik het niet goedkeuren dat jij je zo volkomen wegcijfert voor je moeder. Op de een of andere manier moet het toch tot haar doordringen waar ze mee bezig is en wat ze jou daardoor aandoet?’
‘Het was inderdaad verre van gemakkelijk,’ gaf Liese toe. ‘Overdag maakte ik het huis schoon, deed ik de was en de boodschappen en maakte ik het avondeten klaar, waar mama meestal niets van hoefde. Pas ’s avonds, als mama uitgevloerd op de bank lag, ze geen pap meer kon zeggen en geen stap meer kon lopen, durfde ik haar een paar uurtjes alleen te laten en wat voor mezelf te doen Op die manier heb ik mijn typediploma gehaald en computerlessen gevolgd. In mijn achterhoofd was altijd de hoop aanwezig dat mama eens tot inkeer zou komen en dat ik dan de gelegenheid kreeg om een eigen leven op te bouwen. Zover is het nu en ik beloof u, mevrouw, dat ik meer dan mijn best zal doen als u me aanneemt Ik wil deze baan ontzettend graag, er hangt voor mij veel van af. Wilt u mij een kans geven... alstublieft?’ Er rolde een verloren traan over Lieses wang en die maakte Justine nog weker dan ze inmiddels al was. Ze had er geen idee van dat haar eigen ogen ook verdacht vochtig waren, ze merkte alleen dat haar keel dik aanvoelde en in haar hoorde ze een stemmetje fluisteren: Jij bent niet de enige die het moeilijk heeft, Justine van Egmond! Jij leeft voor je vader, Liese doet precies hetzelfde voor haar moeder. Jullie zijn als het ware lotgenoten en dat is de reden dat jij je zo tot dit meisje voelt aangetrokken. Help dit jonge mensenkind.
Justine moest veel wegslikken voordat ze haar emoties weer onder controle had en ze glimlachend kon zeggen: ‘Na alles wat je me hebt verteld, is het voor mij onmogelijk je af te wijzen. Ik zou er je levensgeluk immers mee verstoren en dat is wel het laatste wat ik wil. We zitten overigens te springen om iemand als jij! Je bent een doorzetster, daar heb je me van overtuigd. Welkom in ons team, Liese Slotegraaf,’ besloot ze lachend.
Lieses donkere ogen werden eens zo groot en stonden vol vraagtekens.
‘Bedoelt u... bedoelt u echt dat u het met mij wilt proberen, mevrouw Van Egmond?’
Justine glimlachte vertederd en zei bewogen: ‘Er zijn sollicitanten vóór jou geweest, maar geen ervan voldeed aan mijn smaak. Ik heb nu het gevoel dat ik gewoon op jou heb zitten wachten. Ik ben ervan overtuigd dat alles in het leven is voorbestemd en ik weet nu haast zeker dat ook dit zo heeft moeten zijn.’
‘Ik kan het bijna niet geloven,’ fluisterde Liese. ‘Ik ben zo blij, zo ontzettend dankbaar. U zult er nooit spijt van krijgen, dat beloof ik u!’
Wat ben je een schatje, dacht Justine vertederd, en blij voor Liese zei ze: ‘Binnenkort zijn we dus collega’s! Hier op kantoor spreken we elkaar allemaal bij de voornaam aan, dus vanaf nu mag je me Justine noemen. Klinkt dat even collegiaal of niet!’
‘Het is allemaal te mooi om waar te zijn,’ zei Liese hevig ontroerd. ‘Ik geloof niet dat ik eerder in mijn leven zo gelukkig ben geweest...’
Justine dacht aan de dag van twee jaar geleden, aan de pijnlijke nasleep ervan, toen ze zacht zei: ‘Geluk is een kostbaar goed, dat besef je pas als je de nodige tegenslagen hebt gekend. Koester het met liefde voordat het je weer ontglipt. Want dat gun ik jou niet, jij bent al te vaak door het leven teleurgesteld.’ Ze zweeg een moment en nadat ze haar heimwee naar Allard weer de baas was, lukte het haar om weer de cheffin te zijn met hart voor de zaak. Ze vertelde uitvoerig aan Liese wat er straks van haar verwacht werd en ook vertelde ze dat zij hier zelf ook als receptioniste/telefoniste was begonnen. Na nog een uitgebreid betoog noemde ze het maandloon waar Liese zichtbaar van schrok. ‘Zoveel,’ fluisterde ze en vervolgens zei ze stralend en opgetogen: ‘Nu kan ik gaan sparen en over een jaar of zo een flatje voor mezelf huren. Dan kan ik eindelijk op eigen benen staan en... gaan leven.’
Hoe is het mogelijk, flitste het door Justine heen, ik wil precies hetzelfde. Ook mijn droom is op eigen benen staan, een eigen huis waar ik mezelf mag zijn. Ze bleef er in gedachten even mee bezig totdat ze haar eigen sores opzij schoof en ze zich weer verdiepte in die van Liese Slotegraaf tegen wie ze bewogen zei: ‘Arme meid, was het zo erg? Had je de hele tijd het gevoel dat je niet echt leefde? Hoe is het eigenlijk met je moeder, kun je haar dan nu opeens wél alleen laten?’
Liese vertelde enthousiast: ‘Wat ik altijd hoopte is waarheid geworden. Op het nippertje, toen mama haar lichaam zowat helemaal door de drank had gesloopt, zag ze in dat het zo werkelijk niet langer kon. Toen heeft ze aangeklopt bij de AA en ik moet zeggen dat die mensen onbetaalbaar zijn. Ze ontfermen zich over haar, vangen haar vol begrip op en helpen en steunen haar waar ze kunnen. Mama staat nu al een paar maanden “droog” zoals ze het daar noemen. In het begin leek het me te mooi om waar te kunnen zijn en durfde ik er niet in te geloven. Je hoort immers zo vaak dat een drankverslaafde weer een terugval krijgt. In die tijd vroeg ik dagelijks aan God of Hij haar wilde helpen en gaandeweg ben ik ervan overtuigd geraakt dat mijn gebeden zijn verhoord. Toen het tot me doordrong dat mama het echt zonder de drank kon stellen durfde ik mijn eerste sollicitatiebrief te schrijven. Dat ik zou worden aangenomen heb ik niet durven dromen. Wat zal mama blij voor me zijn,’ besloot ze met een warme blos van opwinding op haar wangen.
‘Je moeder heeft jaren te zwaar op jou geleund en vanwege haar drankmisbruik heb jij kostbare jaren van je leven moeten inleveren. Desondanks komt er geen kwaad woord jegens haar over jouw lippen Wil je geloven dat dat mij verbaast?’
Liese haalde haar schouders op en verklaarde eenvoudig: ‘Ik hou veel van haar, daar is alles mee gezegd.’ Nadat ze een poosje zwijgend voor zich uit had zitten staren voegde ze eraan toe: ‘Mama heeft het immers niet opzettelijk gedaan. Het kwam allemaal voort uit het verdriet dat mijn vader haar heeft aangedaan. Ondanks de vele ruzies die er waren, hield ze van hem en volgens mij is ze geestelijk nog niet los van hem. Nu ze niet meer drinkt, kunnen we normale gesprekken voeren en zo heeft ze me verteld dat papa haar al vanaf het begin van hun huwelijk bedroog met andere vrouwen Daar heeft ze verschrikkelijk onder geleden en daar is uiteindelijk alles uit voortgekomen. Nee, ik zal haar nooit veroordelen, daarvoor is mijn medelijden met haar te groot en hou ik te veel van haar. Mama beseft nu pas wat ze al die jaren op mijn schouders heeft gelegd. Ze gaat nu gebukt onder spijt en wroeging. En die gemoedsstemming te moeten aanzien is haast even erg als toen ze constant dronken was. Praat ik niet te veel,’ onderbrak ze zichzelf, ‘dit lijkt in de verste verte niet op een sollicitatiegesprek.’
Justine sprak voor Liese in raadsels toen ze bedachtzaam zei: ‘Soms kan een bepaald gesprek troostend werken, omdat het leed van een ander dat van jezelf verzacht.’
‘Hoe bedoel je dat?’
Justine glimlachte. ‘Misschien vertel ik je dat nog wel eens. Later.’ Ze slaakte een onhoorbaar zuchtje en vervolgde: ‘We moeten nu eerst maar weer eens tot zaken komen. Wanneer kun je beginnen?’
‘Nu mama zich zonder mij kan redden hoeft er wat mij betreft van uitstel geen sprake te zijn. Ik wil me hier het liefst zo snel mogelijk nuttig maken, maar of dat mogelijk is betwijfel ik. Want ik heb immers geen ervaring,’ besloot ze met een zorgelijke rimpel in haar voorhoofd.
Justine was blij dat ze haar gerust kon stellen. ‘We zitten om je te springen, want Mieke - wier taak jij gaat overnemen - wil liever gisteren dan vandaag stoppen met werken. Ze heeft me verzekerd dat ze desondanks nog wel enkele weken wil blijven om de nieuwkomer in te werken. Houd je de komende tijd dus maar aan haar vast, dan komt het best goed. Ik zal je zo dadelijk een rondleiding door het bedrijf geven. Dan krijg je er een indruk van en dan kan ik je meteen voorstellen aan je toekomstige collega’s. Hoe lijkt je dat, Liese?’
Deze lachte en bloosde tegelijk. ‘Het is nog allemaal zo onwezenlijk, het is net alsof ik droom...’
‘Dromen zijn niet altijd bedrog, soms komt er eentje uit!’ Dat moet jij nodig zeggen, flitste het door Justines hoofd. Uitgerekend jij, die niet meer in dromen gelooft Ze sloeg haar ogen op naar Liese. ‘Zullen we dan maar aan de rondleiding beginnen?’
Het meisje stond op en stak een hand uit naar Justine die zij vastpakte. ‘Voor het geval er straks misschien geen gelegenheid meer voor is, wil ik je nu graag bedanken. Voor wat je vandaag voor me hebt gedaan. Daar zal ik je eeuwig dankbaar voor blijven en nooit zal ik je vertrouwen in mij beschamen. Daar kun je zeker van zijn, Justine,’ besloot ze trouwhartig.
‘Ik waardeer je lieve bedoeling,’ zei Justine ernstig, ‘maar na deze keer mag je me niet meer bedanken! Ik heb gewoon mijn werk gedaan waar ik voor word betaald.’
Dat ik naar de stem van mijn hart luisterde, dacht ze er stilletjes achteraan, komt louter door jou. Je levensgeschiedenis wekte mijn medelijden, je persoontje boeide me vanaf het allereerste ogenblik. Voor mijn gevoel ben jij het kleine zusje naar wie ik altijd heb verlangd. Ik wou dat Allard er nu heel even kon zijn, bedacht ze vol heimwee, dan zou ik hem vertellen over jou en hoe ik me in jouw bijzijn een soort moederkloek voelde. Allard zou erom moeten lachen en me vervolgens beloven dat hij me een paar prachtige meisjes zou schenken over wie ik daadwerkelijk zou mogen moederen. Allard was er echter niet, hij kon haar zoetste dromen niet meer verwezenlijken. En Liese Slotegraaf was geen ‘klein zusje’, maar een volwassen vrouw van twintig jaar. Met haar doorzettingsvermogen en haar pas verworven baan zou Liese het wel redden en haar niet nodig hebben.
Zo dacht Justine van Egmond, omdat ze niet in de toekomst kon kijken en daardoor niet kon weten dat het juist Liese Slotegraaf zou zijn die haar leven eens op een drastische manier zou beïnvloeden...