19.Zinloze Onthullingen

‘Ze dode hem?’ vroeg Roos de volgende dag, sprekend door de Scherf op de muur van de slaapkamer. ‘Schoot hem dood, midden in de straat?’ ‘Het was als iets uit een film,’ knikte Ralph nuchter. ‘Alleen in het echte leven voelt het minder opwindend. Het was gewoon triest en schokkend… echt eindig. Het loste niet op was er gebeurd was. Het hield alleen tegen dat er opnieuw slechte dingen zouden gebeuren.’
‘Die arme meid,’ zei Roos, verdrietig haar hoofd schuddend. Misschien verdiende Magnussen wat hij kreeg, maar zij moet er de rest van haar leven mee om zien te gaan. Dat is waar rechtbanken voor zijn.’
‘Boehoe,’ schamperde Scorpius, zittend aan het andere eind van de bank in de Griffoendor leerlingenkamer. ‘Denk je dat een Dreuzel rechtbank in staat zou zijn om een iemand als Magnussen te vangen en te veroordelen? Neem je grootje in de maling. Ik heb meer interesse in dat hoefijzer. Kom op, laat eens zien ja?’
James slikte iets weg en wendde zich naar zijn bed. Even later haalde hij de zwart fluwelen zak onder zijn matras vandaan.
‘We hebben nog geen goede plek gevonden om het te verbergen,’ zei hij, het trekkoord wat de zak dichthield los makend en de koude metalen vorm in zijn hand laten glijden. ‘Als het te magisch voor Magnussen was om het op het terrein te bewaren, dan is dat waarschijnlijk ook voor ons het geval. Iemand zal het vast en zeker opmerken, en komt dan rondsnuffelen om te zien wat het is.’
Hij bewoog zich naar de Scherf, en hield het hoefijzer ervoor, het zilveren gewicht voorzichtig in zijn palm wiegend. Het metaal was stomp en vol met hordes krassen, maar zijn vorm was onmiskenbaar. Paarsachtig licht glansde langs de randen.
‘’t Is groter dan ik verwachtte,’ zei Roos, die de spiegel benaderd was aan de Zweinstein Kant van de Scherf. ‘Het ziet er… zwaar uit, lijkt het.’
‘Is ‘t ,’ bekende James. ‘Bijna alsof het van een plaats komt waar zwaartekracht minder belangrijk is. En het gloeide ook een beetje. Je kunt het niet zien tenzij alle lichten uit zijn en het volslagen donker is, maar het is nu, soort van vaal paars, als het laatste beetje zonsondergang.’
‘Ik kan de magie bijna hier voelen,’ zei Roos zachtjes. ‘Je hebt gelijk, je moet het zeker ergens veilig verbergen.’
‘Tenminste tot we een manier vinden om het te gebruiken om naar de Wereld Tussen de Werelden te komen,’ knikte Ralph.
‘Maardatis ons grootste probleem nu,’ zei James, zich weer omdraaiend en het hoefijzer naar zijn bed dragend.
Aan de andere kant van de Scherf zuchtte Scorpius. ‘Ah, ja. Tot nu toe geloofde iedereen dat die professor Magnussen was ontsnapt naar de Nexus met behulp van zijn dimensionale sleutel. Nu we weten dat de man eigenlijk werd gedood door een Dreuzel kogel, kun je op geen enkele manier weten waar het Nexus Gordijn feitelijk is.’
‘En dat moest het makkelijke deel zijn,’ erkende Ralph, terug op zijn bed vallend. ‘We dachten dat we alleen maar Magnussen hoefde te volgen naar het Gordijn. Het hoefijzer van hem bemachtigen had het moeilijkste moeten zijn.’
James was klaar met het wegstoppen van het hoefijzer onder zijn matras en stond op. ‘We zijn niet volslagen achterlijk,’ zei hij koppig. ‘We hebben nog altijd Magnusen’s andere raadsel. Degene over het liggen van het Nexus Gordijn in de ogen van Rowbitz. Daan is daar momenteel mee bezig, hoewel het er mager uitziet. Er zijn niet zoveel Rowbitzen in de wereld.’
‘Ik zal aan mijn kant op zoek gaan,’ zei Roos ferm. ‘Misschien is het achteraf geen persoon. Je weet maar nooit.’
James zuchtte. ‘Dank je Roos. We zijn blij met je hulp. Petra ook.’
‘Ik doe dit om jou en Oom Harry te helpen de waarheid te achterhalen James,’ zei Roos, James scherp aankijkend door de Scherf. ‘Als het Petra helpt, is dat prima. Ik ben niet zo overtuigd over haar als jij bent James. Sorry.’
James zuchtte opnieuw en knikte. Van achter Roos bekeek Scorpius James, zijn eigen ogen alert, vernauwt. Scorpius was meer dan niet overtuigd van Petra’s onschuld, wist James. Scorpius verdacht haar er gewoon van.
Diep van binnen, ondanks zijn gevoelens dat het het tegenovergestelde was, nam James hem dat niet kwalijk.

 

Terwijl de lente zich stevig neerzette over de school, bezetten de tulpen, narcissen en leeuwenbekjes de bloembedden die verspreid lagen over het terrein. De leeuwenbekjes, omdat ze een magische variant waren, leunden zo nu en dan lui om, en hapten naar de dikke bijen die zwierven over de bloembedden. De dagen werden langer en warmer, en James had uiteindelijk zijn wintermantel opgeborgen, blij hem te kunnen verbannen naar bovenste plank van zijn kast, samen met zijn gala gewaden en een reserve bril, waar zijn moeder op aangedrongen had hem mee te nemen, en die in werkelijkheid een afdankertje van zijn vader was.
Drijfbal wedstrijden veranderden van gruwelijke, donkere en ijskoude gebeurtenissen tot opwindende stoeipartijen in de zachte avonden, verlicht door het roze-gouden licht van de late zonsondergangen. Het Bigfoot-team ging door met het weigeren om uit het toermooi gegooid te worden, door een paar wedstrijden te winnen, en nog meer met gelijkspel te beëindigen. Gelukkig, omdat hun gemiddelden geleidelijk aan verbeterd waren gedurende de competitie, betekende gelijkspel vaak een technische overwinning voor het oranje en blauwe team. Niemand verwachtte dat de Foot’s in de finale zouden komen, maar tenminste verwachtte niemand dat ze er gemakkelijk uitgemikt zouden worden. James was stilletjes trots op het team en zijn eigen unieke bemoeienis ervan. Zelfs als ze toch als aller- laatste zouden eindigen in het totale gemiddelde, zou het niet veel schelen. Belangrijker, de andere teams respecteerden het Bigfoot-team nu. Of, tenminste, zetten ze hen niet openlijk voor schut.
Olivier Plank vertoonde nog altijd een koppige weerstand om hen aan te moedigen om andere dan de meest basale magie te gebruiken tijdens de wedstrijden. Hij stond echter wel de doorgang van de spelmagie ontmoetingen toe, en James begon zijn mede spelers wat te laten zien van deArtis Decertotrucjes die hij tijdens zijn vorige jaar had geleerd in de Verweer Tegen de Zwarte Kunsten lessen, bij professor Coenraad van der Beek.
‘Het is niet alleen de andere gast’s magie te verslaan met je eigen magie,’ probeerde hij uit te leggen. ‘Het gaat over het verslaan van zijn magie met jehersens, door te weten wat hij gaat doen voor hij dat doet, en er klaar voor te zijn.’
‘Gedachten lezen,’ fronste Guldemunt sceptisch. ‘Ik heb ooit iets begrepen van dat idiote voodoo spul.’
‘’t Is geen voodoo,’ zei Ralph hoofdschuddend. ‘Het is gewoon weten hoe mensen gewoonlijk reageren, en dan raden wat ze gaan doen voor ze dat doen. Het is makkelijker dan je denkt. Mensen zijn minder onvoorspelbaar dan je zou denken.’
James knikte enthousiast. ‘Kijk naar de Igor’s,’ zei hij opstaand. ‘Zeg dat het het derde kwartier is, en ze staan met tien punten achter. Je ziet drie van hun Strijders te voorschijn komen bij de tweede bocht. Wat zijn ze van plan?’
Jasmine lachte en schudde haar hoofd. ‘Ze bereiden zich voor op een stapel beweging. Hun hoofd Strijder heeft de Hibba, en als hij op een of andere manier zijn grip verliest, gooit hij hem gewoon naar achter. Op die manier heeft hij een twee man verzekering dat ze het punt zullen scoren.’
Daar heb ik het over,’ knikte James wijzend naar haar. ‘ We hoeven niet af te wachten wat ze in zo’n situatie gaan doen. Weweten dat dat hun standaard handeling is, dus daar reagerenwijaleerderop door een paar Popan’s te sturen die tussen hen in gaan vliegen voor ze in een rij gaan.DatisArtis Decerto!’
‘Maar dat is niet alles wat het is,’ zei Willem Jan zijn hoofd optillend. ‘Ik zag je ook die gekke acrobatische bewegingen maken op je skrim. Je zag eruit als een van die gasten van Cirque du Blasé.’
‘Mijn moeder nam me daar vorig jaar mee naar toe,’ onderbrak Neuteboom. Willem Jan wendde zich naar hem. ‘Vond je het leuk?’
‘Meh,’ schouderschokte Neuteboom. ‘Als ik aan het circus denk, denk ik aan gasten die lopen over het strakke koord, en leeuwen temmen en piramides maken van olifanten en zo. Ik denk dan gewoonlijk niet aan een stel gasten in maillots die aan kanten touwen draaien, en yoga doen op vliegende tapijten.’
‘Klinkt behoorlijk interessant,’ bekende Jasmine.
Neuteboom rolde met zijn ogen. ‘Da’s omdat jij en meisje bent.’
‘Dank je voor je observatie,’ antwoordde Jasmine zuur. ‘Als Ralphhet zegt klinkt het tenminse als ietspositiefs.’ Ze glimlachte naar Ralph aan de andere kant van de kamer, en die bloosde. Hij kuchte zachtjes en keek hopeloos naar James.
‘Jep,’ knikte James, in een poging bij het onderwerp te blijven. ‘ Artis Decertogaat ook over een soort van acrobatiek. Het is gewoon een manier om je lichaam te gebruiken als een stuk gereedschap of een wapen of een torpedo, net wat het beste is in een gegeven situatie. Stop beide ideeën samen, en je weet niet alleenwat die andere gast wil gaan doen, je brengt jezelf ook gelijk in een positie om het af te wenden.’
‘Als, toen je tussen die Zombie Strijder en die Popan kwam bij de laatste wedstrijd!’ riep Willem Jan, opzittend. ‘En je deed of je de Hibba onder je arm had, zodat die Popan een zwaartekracht poel op je mikte, maar toen draaide je op het laatste moment rond die andere gast, precies op het juiste ogenblik, en de Popan vuurde zijn bezwering af op zijn eigen Strijder, en ramde hem uit de baan en toen knalde hij tegen hem aan omdat hij zo verrast was dat hij niet eens die andere gast zagachter je, tot jij helemaal onderste boven ging en ze beide tegen de ring knalden als een paar blinde Rolbunders!’ Zijn ogen puilden opgewonden uit bij die herinnering, en achterover leunend zuchtte hij diep. ‘Dat was prachtig.’
‘Daan vond het niet zo prachtig,’ mompelde Ralph. ‘Hoewel hij wel bekende dat het een hele strakke beweging was.’
‘Jep,’ beaamde James, knikkend naar Willem Jan. ‘Precies zo.’
‘Maar hoe oefenen wedatsoort spul?’ vroeg een andere speler, Loek Fluitman, vanuit de hoek bij het raam.
James knikte resoluut. ‘Goeie vraag,’ erkende hij. ‘En je zult het antwoord niet leuk vinden, maar… nou… Ralph, Daan en ik, en professor Klaverhoef, hebben iets opgebouwd in de achtertuin. Hij is nauwelijks zo goed als degene in Zweinstein, en Daan en professor Klaverhoef hielpen ons alleen om het te bouwen, omdat we ermee instemden om het Zombie-team het ook te laten gebruiken, maar vertrouw ons, het is de beste manier omArtis Decertote leren. Kom mee en kijk.’
James ging het team voor naar de overloop van de vierde etage, waar ze zich samenpersten bij een raam wat uitzicht gaf op de ommuurde achtertuin. Er was een ogenblik van gespannen, verbaasde stilte. Tenslotte sprak Jasmine.
‘Wat is dat?’ vroeg ze met een frons.
James zuchtte over de ironie ervan. In de tuin onder hen stond een verwarrend mechanisch wangedrocht van houten raderen, tredmolens, stompers, zwaaiende gewichten en van toverstokken voorziene tonnen.
‘Het wordt een spitsroede genoemd,’ verklaarde hij. ‘En het staat op het punt je ergste vijand te worden.


De lessen op Alma Aleron die eerst uitheems en vreemd hadden geleken, waren nu een routine en zelfs saai geworden.
James favoriete lessen waren Klokwerk Mechaniek en Geavanceerde Vereiste Transmutatie (wat het Amerikaanse gelijke was van Transfiguratie), Theoretische Zwaartekracht (wat nog altijd gegeven werd door Olivier Plank), en MagiAmerikaanse Geschiedenis, met professor Paul Bijleveld. Door zijn lange en verbazingwekkende leven als reus in de begin dagen van wat Amerika werd, leerde de professor veel van zijn lessen aan de hand van verhalen uit de eerste hand. Toegegeven waren veel van de verhalen duidelijk opgeleukt, zoals de details rond het ontstaan van de Rocky Mountains (naar verluid, stapels van afgeschudde rotsen na het reinigen van de zolen van de laarzen van de reus, met een sequoiaboomstam) en het ontstaan van de Great Lakes (naar verluid uitgegraven door de reus’ voetafdrukken, toen hij worstelde met Baby, de gigantische blauwe os, voor de laatste pannenkoek van een bijzonder lekker ontbijt). Een Vampier jongen had eens besloten om professor Bijleveld’s sterke verhalen ter discussie te stellen, hem confronterend met het feit dat hij inderdaad behoorlijk groot was, maar dat hij nauwelijks groot genoeg was om met zijn voetafdrukken de grote van Lake Superior te maken.
‘Was u toen groter misschien?’ vroeg de jongen, met een glimlach die zich krulde op zijn mondhoek.
Professor Bijleveld kuchte een wuifde met zijn hand. ‘ Ik was altijd de zelfde grootte,’ zei hij terwijl zijn donkere ogen glinsterden. ‘Maar dewereldwas in die tijd een stuk kleiner. Dat is een bekend feit. Vraag maar aan professor Wraekbel.’
James had verwacht dat professor Bijleveld wist dat niemand ooit dit zou doen, omdat ze, over het algemeen, doodsbang waren voor de Mageografie professor, dus zijn beweringen waren vrij veilig.
Mageografie stond feitelijk bijna aan de top van James’ minst geliefde vakken. Slechts net daarboven stond Verboden Uitvoeringen en Vloekologie met de onuitstaanbare Pernilla Remora. Remora had, zo leek het een beetje, een fixatie voor James en zijn beroemde vader. Als resultaat, was haar houding naar hem een heen en weer bewegen tussen kinderlijk voortrekken, en een stekelijke jaloersie. James wist nooit, op een willekeurige Danderdagmiddag, of de professor naar hem zou gebaren om dicht bij haar te komen zitten op de voorste rij -- waar ze hem samenzweerderige knipoogjes kon geven en razendmakende zelfingenomen klopjes op zijn hoofd – of duister naar hem glurend, geërgerd en ongeduldig door zijn vermoedelijke gebrek aan verwondering voor wat ze bereikt had, en haar zelfbenoemde “duistere machten”. James’ laatste opstel was aan hem terug gegeven met een onbegrijpelijke waardering van “INSIPID+”, in rood erboven gekrabbeld, gevolgd door het handgeschreven commentaar, ‘Je vertoont een kleine belofte als je de juiste begeleiding ontvangt. Je kent mijn kantoor uren. Kom dan.’ ‘Ze is of verliefd op je, of ze wil je vergiftigen,’ fluisterde Daan, glurend naar het handgeschreven bericht op James opstel. ‘En je weet nooit. Bij haar, kan het beide zijn.’
‘Geen denken aan dat ik haar opzoek voor “juiste begeleiding”,’ siste James achter zijn hand. ‘Ik pak die “inspid plus”, voor de rest van het jaar als dat moet.’ Vanaf de voorkant van het lokaal vernauwde professor Remora haar ogen naar hem, haar lippen opeen geperst in een strakke frons.
De rest van de schooljaar lessen sleepten zich voort met verschillende gradaties van verveling, uitdaging en zo nu en dan, eigenaardigheden. Dreuzel Bezigheid Kunde bij voorbeeld, bleek de Alma Aleron versie te zijn van Dreuzelkunde, maar met een specifieke nadruk op Dreuzel banen en arbeidsomstandigheden. Veel van de lestijd werd gebruikt om te praten over de verschillen tussen dingen als “water koeler” en “koffiepauzes”, “werkcellen” contra “hoekkantoren”, lift etiquette, heimelijk gebruik van magie in Dreuzel omgevingen, en hoe een gesprek te voeren over het soort dingen waar de Dreuzels het meest in geïnteresseerd waren, zoals Dreuzel sport, televisie en het weer. James begreep niet helemaal het doel van de les, sinds hij van plan was om een Schouwer te worden, net als zijn vader, maar de leerkracht, een erg dikke vrouw met de naam Hetty Wocziak (die om een of andere reden vrijwel altijd een roze joggingpak droeg) hield vol dat Dreuzel bezigheid bekendheid “absoluut essentieel was voor alle heksen en tovenaren in het huidige sociale klimaat van magie- Dreuzel verscheidenheid”. James nam dit zuchtend aan, zichzelf plechtig belovend alles te vergeten wat hij geleerd had zodra de examens voorbij waren.
Toverdranken les bleef een prikkelende uitdaging, ondanks het merkbare gemis van Petra als professor Baruti’s assistent. Naast het aanleren van de traditionele lokaal Amerikaanse vormen van dranken maken door bezoekjes aan het oude Shackamaxon, gebruikte Baruti veel tijd aan het voordoen van dranken technieken van veel van de werelds magische culturen, inclusief Oriëntaalse betoverende theeën, Afrikaanse stoombeesten, en Russische koude-soep tonicum, de meesten ervan waren gemaakt van erg sterke heldere vloeistof, genaamd als Stortch, waarvan bekend stond dat het ketels kon doen smelten wanneer deze niet grondig voorgesmeerd werden met een slijmerige laag paling spuug.
James had op een keer professor Baruti na een les benaderd, en gevraagd hoe het ging met Petra.
‘Juffrouw Morgenster doet het heel erg goed,’ had professor Baruti luchtig geantwoord, een van zijn zonnige glimlachen tonend. ‘Ik zie haar meestal een maal per week. Ze mist haar vrijheid, maar haar Frans istrès magnifique.’ James knikte. ‘Nog iets gehoord over het onderzoek met die Codaan kerel? Ik hoor er niets over van mijn ouders. Ik denk dat ze niet willen dat ik me er zorgen over maak, maar ik kan er wel mee omgaan.’
Baruti klakte met zijn tong en schudde afwijzend zijn hoofd. ‘Maak je er geen zorgen over, jonge meester James. Juffrouw Morgenster maakt zich geen zorgen! Waarom zou ze? Als er morgen problemen zijn, brengt deze ook de oplossing.’ Hij klopte James op zijn schouder met een van zijn grote, vleesachtige handen en James knikte berustend.
De enige klas waar James het bijzonder mager in deed was Rekenkunde. Geleid door een jonge professor genaamd Pommers, met veel meer enthousiasme voor het onderwerp, dan eigenlijke leervaardigheden. James kon de lange, gecompliceerde formules en symbolen die gekrabbeld werden op het magische schoolbord niet in zijn hoofd krijgen. Het resultaat was dat hij genoodzaakt was om de zeldzame nascholingssessies bij professor Pommers in diens kantoor op de zesde etage van de Administratie Zaal te volgen. De professor was ontzettend geduldig met James, de begrippen keer op keer uitleggend op een stuk perkament, terwijl James zich over het bureau boog, zijn voorhoofd hulpeloos door zijn handen omklemt. Hij begreep nog steeds de vergelijkingen niet, maar professor Pommers werd zo verliefd op zijn eigen uitleg dat hij James volslagen gebrek aan betrokkenheid niet opmerkte.
Dit mondde erin uit, dat professor Pommers al James’ huiswerk had gemaakt terwijl James alleen maar gekeken had. Aan het eind van de laatste sessie klopte professor Pommers James hartelijk op zijn schouders, uitsprekend dat ze uitstekende vorderingen maakten. James knikte schaapachtig, schouderschokte en wenste de professor goede nacht.
Het werd donker buiten de Administratie Zaal’s hoge ramen toen James zijn weg vervolgde naar de begane grond. Voorbij lopend langs een paar deels geopende gehoorzaaldeuren, hoorde hij een bekende stem. Het was professor Plank die een lezing gaf aan een publiek van leerlingen van de hoogste klassen. James herinnerde zich dat professor Plank het onderwerp Ethiek van Magie doceerde, waarvan Daan had verteld dat deze “om je dood te vervelen” was. Toch was James nieuwsgierig. Hij stopte om te luisteren, afwachtend, net op de drempel van de geopende deuren.
‘Dus,’ zei professor Plank, draaiend naar het grote schoolbord en met zijn toverstok ernaar wijzend, ‘de vraag om inmenging, draaien om deze drie hoofd vragen: motief, voordeel en weerslag. Voor een inmenging te overwegen in de zaken van onze mede Dreuzels, moeten we ons eerlijk afvragen; Een: waarom doen we dit? Is het oprecht ten bate van de Dreuzels? Of voor een meer egoïstische reden? Twee: wat is dewerkelijke winstdie genoten wordt door zo’n inmenging? Is het het risico wat het met zich meebrengt waard? We kunnen niet oordelen naar alleen onze gevoelens; we moeten hierop onpartijdig en eerlijk antwoorden. Tenslotte, wat zijn al de mogelijke weerslagen op een dergelijke actie? Zoals in het voorbeeld, als een mede tovenaar wordt aangevallen door Dreuzel overvallers in een steeg en we verlammen de leider in het zicht van zijn bendeleden, is de schade van die magische onthulling het geld waard dat de aanvallers zouden kunnen hebben gestolen? Dit is een goed voorbeeld omdat het alleen maar gaat over geld, en daarmee makkelijker is om te overwegen. Maar dit vergelijk kan ook te maken hebben met levens in plaats van munten. Het is ethisch verplicht voor ons om af te vragen: wanneer we een leven redden, maar het ongeschonden karakter van de magische/Dreuzel werelden beschadigen voor duizenden anderen, isdateen inmenging waard?’
‘Er zijn geen duidelijke slotbeschouwingen, maar zoals we zien in de voorbeelden, iedere ontmoeting tussen de Dreuzel en de magische wereld die stuk loopt op een van de afwegingen, bedreigd, op zijn minst, het behoud van hen die erbij betrokken zijn en heeft het vermogen de stabiliteit van onze vermengde culturen te verstoren. Eenvoudige antwoorden zijn verleidelijk, zoals we allemaal weten – antwoorden die vertrouwen op emotie en goede wil en de grondwaarden van onmiddellijke gerechtigheid – maar de eenvoudige antwoorden kunnen leiden tot verschrikkelijke gevolgen. Dit is het gewicht van verantwoordelijkheid die wij, in tegenstelling tot onze Dreuzel broeders, moeten dragen. Het is geen makkelijke last, maar dat geeft ons niet het recht het van ons af te schuiven. We moeten rekening houden met het feit, dat hoe we ons ook voelen, het soms beter is – en een diepere verantwoordelijkheid heeft—om niets te doen. Soms kunnen we niet alleen op onze gevoelens vertrouwen. Soms is het hart een leugenaar.’
James begreep niet alles wat professor Plank vertelde, maar het laatste deel bleef bij hem hangen:Soms is het hart een leugenaar. Petra Morgenster had iets vrijwel hetzelfde gezegd herinnerde James zich. Maanden geleden, toen ze toen ze gepraat hadden, vreemd genoeg, over het verhaal van Adam en Eva. Eva had dezelfde soort last gedragen van verantwoordelijkheid waar professor Plank over sprak – de verantwoordelijkheid om af te vragen dat soms wat goed voelde, feitelijk precies het verkeerde ding was om te doen.Ze was niet slecht, had Petra die dag gezegd, toen ze naar de Werpwilg liepen onder professor Baruti’s glimmende regenboog paraplui. Ze was alleen…foutief geïnformeerd. Ze deed wat ze voelde wat het beste was.
Soms... is het hart een leugenaar , had Petra hem die dag, met een plechtige blik in haar ogen vertelt. In James’ herinnering, klonk het niet of Petra het meende. Het klonk meer alsof ze het idee uitprobeerde, op een manier dat iemand een schoen past, of een hoed, alleen om te zien of die paste.
Om een of andere reden deed dit James huiveren. Zonder te wachten op het eind van de lezing van professor Plank, stapt hij de gang weer in op weg naar de trappen aan het eind, bezorgt zijn hoofd schuddend.
Het was volledig donker buiten tegen de tijd dat James over het terrein liep, op weg naar het Apollo Landhuis. Het gebied was vrijwel uitgestorven, verlicht door de gebruikelijke lantarens en de gloed van licht van de andere huizen. Er glansde licht vanaf de grote bol toen James langs een vijver liep. Stoppend zag hij dat het de Octosfeer was. Deze draaide langzaam, glimmend in het maanlicht en zijn zachte bijna onhoorbare brommen veroorzakend. James fronste in het duister ernaar, denkend.
Professor Magnussen had de Octosfeer gemaakt, zijn eerste poging om alles tegelijk te lezen in het universum, en op die manier voorspellen – en te beheersen— van de toekomst. Iedereen geloofde dat Magnussen daar uiteindelijk in geslaagd was op een zekere manier: Ze geloofden dat hij ontsnapt was naar de Wereld Tussen de Werelden zo voor altijd deze dimentie verlatend. James kende de waarheid echter. Magnussen was neergeslagen uit wraak voor de daden die hij had uitgevoerd, in najagen van zijn afschuwelijke plan. Hij zou eens hebben kunnen lopen in de Wereld Tussen de Werelden, zoals hij had beweerd in het Weerweergever visioen, maar hij was daar niet terecht gekomen. Zoals Coenraad van der Beek eens had gezegd tijdens de lessen vorig jaar, de krijger die alleen maar geloofd in de grootheid van zijn magie zal struikelen over de kleinste steen. Magnussen was ontzettend arrogant geweest, en was gestruikeld over de kleinste steen die je je voor kunt stellen – een ter grote van een enkele Dreuzelkogel.
Het daagde bij James, dat hij zelf zich bijna had bemoeid met die realiteit. Hij was uit zijn schuilplaats gesprongen in de steeg, toverstok in de hand, klaar om met Magnussen te duelleren in plaats van te kijken hoe hij een Dreuzelman doodde, William. Als hij maar een seconde eerder tussenbeide was gekomen, zou hij waarschijnlijk Heleen onderbroken hebben tijdens het richten van haar pistool. Wat zou er dan gebeurd zijn? Zou Magnussen hem verslagen hebben? Zouden James, Ralph en Daan op een of andere manier hebben gezegevierd en Heleen gered hebben van de daad hem neer te schieten? Hoe zou dat de geschiedenis hebben beïnvloed, en de levens van iedereen? James schudde zijn hoofd en er liep een rilling over zijn ruggengraat. Professor Plank had gelijk: het was angstig om de weerslag van deze dingen te overwegen. James zelf had bijna de geschiedenis veranderd, en op een zeer drastische manier. Op een of andere manier wist hij dat het het beste was dat hij dat niet had gedaan – dat zijn inmenging een fractie seconde te laat was geweest. Misschien was het niet de beste realiteit dat Heleen, Magnussen had neer geschoten en gedood, maar James was er zeker van dat als de dingen anders waren gelopen, het uiteindelijk veel erger was geweest.
Maar hoe was het nu? Was hij, James, zich opnieuw aan het inmengen? Zijn eigen moeder en vader hadden hem gewaarschuwd om zich niet meer in geweldige avonturen te gooien. Zelfs Lorretje de kat leek zijn waarschuwingen aangeboden te hebben, eerst voorstellend dat ze naar het Igor Huis zouden rennen, en toen verschijnend in het Archief, kennelijk waarschuwend om voorzichtig te zijn over het bekijken van de Weerweergever’s visioenen van professor Magnussen. Had James aandacht gehad voor deze waarschuwingen? Hij had dit in het begin wel geprobeerd. Maar toch, hoe kon hij toestaan dat Petra naar de gevangenis zou gaan voor iets dat ze waarschijnlijk niet gedaan had? Was het niet zijn verantwoordelijkheid haar te helpen? Of, tenminste, te doen wat hij kon om de waarheid te onthullen over wat er echt gebeurt was die nacht, toen de Kluis der Lotsbestemmingen was aangevallen? Er zijn geen makkelijke antwoorden , had professor Plank gezegd. James schudde langzaam zijn hoofd, wetend dat de professor gelijk had. Hij haalde diep adem en zakte neer op de lage rand die rond het water van de Octosfeer lag. De grote zwarte bol draaide hypnotiserend, zacht brommend.
‘Zeg me Octosfeer,’ zei James zacht, starend naar de grote stenen vorm, ‘ben ik het verkeerde aan het doen? Zou ik het niet beter kunnen laten voor wat het is?’
De bol bleef ronddraaien, alsof hij niet van plan was zo’n vage vraag te beantwoorden. Toen echter, begon hij te vertragen. Wazige letters zwommen omhoog uit de modderige diepte. James boog zich dichterbij en vernauwde zijn ogen terwijl de woorden zich vormden, zacht glanzend in het maanlicht.
BETER VERTEL IK JOU DAT NU NIET.
James fronste. Hij wist dat de Octosfeer er berucht om stond om nooit helpende antwoorden te geven, maar er werd altijd verwacht dat hij het juiste antwoord zou geven, ongeacht hoe onbegrijpelijk. Hij besloot het opnieuw te proberen, maar meer precies te zijn.
‘Goed dan,’ zei hij. ‘Zal ik ervoor zorgen dat er iets vreselijks gebeurt door het helpen van Petra?’
Onmiddellijk vervaagden de witte woorden op het oppervlak van de bol. Hij begon weer te draaien, eerst langzaam, en toen sneller, zo dat het water omhoog kroop langs de zijkant van de sfeer, en terug stroomde in druppelende stroompjes. Uiteindelijk, na bijna een minuut, begon de bol weer te vertragen. Vage vormen zwommen er diep in, langzaam oplossend. James leunde nog dichterbij, kijkend hoe de letters naar het oppervlak dreven, als van een zeer diepe donkere bron.
DAT ZUL JIJ NIET.
James las de woorden een aantal keer, en haalde toen opgelucht adem. Misschien waren de verhalen over de Octosfeer verkeerd. Uiteindelijk was dit een duidelijk antwoord, zowel behulpzaam als direct. Zolang het waar was, dan was er niets om je zorgen te maken. En volgens Daan waren de antwoorden van de Octosfeer altijd waar, ondanks het feit dat ze niet logisch waren.
James rilde opnieuw, en voelde een frisse wind glijden over het terrein, en ruisen door de bomen. Hij stond op en vervolgde zijn weg naar het Apollo Landhuis, met een hernieuwd gevoel over zijn missie, hoewel hij niet precies wist wat hij hierna moest doen. Noch hij, Ralph of Daan kenden de locatie van het Nexus Gordijn, of de bedoeling van Magnussen’s overgebleven raadsel. Toch, hij had tenminste het gevoel wat meer vertouwen te hebben, dat ze niet alles zouden ruïneren zelfs als ze het allemaal uit zouden knobbelen.
In de duisternis achter hem, begonnen de gloeiende woorden langzaam weg te zakken in de diepte van de Octosfeer, en deze begon weer te draaien, langzaam, weer beginnend met zijn brommen. Niemand was er om te zien dat het woord “Jij” bijna een minuut zichtbaar bleef nadat de andere woorden waren weggezonken, bijna alsof het een soort speciale, geheime nadruk had.
Tenslotte vertelt de Octosfeer altijd de waarheid. Maar het wasnooitbehulpzaam.

 

Op de derde Zaterdag in April, gingen James, Daan en Ralph op weg naar de bibliotheek in de Toren van Kunst, ogenschijnlijk om huiswerk te maken, maar ook in de hoop een nieuwe aanwijzing te onderzoeken voor het Rowbitz raadsel.
De bibliotheek bezette de ruimte onder het hoger gelegen museum, en nam dezelfde ruimte in die gelijk stond met drie volle etages, met duizelingwekkende hoge boekenplanken en rollende ladders, lange gepolijste tafels voorzien van groene Bankers Lampen, en balkonnen, trappenhuizen en overlopen. Hoog in het midden van de ruimte, vanuit vrijwel iedere hoek zichtbaar, hing een gigantische kristallen kroonluchter, zijn duizenden hangers, knipoogden regenboog prisma’s in het glinsterende kaarslicht.
Er omheen, ietwat verontrustend, vlogen boeken in alle soorten en maten als vleermuizen, flapperend met hun omslagen, hun linten van boekenleggers achter hen als de staarten van vliegers. James was al verschillende keren in de bibliotheek geweest voor hij besefte dat de vliegende boeken een onderdeel waren van het opruimsysteem van de bibliotheek. De verschillende boeken stegen zo nu en dan op van de wagentjes naast het inleverbureau, en draaiden rond de kroonluchter bijna alsof deze een rotonde was. Zo nu en dan suisden de boeken uiteindelijk terug naar beneden in de richting van de reusachtige kasten, sloten hun kaft met een zachte thump, en zochten een plaatsje tussen de anderen.
James had zo het idee dat een deel van de reden dat de boeken zoveel tijd doorbrachten met het cirkelen rond de kroon luchter, was dat ze (omdat ze magisch waren) een beetje levend waren en dol waren op het ronddollen in wat de bibliothecaris “de sorteer wolk” noemde. Het geritsel van hun pagina’s en het zachte geklap van hun kaften, terwijl de boeken rond de kroonluchter cirkelden, klonk vaag als gefluisterde gesprekken, en James vroeg zich af of de boeken deze tijd gebruikten, om in de wolk roddels uit te wisselen over de leerlingen en leerkrachten onder hen.
James bedacht dat, gelet op de manier waarop hij zijn bibliotheekboeken soms behandelde, dit geen erg geruststellende gedachte was.
‘Dit lijkt me wel erg ver gezocht,’ fluisterde Ralph terwijl ze zich neerzette aan een tafel aan de rand van een van de balkons. ‘Ik bedoel, vissen-eieren?’
Row,’ antwoordde Daan geïrriteerd. ‘Vissen-eieren worden hier row genoemd. Row-bitz? ’t Is de moeite waard om er tenminste naar te kijken. Misschien had Magnussen wel iets met aquariums of zo. Misschien verborg hij het geheim van het Nexus Gordijn in een beetje vissen voer, en voerde hij het aan zijn favoriete goudvis, die toen een baby vis kreeg… en… euh.’
James perste voorzichtig zijn lippen op elkaar. ‘Dat is wel heel ver gezocht,’ zei hij, zich aansluitend bij Ralph.
‘Ik hoor jullie twee niet met geniale ideeën komen,’ knorde Daan, een groot plaatjes boek naar zich toetrekkend. Op de voorkant ervan zat een bewegende foto van het Monster van Loch Ness, bijtend met zijn fenomenale kaken. De titel was in reliëf ingelegd met goud: “MAGISCHE VISSENenZEE LEVEN VAN DE WERELD”.
‘Ik ben zo terug,’ zei James, uit zijn stoel glijdend. ‘Ik moet op zoek naar een boek voor mijn pannen en ketels Huis Economie opstel.’
‘Hou erover op,’ kreunde Ralph met rollende ogen. ‘Ik moet een stuk schrijven van veertig centimeter over het verschil tussen cakejes en muffins.’
‘Daar moet je een expert in zijn,’ zei Daan zonder op te kijken van zijn boek. ‘Je hebt er van elk drie gegeten tijdens het ontbijt vanmorgen.’
Ralph fronste. ‘Dat was onderzoek,’ zei hij een beetje verdedigend.
James ging de trap af naar de naar de hoofdzaal en stapte door verschillende rijen van hoge, scheve boekenkasten. De hoogste planken leken zwak te wankelen boven hem, en hun boeken dreigden van de schappen af te vallen bij de geringste aanraking.
Na verschillende afslagen, vond James tenslotte de bedoelde afdeling. Grote stoffige boeken stonden strak naast elkaar op de planken en deden het hout buigen onder hun verzamelde gewicht. Uiteindelijk, bij het eind van de gang, vond James waar hij naar op zoek was. Een complete afdeling was toegewijd aan een collectie van dikke encyclopedieën, gesorteerd op letter en onderwerp. Er leken wel duizenden boeken te zijn in deze collectie, ieder in vaal beige stof gebonden, hun ruggen bijna een halve meter lang. James strekte zijn nek om de hoogste planken te kunnen zien van de boekenkast, en trok toen een van de rijdende ladders naar zich toe. De sporten kraakten toen hij deze begon te beklimmen.
Hij stopte halverwege de ladder en strekte zich voorzichtig uit naar een speciaal boek. Een grote in reliëf geperste S versierde de bovenkant van de rug. Eronder stonden de woorden “SNYXPORIUMdoorSORDHISIUS”. Met het grote zware boek tegen zijn borst gedrukt, bewoog James zich stukje voor stukje de ladder af. Hij ging in kleermakerszit op de grond zitten onder aan de ladder, en legde het grote boek voorzichtig op zijn knieën. Na een korte pauze, opende hij het.
Het boek rook naar schimmel en stof, maar zijn bladzijden waren dik en roomzacht, alleen lichtelijk vergeeld langs de randen. Pagina vullende afbeeldingen vulde het boek langs dichte kolommen van kleine tekst.
Normaal gesproken, natuurlijk, was dit iets wat Roos opgedragen zou krijgen. Zoals Daan gezegd had, ze was als hun eigen persoonlijke onderzoeksafdeling. Met sommige dingen echter, was James terughoudend geweest om die te delen, zelfs met de mensen die het dichtst bij hem stonden. Het onderwerp wat hij nu opzocht, was een van die dingen. Hij begon zo zachtjes als mogelijk door de encyclopedie te bladeren tot hij een speciaal hoofdstuk bereikte, bijna halverwege. Hij staarde naar de woorden, zijn lippen opeen geperst tot een dunne lijn.
BEZWEERDSTER: zie bezweerder, (v) Langzaam sloeg James een pagina terug. Lichtelijk buigend over het boek begon hij te lezen.
BEZWEERDER: (z.s.nw – m) Eenvoudig gedefinieerd als een magische menselijke man, een bezweerder moet niet verward worden met een tovenaar. Terwijl beiden hoofdzakelijk worden bepaald door hun neiging tot uitspreken van spreuken, dranken maken, en het gebruik van magische voorwerpen, is er een herkenbaar verschil in de basis bron van hun krachten. Waar heksen en tovenaren gebruik maken van magische hulpbronnen in hun eigen lichaam (zie: Insintrike Magie), verzamelen bezweerders hun krachten van externe bronnen, zoals dingen laten groeien, kinetische energie reserves (oceanen), of zelfs het voorbij gaan van de tijd (zie:Element Magie,soorten en gebruik). Om deze reden zijn bezweerders (of in de Oude Taal, Besweerders) in basis veel krachtiger dan een gewone heks of tovenaar afhankelijk van hun overblijvende magische middelen van hun omgeving. Gelijktijdig, waar gewone magische personen hun krachten hetzelfde blijven, kan de kracht van een bezweerder afnemen tot het punt van totale zwakte als hij wordt afgesneden van die magische bronnen.
Het is interessant op te merken, dat in ierder opgeschreven verslag, een bezweerder alleen zijn kracht van een soort exentrieke bron ontleent. Bij voorbeeld , een bezweerder die zijn kracht haalt uit groeiende dingen zal merken dat hij aanmerkelijk verzwakt is wanneer hij geplaatst wordt in een woestijnachtig gebied. Theoretisch is dit een voorbeeld van de wet van opgeslagen krachten, die voorspeld dat absolute kracht altijd verboden zal zijn in een gebalanceerde natuurlijke wereld.
Afkomst en Uitleg: Terwijl er veel theorieën zijn over het ontstaan van bezweerders, is geen ervan onomstotelijk bewezen. Al dit soort theorieën kunnen opgedeeld worden in twee overheersende categorieën:de Toevallige en de Gewoonlijke De Toevallige theorie beweerd dat een bezweerder altijd wordt gemaakt als aan een bepaald aantal veranderlijke vereisten wordt voldaan. De meest bekende Toevallige theorie is de “zevende van de zevende zoon” aanname, welke uitsluitend beweerd dat iedere geboren zevende man van een tovenaar die zelf , een zevende geboren man is, zal zonder uitzondering een bezweerder zijn. Andere theorieën zijn veel complexer en suggereren afwijkingen in tijden van het jaar, fasen van de maan, leeftijd en geslacht van de ouders, en zelfs het aantal ramen in de maan van de geboorte van het kind. Aanhangers van de Gewoonlijke theorie,zijn gevoeliger voor een heel andere afkomst, waar er helemaal niet iets verschuldigd is aan willekeurige veranderlijken, maar aan het evenwicht van de magische wereld. Kort, de Gewoonlijke theorie stelt, dat wanneer de schalen van de kosmos een bezweerder vereisen(of om het evenwicht te behouden of deze te vernietigen) dan zal een bezweerder, uit pure noodzaak, verschijnen. Merkwaardig, een variant van de Gewoonlijke theorie voegt toe dat er nooit maar een bezweerder kan zijn. Ten einde de aantrekkingskracht van het lot onder contrôle te houden (beweerd de theorie) moet er altijd een twee eenheid zijn: of totaal geen Bezweerders of twee. Deze theorie echter, als alle anderen, is nooit bewezen of uitgesloten.
Historische Voorbeelden: Terwijl er verschillende legendarische bezweerders zijn verschenen in de kanalen van de geschiedenis, zijn er maar weinig goed beschreven zaken over het bestaan van deze personen. De best bekende en gecontrôleerde instantie is Merlijn Ambrosius, wiens krachten, geheimzinnige afkomst en legendarische verdwijnseling, de oervorm beschrijven van de klassieke bezweerder. Tijdens zijn leven stond hij bekent om verrichtingen plaats te laten vinden van zulk vernietigende natuurlijke woestheid, inclusief (maar niet beperkt tot) aardbevingen, overstromingen, orkanen, lopende bossen, en vloedgolven, dat hij wisselend werd gerespecteerd en / of belasterd door allen die hem kenden. Sinds zijn tijd ( ongeveer 935 – 980 AD) is er geen onbetwist bewijs geleverd voor nog een levende bezweerder.
Variaties – Elven, Kobolden, Bezweersters Hoewel zowel het elvensoort als het koboldensoort hun krachten ontlenen van exentrieke magische bronnen, worden zijn niet beschouwd als bezweerders (ondanks lang slepende argumenten door koboldleiders en soortgelijkheidadvocaten). Omdat kobolden en elven alleen maar een deel van, om het even welk magisch persoon, kan bevatten, voldoen ze niet aan het “Onbeperkt Magische Uitdrukking Vereiste” (gesteld door het Magisch Kenmerken Telling van 1177) voor de bezweerders Status.
In tegenstelling, er bestaat een volhardende theorie die beweerd dat het bestaan van bezweerders duidt, door logische noodzaak, op de mogelijkheid van een bezweerdster – dit is een vrouw wiens bron van kracht exentriek is en die in staat is om onbegrensde uitingen van die exentrieke bron op kan roepen, gebaseerd op diens beschikbaarheid. Ondanks dit, is er geen onweerlegbaar voorbeeld van zo een persoon ooit bevestigt.
James liet het boek zakken en leunde langzaam achteruit, waardoor zijn hoofd tegen de boekenplank achter hem stootte. Gedurende verschillende seconden staarde hij alleen maar omhoog, langs het ravijn van overvolle boekenkasten, naar de boeken die nog altijd stil flapperden door de hoogte van de bibliotheek, vliegend naar hun planken.
Het was volslagen logisch. Dat was het meest afschuwelijke deel. Het stuk in de encyclopedie was als het sluitstuk van een puzzel, degene die de aparte delen samen bracht en de volledige puzzel vormde. Hoe ongelofelijk als het leek – hoe volledig maagdraaiend ongelofelijk als het eruit zou zien voor iedere normale toeschouwer – Petra Morgenster was… een bezweerdster.
James schudde langzaam zijn hoofd, nauwelijks in staat het feit te bevatten.
Hij herinnerde zich de eerste keer dat hij Petra ontmoet had, die eerste nacht op Zweinstein. Ted had haar aan hem voorgesteld, samen met de rest van de Gremlins. Ze had er alleen maar knap en slim uitgezien, toen, de perfecte bescherming voor de onbezonnen brutaliteit van de rest van de Gremlins. James had samen met haar lessen gevolgd dat jaar. In alle eerlijkheid, was hij begonnen, zelfs toen, om een kleine rilling van romantisch aantrekkingkracht voor haar te krijgen. Zonder twijfel was er iets unieks aan haar – iets bijzonders en iets duisters, zowel inspirerend als plechtigs. Maar toch, hoe kon dit slanke slimme meisje -- de gene met de neiging om bedachtzaam aan haar ravenzwarte haar te sabbelen, en dansende elfjes te krabbelen op de openplekken in haar leerboeken – hoe kon dat meisje mogelijk iets zijn dat zo krachtig, zo zeldzaam, en in aanvang zo beangstigend is, als een bezweerdster? Maar toch, natuurlijk, wist James, dat het waar was. Alles wees ernaar, van de geheimzinnigheid rond de laatste ochtend op de Morgenster Boerderij, en de verbazingwekkende magie die ze leek uit te kunnen voeren zonder gebruik te maken van een toverstok, tot de vreemde zilveren draad die was verschenen toen ze van de achterkant van de Gwyndomare was gevallen – opgeroepen door James, maar getrokken uit haar eigen kracht.
Merlijn was, natuurlijk, een bezweerder. Was dat waarom hij zo geïnteresseerd was in Petra? Was dat de reden dat hij zich zorgen maakte over wat ze kon doen? Was zij zijn gelijke? Zijntegenstander? James huiverder van top tot teen, en de encyclopedie viel bijna van zijn schoot. In een reflex greep hij het, en sloeg het met een zachte klap dicht.
Voor de eerste keer vroeg hij zich serieus af of Petra betrokken wasbij de aanval op de Kluis der Lotsbestemmingen. Tot nu toe was James in staat geweest zichzelf ervan te overtuigen dat zij het niet geweest kon zijn die hij gezien had die nacht, komend uit het Archief naast de griezelige vrouw in de zwarte mantels. Hij had zich overtuigd dat een truuk moest zijn geweest – iemand die Wisseldrank gebruikte bijvoorbeeld. Of zelfs eenVisum- Ineptiobezwering. Maar wat als dat allemaal niet zo was? Wat als Petra samenspande met de geheimzinnige donkere vrouw, en aldoor had gelogen over haar onschuld? Erger, wat als het Morgan deel van Petra’s hersenen, het deel dat werd beïnvloed door het laatste stukje van de essentie van Heer Voldemort, ontsnapt was van de geestelijke gevangenis die Petra ervoor had opgericht – het zwarte kasteel in haar dromen – en op een of andere manier haar had overgenomen? Wat als James, Ralph en Daan succes hadden gehad om door te breken naar de Wereld Tussen de Werelden, alleen om het onweerlegbare bewijs te vinden dat het Petra (Morgan)was die had ingebroken in de Archief Zaal, meneer Honselaar vervloekte, en toen de rode draad stal van de buitenaardse dimensie van de Kluis der Lotsbestemmingen? Wat dan? Zou het gerecht Petra naar een tovenaar gevangenis sturen? Mogelijk nog erger, zouden ze daar niet toe instaatzijn? Gedurende een helder, afschuwelijk ogenblik, kreeg James een visioen van het donker harige meisje (Petra/Morgan) die resoluut door het midden van een brede weg liep, die werd bezaaid met groene Dodende Vloeken, maar toch onaangedaan, met haar wenkbrauwen diep gefronst, haar ogen in ijskoude woede, en bliksem krakend tussen haar gekromde vingertoppen.
Ze is niet slecht , hield hij zichzelf beslist voor. Het was bijna een soort van bezweringsformule. In het diepst van zijn hart, geloofde hij het zowel, als hij er hopeloos aan twijfelde. De wrijving tussen de twee tegengestelde overtuigingen was bijna overweldigend, bijna als een brekend hart.
‘Petra is niet slecht,’ fluisterde hij, zijn ogen wijd en helder in de duisternis van de bibliotheek gang. ‘Ze is alleen…’ hij onderbrak zichzelf hijgend, beseffend wat hij wilde gaan zeggen. Plotseling, kreeg hij het heel erg koud, bijna verkleumd tot op zijn botten. Toen deze keer de encyclopedie van zijn schoot probeerde te glijden, liet James het toe. Hij merkte het nauwelijks.
Ze is niet slecht, dacht hij wanhopig. ‘Ze is alleen… foutief geïnformeerd. Als Eva, alleen foutief geïnformeerd.


‘Wat is er met jou James?’ vroeg Daan de daarop volgende Donderdag, toen de drie de Vloekologie les verlieten en op weg gingen naar een heldere, warme namiddag.
James hief zijn boeken op en kneep zijn ogen dicht tegen het zonlicht. ‘Niets. Hoezo?’
‘Je bent erg stil de laatste tijd,’ hield Daan aan. ‘Zelfs Ralph viel het op.’ Ralph knikte. ‘’s Waar. Je was niet eens bij de Drijfbal magie training laatst. Ik moest de Spitsroede zelf aanzetten. Ging ook niet zo geweldig.’
Daan lachte en sloeg Ralph op zijn schouder. ‘Dat komt omdat je nog steeds niet die monsterachtige toverstok van jou kan beteugelen. Ik hoorde dat de Spitsroede zo snel werkte, dat onderdelen ervan een soort waas waren. Was dat zo?’
‘Het team vond het niet zo leuk,’ bekende Ralph, zijn vingers door zijn haar trekkend. ‘Maar het scherpte wel hun reflexen. Ik zweer, op een ogenblik, leek het of Fluitman op twee plaatsen tegelijk was om een van de mechanische rammende armen te ontwijken.’
‘Ik ben OK,’ zuchtte James die de verbrokkelde ruïne van het Robert landhuis naderde. Hij pofte neer op een overgebleven muur, en staarde over het zonverlichte terrein. ‘Ik heb er gewoon het land dat we nog niet achter het laatste stukje zijn gekomen. Ik bedoel, we kunnen het hoefijzer niet voor eeuwig verborgen houden. Iemand gaat het op het spoor komen, en dan zijn we de sigaar.’
Daan schouderschokte en voegde zich bij James op het stuk muur. Hoog gras wuifde rond de voeten van de jongens en hingen over de zijkant. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde hij. ‘Het hoefijzer van de eenhoorn verbergen tussen de wortels van de Werpwilg was briljant. Dat hoefijzer heeft dan enorme krachtige mojo in zich, maar als dat sterker is dan de Welpwilg, eet ik een Hibba. Hiermee scoorde de Ralphinator.’
‘Het was niets,’ zei Ralph, een grijns was trots onderdrukkend. ‘Ik dacht gewoon aan ons eerste jaar, toen Delacroix de troon van Merlijn verborg op het terrein van Zweinstein omdat het de enige plek in het land was die magisch genoeg was, en beschermd genoeg, om de kracht ervan te bedekken. Als het voor haar werkte, dacht ik, dan werkt het ook voor ons.’
Daan knikte. ‘Het is een geweldig idee ongeacht wat. Ik wed dat als die ouwe Mags eraan gedacht had, hij mogelijkhadkunnen reizen naar de Wereld Tussen de Werelden, en was hij niet in een steeg neergeschoten als een cowboy in een oude Western.’
James schudde zijn hoofd, niet in staat de zorgeloze houding van zijn vrienden te delen. ‘Het is gewoon dat het me allemaal telangduurt,’ zei hij, zijn hand slaand op een steen naast hem. ‘Die idioot Codaan, de kamprechter, is bijna klaar met zijn onderzoek. Pap stuurde mij het bericht dat hij hem tegenkwam in de Kristallen Berg. Codaan vertelde hem dat hij niemand van ons achteraf hoeft te ondervragen. Zei dat hij alle informatie die hij nodig had ergens anders vandaan heeft gehaald. Dat kan maar een ding betekenen toch? Hij is klaar om zijn uitspraak te doen, en hij heeft precies dat gevonden wat hij nodig heeft om Petra te veroordelen en haar naar de gevangenis te sturen!’
‘Maar met wie kan hij dan gesproken hebben?’ vroeg Ralph, schoppend naar het gewas naast een gevallen stuk muur. ‘Alleen wij zagen wat er gebeurde. Wie anders zou hem vertellen dat het iemand was die verschrikkelijk veel op Petra leek die er daarna uit kwam? Ik bedoel, de enige twee mensen die we dat verteld hebben zijn Roos en Scorpius door de scherf. Als Codaan met hen gesproken had, zouden ze dat vast en zeker tegen ons verteld hebben.’
James fronste nors. Ralph kon gelijk hebben over Roos, maar James zelf was niet zo zeker van Scorpius. ‘Hoedanook, als we achter dat stomme raadsel willen komen, kunnen we dat beter maar snel doen. Anders heeft het geen zin, ze zullen de veroordeling uitpreken over Petra en voeren haar af, en Issy zal terecht komen in een Dreuzel pleeggezin, waarschijnlijk worden al haar herinneringen volledig Gemodificeerd.’
‘Maar we hebben alles onderzocht waar we aan konden denken,’ zei Daan, tegelijkertijd zijn wenkbrauwen en handen optillend. ‘We hebben noppes! Als het Nexus Gordijn binnen ogen van Rowbitz ligt, houd Rowbitz zijn mond goed dicht daarover.Ikheb geen ideeën meer, en ik weet uit ervaring dat dat betekend datjullie twee ook volledig droog staan.’ Hij zuchtte en schudde zijn hoofd.
‘Hee, ik ben degene die eraan dacht het hoefijzer onder de Werpwilg te verstoppen,’ herinnerde Ralph de blonde jongen, geïrriteerd fronsend. Daan haalde zijn schouders op rolde met zijn ogen.
‘Ik haat het dat we nu vast zitten,’ gromde James duister. ‘We zitten er zo dicht bij en toch zitten we compleet vast. Ik voel me als die Roberts gast, die moet leven bovenop het gezonken Aquastad, als een schipbreukeling, zo dicht bij de beschaving, maar er van afgesneden, moederziel alleen op de top met niets anders om hem gezelschap te houden dan de golven en de zeemeeuwen.’ Hij leunde voorover en kruiste zijn onderarmen op zijn knieën, nors ademhalend. Even later besefte hij dat Daan strak naar hem staarde.
Watzei je daar?’ vroeg de blonde jongen met een zachte nadrukkelijke stem.
James schouderschokte het weg. ‘Het was gewoon die gast die we ontmoette op de reis hierheen. Hij leefde helemaal bovenop Aquastad, het stukje wat opsteekt uit de oceaan als een eiland, de stad is verzonken onder het oppervlak…’
‘Nee, nee,’ zei Daan, met een scherpe blik in zijn ogen. ‘Daarvoor!Hoezei je dat hij heette?’
James keek verward naar Daan, maar het was Ralph die antwoordde. ‘Roberts?’zei hij. ‘Wat is daar mee?’
Daan’s ogen puilden uit. Hij keek verbaast heen en weer naar James en Ralph. ‘Wat is daar mee?’ riep hij uit. ‘Jezeihet net! Rowbitz! Je verteld me hier doodleuk dat de naam van die gast op dat eilandRowbitzwas?’
James keek opzij naar Ralph. ‘Wezeidenniet Rowbitz,’ antwoordde hij in de war. ‘We zeidenRoberts. Hoor je het niet?’
‘Spel het!’ beval Daan bijna trillend van opwinding.
Ralph zuchtte en spelde de naam. Daan’s ogen puilden nog verder uit.
‘’t Is jullie accent!’ zei hij, alsof hij tegen zichzelf sprak. ‘Het Engelse accent! Als jullie Roberts zeggen… klinkthet als Rowbitz.
‘Wij hebben geen accent,’ merkt Ralph koeltjes op. ‘Jullie Amerikanen wel.’
‘Snap je het niet?’ zei Daan, James hard genoeg duwend dat hij hem bijna van de muur stootte. ‘Magnussen sprak met hetzelfde accent als jullie twee doen! Hij kon nooit de afscheiding van dit land van Engeland waarderen, en bleef onveranderd op dezelfde manier praten als jullie Britten doen! Hij noemde het “des Koning’s Engels”, weet je nog?’
James ogen begonnen zich langzaam te verwijden. ‘In het Weerweergever visioen,’ zei hij, ‘toen professor Franklin de Magnussen raadsels opschreef,imiteerde hij Magnussen’s accent! We herkenden het niet, omdat professor Franklin een Amerikaan is. We hoorden het verkeerd omdat we niet in de gaten hadden dat hij de manier waarop Magnussenspraknabootste. Hij zei helemaal niet Rowbitz!’
Ralph beëindigde de gedachte voor hen allen. ‘Hij zei Roberts,’ hijgde de grote jongen zacht, kijkend naar zijn vrienden. ‘Het Nexus Gordijn… ligt binnen de ogen vanRoberts!’
De drie jongens staarden stomverbaasd naar elkaar. Langzaam draaiden ze zich alle drie naar de ruimte achter hen, kijken over de gebroken stukjes tuinmuur en de door onkruid overwoekerde trap, naar de restanten van grote voorgevel. De latei boven de deur droeg nog altijd de gegraveerde naam van de originele eigenaar. “ROBERTS”.
Direct hiervoor, versleten opstekend uit het hoge gras, net als altijd, stond het standbeeld van de man zelf, zijn strenge gezicht verweerd door de tijd, zijn toverstok losjes aan zijn zijde.
‘De ogen van Roberts,’ zei James zacht, plotseling opgewonden.
‘Het kan niet zo makkelijk zijn,’ mompelde Ralph hoofdschuddend. ‘Kan het?’
‘Maar een manier om er achter te komen,’ zei Daan, van de stenen muur afspringend en in zijn handen slaand. ‘Wadenkied’rvan Ralph? Zin om me een kontje te geven?’

 

Drie minuten later stond James in de schaduw van het standbeeld van Roberts, opkijkend naar Daan die op de schouders van Ralph stond, worstelend om bij de achterkan van het hoofd te komen.
‘Het is maar goed dat er zich een lading aarde verzameld heeft rond het voetstuk.’ kreunde Ralph. ‘Anders zouden we de bovenkant nooit bereiken.’
‘Er zitten gaten in het achterhoofd!’ riep Daan naar beneden. ‘Twee ervan, naast elkaar, zie je? Duw me eens een beetje hoger Ralph.’
‘Ik duw zo hard ik kan,’ gromde Ralph, met veel moeite op zijn tenen staand. ‘Wat zie je?’
‘Niets,’ zei Daan met een gedempte stem terwijl hij zijn gezicht tegen het achterhoofd van het standbeeld duwde. ‘De gaten gaan helemaal door het standbeeld, recht door de ogen voor zover ik kan zien. Maar er zit hier helemaal niets in.’
James fronste, dan ging hem opeens een licht op. ‘Kun je er doorheen kijken?’ riep hij omhoog. ‘Als, wat als het geheim niet precies in zijn ogen zit. Wat als, waar hij heen kijkt?’
Daan was een ogenblik stil terwijl hij de grootse moeite deed om zijn ogen op dezelfde hoogte te krijgen als de gaten in het achterhoofd van het standbeeld. Uiteindelijk schudde hij zijn hoofd.
‘Werkt niet,’ reageerde hij. ‘Het is te wazig. Ik kom op een of andere manier niet gelijk met de gaten. Het lijkt wel of ik helemaal bijziend ben.’
‘Schiet op,’ kreunde Ralph. ‘Je hakken lijken wel aambeelden. Hoe kan een magere gek zo verdraaid zwaar zijn?’
‘Wacht even!’ zei James opeens. ‘Ik heb een idee!’
Haastig liet hij zijn tas vallen en ritste hem open. Hij groef een paar seconden en haalde tenslotte iets uit de vouwen van de tas.
‘Hier,’ zei hij opspringend en zich draaiend naar Ralph. ‘Geef deze aan hem.’ ‘Je bril?’ fronste Ralph, kijkend naar het voorwerp in diens hand. ‘Meen je dat?’ ‘Het kan werken!’ hield James vol. ‘Geef nou maar aan ‘em!’
‘Laat ‘ns zei Ralph,’ riep Daan, zich uitrekkend, naar beneden. ‘Je weet maar nooit. Het wordt tijd dat James een goed idee heeft.’
Ralph rekte zich uit en gaf de bril door aan Daan. Voorzichtig strekte Daan zich weer uit, zijn arm leggend rond de nek van het standbeeld en de bril plaatsend op het stenen gezicht.
‘O,oo,’ zei hij opeens.
‘Wat!?’ riep James.
‘Ik hoorde iets kraken,’ riep de blonde jongen terug. ‘Ik denk dat ouwe Roberts een groter hoofd heeft dan jij, James. Ik denk dat ik een van je armen van je bril gebroken heb. Sorry.’
James zuchtte. ‘Ik heb nog een reserve paar,’ zei hij berustend. ‘Kun je het nu beter zien?’
Daan duwde zijn neus opnieuw tegen Roberts’ uitgehouwen hoofd. Er was een lang gespannen moment toen hij de bril aanpaste en worstelde om zelf in positie te komen. Hij was nu bijna aan het paardje rijden op de gebogen rug van het standbeeld.
‘Het werkt!’ verkondigde hij uiteindelijk. ‘Soort van.’
‘Hoe bedoel je, “soort van”?’ kreunde Ralph.
Daan paste de bril op het standbeeld opnieuw iets aan, ‘Nou,’ riep hij naar beneden, ‘Ik kan nu prima door Roberts’ ogen kijken. De bril werkt als een soort telescoop. ’t Is alleen dat er niet veel te zien is. Tenminste, niets wat erg behulpzaam is.’
‘Wat is het?’ eiste James, bijna springend van ongeduld.
‘Roberts lijkt gewoon te kijken over het terrein naar de Administratie Zaal,’ antwoordde Daan, nog altijd kijkend door het achterhoofd van het standbeeld. ‘Hij kijkt naar de voordeuren, om precies te zijn. Ze staan open, dus ik kan dwars door de hoofdgang kijken. Hee! Daar zijn Albus en Lucy! Waarschijnlijk op weg naar een vroeg avondeten.’
James schudde zijn hoofd. ‘Datkande geheime ingang naar het Nexus Gordijn niet zijn. We zijn daar al honderden keren geweest.’
‘Nou, da’s wat in de ogen van Roberts zit,’ riep Daan terug. ‘Misschien moeten we nog wat meer rondsnuffelen. Wie weet wat we kunnen—’ Hij stopte opeens en duwde zichzelf steviger tegen het achterhoofd van het beeld, lichtelijk fronsend.
Wat?’ vroeg Ralph ongeduldig. ‘Wat kunnen we wat?’
‘Wacht even,’ zei Daan. ‘Iemand opende nu de deuren aan de andere kant van de hoofdingang. Ik kan dwars door het gebouw heenkijken. Gaaf.’
James wachtte. Hij wist wat er aan de andere kant van het terrein was, achter de Administratie Zaal. Victorie Heuvel was het eerbiedwaardige huis van de winnaar van het Drijfbaltoernooi van ieder jaar. Volgens de traditie, werd de nacht van de finale de magische Mars van de Gebouwen gelopen, als het verblijf van het winnende team magisch op zou rijzen van zijn fundering, en rond het terrein zou cirkelen, om tot rust te komen op de permanente ondergrond op de top van de heuvel naast Pepperpock Landing. Helaas was Daan zelf nooit getuige geweest van de Mars van de Gebouwen, noch had iemand anders dat in de afgelopen tien jaar of zo, sinds het Weerwolf-team al een tiental jaar gemakkelijk het Drijfbal toernooi had gewonnen, en op die manier deze eervolle positie had behouden.
‘Het is alleen maar het Ares Landhuis,’ riep Daan naar beneden. ‘Ik kan er de onderkant van zien door de achterkant van de Administratie Zaal, op Victorie Heuvel.Manik haat die gasten.’
‘Is dat alles?’ vroeg Ralph buiten adem.
‘Da’s al,’ antwoordde Daan. ‘Alleen de fundering op Victorie Heuvel met dat grote grafhuis van hen er bovenop. Het enige deel wat echt zichtbaar is, is de hoeksteen met die vreemde kleine “U” erin gegraveerd.’
James fronste. ‘Vreemde kleine “U”?’
‘Jep,’ zuchtte Daan. ‘Op de hoeksteen van de permanente fundering, staat dit gekke symbool als een kleine letter “U”. Niemand weet waar het voor staat. “Universiteit” misschien? Of “U bent hier”?’
James vernauwende zijn ogen bedachtzaam. ‘Weet je zeker…’ vroeg hij langzaam, ‘dat het een “U” is?’
Hij keek omhoog naar Daan. De blonde jongen keek naar hem terug. Langzaam gingen zijn wenkbrauwen in de richting van zijn voorhoofd terwijl zijn ogen opensperde.
Ralph’s knieën protesterden. Met een ingespannen stem zei hij. ‘Dat betekend dat je nu van mijn schouders kan, ja?’

 

‘Wat willen jullie drie?’ riep een oudere Weerwolf vanaf het portiek van het Ares Landhuis toen James, Daan en Ralph naderden. James herkende de spreker als Cas Ansing, de aanvoerder van het Weerwolf Drijfbalteam.
‘Oh, we zijn alleen hier om een minuutje te baden in jullie glorie,’ antwoordde Daan vanaf het voetpad dat om Victorie Heuvel heen lag. ‘Let maar niet op ons.’ Ansing tuurde achterdochtig naar hen. ‘Wat heb je daar in die zak dan?’ ‘O dit?’ vroeg James rood wordend. Hij keek naar de zwarte fluwelen zak in zijn rechterhand. ‘Da’s niets. Alleen, euh…’
‘Het is huiswerk voor Technomanie,’ mengde Ralph zich erin. ‘Echt gevaarlijk spul. Uitsluitend experimentele magie. Ik zou er niet eens naar kijken als ik jou was.’ Ansing knikte sceptisch naar Daan. ‘Ik ken jou Wilstra. Als je denkt een grap met ons uit te halen…’
‘Ik,’ vroeg Daan, zijn gezicht vertrokken van gewonde onschuld. ‘Nooit! Wel, je moet goed weten dat dit hier James Potter is! Zijn broer Albus, is een van jullie Weerwolf broeders. We zoudennooitiets doen waardoor kleine ouwe Albus in de problemen zou komen, zouden we jongens?’ Hij keek heen en weer naar James en Ralph, die stom knikten.
‘Albus,’ sneerde Ansing. ‘Ja, onze kleine Cornelis. Ik zal hem zeggen dat je “binnen viel voor een praatje”.’
‘Jep, doe dat maar, blok-kop,’ mompelde Daan. Hij draaide zich naar James. ‘OK, kom op. Eens kijken of het past.’
‘Ik zie dat ding liever niet bij daglicht,’ zei Ralph, dichtbij blijven toen James en Daan op weg gingen naar de hoek van het Ares Landhuis, lopend langs een hoog bronzen standbeeld van een woest snauwende weerwolf, met witte amber ogen, ingelegd in zijn kop. James wist dat het standbeeld een cadeau was geweest van een oud-student, zo’n tien jaar geleden neergezet. Albus had hem verteld dat de leden van het Weerwolf Drijfbalteam ritueel over de snauwende snuit van het standbeeld wreven op iedere wedstrijddag, als ze op weg gingen naar Pepperpock Landing. James huiverde toen hij het glanzende bronzen figuur passeerde, een hekel hebbend aan die bevroren, getande grijns.
Toen de drie de hoeksteen naderde van de permanente fundering, zag James dat het een flink blok massief graniet was. Helemaal aan de bovenkant, gegraveerd net aan de rand zat de typische U-vorm.
‘Het duurt maar even Ralph,’ zei James, zich ook nogal nerveus voelend. ‘We hoeven alleen maar te kijken of het dezelfde vorm heeft. Als het hoefijzer de dimensionale sleutel is, dan kan dit het sleutelgat zijn. Als het niet zo is, dan nemen we het gewoon mee terug, en verstoppen het weer onder de Werpwilg.’
Ralph slikte. ‘Je bedoeld als het past dat we nu verder gaan naar de Wereld Tussen de Werelden?’
‘Relax Ralphinator,’ siste Daan ongeduldig. ‘We kijken alleen maar of het werkt. We komen later terug voor onze grootse entree, als alles goed gaat.’
Schichtig rondkijkend of niemand keek, liet James het zilveren hoefijzer uit de zak glijden. De drie jongens schoven bij elkaar voor de hoeksteen toen hij het naast de gegraveerde vorm hield.
‘Nou,’ zei Ralph aarzelend, ‘het past… een beetje.’
‘De gegraveerde vorm is te kort,’ zei Daan hoofdschudden. ‘De boven kant is eraf gehakt.’
James tuurde naar het hoefijzer terwijl hij het voor de gegraveerde U-vorm hield. ‘Het onderste gedeelte past precies,’ beaamde hij. ‘Het lijkt wel of de bovenkant van de hoeksteen mist.’
‘Dat is logisch,’ zei Daan. ‘Geen van de gebouwen staan op hun oorspronkelijke fundering. Elke keer als er een nieuwe Drijfbalwinnaar van het toernooi is, worden de huizen verwisseld. Ik wed dat niemand zich zelfs herinnerd welk huis hier als eerste ooit gestaan heeft.’
‘Dus als we erachter kunnen komen welk huis de bovenkant heeft van het hoefijzer,’ waagde Ralph. ‘dan weten we waar de ingang van het Nexus Gordijn is, juist?’
‘Misschien,’ zei James, het hoefijzer terug stoppend in de fluwelen zak. ‘Maar ik heb het gevoel dat de enige manier waarop de dimensionale sleutel zal werken is, als het juiste huis op de juiste fundering staat.’
Daan werd enthousiast. ‘Dat is makkelijk! Zoals Ralph zei. We moeten alleen ontdekken welk huis de rest van het hoefijzer op zijn hoeksteen heeft, en dan ervoor zorgen dat die afdeling het Drijfbaltoernooi wint. Als we geluk hebben, zal het het Hermes Landhuis zijn. Wij Zombies hebben de meeste kans dit jaar te winnen. Ik voel ‘t aan mijn water.’
James zakte ineen toen een zekerheid bij hem opkwam. Langzaam schudde hij zijn hoofd.
‘Ik denk niet,’ zei hij terneergeslagen, ‘dat het het Hermes Landhuis zal zijn.’


‘Wauw,’ zei Ralph korte tijd later, toen de jongens in de bosjes stonden voor het Bigfoot Huis. ‘Hoe wist je dat?’
‘Weet ik niet,’ antwoordde James op zijn onderlip bijtend. ‘Op een volslagen idiote manier in het logisch niet?’
Daan knikte overtuigd, zijn lippen als een streep op elkaar geperst terwijl hij staarde naar de hoeksteen van het Apollo Landhuis. Inderdaad, op de onderrand van de steen waren de twee markeringen als van de bovenkant van het zilveren hoefijzer. ‘Dus,’ zei hij opgewekt, nog steeds knikkend, ‘om het Nexus Gordijn te openen en daarmee de onschuld van onze goede vriendin Petra Morgenster te bewijzen, moet hetslechtsteDrijfbalteam sinds jaren het toernooi winnen van het beste Drijfbalteam sinds jaren. Is dat het zo’n beetje? Heb ik het bij het juiste eind?’
‘Ik ben bang van wel,’ antwoordde James nors.
Daan knikte niet meer. ‘Goed dan,’ zei hij, ‘een ding steekt als een absolute zekerheid er bovenuit.’
‘En dat is?’ vroeg Ralph een beetje aarzelend.
Daan keek ernstig naar zowel James als Ralph, en antwoordde toen, ‘Jullie hebben een grotere Spitsroede nodig.’


In de daarop volgende weken benaderde James de Bigfoot Drijfbal magische lessen met een vernieuwd enthousiasme. Ze vergrootte de Spitsroede inderdaad, en voegden er een systeem in, waar de spelers op een skrim konden gaan staan en vliegen zonder vooruit te gaan, met nagebootste wind draaien, en het belangrijkste, mechanische tegenstanders aanvallen. Met gebruik hiervan oefenden de spelers Artis Decertoin hun vlucht, leerden om midden in de lucht om te duiken, kurkentrekker draaien, horizontaal buigen, en een volledig nieuwe manoeuvre, die bekent stond als “de Val”, waarbij een speler plat op de lengte van zijn skrim viel, met de vingers gekromd om de punt, zo de kans om geraakt te worden te verkleinen, als mede hun luchtweerstand, en zich effectief te veranderen in raketten. In deze houding, was de speler in staat om zijn of haar skrim te gebruiken als een schild om spreuken af te weren, door de punt omhoog te trekken en zo de spreuken af te laten afketsen tegen de onderkant.
‘Wauw!’ juichte Guldemunt toen Jasmine een indrukwekkende vallende draairol kompleet met Hibba’s, door een groep mechanische Popan’s maakte. ‘Stakke actie meid!’
‘Ik moet bekennen James,’ zei Neuteboom hoofdschuddend, ‘ik had eerst helemaal niets met dit heleArtis Decertogedoe. Maar met de nieuwe magie die we hebben geoefend en deze krankzinnige nieuwe manoeuvres, denk ik dat we een kans maken om in het toernooi te blijven.’
‘Erin blijven m’n neus,’ riep Willem Jan met uitpuilende ogen achter zijn dikke brillenglazen. ‘We hebben een kans om te winnen! Helemaal nu de Pixies en Igor’s eruit zijn gewerkt! Alleen nog de Weerwolven, Vampieren, Zombies en wij! En we hebben onze nieuwe manoeuvres nog niet eens gebruikt!’
‘Laten we niet te zeker van onze zaak worden,’ waarschuwde James, ondanks zijn eigen voorzichtige vertrouwen. ‘Het is een ding om deze manoeuvres te doen in de Spitsroede. Het is een heel ander ding om ze te doen op de baan. Trouwens, onze volgende wedstrijd is een win of weg wedstrijd tegen de Zombies. En zij hebben geoefend in de Spitsroede net als wij, dankzij het feit dat we Daan en professor Klaverhoef nodig hadden om hem te bouwen.’
‘Ik heb ze gisteren erop zien oefenen,’ hijgde Jasmine die van haar skrim afsprong toen Ralph de Spitsroede stopte, ‘vanuit het raam op de bovenste overloop. Ze nemen het allemaal niet zo serieus. Ze gebruikten het vliegpad niet eens.’
‘Graarph,’ beaamde Mukthatch, op zijn skrim springend en sturend in positie voor zijn beurt op het pad. ‘Wurgh raffwabffle.’
‘Wat zei die?’ vroeg James achter zijn hand, aan Neuteboom.
‘Hij zei dat de zwakheid van de Zombies is, dat ze niets serieus nemen. Ze werken liever met trucjes en verrassing, dan met discipline en oefening.’
‘Wauw,’ zei Ralph knipperend. ‘Zei die dat allemaal?’
‘Zijn taal is een erg praktische,’ antwoordde Neuteboom, wijs knikkend. ‘Ik leer het al sinds de lagere school. Ze hebben honderd woorden voor vuil, maar geen voor weg. Verteld zo ongeveer alles wat je over hen moet weten, niet?’
James knikte.
Later, op de avond voor de laatste wedstrijd van de Bigfoots tegen het Zombieteam, ontmoette James, Daan in het portiek van het Hermes Landhuis. ‘Heb je geprobeerd met hen erover te praten?’ vroeg hij aan de blonde jongen, die zijn hoofd grimmig schudde.
‘Het heeft te maken met trots,’ zei Daan zachtjes, omkijken naar het huis achter hem. ‘Het Zombie-team heeft nog nooit van de Foots verloren. Dat gelijkspel met jullie vorige keer was erg genoeg. En dit is een win of weg wedstrijd! De winnaar gaat door, de verliezer naar huis! Ik kan niet gewoon zeggen, “Hee, gasten, waarom laten we de Bigfoots niet en keer winnen hè? Ik kan jullie niet zeggen waarom, maar het zorgt ervoor dat een meisje die jullie niet kennen, niet naar Fort Bedlam gestuurd wordt, en wie weet voorkomen we zelfs het universum in elkaar klapt vanwege een vermiste draad! Wadenkiedervan nou?” Sorry James, je weet dat ik aan jouw kant sta, maar er is geen kans dat die Beuker opgaat.’
James schudde gekweld zijn hoofd. ‘Kun je, zeg maar, doses van Wemel’s Suffe Serum in hun ochtend koffie gooien of zoiets? Of onzichtbare gewichten op hun skrim toveren?’
Daan keek geschokt. ‘De Zombies saboteren?’ siste hij gekrenkt. ‘Kijk maat, ik sta aan jouw kant en zo, maar de eerste regel van de Zombie afdeling is dat jenooiten te nimmer geintjes uithaalt met je eigen afdeling.’ Daan stopte en keek bedachtzaam opzij. ‘Nou, eigenlijk, is deeersteregel om altijd de kelderdeur op slot te doen zodat de grauwels ’s nachts niet stiekem naar boven kan glippen en een feestje gaat bouwen met al de andere afdelingsgrauwels.Tjonge, ze maken een verschrikkelijke troep. En eten ze? Blurp. De laatste keer was er niets over dan een doos gedroogde bloedzuigers, en een halve fles El Salsa Grenado. Maar geen geintjes uithalen met je eigen afdeling isabsoluutregel nummertwee.Zonder twijfel.’
‘Maar…!’ begon James, maar Daan onderbrak hem door een hand op te steken.
‘Sorry James. Ik kan het gewoon niet doen. Wij Zombies hebben geen geweldige moraal maar de paar die wewelhebben, koesteren we. Snappie? Jullie gasten moeten het gewoon maar van ons zien te winnen, eerlijk en braaf.’
James zuchtte diep en knikte. Toen hij zich omdraaide om te vertrekken, tikte Daan hem echter op zijn schouder.
‘Maar ik zal mijn vingers voor jullie gekruist houden,’ fluisterde hij met een halve glimlach. ‘Je kunt het. Blijf tussen Warrington en Horst hè? Ik kan je niet zeggen waarom, maar als je dat doet – tussen die twee blijven plakken als roomboter tussen twee plakken witbrood – gaat het echt goed.’ Hij knipoogde samenzweerderig en ging toen op weg naar zijn huis. Een onschuldig deuntje fluitend.
De middag van de wedstrijd was een helder en warm, wat leidde tot een zeer uitbundige opkomst van toeschouwers. De tribunes zaten stampvol mensen met zwaaiende vaandels en handgeschreven borden. Tot James’ verrassing leken er bijna evenveel Bigfoot kleuren en vaandels te zijn, als er waren van de Zombie supporters. De twee partijen verdrongen zich gemoedelijk met elkaar op de hoge borstweringen, in onderlinge wedstrijdjes met kleine vertoningen van vuurwerkspreuken in de team kleuren.
‘Dit is het, team!’ schreeuwde professor Plank toen de spelers zich om hem verzamelden op het hoge platform. Zijn stem ging bijna verloren in het gebrul van de opgetogen menigte. ‘Ik weet dat dit een win of weg wedstrijd is, maar laat je daardoor niet opjutten! We hebben een verbazingwekkend seizoen gespeeld, en ik ben trots op ieder van jullie! Doe je best, speel het eerlijk, en probeer ervan te genieten! Als we verliezen liggen we er wel uit, maar met een beter resultaat dan het Bigfoot-team in tien jaar gehaald heeft! Voor mij zijn jullie allemaal winnaars! Dus hou je hoofd recht! Klaar?’
Het team stapelde hun handen op professor Plank’s uitgestoken vuist. ‘GooOO FEET!’
Terwijl het team zich opstelde langs de rand van het platform, kwam Willem Jan naast James staan, zijn Skrim aan zijn zijde.
‘Als ik niet beter zou weten,’ mopperde hij overtuigd,’ zou ik bijna denken dat Plankverwachtdat we verliezen.’
James keek naar de jongen naast hem. Willem Jan keek op. ‘Ik zeg het alleen maar,’ schouderschokte hij.
‘Nouik verwachtdat we winnen,’ antwoordde James. ‘Denk eraan, hou een oogje op Warrington en Horst. Als ze samenkomen…’
‘Ja, ja,’ beaamde Guldemunt grimmig vanaf de andere kant van James. ‘Dan persen we ons tussen hen in, zoals Moeder Newt een Valentijnsbal begeleid.’
Een scherp fluitsignaal doorboorde de lucht van de figuur acht baan. Professor Sanders zweefde boven de middelste ring in zijn scheidsrechter gewaad, zijn fluit puilde tussen zijn tanden naar voren.
‘Hippogrief Nummer Zes,’ verkondigde Jasmine, zich afzettend van het platform voor de opwarmingsronde. De rest van het team gleed achter haar aan, samenkomend in een Hippogrief formatie.
‘Dit is het,’ riep Neuteboom serieus, terwijl hij zijn skrim liet vallen en zich klaar maakte om zich af te zetten van het platform. ‘Win of weg iedereen! Scoor of sterf!’
‘Scoor of sterf!’ galmde het bij de anderen, als was het een strijdkreet. James voegde zich erbij, met een dronken gevoel van opwinding, verwachting, en geheim vertrouwen. ‘Scoor of sterf! We gaan!’
Een minuut later blies professor Sanders lang op zijn fluit. De wedstrijd begon.


Twee uur later was het Bigfoot-team verzameld in de Kroes en Kraan, ze verdrongen zich ruw rond twee tafels die tegen elkaar waren gezet.
‘Victorie!’ riep Neuteboom, zijn Boterbier heffend. De anderen volgden zijn gebaar, er op lettend dat ze hard genoeg schreeuwden zodat de Zombies, die zich nors hadden verzameld in cabines aan de andere kant van de bar, het konden horen.
‘Victorie!’ riepen ze uitgelaten, hun bekers en schenkkannen tegen elkaar klinkend, hun drank morsend over de tafels tussen hen.
‘Dat was op het nippertje,’ bekend Guldemunt aan James toen hun gejuich overging in enthousiast gekwebbel. ‘Ik maakte me halverwege wel zorgen toen ze vier punten voor stonden.’
James knikte en haalde zijn schouders op, maar de waarheid was dat er nooit een echt benauwd moment was geweest. Een minuut voor de helft, was het Zombie-team erin geslaagd een serie snelle punten te scoren, dankzij de gecombineerde inspanning van Warrington en Horst, die, ondanks de grootste moeite van Bigfoot, erin geslaagd waren om samen te komen in een compacte formatie, waarbij ze drie Hibba’s tussen hen in hielden en beschermd werden door de rest van hun team. James had gekookt over het falen van zijn team om deze manoeuvre tegen te gaan, maar hij wist ook, dat de compacte formatie maar een keer per wedstrijd zou lukken. Het Zombie-team was toen al nerveus geworden dat ze de wedstrijd zouden kunnen gaan verliezen, en hadden zich gestort op wanhopige manoeuvres. Vijf minuten in de tweede helft had het Bigfoot-team alweer de leiding genomen. Willem Jan had Mukthatch vervangen bij het doel, waardoor Mukthatch in staat was om Warrington te schaduwen de rest van de wedstrijd, zijn aapachtige bereik en zijn intimiderende voorkomen verhinderde een herhaling van de befaamde compacte formatie, gemakkelijk. Aan het eind, gebruikmakend van een mix van spelmagie enArtis Decertobewegingen. Had het Bigfoot-team de Zombies verslagen met een klinkende score van twee-en-tachtig tegen zestig.
‘We gaan naar de finale!’ riep Neuteboom uitbundig uit, en de rest volgde, joelend en roepend, maar James had er minder vertrouwen in. Zelfs toen zijn teamgenoten juichten, keek hij in de rondte en zag een tafel naast de openhaard waar lei grijze truien en dassen van de Weerwolf afdeling overheersten. Cas Ansing zat aan het hoofd van de tafel, starend naar James met een dunne flauwe glimlach. Terwijl James keek, hief de oudere jongen zijn hand en wees met een vinger direct naar James. Hij miniekte hem te schieten en zijn mond vormde het geluidloze woord “pang”. De overige Weerwolven zagen het gebaar en wendden zich gemeen grijnzend naar James, hun samen geknepen ogen schitterden.
James zuchtte, het plezier zakte weg uit zijn hart. Jullie kunnen het gehaald hebben tot definale, kleine kwallen, leken de Weerwolfen grijnzend te zeggen, maar jullie hebben het nog niet tegen ons opgenomen, en wij komen uit een heel andere ketel gerold. Wij eten kwallen als jullie voor het ontbijt.
James keek weg, de geheimzinnige, zelfvoldane grijnzen verafschuwend. In plaats daarvan keek hij naar de Zombies aan de andere kant van de ruimte, die vechtlustig verzameld waren rond hun eigen tafels. Daan zat tussen hen, even nors kijkend, en toch, toen hij James zag, knipoogde hij en haalde flauw zijn schouders op. Net als het grijnzen van de Weerwolven, leek Daan’s gebaar boekdelen te spreken.Gefeliciteerd maat, leek de knipoog te zeggen, nu wordt het leuk. James rolde verbijsterd met zijn ogen. Zelfs Daan’s gebaren leken sarcastisch.
 

Tijdens de volgende dagen worstelden James, Daan en Ralph om een plan te maken. Zonder enige onvoorziene rampen, leek het dat de Bigfoots – verbazingwekkend genoeg – in de finale zouden spelen. Voor de meesten van het team, was het dit te hebben behaald, succes genoeg. James, natuurlijk, had een ander doel voor ogen. Het was van het grootste belang dat de Bigfoot niet alleen het Weerwolf-team te ontmoetten in de finale, maar dat ze ze zouden verslaan. Alleen dan zou het Apollo Landhuis worden verplaatst naar de victorie Heuvel, het Ares Landhuis vervangend, en zo het dimensionale sleutelgat herstellen. Maar hoe kregen ze dat voor elkaar? Het zou geholpen hebben als het Weerwolf record een paar scheurtjes vertoonde. Waar het Bigfoot-team (tot niemands grotere verrassing dan hun eigen) het voor elkaar had gekregen om vier winsten bij elkaar te schrapen en drie keer te verliezen,-- zich nauwelijks vast konden klampend aan en tweede plaats
-, was het Weerwolf-team tot op nu onverslagen. Erger nog, op een na alle Bigfoot overwinningen waren adembenemend klein geweest, met twee technische overwinningen door gelijkspel. De Weerwolven echter, hadden gemakkelijk iedere wedstrijd gedomineerd, gewoonlijk met twee cijfers, halverwege de leiding hebbend, en doorgaand om hun tweede ploeg spelers in te zetten in het laatste kwartier, terwijl de starters al het platform verlieten, afdalend naar hun kleedkamer om hun spelkleding te wisselen voor hun gewone kloffie. De regelrechte arrogantie ervan voegde belediging en irritatie toe aan de aangeslagen tegenstanders, en vormde de laatste steek van het Weerwolf spel van psychologische oorlogvoering – een spel dat alleen zij speelden met bijna griezelig gemak.
Iederteam heeft zijn zwakke plek,’ hield Daan vol, stompend op de armleuning van een van de banken in de Bigfoot speel kamer. ‘Zelfs de Wolven.’
‘Waarschijnlijk, maar niemand heeft die ooit gevonden,’ zei Ralph met een zucht. ‘Ze lijken gewoon een rotsvast spel te spelen. Geen zwakke, geen makke.’
James schudde zijn hoofd terwijl hij naar de grond keek tussen de banken in. Het gordeldier waggelde doelloos voorbij een salontafel, snuffelend aan het tapijt, met twee lege dropsodaflessen balancerend op zijn gepantserde rug. Daan ging op zitten en voegde zijn eigen lege fles aan de collectie.
‘Dat betekend niet dat ze geen zwakheid hebben,’ zei hij duister. ‘Het betekend alleen dat ze het verbergen achter die stomme arrogantie. Hun beste aanval is iedereen zo te intimideren dat ze al gewonnen hebben voor de wedstrijd begint.’
‘Misschien,’ erkende James. ‘Maar dan toch, misschien is dat hun zwakheid. Misschien zijn ze echt niet zo’n goed team dat iedereengeloofddat ze zijn. Misschien is Ansing en zijn bende erin geslaagd om iedereen te overtuigen dat de Weerwolfen zo goed zijn dat de andere teams gewoon zenuwachtig worden en het bijltje er bij neergooien. Is dat ooit bij je opgekomen?’
Daan overwoog het. ‘’t Is een theorie, dat wel,’ bekende hij. ‘Dus je zegt dat als je de Foot’s kan overtuigen dat het Weerwolf-team meer geblaf dan gebijt is, je misschien het beste wapen uit de poten van de Weerwolven kan halen?’
‘Kan geen kwaad,’ knikte Ralph. ‘Hoe dan ook, ja? Ik bedoel, intimideren kan twee kanten op werken. Als het waar is dat het Weerwolf-team de andere teams zo kan intimideren dat ze slecht spelen, dan is het ook waar dat wij ons zelf aan kunnen leren om zelfs nogbeterte spelen. Lijkt me logisch.’
Daan perste zijn lippen nadenkend op elkaar. ‘Maar je hebt meer dan woorden nodig om die gasten ervan te overtuigen dat het Weerwolf-team niet meer is dan een stel schapen in wolfkleding. Je hebt iets overtuigends nodig, iets waar ze over na kunnen denken. Een geheim wapen of zo, zelfs al is het maar een symbool.’
‘Zoals dat stomme bronzen standbeeld waar het Weerwolf-team over wrijft voor iedere wedstrijd,’ mijmerde Ralph die opgewonden werd. ‘Maar anders. Iets wat het team echt doet geloven dat ze een troefkaart achter de hand hebben.’
James dacht na, zijn ogen vernauwden zich terwijl het gordeldier onder zijn uitgestrekte benen door sukkelde, de flessen van zijn rug tikkend. Daan en Ralph keken hem aan.
‘Waar denk je aan?’ vroeg Daan, met opgetrokken wenkbrauwen.
James peinsde, ‘Ik denk dat de Weerwolven achterafweleen zwakheid hebben. Ik bedoel, naast hun zelfverzekerdheid.’
‘Wat dan?’ vroeg Ralph.
James glimlachte langzaam en een beetje gemeen. ‘Denken jullie dat er iemandop het terrein is, los van hun afdelingsmaten, die het Weerwolf-team het toernooi willen zien winnen?’
Daan blies een ademtocht door zijn dunne lippen. ‘Na een decennium van onverslagen te zijn? En na al de vernederingen die ze uitgedeeld hebben de afgelopen seizoenen? Niet waarschijnlijk. In feite, ik wed dat iedereen in de andere afdelingen dik zouden betalen om de Weerwolfen op hun donder te zien krijgen. Hoezo?’
James glimlachte nog steeds ondeugend. ‘Denk je,’ vroeg hij zachtjes, ‘dat ze zouden willen helpen om dat te laten gebeuren?’


Het plan was eenvoudig genoeg, en James bekende, ietwat onwillig, dat hij net de juiste persoon was om het voor elkaar te krijgen.
Twee jaar eerder, tijdens zijn eerste jaar op Zweinstein, had James iets over zichzelf geleerd. Hij was niet als zijn vader. Dit was geen slecht ding, eigenlijk (hoewel hij enige tijd ernstig geloofd had dat het wel zo was). Het betekende dat James andere methoden moest vinden om dingen voor elkaar te krijgen. Zijn vader, als een jonge man, was erin geslaagd om blind in de armen van het gevaar te rennen, gewoonlijk met zijn vrienden Ron en Hermelien aan zij zijde. Dit had voor hem gewerkt omdat hij, simpel gezegd, het kind van het lot was. Hij was Harry Potter, de Jongen Die Bleef Leven.
James aan de andere kant, was gewoon een jongen. Zijn pogingen om helemaal alleen om te gaan met avonturen waren nogal ellendig mislukt. Als het Bigfoot-team, was James net aan geslaagd, vaak met de minste ruimte, en altijd met hulp van mensen om hem heen. Dit had hem uiteindelijk overtuigd van de werkelijkheid over het soort persoon die hij was. Anders dan te proberen om de dingen op eigen houtje te doen als zijn vader, had James geleerd (tenminste tijdens een paar momenten) om om hulp te vragen. Dit had hij het eerst gedaan, door te vragen of de Gremlins hem, Ralph en Daan wilde helpen in het grote bezemsteel avontuur, toen ze geloofd hadden dat Tabitha’s bezem de legendarische staf van Merlijn was. Het avontuur had gefaald (wat inhield dat de bezemsteel in feite niet Merlijn’s staf geweest was), maar het had prima gewerkt als uitvoering; James was erin geslaagd de bezem te jatten, tenminste voor een paar minuten. Later, natuurlijk, had James aan Merlijn gevraagd om te helpen om af te komen van een irritante (maar gevaarlijke) Dreuzel verslaggever. Martin Premier. Dat had, ongelofelijk, bijzonder goed gewerkt. Met tegenzin had James het jaar daarop geleerd dat dit zijn lot was. Hij was niet zozeer een held, als een aanstuurde. Hij vroeg om hulp. Niet altijd natuurlijk, en waarschijnlijk niet zo vaak als hij zou moeten, maar als hij het deed, leken de dingen een stuk beter uit te pakken.
Nu, voelde hij zich er iets gemakkelijker onder. Maar toch, toen hij de eerste afdeling op zijn lijst bezocht (wat Aphrodite Hoogte was, bij het theater), ontdekte hij dat zijn taak, anders dan zijn eerdere ervaringen met het vragen om hulp, griezelig gemakkelijk was.
‘Zeker weten,’ knikte Olivia Werf, aanvoerder van het Pixie-team resoluut, waardoor haar blonde vlechten dansten. ‘Die Weerwolf dik-koppen hadden het lef om Wiekels en Augers op hun platvorm te spelen tijdens onze laatste wedstrijd. Het laatste kwartier keek professor Jackson niet eens meer! Hij keek hoe zijn spelers een oude Hibba wiekelde rond hun platform! We zullen meer doen dan onze beste spreuken met jullie delen. We zullen laten zien hoe ze te gebruiken!Dat zal die smakeloze ouwe wolven leren de Pixies te vernederen.’
Tien minuten later verliet James Aphrodite Hoogte in een soort verdoofde sufheid. Ralph liep naast hem, zijn neus begraven in een handgeschreven kladblok, de pagina’s vol met getekende illustraties, in net achterover hellend schuinschrift, met de “i” s voorzien van een punt als een hartje.
‘Wauw,’ hijgde Ralph, zonder op te kijken van de bladzijden. ‘Die Pixies zijn alleen maar leuk aan de buitenkant. Dit spul isgenadeloos.’
James knikte, maar hun werk was nog niet gedaan. Ze hadden nog drie afdelingen te bezoeken, en toch benaderde hij zijn taak met een vernieuwd doelgericht gevoel. Olivia Werf had bijna gereageerd alsof de Bigfoot spelersheneen plezier deden, dan anders om.
‘Zet ze op hun plaats,’ had ze grimmig gezegd toen ze door de grote gemberkoek voordeur van Aphrodite Hoogte liep. ‘Mep ze van hun onuitsprekelijk kleurloze grijze skrims, en zeg ze dat het van het Pixie-team is, tenminste voor een deel.’
James had, met een scheve grijns, geknikt. Dit ging veel beter dan hij had verwacht.
Aan het eind van de dag, hadden Ralph en hij de enthousiaste ondersteuning gekregen van de aanvoerders van bijna ierdere afdeling.
De Igor’s hadden toegestemd om de skrims van het Bigfoot-team een pre-spel opkikker te geven, met gebruik van een lading van technomanische betoveringen die ze hadden geformuleerd tijdens de eerdere seizoenen en wat, tot op nu, een zorgvuldig bewaakt geheim was geweest. Deze verbeteringen, beloofde de Igor aanvoerder met een licht manicale (zo niet geoefende) lach, zou de Bigfoot skrims sneller en beweeglijker maken dan wat dan ook in het Weerwolf arsenaal.
Warrington, de aanvoerder van het Zombie-team, was nog steeds gekwetst door het verlies van zijn team door de Bigfoots, maar met Daan’s aanmoediging, werd dit snel opzij gezet door de Zombies langdurige haat voor de Weerwolven. Hij stemde toe om zijn teams meest aanvallende technieken te delen met de Bigfoots, wat geen kleinigheid was, gelet op het feit dat de Zombies erin waren geslaagd om de meeste punten te scoren tegen de Weerwolven tijdens het seizoen.
James was voorbereid om Willem Jan te halen, om zeker te zijn van een gesprek met de aanvoerder van het Vampier-team, maar het bleek dat de aanvoerder Alex Harding was, de jongen die in eerste instantie had geprobeerd te voorkomen dat ze in het Erebus Kasteel zouden komen, en hij had al gehoord over de missie van James en Ralph. Hij liep op hen af, toen ze door de warme namiddag over het terrein liepen.
‘Ik hoorde dat jullie hulp zoeken van de andere afdelingen om Ansing en zijn Weerwolven te verslaan in de finale,’ zei hij zonder inleiding.
James knikte en slikte. ‘Euh, ja,’ bekende hij. ‘We contrôleerden het Bigfoot handboek en zagen dat er geen regels tegen zijn. We dachten alleen dat de andere teams, euh, zouden willen zien dat de Weerwolven uiteindelijk, na al die jaren, verslagen worden. Op een eerlijke manier natuurlijk. Niets achterbaks.’
Harding’s ogen vernauwden zich. ‘Nou, datis jammer,’ fronste hij vol afschuw. ‘Maar ik had kunnen weten dat het Bigfoot-team niet het lef hadden om ietsecht slechts te doen, om die razend makende honden op hun plek te zetten. Ik was bereid om onze meest geheime vloeken met jullie te delen. Zouden jullie dan tenminste een milde Pest Vloek willen aannemen?’
Ralph schonk hem een glimlach waar James een beetje van schrok, en sloeg toen een arm om Harding’s schouders. ‘Wist je,’ zei hij samenzweerderig, ‘dat ik uit een plaats kom die bekend staat als de Zwadderich afdeling? Pest Vervloekingen zijn een beetje onze specialiteit. Laten we praten.’
Harding grijnsde terug naar Ralph. De volgende twintig minuten spraken de drie met gedempte stemmen, rondhangend bij de glanzende Octosfeer. Tenslotte lachten zowel Harding als Ralph. Na even deed James dat, een beetje zenuwachtig, ook.
Alle afdelingen stonden nu achter hen. Met hun steun, zou het Bigfootteam nog schrikbarender zijn dan ze ooit geweest waren of ooit zouden zijn. James wist echter, dat het echte geheim van hun waarschijnlijke succes niet lag in de technomanisch-verbeterde skrims, noch de uitgebreide spelmagie, noch de Vampiers afschrikwekkende spel vloeken. Het echte geheim lag in de psychologische opkikker die deze dingen het Bigfoot-team zou geven. De hele school stond achter hen, juichte voor hen, en boden hen hun beste ondersteuning aan. Los van de leden van de Weerwolf afdeling, geloofde de hele school dat de Bigfoots het toernooi konden winnen.
Dit, meer dan al het andere, was hun geheime wapen. Voorzichtig begon James te denken dat ze het voor elkaar konden krijgen.