19.Zinloze Onthullingen
‘Ze dode hem?’ vroeg Roos de volgende dag, sprekend door de
Scherf op de muur van de slaapkamer. ‘Schoot hem dood, midden in de
straat?’ ‘Het was als iets uit een film,’ knikte Ralph nuchter.
‘Alleen in het echte leven voelt het minder opwindend. Het was
gewoon triest en schokkend… echt eindig. Het loste niet op was er
gebeurd was. Het hield alleen tegen dat er opnieuw slechte dingen
zouden gebeuren.’
‘Die arme meid,’ zei Roos, verdrietig haar hoofd schuddend.
Misschien verdiende Magnussen wat hij kreeg, maar zij moet er de
rest van haar leven mee om zien te gaan. Dat is waar rechtbanken
voor zijn.’
‘Boehoe,’ schamperde Scorpius, zittend aan het andere eind van de
bank in de Griffoendor leerlingenkamer. ‘Denk je dat een Dreuzel
rechtbank in staat zou zijn om een iemand als Magnussen te vangen
en te veroordelen? Neem je grootje in de maling. Ik heb meer
interesse in dat hoefijzer. Kom op, laat eens zien ja?’
James slikte iets weg en wendde zich naar zijn bed. Even later
haalde hij de zwart fluwelen zak onder zijn matras vandaan.
‘We hebben nog geen goede plek gevonden om het te verbergen,’ zei
hij, het trekkoord wat de zak dichthield los makend en de koude
metalen vorm in zijn hand laten glijden. ‘Als het te magisch voor
Magnussen was om het op het terrein te bewaren, dan is dat
waarschijnlijk ook voor ons het geval. Iemand zal het vast en zeker
opmerken, en komt dan rondsnuffelen om te zien wat het is.’
Hij bewoog zich naar de Scherf, en hield het hoefijzer ervoor, het
zilveren gewicht voorzichtig in zijn palm wiegend. Het metaal was
stomp en vol met hordes krassen, maar zijn vorm was onmiskenbaar.
Paarsachtig licht glansde langs de randen.
‘’t Is groter dan ik verwachtte,’ zei Roos, die de spiegel benaderd
was aan de Zweinstein Kant van de Scherf. ‘Het ziet er… zwaar uit,
lijkt het.’
‘Is ‘t ,’ bekende James. ‘Bijna alsof het van een plaats komt waar
zwaartekracht minder belangrijk is. En het gloeide ook een beetje.
Je kunt het niet zien tenzij alle lichten uit zijn en het volslagen
donker is, maar het is nu, soort van vaal paars, als het laatste
beetje zonsondergang.’
‘Ik kan de magie bijna hier voelen,’ zei Roos zachtjes. ‘Je hebt
gelijk, je moet het zeker ergens veilig verbergen.’
‘Tenminste tot we een manier vinden om het te gebruiken om naar de
Wereld Tussen de Werelden te komen,’ knikte Ralph.
‘Maardatis ons grootste probleem nu,’
zei James, zich weer omdraaiend en het hoefijzer naar zijn bed
dragend.
Aan de andere kant van de Scherf zuchtte Scorpius. ‘Ah, ja. Tot nu
toe geloofde iedereen dat die professor Magnussen was ontsnapt naar
de Nexus met behulp van zijn dimensionale sleutel. Nu we weten dat
de man eigenlijk werd gedood door een Dreuzel kogel, kun je op geen
enkele manier weten waar het Nexus Gordijn feitelijk is.’
‘En dat moest het makkelijke deel zijn,’ erkende Ralph, terug op
zijn bed vallend. ‘We dachten dat we alleen maar Magnussen hoefde
te volgen naar het Gordijn. Het hoefijzer van hem bemachtigen had
het moeilijkste moeten zijn.’
James was klaar met het wegstoppen van het hoefijzer onder zijn
matras en stond op. ‘We zijn niet volslagen achterlijk,’ zei hij
koppig. ‘We hebben nog altijd Magnusen’s andere raadsel. Degene
over het liggen van het Nexus Gordijn in de ogen van Rowbitz. Daan
is daar momenteel mee bezig, hoewel het er mager uitziet. Er zijn
niet zoveel Rowbitzen in de wereld.’
‘Ik zal aan mijn kant op zoek gaan,’ zei Roos ferm. ‘Misschien is
het achteraf geen persoon. Je weet maar nooit.’
James zuchtte. ‘Dank je Roos. We zijn blij met je hulp. Petra
ook.’
‘Ik doe dit om jou en Oom Harry te helpen de waarheid te
achterhalen James,’ zei Roos, James scherp aankijkend door de
Scherf. ‘Als het Petra helpt, is dat prima. Ik ben niet zo
overtuigd over haar als jij bent James. Sorry.’
James zuchtte opnieuw en knikte. Van achter Roos bekeek Scorpius
James, zijn eigen ogen alert, vernauwt. Scorpius was meer dan niet
overtuigd van Petra’s onschuld, wist James. Scorpius verdacht haar
er gewoon van.
Diep van binnen, ondanks zijn gevoelens dat het het
tegenovergestelde was, nam James hem dat niet kwalijk.

Terwijl de lente zich stevig neerzette over de school, bezetten
de tulpen, narcissen en leeuwenbekjes de bloembedden die verspreid
lagen over het terrein. De leeuwenbekjes, omdat ze een magische
variant waren, leunden zo nu en dan lui om, en hapten naar de dikke
bijen die zwierven over de bloembedden. De dagen werden langer en
warmer, en James had uiteindelijk zijn wintermantel opgeborgen,
blij hem te kunnen verbannen naar bovenste plank van zijn kast,
samen met zijn gala gewaden en een reserve bril, waar zijn moeder
op aangedrongen had hem mee te nemen, en die in werkelijkheid een
afdankertje van zijn vader was.
Drijfbal wedstrijden veranderden van gruwelijke, donkere en
ijskoude gebeurtenissen tot opwindende stoeipartijen in de zachte
avonden, verlicht door het roze-gouden licht van de late
zonsondergangen. Het Bigfoot-team ging door met het weigeren om uit
het toermooi gegooid te worden, door een paar wedstrijden te
winnen, en nog meer met gelijkspel te beëindigen. Gelukkig, omdat
hun gemiddelden geleidelijk aan verbeterd waren gedurende de
competitie, betekende gelijkspel vaak een technische overwinning
voor het oranje en blauwe team. Niemand verwachtte dat de Foot’s in
de finale zouden komen, maar tenminste verwachtte niemand dat ze er
gemakkelijk uitgemikt zouden worden. James was stilletjes trots op
het team en zijn eigen unieke bemoeienis ervan. Zelfs als ze toch
als aller- laatste zouden eindigen in het totale gemiddelde, zou
het niet veel schelen. Belangrijker, de andere teams respecteerden
het Bigfoot-team nu. Of, tenminste, zetten ze hen niet openlijk
voor schut.
Olivier Plank vertoonde nog altijd een koppige weerstand om hen aan
te moedigen om andere dan de meest basale magie te gebruiken
tijdens de wedstrijden. Hij stond echter wel de doorgang van de
spelmagie ontmoetingen toe, en James begon zijn mede spelers wat te
laten zien van deArtis Decertotrucjes
die hij tijdens zijn vorige jaar had geleerd in de Verweer Tegen de
Zwarte Kunsten lessen, bij professor Coenraad van der Beek.
‘Het is niet alleen de andere gast’s magie te verslaan met je eigen
magie,’ probeerde hij uit te leggen. ‘Het gaat over het verslaan
van zijn magie met jehersens, door te
weten wat hij gaat doen voor hij dat doet, en er klaar voor te
zijn.’
‘Gedachten lezen,’ fronste Guldemunt sceptisch. ‘Ik heb ooit iets
begrepen van dat idiote voodoo spul.’
‘’t Is geen voodoo,’ zei Ralph
hoofdschuddend. ‘Het is gewoon weten hoe mensen gewoonlijk
reageren, en dan raden wat ze gaan doen voor ze dat doen. Het is
makkelijker dan je denkt. Mensen zijn minder onvoorspelbaar dan je
zou denken.’
James knikte enthousiast. ‘Kijk naar de Igor’s,’ zei hij opstaand.
‘Zeg dat het het derde kwartier is, en ze staan met tien punten
achter. Je ziet drie van hun Strijders te voorschijn komen bij de
tweede bocht. Wat zijn ze van plan?’
Jasmine lachte en schudde haar hoofd. ‘Ze bereiden zich voor op een
stapel beweging. Hun hoofd Strijder heeft de Hibba, en als hij op
een of andere manier zijn grip verliest, gooit hij hem gewoon naar
achter. Op die manier heeft hij een twee man verzekering dat ze het
punt zullen scoren.’
‘ Daar heb ik het over,’ knikte James
wijzend naar haar. ‘ We hoeven niet af te wachten wat ze in zo’n
situatie gaan doen. Weweten dat dat hun
standaard handeling is, dus daar reagerenwijaleerderop door een
paar Popan’s te sturen die tussen hen in gaan vliegen voor ze in
een rij gaan.DatisArtis Decerto!’
‘Maar dat is niet alles wat het is,’ zei Willem Jan zijn hoofd
optillend. ‘Ik zag je ook die gekke acrobatische bewegingen maken
op je skrim. Je zag eruit als een van die gasten van Cirque du
Blasé.’
‘Mijn moeder nam me daar vorig jaar mee naar toe,’ onderbrak
Neuteboom. Willem Jan wendde zich naar hem. ‘Vond je het leuk?’
‘Meh,’ schouderschokte Neuteboom. ‘Als ik aan het circus denk, denk
ik aan gasten die lopen over het strakke koord, en leeuwen temmen
en piramides maken van olifanten en zo. Ik denk dan gewoonlijk niet
aan een stel gasten in maillots die aan kanten touwen draaien, en
yoga doen op vliegende tapijten.’
‘Klinkt behoorlijk interessant,’ bekende Jasmine.
Neuteboom rolde met zijn ogen. ‘Da’s omdat jij en meisje bent.’
‘Dank je voor je observatie,’ antwoordde Jasmine zuur. ‘Als
Ralphhet zegt klinkt het tenminse als
ietspositiefs.’ Ze glimlachte naar
Ralph aan de andere kant van de kamer, en die bloosde. Hij kuchte
zachtjes en keek hopeloos naar James.
‘Jep,’ knikte James, in een poging bij het onderwerp te blijven. ‘
Artis Decertogaat ook over een soort
van acrobatiek. Het is gewoon een manier om je lichaam te gebruiken
als een stuk gereedschap of een wapen of een torpedo, net wat het
beste is in een gegeven situatie. Stop beide ideeën samen, en je
weet niet alleenwat die andere gast wil
gaan doen, je brengt jezelf ook gelijk in een positie om het af te
wenden.’
‘Als, toen je tussen die Zombie Strijder en die Popan kwam bij de
laatste wedstrijd!’ riep Willem Jan, opzittend. ‘En je deed of je
de Hibba onder je arm had, zodat die Popan een zwaartekracht poel
op je mikte, maar toen draaide je op het laatste moment rond die
andere gast, precies op het juiste ogenblik, en de Popan vuurde
zijn bezwering af op zijn eigen Strijder, en ramde hem uit de baan
en toen knalde hij tegen hem aan omdat hij zo verrast was dat hij
niet eens die andere gast zagachter je,
tot jij helemaal onderste boven ging en ze beide tegen de ring
knalden als een paar blinde Rolbunders!’ Zijn ogen puilden
opgewonden uit bij die herinnering, en achterover leunend zuchtte
hij diep. ‘Dat was prachtig.’
‘Daan vond het niet zo prachtig,’ mompelde Ralph. ‘Hoewel hij wel
bekende dat het een hele strakke beweging was.’
‘Jep,’ beaamde James, knikkend naar Willem Jan. ‘Precies zo.’
‘Maar hoe oefenen wedatsoort spul?’
vroeg een andere speler, Loek Fluitman, vanuit de hoek bij het
raam.
James knikte resoluut. ‘Goeie vraag,’ erkende hij. ‘En je zult het
antwoord niet leuk vinden, maar… nou… Ralph, Daan en ik, en
professor Klaverhoef, hebben iets opgebouwd in de achtertuin. Hij
is nauwelijks zo goed als degene in Zweinstein, en Daan en
professor Klaverhoef hielpen ons alleen om het te bouwen, omdat we
ermee instemden om het Zombie-team het ook te laten gebruiken, maar
vertrouw ons, het is de beste manier omArtis
Decertote leren. Kom mee en kijk.’
James ging het team voor naar de overloop van de vierde etage, waar
ze zich samenpersten bij een raam wat uitzicht gaf op de ommuurde
achtertuin. Er was een ogenblik van gespannen, verbaasde stilte.
Tenslotte sprak Jasmine.
‘Wat is dat?’ vroeg ze met een frons.
James zuchtte over de ironie ervan. In de tuin onder hen stond een
verwarrend mechanisch wangedrocht van houten raderen, tredmolens,
stompers, zwaaiende gewichten en van toverstokken voorziene
tonnen.
‘Het wordt een spitsroede genoemd,’ verklaarde hij. ‘En het staat
op het punt je ergste vijand te worden.

De lessen op Alma Aleron die eerst uitheems en vreemd hadden
geleken, waren nu een routine en zelfs saai geworden.
James favoriete lessen waren Klokwerk Mechaniek en Geavanceerde
Vereiste Transmutatie (wat het Amerikaanse gelijke was van
Transfiguratie), Theoretische Zwaartekracht (wat nog altijd gegeven
werd door Olivier Plank), en MagiAmerikaanse Geschiedenis, met
professor Paul Bijleveld. Door zijn lange en verbazingwekkende
leven als reus in de begin dagen van wat Amerika werd, leerde de
professor veel van zijn lessen aan de hand van verhalen uit de
eerste hand. Toegegeven waren veel van de verhalen duidelijk
opgeleukt, zoals de details rond het ontstaan van de Rocky
Mountains (naar verluid, stapels van afgeschudde rotsen na het
reinigen van de zolen van de laarzen van de reus, met een
sequoiaboomstam) en het ontstaan van de Great Lakes (naar verluid
uitgegraven door de reus’ voetafdrukken, toen hij worstelde met
Baby, de gigantische blauwe os, voor de laatste pannenkoek van een
bijzonder lekker ontbijt). Een Vampier jongen had eens besloten om
professor Bijleveld’s sterke verhalen ter discussie te stellen, hem
confronterend met het feit dat hij inderdaad behoorlijk groot was,
maar dat hij nauwelijks groot genoeg was om met zijn voetafdrukken
de grote van Lake Superior te maken.
‘Was u toen groter misschien?’ vroeg de jongen, met een glimlach
die zich krulde op zijn mondhoek.
Professor Bijleveld kuchte een wuifde met zijn hand. ‘ Ik
was altijd de zelfde grootte,’ zei hij terwijl zijn donkere
ogen glinsterden. ‘Maar dewereldwas in
die tijd een stuk kleiner. Dat is een bekend feit. Vraag maar aan
professor Wraekbel.’
James had verwacht dat professor Bijleveld wist dat niemand ooit
dit zou doen, omdat ze, over het algemeen, doodsbang waren voor de
Mageografie professor, dus zijn beweringen waren vrij veilig.
Mageografie stond feitelijk bijna aan de top van James’ minst
geliefde vakken. Slechts net daarboven stond Verboden Uitvoeringen
en Vloekologie met de onuitstaanbare Pernilla Remora. Remora had,
zo leek het een beetje, een fixatie voor James en zijn beroemde
vader. Als resultaat, was haar houding naar hem een heen en weer
bewegen tussen kinderlijk voortrekken, en een stekelijke jaloersie.
James wist nooit, op een willekeurige Danderdagmiddag, of de
professor naar hem zou gebaren om dicht bij haar te komen zitten op
de voorste rij -- waar ze hem samenzweerderige knipoogjes kon geven
en razendmakende zelfingenomen klopjes op zijn hoofd – of duister
naar hem glurend, geërgerd en ongeduldig door zijn vermoedelijke
gebrek aan verwondering voor wat ze bereikt had, en haar
zelfbenoemde “duistere machten”. James’ laatste opstel was aan hem
terug gegeven met een onbegrijpelijke waardering van “INSIPID+”, in
rood erboven gekrabbeld, gevolgd door het handgeschreven
commentaar, ‘Je vertoont een kleine belofte
als je de juiste begeleiding ontvangt. Je kent mijn kantoor uren.
Kom dan.’ ‘Ze is of verliefd op je, of ze wil je
vergiftigen,’ fluisterde Daan, glurend naar het handgeschreven
bericht op James opstel. ‘En je weet nooit. Bij haar, kan het beide
zijn.’
‘Geen denken aan dat ik haar opzoek voor “juiste begeleiding”,’
siste James achter zijn hand. ‘Ik pak die “inspid plus”, voor de
rest van het jaar als dat moet.’ Vanaf de voorkant van het lokaal
vernauwde professor Remora haar ogen naar hem, haar lippen opeen
geperst in een strakke frons.
De rest van de schooljaar lessen sleepten zich voort met
verschillende gradaties van verveling, uitdaging en zo nu en dan,
eigenaardigheden. Dreuzel Bezigheid Kunde bij voorbeeld, bleek de
Alma Aleron versie te zijn van Dreuzelkunde, maar met een
specifieke nadruk op Dreuzel banen en arbeidsomstandigheden. Veel
van de lestijd werd gebruikt om te praten over de verschillen
tussen dingen als “water koeler” en “koffiepauzes”, “werkcellen”
contra “hoekkantoren”, lift etiquette, heimelijk gebruik van magie
in Dreuzel omgevingen, en hoe een gesprek te voeren over het soort
dingen waar de Dreuzels het meest in geïnteresseerd waren, zoals
Dreuzel sport, televisie en het weer. James begreep niet helemaal
het doel van de les, sinds hij van plan was om een Schouwer te
worden, net als zijn vader, maar de leerkracht, een erg dikke vrouw
met de naam Hetty Wocziak (die om een of andere reden vrijwel
altijd een roze joggingpak droeg) hield vol dat Dreuzel bezigheid
bekendheid “absoluut essentieel was voor alle heksen en tovenaren
in het huidige sociale klimaat van magie- Dreuzel verscheidenheid”.
James nam dit zuchtend aan, zichzelf plechtig belovend alles te
vergeten wat hij geleerd had zodra de examens voorbij waren.
Toverdranken les bleef een prikkelende uitdaging, ondanks het
merkbare gemis van Petra als professor Baruti’s assistent. Naast
het aanleren van de traditionele lokaal Amerikaanse vormen van
dranken maken door bezoekjes aan het oude Shackamaxon, gebruikte
Baruti veel tijd aan het voordoen van dranken technieken van veel
van de werelds magische culturen, inclusief Oriëntaalse betoverende
theeën, Afrikaanse stoombeesten, en Russische koude-soep tonicum,
de meesten ervan waren gemaakt van erg sterke heldere vloeistof,
genaamd als Stortch, waarvan bekend stond dat het ketels kon doen
smelten wanneer deze niet grondig voorgesmeerd werden met een
slijmerige laag paling spuug.
James had op een keer professor Baruti na een les benaderd, en
gevraagd hoe het ging met Petra.
‘Juffrouw Morgenster doet het heel erg goed,’ had professor Baruti
luchtig geantwoord, een van zijn zonnige glimlachen tonend. ‘Ik zie
haar meestal een maal per week. Ze mist haar vrijheid, maar haar
Frans istrès magnifique.’ James knikte.
‘Nog iets gehoord over het onderzoek met die Codaan kerel? Ik hoor
er niets over van mijn ouders. Ik denk dat ze niet willen dat ik me
er zorgen over maak, maar ik kan er wel mee omgaan.’
Baruti klakte met zijn tong en schudde afwijzend zijn hoofd. ‘Maak
je er geen zorgen over, jonge meester James. Juffrouw Morgenster
maakt zich geen zorgen! Waarom zou ze? Als er morgen problemen
zijn, brengt deze ook de oplossing.’ Hij klopte James op zijn
schouder met een van zijn grote, vleesachtige handen en James
knikte berustend.
De enige klas waar James het bijzonder mager in deed was
Rekenkunde. Geleid door een jonge professor genaamd Pommers, met
veel meer enthousiasme voor het onderwerp, dan eigenlijke
leervaardigheden. James kon de lange, gecompliceerde formules en
symbolen die gekrabbeld werden op het magische schoolbord niet in
zijn hoofd krijgen. Het resultaat was dat hij genoodzaakt was om de
zeldzame nascholingssessies bij professor Pommers in diens kantoor
op de zesde etage van de Administratie Zaal te volgen. De professor
was ontzettend geduldig met James, de begrippen keer op keer
uitleggend op een stuk perkament, terwijl James zich over het
bureau boog, zijn voorhoofd hulpeloos door zijn handen omklemt. Hij
begreep nog steeds de vergelijkingen niet, maar professor Pommers
werd zo verliefd op zijn eigen uitleg dat hij James volslagen
gebrek aan betrokkenheid niet opmerkte.
Dit mondde erin uit, dat professor Pommers al James’ huiswerk had
gemaakt terwijl James alleen maar gekeken had. Aan het eind van de
laatste sessie klopte professor Pommers James hartelijk op zijn
schouders, uitsprekend dat ze uitstekende vorderingen maakten.
James knikte schaapachtig, schouderschokte en wenste de professor
goede nacht.
Het werd donker buiten de Administratie Zaal’s hoge ramen toen
James zijn weg vervolgde naar de begane grond. Voorbij lopend langs
een paar deels geopende gehoorzaaldeuren, hoorde hij een bekende
stem. Het was professor Plank die een lezing gaf aan een publiek
van leerlingen van de hoogste klassen. James herinnerde zich dat
professor Plank het onderwerp Ethiek van Magie doceerde, waarvan
Daan had verteld dat deze “om je dood te vervelen” was. Toch was
James nieuwsgierig. Hij stopte om te luisteren, afwachtend, net op
de drempel van de geopende deuren.
‘Dus,’ zei professor Plank, draaiend naar het grote schoolbord en
met zijn toverstok ernaar wijzend, ‘de vraag om inmenging, draaien
om deze drie hoofd vragen: motief, voordeel en weerslag. Voor een
inmenging te overwegen in de zaken van onze mede Dreuzels, moeten
we ons eerlijk afvragen; Een: waarom doen we dit? Is het oprecht
ten bate van de Dreuzels? Of voor een meer egoïstische reden? Twee:
wat is dewerkelijke winstdie genoten
wordt door zo’n inmenging? Is het het risico wat het met zich
meebrengt waard? We kunnen niet oordelen naar alleen onze
gevoelens; we moeten hierop onpartijdig en eerlijk antwoorden.
Tenslotte, wat zijn al de mogelijke weerslagen op een dergelijke
actie? Zoals in het voorbeeld, als een mede tovenaar wordt
aangevallen door Dreuzel overvallers in een steeg en we verlammen
de leider in het zicht van zijn bendeleden, is de schade van die
magische onthulling het geld waard dat de aanvallers zouden kunnen
hebben gestolen? Dit is een goed voorbeeld omdat het alleen maar
gaat over geld, en daarmee makkelijker is om te overwegen. Maar dit
vergelijk kan ook te maken hebben met levens in plaats van munten.
Het is ethisch verplicht voor ons om af te vragen: wanneer we een
leven redden, maar het ongeschonden karakter van de
magische/Dreuzel werelden beschadigen voor duizenden anderen,
isdateen inmenging waard?’
‘Er zijn geen duidelijke slotbeschouwingen, maar zoals we zien in
de voorbeelden, iedere ontmoeting tussen de Dreuzel en de magische
wereld die stuk loopt op een van de afwegingen, bedreigd, op zijn
minst, het behoud van hen die erbij betrokken zijn en heeft het
vermogen de stabiliteit van onze vermengde culturen te verstoren.
Eenvoudige antwoorden zijn verleidelijk, zoals we allemaal weten –
antwoorden die vertrouwen op emotie en goede wil en de grondwaarden
van onmiddellijke gerechtigheid – maar de eenvoudige antwoorden
kunnen leiden tot verschrikkelijke gevolgen. Dit is het gewicht van
verantwoordelijkheid die wij, in tegenstelling tot onze Dreuzel
broeders, moeten dragen. Het is geen makkelijke last, maar dat
geeft ons niet het recht het van ons af te schuiven. We moeten
rekening houden met het feit, dat hoe we ons ook voelen, het
soms beter is – en een diepere
verantwoordelijkheid heeft—om niets te doen. Soms kunnen we niet
alleen op onze gevoelens vertrouwen. Soms is het hart een
leugenaar.’
James begreep niet alles wat professor Plank vertelde, maar het
laatste deel bleef bij hem hangen:Soms is het
hart een leugenaar. Petra Morgenster had iets vrijwel
hetzelfde gezegd herinnerde James zich. Maanden geleden, toen ze
toen ze gepraat hadden, vreemd genoeg, over het verhaal van Adam en
Eva. Eva had dezelfde soort last gedragen van verantwoordelijkheid
waar professor Plank over sprak – de verantwoordelijkheid om af te
vragen dat soms wat goed voelde, feitelijk precies het verkeerde
ding was om te doen.Ze was niet slecht,
had Petra die dag gezegd, toen ze naar de Werpwilg liepen onder
professor Baruti’s glimmende regenboog paraplui. Ze was alleen…foutief geïnformeerd. Ze
deed wat ze voelde wat het beste was.
Soms... is het hart een leugenaar , had
Petra hem die dag, met een plechtige blik in haar ogen vertelt. In
James’ herinnering, klonk het niet of Petra het meende. Het klonk
meer alsof ze het idee uitprobeerde, op een manier dat iemand een
schoen past, of een hoed, alleen om te zien of die paste.
Om een of andere reden deed dit James huiveren. Zonder te wachten
op het eind van de lezing van professor Plank, stapt hij de gang
weer in op weg naar de trappen aan het eind, bezorgt zijn hoofd
schuddend.
Het was volledig donker buiten tegen de tijd dat James over het
terrein liep, op weg naar het Apollo Landhuis. Het gebied was
vrijwel uitgestorven, verlicht door de gebruikelijke lantarens en
de gloed van licht van de andere huizen. Er glansde licht vanaf de
grote bol toen James langs een vijver liep. Stoppend zag hij dat
het de Octosfeer was. Deze draaide langzaam, glimmend in het
maanlicht en zijn zachte bijna onhoorbare brommen veroorzakend.
James fronste in het duister ernaar, denkend.
Professor Magnussen had de Octosfeer gemaakt, zijn eerste poging om
alles tegelijk te lezen in het universum, en op die manier
voorspellen – en te beheersen— van de toekomst. Iedereen geloofde
dat Magnussen daar uiteindelijk in geslaagd was op een zekere
manier: Ze geloofden dat hij ontsnapt was naar de Wereld Tussen de
Werelden zo voor altijd deze dimentie verlatend. James kende de
waarheid echter. Magnussen was neergeslagen uit wraak voor de daden
die hij had uitgevoerd, in najagen van zijn afschuwelijke plan. Hij
zou eens hebben kunnen lopen in de Wereld Tussen de Werelden, zoals
hij had beweerd in het Weerweergever visioen, maar hij was daar
niet terecht gekomen. Zoals Coenraad van der Beek eens had gezegd
tijdens de lessen vorig jaar, de krijger die alleen maar geloofd in
de grootheid van zijn magie zal struikelen over de kleinste steen.
Magnussen was ontzettend arrogant geweest, en was gestruikeld over
de kleinste steen die je je voor kunt stellen – een ter grote van
een enkele Dreuzelkogel.
Het daagde bij James, dat hij zelf zich bijna had bemoeid met die
realiteit. Hij was uit zijn schuilplaats gesprongen in de steeg,
toverstok in de hand, klaar om met Magnussen te duelleren in plaats
van te kijken hoe hij een Dreuzelman doodde, William. Als hij maar
een seconde eerder tussenbeide was gekomen, zou hij waarschijnlijk
Heleen onderbroken hebben tijdens het richten van haar pistool. Wat
zou er dan gebeurd zijn? Zou Magnussen hem verslagen hebben? Zouden
James, Ralph en Daan op een of andere manier hebben gezegevierd en
Heleen gered hebben van de daad hem neer te schieten? Hoe zou dat
de geschiedenis hebben beïnvloed, en de levens van iedereen? James
schudde zijn hoofd en er liep een rilling over zijn ruggengraat.
Professor Plank had gelijk: het was angstig om de weerslag van deze
dingen te overwegen. James zelf had bijna de geschiedenis
veranderd, en op een zeer drastische manier. Op een of andere
manier wist hij dat het het beste was dat hij dat niet had gedaan –
dat zijn inmenging een fractie seconde te laat was geweest.
Misschien was het niet de beste realiteit dat Heleen, Magnussen had
neer geschoten en gedood, maar James was er zeker van dat als de
dingen anders waren gelopen, het uiteindelijk veel erger was
geweest.
Maar hoe was het nu? Was hij, James, zich opnieuw aan het inmengen?
Zijn eigen moeder en vader hadden hem gewaarschuwd om zich niet
meer in geweldige avonturen te gooien. Zelfs Lorretje de kat leek
zijn waarschuwingen aangeboden te hebben, eerst voorstellend dat ze
naar het Igor Huis zouden rennen, en toen verschijnend in het
Archief, kennelijk waarschuwend om voorzichtig te zijn over het
bekijken van de Weerweergever’s visioenen van professor Magnussen.
Had James aandacht gehad voor deze waarschuwingen? Hij had dit in
het begin wel geprobeerd. Maar toch, hoe kon hij toestaan dat Petra
naar de gevangenis zou gaan voor iets dat ze waarschijnlijk niet
gedaan had? Was het niet zijn verantwoordelijkheid haar te helpen?
Of, tenminste, te doen wat hij kon om de waarheid te onthullen over
wat er echt gebeurt was die nacht, toen de Kluis der
Lotsbestemmingen was aangevallen? Er zijn geen
makkelijke antwoorden , had professor Plank gezegd. James
schudde langzaam zijn hoofd, wetend dat de professor gelijk had.
Hij haalde diep adem en zakte neer op de lage rand die rond het
water van de Octosfeer lag. De grote zwarte bol draaide
hypnotiserend, zacht brommend.
‘Zeg me Octosfeer,’ zei James zacht, starend naar de grote stenen
vorm, ‘ben ik het verkeerde aan het doen? Zou ik het niet beter
kunnen laten voor wat het is?’
De bol bleef ronddraaien, alsof hij niet van plan was zo’n vage
vraag te beantwoorden. Toen echter, begon hij te vertragen. Wazige
letters zwommen omhoog uit de modderige diepte. James boog zich
dichterbij en vernauwde zijn ogen terwijl de woorden zich vormden,
zacht glanzend in het maanlicht.
BETER VERTEL IK JOU DAT NU NIET.
James fronste. Hij wist dat de Octosfeer er berucht om stond om
nooit helpende antwoorden te geven, maar er werd altijd verwacht
dat hij het juiste antwoord zou geven, ongeacht hoe
onbegrijpelijk. Hij besloot het opnieuw te proberen, maar meer
precies te zijn.
‘Goed dan,’ zei hij. ‘Zal ik ervoor zorgen dat er iets vreselijks
gebeurt door het helpen van Petra?’
Onmiddellijk vervaagden de witte woorden op het oppervlak van de
bol. Hij begon weer te draaien, eerst langzaam, en toen sneller, zo
dat het water omhoog kroop langs de zijkant van de sfeer, en terug
stroomde in druppelende stroompjes. Uiteindelijk, na bijna een
minuut, begon de bol weer te vertragen. Vage vormen zwommen er diep
in, langzaam oplossend. James leunde nog dichterbij, kijkend hoe de
letters naar het oppervlak dreven, als van een zeer diepe donkere
bron.
DAT ZUL JIJ NIET.
James las de woorden een aantal keer, en haalde toen opgelucht
adem. Misschien waren de verhalen over de Octosfeer verkeerd.
Uiteindelijk was dit een duidelijk antwoord, zowel behulpzaam als
direct. Zolang het waar was, dan was er niets om je zorgen te
maken. En volgens Daan waren de antwoorden van de Octosfeer altijd
waar, ondanks het feit dat ze niet logisch waren.
James rilde opnieuw, en voelde een frisse wind glijden over het
terrein, en ruisen door de bomen. Hij stond op en vervolgde zijn
weg naar het Apollo Landhuis, met een hernieuwd gevoel over zijn
missie, hoewel hij niet precies wist wat hij hierna moest doen.
Noch hij, Ralph of Daan kenden de locatie van het Nexus Gordijn, of
de bedoeling van Magnussen’s overgebleven raadsel. Toch, hij had
tenminste het gevoel wat meer vertouwen te hebben, dat ze niet
alles zouden ruïneren zelfs als ze het allemaal uit zouden
knobbelen.
In de duisternis achter hem, begonnen de gloeiende woorden langzaam
weg te zakken in de diepte van de Octosfeer, en deze begon weer te
draaien, langzaam, weer beginnend met zijn brommen. Niemand was er
om te zien dat het woord “Jij” bijna een minuut zichtbaar bleef
nadat de andere woorden waren weggezonken, bijna alsof het een
soort speciale, geheime nadruk had.
Tenslotte vertelt de Octosfeer altijd de waarheid. Maar het
wasnooitbehulpzaam.

Op de derde Zaterdag in April, gingen James, Daan en Ralph op
weg naar de bibliotheek in de Toren van Kunst, ogenschijnlijk om
huiswerk te maken, maar ook in de hoop een nieuwe aanwijzing te
onderzoeken voor het Rowbitz raadsel.
De bibliotheek bezette de ruimte onder het hoger gelegen museum, en
nam dezelfde ruimte in die gelijk stond met drie volle etages, met
duizelingwekkende hoge boekenplanken en rollende ladders, lange
gepolijste tafels voorzien van groene Bankers Lampen, en balkonnen,
trappenhuizen en overlopen. Hoog in het midden van de ruimte,
vanuit vrijwel iedere hoek zichtbaar, hing een gigantische
kristallen kroonluchter, zijn duizenden hangers, knipoogden
regenboog prisma’s in het glinsterende kaarslicht.
Er omheen, ietwat verontrustend, vlogen boeken in alle soorten en
maten als vleermuizen, flapperend met hun omslagen, hun linten van
boekenleggers achter hen als de staarten van vliegers. James was al
verschillende keren in de bibliotheek geweest voor hij besefte dat
de vliegende boeken een onderdeel waren van het opruimsysteem van
de bibliotheek. De verschillende boeken stegen zo nu en dan op van
de wagentjes naast het inleverbureau, en draaiden rond de
kroonluchter bijna alsof deze een rotonde was. Zo nu en dan suisden
de boeken uiteindelijk terug naar beneden in de richting van de
reusachtige kasten, sloten hun kaft met een zachte thump, en zochten een plaatsje tussen de
anderen.
James had zo het idee dat een deel van de reden dat de boeken
zoveel tijd doorbrachten met het cirkelen rond de kroon luchter,
was dat ze (omdat ze magisch waren) een beetje levend waren en dol
waren op het ronddollen in wat de bibliothecaris “de sorteer wolk”
noemde. Het geritsel van hun pagina’s en het zachte geklap van hun
kaften, terwijl de boeken rond de kroonluchter cirkelden, klonk
vaag als gefluisterde gesprekken, en James vroeg zich af of de
boeken deze tijd gebruikten, om in de wolk roddels uit te wisselen
over de leerlingen en leerkrachten onder hen.
James bedacht dat, gelet op de manier waarop hij zijn
bibliotheekboeken soms behandelde, dit geen erg geruststellende
gedachte was.
‘Dit lijkt me wel erg ver gezocht,’ fluisterde Ralph terwijl ze
zich neerzette aan een tafel aan de rand van een van de balkons.
‘Ik bedoel, vissen-eieren?’
‘ Row,’ antwoordde Daan geïrriteerd.
‘Vissen-eieren worden hier row genoemd. Row-bitz? ’t Is de moeite waard om er tenminste
naar te kijken. Misschien had Magnussen wel iets met aquariums of
zo. Misschien verborg hij het geheim van het Nexus Gordijn in een
beetje vissen voer, en voerde hij het aan zijn favoriete goudvis,
die toen een baby vis kreeg… en… euh.’
James perste voorzichtig zijn lippen op elkaar. ‘Dat is wel heel
ver gezocht,’ zei hij, zich aansluitend bij Ralph.
‘Ik hoor jullie twee niet met geniale
ideeën komen,’ knorde Daan, een groot plaatjes boek naar zich
toetrekkend. Op de voorkant ervan zat een bewegende foto van het
Monster van Loch Ness, bijtend met zijn fenomenale kaken. De titel
was in reliëf ingelegd met goud: “MAGISCHE
VISSENenZEE LEVEN VAN DE WERELD”.
‘Ik ben zo terug,’ zei James, uit zijn stoel glijdend. ‘Ik moet op
zoek naar een boek voor mijn pannen en ketels Huis Economie
opstel.’
‘Hou erover op,’ kreunde Ralph met rollende ogen. ‘Ik moet een stuk
schrijven van veertig centimeter over het verschil tussen cakejes
en muffins.’
‘Daar moet je een expert in zijn,’ zei Daan zonder op te kijken van
zijn boek. ‘Je hebt er van elk drie gegeten tijdens het ontbijt
vanmorgen.’
Ralph fronste. ‘Dat was onderzoek,’ zei hij een beetje
verdedigend.
James ging de trap af naar de naar de hoofdzaal en stapte door
verschillende rijen van hoge, scheve boekenkasten. De hoogste
planken leken zwak te wankelen boven hem, en hun boeken dreigden
van de schappen af te vallen bij de geringste aanraking.
Na verschillende afslagen, vond James tenslotte de bedoelde
afdeling. Grote stoffige boeken stonden strak naast elkaar op de
planken en deden het hout buigen onder hun verzamelde gewicht.
Uiteindelijk, bij het eind van de gang, vond James waar hij naar op
zoek was. Een complete afdeling was toegewijd aan een collectie van
dikke encyclopedieën, gesorteerd op letter en onderwerp. Er leken
wel duizenden boeken te zijn in deze collectie, ieder in vaal beige
stof gebonden, hun ruggen bijna een halve meter lang. James strekte
zijn nek om de hoogste planken te kunnen zien van de boekenkast, en
trok toen een van de rijdende ladders naar zich toe. De sporten
kraakten toen hij deze begon te beklimmen.
Hij stopte halverwege de ladder en strekte zich voorzichtig uit
naar een speciaal boek. Een grote in reliëf geperste S versierde de
bovenkant van de rug. Eronder stonden de woorden “SNYXPORIUMdoorSORDHISIUS”. Met het grote zware boek tegen zijn
borst gedrukt, bewoog James zich stukje voor stukje de ladder af.
Hij ging in kleermakerszit op de grond zitten onder aan de ladder,
en legde het grote boek voorzichtig op zijn knieën. Na een korte
pauze, opende hij het.
Het boek rook naar schimmel en stof, maar zijn bladzijden waren dik
en roomzacht, alleen lichtelijk vergeeld langs de randen. Pagina
vullende afbeeldingen vulde het boek langs dichte kolommen van
kleine tekst.
Normaal gesproken, natuurlijk, was dit iets wat Roos opgedragen zou
krijgen. Zoals Daan gezegd had, ze was als hun eigen persoonlijke
onderzoeksafdeling. Met sommige dingen echter, was James
terughoudend geweest om die te delen, zelfs met de mensen die het
dichtst bij hem stonden. Het onderwerp wat hij nu opzocht, was een
van die dingen. Hij begon zo zachtjes als mogelijk door de
encyclopedie te bladeren tot hij een speciaal hoofdstuk bereikte,
bijna halverwege. Hij staarde naar de woorden, zijn lippen opeen
geperst tot een dunne lijn.
BEZWEERDSTER: zie
bezweerder, (v) Langzaam sloeg
James een pagina terug. Lichtelijk buigend over het boek begon hij
te lezen.
BEZWEERDER: (z.s.nw
– m) Eenvoudig gedefinieerd als een magische menselijke man,
een bezweerder moet niet verward worden met een tovenaar. Terwijl
beiden hoofdzakelijk worden bepaald door hun neiging tot uitspreken
van spreuken, dranken maken, en het gebruik van magische
voorwerpen, is er een herkenbaar verschil in de basis bron van hun
krachten. Waar heksen en tovenaren gebruik maken van magische
hulpbronnen in hun eigen lichaam (zie: Insintrike Magie), verzamelen bezweerders hun
krachten van externe bronnen, zoals dingen laten groeien,
kinetische energie reserves (oceanen), of zelfs het voorbij gaan
van de tijd (zie:Element Magie,soorten en
gebruik). Om deze reden zijn bezweerders (of in de Oude
Taal, Besweerders) in basis veel
krachtiger dan een gewone heks of tovenaar afhankelijk van hun
overblijvende magische middelen van hun omgeving. Gelijktijdig,
waar gewone magische personen hun krachten hetzelfde blijven, kan
de kracht van een bezweerder afnemen tot het punt van totale zwakte
als hij wordt afgesneden van die magische bronnen.
Het is interessant op te merken, dat in ierder opgeschreven
verslag, een bezweerder alleen zijn kracht van een soort exentrieke
bron ontleent. Bij voorbeeld , een bezweerder die zijn kracht haalt
uit groeiende dingen zal merken dat hij aanmerkelijk verzwakt is
wanneer hij geplaatst wordt in een woestijnachtig gebied.
Theoretisch is dit een voorbeeld van de wet van opgeslagen
krachten, die voorspeld dat absolute kracht altijd verboden zal
zijn in een gebalanceerde natuurlijke wereld.
Afkomst en Uitleg: Terwijl er veel
theorieën zijn over het ontstaan van bezweerders, is geen ervan
onomstotelijk bewezen. Al dit soort theorieën kunnen opgedeeld
worden in twee overheersende categorieën:de Toevallige en de Gewoonlijke De Toevallige theorie beweerd dat een
bezweerder altijd wordt gemaakt als aan een bepaald aantal
veranderlijke vereisten wordt voldaan. De meest bekende Toevallige
theorie is de “zevende van de zevende zoon” aanname, welke
uitsluitend beweerd dat iedere geboren zevende man van een tovenaar
die zelf , een zevende geboren man is, zal zonder uitzondering een
bezweerder zijn. Andere theorieën zijn veel complexer en suggereren
afwijkingen in tijden van het jaar, fasen van de maan, leeftijd en
geslacht van de ouders, en zelfs het aantal ramen in de maan van de
geboorte van het kind. Aanhangers van de Gewoonlijke theorie,zijn
gevoeliger voor een heel andere afkomst, waar er helemaal niet iets
verschuldigd is aan willekeurige veranderlijken, maar aan het
evenwicht van de magische wereld. Kort, de Gewoonlijke theorie
stelt, dat wanneer de schalen van de kosmos een bezweerder
vereisen(of om het evenwicht te behouden of deze te vernietigen)
dan zal een bezweerder, uit pure noodzaak, verschijnen.
Merkwaardig, een variant van de Gewoonlijke theorie voegt toe dat
er nooit maar een bezweerder kan zijn.
Ten einde de aantrekkingskracht van het lot onder contrôle te
houden (beweerd de theorie) moet er altijd een twee eenheid zijn:
of totaal geen Bezweerders of twee. Deze theorie echter, als alle
anderen, is nooit bewezen of uitgesloten.
Historische Voorbeelden: Terwijl er
verschillende legendarische bezweerders zijn verschenen in de
kanalen van de geschiedenis, zijn er maar weinig goed beschreven
zaken over het bestaan van deze personen. De best bekende en
gecontrôleerde instantie is Merlijn Ambrosius, wiens krachten,
geheimzinnige afkomst en legendarische verdwijnseling, de oervorm
beschrijven van de klassieke bezweerder. Tijdens zijn leven stond
hij bekent om verrichtingen plaats te laten vinden van zulk
vernietigende natuurlijke woestheid, inclusief (maar niet beperkt
tot) aardbevingen, overstromingen, orkanen, lopende bossen, en
vloedgolven, dat hij wisselend werd gerespecteerd en / of belasterd
door allen die hem kenden. Sinds zijn tijd ( ongeveer 935 – 980 AD)
is er geen onbetwist bewijs geleverd voor nog een levende
bezweerder.
Variaties – Elven, Kobolden, Bezweersters
Hoewel zowel het elvensoort als het koboldensoort hun krachten
ontlenen van exentrieke magische bronnen, worden zijn niet
beschouwd als bezweerders (ondanks lang slepende argumenten door
koboldleiders en soortgelijkheidadvocaten). Omdat kobolden en elven
alleen maar een deel van, om het even welk magisch persoon, kan
bevatten, voldoen ze niet aan het “Onbeperkt Magische Uitdrukking
Vereiste” (gesteld door het Magisch Kenmerken
Telling van 1177) voor de bezweerders Status.
In tegenstelling, er bestaat een volhardende theorie die beweerd
dat het bestaan van bezweerders duidt, door logische noodzaak, op
de mogelijkheid van een bezweerdster – dit is een vrouw wiens bron
van kracht exentriek is en die in staat is om onbegrensde uitingen
van die exentrieke bron op kan roepen, gebaseerd op diens
beschikbaarheid. Ondanks dit, is er geen onweerlegbaar voorbeeld
van zo een persoon ooit bevestigt.
James liet het boek zakken en leunde langzaam achteruit, waardoor
zijn hoofd tegen de boekenplank achter hem stootte. Gedurende
verschillende seconden staarde hij alleen maar omhoog, langs het
ravijn van overvolle boekenkasten, naar de boeken die nog altijd
stil flapperden door de hoogte van de bibliotheek, vliegend naar
hun planken.
Het was volslagen logisch. Dat was het meest afschuwelijke deel.
Het stuk in de encyclopedie was als het sluitstuk van een puzzel,
degene die de aparte delen samen bracht en de volledige puzzel
vormde. Hoe ongelofelijk als het leek – hoe volledig maagdraaiend
ongelofelijk als het eruit zou zien voor iedere normale toeschouwer
– Petra Morgenster was… een bezweerdster.
James schudde langzaam zijn hoofd, nauwelijks in staat het feit te
bevatten.
Hij herinnerde zich de eerste keer dat hij Petra ontmoet had, die
eerste nacht op Zweinstein. Ted had haar aan hem voorgesteld, samen
met de rest van de Gremlins. Ze had er alleen maar knap en slim
uitgezien, toen, de perfecte bescherming voor de onbezonnen
brutaliteit van de rest van de Gremlins. James had samen met haar
lessen gevolgd dat jaar. In alle eerlijkheid, was hij begonnen,
zelfs toen, om een kleine rilling van romantisch aantrekkingkracht
voor haar te krijgen. Zonder twijfel was er iets unieks aan haar –
iets bijzonders en iets duisters, zowel inspirerend als plechtigs.
Maar toch, hoe kon dit slanke slimme meisje -- de gene met de
neiging om bedachtzaam aan haar ravenzwarte haar te sabbelen, en
dansende elfjes te krabbelen op de openplekken in haar leerboeken –
hoe kon dat meisje mogelijk iets zijn dat zo krachtig, zo zeldzaam,
en in aanvang zo beangstigend is, als een bezweerdster? Maar toch,
natuurlijk, wist James, dat het waar was. Alles wees ernaar, van de
geheimzinnigheid rond de laatste ochtend op de Morgenster
Boerderij, en de verbazingwekkende magie die ze leek uit te kunnen
voeren zonder gebruik te maken van een toverstok, tot de vreemde
zilveren draad die was verschenen toen ze van de achterkant van de
Gwyndomare was gevallen – opgeroepen
door James, maar getrokken uit haar eigen kracht.
Merlijn was, natuurlijk, een bezweerder. Was dat waarom hij zo
geïnteresseerd was in Petra? Was dat de reden dat hij zich zorgen
maakte over wat ze kon doen? Was zij zijn gelijke? Zijntegenstander? James huiverder van top tot teen, en
de encyclopedie viel bijna van zijn schoot. In een reflex greep hij
het, en sloeg het met een zachte klap dicht.
Voor de eerste keer vroeg hij zich serieus af of Petra betrokken
wasbij de aanval op de Kluis der
Lotsbestemmingen. Tot nu toe was James in staat geweest zichzelf
ervan te overtuigen dat zij het niet geweest kon zijn die hij
gezien had die nacht, komend uit het Archief naast de griezelige
vrouw in de zwarte mantels. Hij had zich overtuigd dat een truuk
moest zijn geweest – iemand die Wisseldrank gebruikte bijvoorbeeld.
Of zelfs eenVisum- Ineptiobezwering.
Maar wat als dat allemaal niet zo was? Wat als Petra samenspande
met de geheimzinnige donkere vrouw, en aldoor had gelogen over haar
onschuld? Erger, wat als het Morgan deel van Petra’s hersenen, het
deel dat werd beïnvloed door het laatste stukje van de essentie van
Heer Voldemort, ontsnapt was van de geestelijke gevangenis die
Petra ervoor had opgericht – het zwarte kasteel in haar dromen – en
op een of andere manier haar had overgenomen? Wat als James, Ralph en Daan succes
hadden gehad om door te breken naar de Wereld Tussen de Werelden,
alleen om het onweerlegbare bewijs te vinden dat het Petra
(Morgan)was die had ingebroken in de
Archief Zaal, meneer Honselaar vervloekte, en toen de rode draad
stal van de buitenaardse dimensie van de Kluis der
Lotsbestemmingen? Wat dan? Zou het gerecht Petra naar een tovenaar
gevangenis sturen? Mogelijk nog erger, zouden ze daar niet toe
instaatzijn? Gedurende een helder,
afschuwelijk ogenblik, kreeg James een visioen van het donker
harige meisje (Petra/Morgan) die resoluut door het midden van een
brede weg liep, die werd bezaaid met groene Dodende Vloeken, maar
toch onaangedaan, met haar wenkbrauwen diep gefronst, haar ogen in
ijskoude woede, en bliksem krakend tussen haar gekromde
vingertoppen.
Ze is niet slecht , hield hij zichzelf
beslist voor. Het was bijna een soort van bezweringsformule. In het
diepst van zijn hart, geloofde hij het zowel, als hij er hopeloos
aan twijfelde. De wrijving tussen de twee tegengestelde
overtuigingen was bijna overweldigend, bijna als een brekend
hart.
‘Petra is niet slecht,’ fluisterde hij, zijn ogen wijd en helder in
de duisternis van de bibliotheek gang. ‘Ze is alleen…’ hij
onderbrak zichzelf hijgend, beseffend wat hij wilde gaan zeggen.
Plotseling, kreeg hij het heel erg koud, bijna verkleumd tot op
zijn botten. Toen deze keer de encyclopedie van zijn schoot
probeerde te glijden, liet James het toe. Hij merkte het
nauwelijks.
Ze is niet slecht, dacht hij wanhopig.
‘Ze is alleen… foutief geïnformeerd.
Als Eva, alleen foutief geïnformeerd.

‘Wat is er met jou James?’ vroeg Daan de daarop volgende
Donderdag, toen de drie de Vloekologie les verlieten en op weg
gingen naar een heldere, warme namiddag.
James hief zijn boeken op en kneep zijn ogen dicht tegen het
zonlicht. ‘Niets. Hoezo?’
‘Je bent erg stil de laatste tijd,’ hield Daan aan. ‘Zelfs Ralph
viel het op.’ Ralph knikte. ‘’s Waar. Je was niet eens bij de
Drijfbal magie training laatst. Ik moest de Spitsroede zelf
aanzetten. Ging ook niet zo geweldig.’
Daan lachte en sloeg Ralph op zijn schouder. ‘Dat komt omdat je nog
steeds niet die monsterachtige toverstok van jou kan beteugelen. Ik
hoorde dat de Spitsroede zo snel werkte, dat onderdelen ervan een
soort waas waren. Was dat zo?’
‘Het team vond het niet zo leuk,’ bekende Ralph, zijn vingers door
zijn haar trekkend. ‘Maar het scherpte wel hun reflexen. Ik zweer,
op een ogenblik, leek het of Fluitman op twee plaatsen tegelijk was
om een van de mechanische rammende armen te ontwijken.’
‘Ik ben OK,’ zuchtte James die de verbrokkelde ruïne van het Robert
landhuis naderde. Hij pofte neer op een overgebleven muur, en
staarde over het zonverlichte terrein. ‘Ik heb er gewoon het land
dat we nog niet achter het laatste stukje zijn gekomen. Ik bedoel,
we kunnen het hoefijzer niet voor eeuwig verborgen houden. Iemand
gaat het op het spoor komen, en dan zijn we de sigaar.’
Daan schouderschokte en voegde zich bij James op het stuk muur.
Hoog gras wuifde rond de voeten van de jongens en hingen over de
zijkant. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde hij. ‘Het hoefijzer van de
eenhoorn verbergen tussen de wortels van de Werpwilg was briljant.
Dat hoefijzer heeft dan enorme krachtige mojo in zich, maar als dat
sterker is dan de Welpwilg, eet ik een Hibba. Hiermee scoorde de
Ralphinator.’
‘Het was niets,’ zei Ralph, een grijns was trots onderdrukkend. ‘Ik
dacht gewoon aan ons eerste jaar, toen Delacroix de troon van
Merlijn verborg op het terrein van Zweinstein omdat het de enige
plek in het land was die magisch genoeg was, en beschermd genoeg,
om de kracht ervan te bedekken. Als het voor haar werkte, dacht ik,
dan werkt het ook voor ons.’
Daan knikte. ‘Het is een geweldig idee ongeacht wat. Ik wed dat als
die ouwe Mags eraan gedacht had, hij mogelijkhadkunnen reizen naar de Wereld Tussen de Werelden,
en was hij niet in een steeg neergeschoten als een cowboy in een
oude Western.’
James schudde zijn hoofd, niet in staat de zorgeloze houding van
zijn vrienden te delen. ‘Het is gewoon dat het me allemaal
telangduurt,’ zei hij, zijn hand slaand
op een steen naast hem. ‘Die idioot Codaan, de kamprechter, is
bijna klaar met zijn onderzoek. Pap stuurde mij het bericht dat hij
hem tegenkwam in de Kristallen Berg. Codaan vertelde hem dat hij
niemand van ons achteraf hoeft te ondervragen. Zei dat hij alle
informatie die hij nodig had ergens anders vandaan heeft gehaald.
Dat kan maar een ding betekenen toch? Hij is klaar om zijn
uitspraak te doen, en hij heeft precies dat gevonden wat hij nodig
heeft om Petra te veroordelen en haar naar de gevangenis te
sturen!’
‘Maar met wie kan hij dan gesproken hebben?’ vroeg Ralph, schoppend
naar het gewas naast een gevallen stuk muur. ‘Alleen wij zagen wat
er gebeurde. Wie anders zou hem vertellen dat het iemand was die
verschrikkelijk veel op Petra leek die er daarna uit kwam? Ik
bedoel, de enige twee mensen die we dat verteld hebben zijn Roos en
Scorpius door de scherf. Als Codaan met hen gesproken had, zouden
ze dat vast en zeker tegen ons verteld hebben.’
James fronste nors. Ralph kon gelijk hebben over Roos, maar James
zelf was niet zo zeker van Scorpius. ‘Hoedanook, als we achter dat
stomme raadsel willen komen, kunnen we dat beter maar snel doen.
Anders heeft het geen zin, ze zullen de veroordeling uitpreken over
Petra en voeren haar af, en Issy zal terecht komen in een Dreuzel
pleeggezin, waarschijnlijk worden al haar herinneringen volledig
Gemodificeerd.’
‘Maar we hebben alles onderzocht waar we aan konden denken,’ zei
Daan, tegelijkertijd zijn wenkbrauwen en handen optillend. ‘We
hebben noppes! Als het Nexus Gordijn binnen ogen van Rowbitz ligt,
houd Rowbitz zijn mond goed dicht daarover.Ikheb geen ideeën meer, en ik weet uit ervaring dat
dat betekend datjullie twee ook
volledig droog staan.’ Hij zuchtte en schudde zijn hoofd.
‘Hee, ik ben degene die eraan dacht het hoefijzer onder de Werpwilg
te verstoppen,’ herinnerde Ralph de blonde jongen, geïrriteerd
fronsend. Daan haalde zijn schouders op rolde met zijn ogen.
‘Ik haat het dat we nu vast zitten,’ gromde James duister. ‘We
zitten er zo dicht bij en toch zitten we compleet vast. Ik voel me
als die Roberts gast, die moet leven bovenop het gezonken Aquastad,
als een schipbreukeling, zo dicht bij de beschaving, maar er van
afgesneden, moederziel alleen op de top met niets anders om hem
gezelschap te houden dan de golven en de zeemeeuwen.’ Hij leunde
voorover en kruiste zijn onderarmen op zijn knieën, nors
ademhalend. Even later besefte hij dat Daan strak naar hem
staarde.
‘Watzei je daar?’ vroeg de blonde
jongen met een zachte nadrukkelijke stem.
James schouderschokte het weg. ‘Het was gewoon die gast die we
ontmoette op de reis hierheen. Hij leefde helemaal bovenop
Aquastad, het stukje wat opsteekt uit de oceaan als een eiland, de
stad is verzonken onder het oppervlak…’
‘Nee, nee,’ zei Daan, met een scherpe blik in zijn ogen.
‘Daarvoor!Hoezei je dat hij
heette?’
James keek verward naar Daan, maar het was Ralph die antwoordde.
‘Roberts?’zei hij. ‘Wat is daar mee?’
Daan’s ogen puilden uit. Hij keek verbaast heen en weer naar James
en Ralph. ‘Wat is daar mee?’ riep hij
uit. ‘Jezeihet net! Rowbitz! Je verteld
me hier doodleuk dat de naam van die gast op dat eilandRowbitzwas?’
James keek opzij naar Ralph. ‘Wezeidenniet Rowbitz,’ antwoordde hij in de war. ‘We
zeidenRoberts. Hoor je het niet?’
‘Spel het!’ beval Daan bijna trillend van opwinding.
Ralph zuchtte en spelde de naam. Daan’s ogen puilden nog verder
uit.
‘’t Is jullie accent!’ zei hij, alsof hij tegen zichzelf sprak.
‘Het Engelse accent! Als jullie Roberts zeggen… klinkthet als Rowbitz.
‘Wij hebben geen accent,’ merkt Ralph koeltjes op. ‘Jullie
Amerikanen wel.’
‘Snap je het niet?’ zei Daan, James hard genoeg duwend dat hij hem
bijna van de muur stootte. ‘Magnussen sprak met hetzelfde accent
als jullie twee doen! Hij kon nooit de afscheiding van dit land van
Engeland waarderen, en bleef onveranderd op dezelfde manier praten
als jullie Britten doen! Hij noemde het “des Koning’s Engels”, weet
je nog?’
James ogen begonnen zich langzaam te verwijden. ‘In het
Weerweergever visioen,’ zei hij, ‘toen professor Franklin de
Magnussen raadsels opschreef,imiteerde
hij Magnussen’s accent! We herkenden
het niet, omdat professor Franklin een Amerikaan is. We hoorden het
verkeerd omdat we niet in de gaten hadden dat hij de manier waarop
Magnussenspraknabootste. Hij zei
helemaal niet Rowbitz!’
Ralph beëindigde de gedachte voor hen allen. ‘Hij zei Roberts,’ hijgde de grote jongen zacht, kijkend
naar zijn vrienden. ‘Het Nexus Gordijn… ligt binnen de ogen
vanRoberts!’
De drie jongens staarden stomverbaasd naar elkaar. Langzaam
draaiden ze zich alle drie naar de ruimte achter hen, kijken over
de gebroken stukjes tuinmuur en de door onkruid overwoekerde trap,
naar de restanten van grote voorgevel. De latei boven de deur droeg
nog altijd de gegraveerde naam van de originele eigenaar.
“ROBERTS”.
Direct hiervoor, versleten opstekend uit het hoge gras, net als
altijd, stond het standbeeld van de man zelf, zijn strenge gezicht
verweerd door de tijd, zijn toverstok losjes aan zijn zijde.
‘De ogen van Roberts,’ zei James zacht, plotseling opgewonden.
‘Het kan niet zo makkelijk zijn,’ mompelde Ralph hoofdschuddend.
‘Kan het?’
‘Maar een manier om er achter te komen,’ zei Daan, van de stenen
muur afspringend en in zijn handen slaand. ‘Wadenkied’rvan Ralph?
Zin om me een kontje te geven?’

Drie minuten later stond James in de schaduw van het standbeeld
van Roberts, opkijkend naar Daan die op de schouders van Ralph
stond, worstelend om bij de achterkan van het hoofd te komen.
‘Het is maar goed dat er zich een lading aarde verzameld heeft rond
het voetstuk.’ kreunde Ralph. ‘Anders zouden we de bovenkant nooit
bereiken.’
‘Er zitten gaten in het achterhoofd!’ riep Daan naar beneden. ‘Twee
ervan, naast elkaar, zie je? Duw me eens een beetje hoger
Ralph.’
‘Ik duw zo hard ik kan,’ gromde Ralph, met veel moeite op zijn
tenen staand. ‘Wat zie je?’
‘Niets,’ zei Daan met een gedempte stem terwijl hij zijn gezicht
tegen het achterhoofd van het standbeeld duwde. ‘De gaten gaan
helemaal door het standbeeld, recht door de ogen voor zover ik kan
zien. Maar er zit hier helemaal niets in.’
James fronste, dan ging hem opeens een licht op. ‘Kun je er
doorheen kijken?’ riep hij omhoog. ‘Als, wat als het geheim niet
precies in zijn ogen zit. Wat als, waar hij heen kijkt?’
Daan was een ogenblik stil terwijl hij de grootse moeite deed om
zijn ogen op dezelfde hoogte te krijgen als de gaten in het
achterhoofd van het standbeeld. Uiteindelijk schudde hij zijn
hoofd.
‘Werkt niet,’ reageerde hij. ‘Het is te wazig. Ik kom op een of
andere manier niet gelijk met de gaten. Het lijkt wel of ik
helemaal bijziend ben.’
‘Schiet op,’ kreunde Ralph. ‘Je hakken lijken wel aambeelden. Hoe
kan een magere gek zo verdraaid zwaar zijn?’
‘Wacht even!’ zei James opeens. ‘Ik heb een idee!’
Haastig liet hij zijn tas vallen en ritste hem open. Hij groef een
paar seconden en haalde tenslotte iets uit de vouwen van de
tas.
‘Hier,’ zei hij opspringend en zich draaiend naar Ralph. ‘Geef deze
aan hem.’ ‘Je bril?’ fronste Ralph, kijkend naar het voorwerp in
diens hand. ‘Meen je dat?’ ‘Het kan werken!’ hield James vol. ‘Geef
nou maar aan ‘em!’
‘Laat ‘ns zei Ralph,’ riep Daan, zich uitrekkend, naar beneden. ‘Je
weet maar nooit. Het wordt tijd dat James een goed idee heeft.’
Ralph rekte zich uit en gaf de bril door aan Daan. Voorzichtig
strekte Daan zich weer uit, zijn arm leggend rond de nek van het
standbeeld en de bril plaatsend op het stenen gezicht.
‘O,oo,’ zei hij opeens.
‘Wat!?’ riep James.
‘Ik hoorde iets kraken,’ riep de blonde jongen terug. ‘Ik denk dat
ouwe Roberts een groter hoofd heeft dan jij, James. Ik denk dat ik
een van je armen van je bril gebroken heb. Sorry.’
James zuchtte. ‘Ik heb nog een reserve paar,’ zei hij berustend.
‘Kun je het nu beter zien?’
Daan duwde zijn neus opnieuw tegen Roberts’ uitgehouwen hoofd. Er
was een lang gespannen moment toen hij de bril aanpaste en
worstelde om zelf in positie te komen. Hij was nu bijna aan het
paardje rijden op de gebogen rug van het standbeeld.
‘Het werkt!’ verkondigde hij uiteindelijk. ‘Soort van.’
‘Hoe bedoel je, “soort van”?’ kreunde Ralph.
Daan paste de bril op het standbeeld opnieuw iets aan, ‘Nou,’ riep
hij naar beneden, ‘Ik kan nu prima door Roberts’ ogen kijken. De
bril werkt als een soort telescoop. ’t Is alleen dat er niet veel
te zien is. Tenminste, niets wat erg behulpzaam is.’
‘Wat is het?’ eiste James, bijna springend van ongeduld.
‘Roberts lijkt gewoon te kijken over het terrein naar de
Administratie Zaal,’ antwoordde Daan, nog altijd kijkend door het
achterhoofd van het standbeeld. ‘Hij kijkt naar de voordeuren, om
precies te zijn. Ze staan open, dus ik kan dwars door de hoofdgang
kijken. Hee! Daar zijn Albus en Lucy! Waarschijnlijk op weg naar
een vroeg avondeten.’
James schudde zijn hoofd. ‘Datkande
geheime ingang naar het Nexus Gordijn niet zijn. We zijn daar al
honderden keren geweest.’
‘Nou, da’s wat in de ogen van Roberts zit,’ riep Daan terug.
‘Misschien moeten we nog wat meer rondsnuffelen. Wie weet wat we
kunnen—’ Hij stopte opeens en duwde zichzelf steviger tegen het
achterhoofd van het beeld, lichtelijk fronsend.
‘Wat?’ vroeg Ralph ongeduldig. ‘Wat
kunnen we wat?’
‘Wacht even,’ zei Daan. ‘Iemand opende nu de deuren aan de andere
kant van de hoofdingang. Ik kan dwars door het gebouw heenkijken.
Gaaf.’
James wachtte. Hij wist wat er aan de andere kant van het terrein
was, achter de Administratie Zaal. Victorie Heuvel was het
eerbiedwaardige huis van de winnaar van het Drijfbaltoernooi van
ieder jaar. Volgens de traditie, werd de nacht van de finale de
magische Mars van de Gebouwen gelopen, als het verblijf van het
winnende team magisch op zou rijzen van zijn fundering, en rond het
terrein zou cirkelen, om tot rust te komen op de permanente
ondergrond op de top van de heuvel naast Pepperpock Landing. Helaas
was Daan zelf nooit getuige geweest van de Mars van de Gebouwen,
noch had iemand anders dat in de afgelopen tien jaar of zo, sinds
het Weerwolf-team al een tiental jaar gemakkelijk het Drijfbal
toernooi had gewonnen, en op die manier deze eervolle positie had
behouden.
‘Het is alleen maar het Ares Landhuis,’ riep Daan naar beneden. ‘Ik
kan er de onderkant van zien door de achterkant van de
Administratie Zaal, op Victorie Heuvel.Manik haat die gasten.’
‘Is dat alles?’ vroeg Ralph buiten adem.
‘Da’s al,’ antwoordde Daan. ‘Alleen de fundering op Victorie Heuvel
met dat grote grafhuis van hen er bovenop. Het enige deel wat echt
zichtbaar is, is de hoeksteen met die vreemde kleine “U” erin
gegraveerd.’
James fronste. ‘Vreemde kleine “U”?’
‘Jep,’ zuchtte Daan. ‘Op de hoeksteen van de permanente fundering,
staat dit gekke symbool als een kleine letter “U”. Niemand weet
waar het voor staat. “Universiteit” misschien? Of “U bent
hier”?’
James vernauwende zijn ogen bedachtzaam. ‘Weet je zeker…’ vroeg hij
langzaam, ‘dat het een “U” is?’
Hij keek omhoog naar Daan. De blonde jongen keek naar hem terug.
Langzaam gingen zijn wenkbrauwen in de richting van zijn voorhoofd
terwijl zijn ogen opensperde.
Ralph’s knieën protesterden. Met een ingespannen stem zei hij. ‘Dat
betekend dat je nu van mijn schouders kan, ja?’

‘Wat willen jullie drie?’ riep een oudere Weerwolf vanaf het
portiek van het Ares Landhuis toen James, Daan en Ralph naderden.
James herkende de spreker als Cas Ansing, de aanvoerder van het
Weerwolf Drijfbalteam.
‘Oh, we zijn alleen hier om een minuutje te baden in jullie
glorie,’ antwoordde Daan vanaf het voetpad dat om Victorie Heuvel
heen lag. ‘Let maar niet op ons.’ Ansing tuurde achterdochtig naar
hen. ‘Wat heb je daar in die zak dan?’ ‘O dit?’ vroeg James rood
wordend. Hij keek naar de zwarte fluwelen zak in zijn rechterhand.
‘Da’s niets. Alleen, euh…’
‘Het is huiswerk voor Technomanie,’ mengde Ralph zich erin. ‘Echt
gevaarlijk spul. Uitsluitend experimentele magie. Ik zou er niet
eens naar kijken als ik jou was.’ Ansing knikte sceptisch naar
Daan. ‘Ik ken jou Wilstra. Als je denkt een grap met ons uit te
halen…’
‘Ik,’ vroeg Daan, zijn gezicht vertrokken van gewonde onschuld.
‘Nooit! Wel, je moet goed weten dat dit hier James Potter is! Zijn
broer Albus, is een van jullie Weerwolf broeders. We
zoudennooitiets doen waardoor kleine
ouwe Albus in de problemen zou komen, zouden we jongens?’ Hij keek
heen en weer naar James en Ralph, die stom knikten.
‘Albus,’ sneerde Ansing. ‘Ja, onze kleine Cornelis. Ik zal hem
zeggen dat je “binnen viel voor een praatje”.’
‘Jep, doe dat maar, blok-kop,’ mompelde Daan. Hij draaide zich naar
James. ‘OK, kom op. Eens kijken of het past.’
‘Ik zie dat ding liever niet bij daglicht,’ zei Ralph, dichtbij
blijven toen James en Daan op weg gingen naar de hoek van het Ares
Landhuis, lopend langs een hoog bronzen standbeeld van een woest
snauwende weerwolf, met witte amber ogen, ingelegd in zijn kop.
James wist dat het standbeeld een cadeau was geweest van een
oud-student, zo’n tien jaar geleden neergezet. Albus had hem
verteld dat de leden van het Weerwolf Drijfbalteam ritueel over de
snauwende snuit van het standbeeld wreven op iedere wedstrijddag,
als ze op weg gingen naar Pepperpock Landing. James huiverde toen
hij het glanzende bronzen figuur passeerde, een hekel hebbend aan
die bevroren, getande grijns.
Toen de drie de hoeksteen naderde van de permanente fundering, zag
James dat het een flink blok massief graniet was. Helemaal aan de
bovenkant, gegraveerd net aan de rand zat de typische U-vorm.
‘Het duurt maar even Ralph,’ zei James, zich ook nogal nerveus
voelend. ‘We hoeven alleen maar te kijken of het dezelfde vorm
heeft. Als het hoefijzer de dimensionale sleutel is, dan kan dit
het sleutelgat zijn. Als het niet zo is, dan nemen we het gewoon
mee terug, en verstoppen het weer onder de Werpwilg.’
Ralph slikte. ‘Je bedoeld als het past dat we nu verder gaan naar
de Wereld Tussen de Werelden?’
‘Relax Ralphinator,’ siste Daan ongeduldig. ‘We kijken alleen maar
of het werkt. We komen later terug voor onze grootse entree, als
alles goed gaat.’
Schichtig rondkijkend of niemand keek, liet James het zilveren
hoefijzer uit de zak glijden. De drie jongens schoven bij elkaar
voor de hoeksteen toen hij het naast de gegraveerde vorm hield.
‘Nou,’ zei Ralph aarzelend, ‘het past… een beetje.’
‘De gegraveerde vorm is te kort,’ zei Daan hoofdschudden. ‘De boven
kant is eraf gehakt.’
James tuurde naar het hoefijzer terwijl hij het voor de gegraveerde
U-vorm hield. ‘Het onderste gedeelte past precies,’ beaamde hij.
‘Het lijkt wel of de bovenkant van de hoeksteen mist.’
‘Dat is logisch,’ zei Daan. ‘Geen van de gebouwen staan op hun
oorspronkelijke fundering. Elke keer als er een nieuwe
Drijfbalwinnaar van het toernooi is, worden de huizen verwisseld.
Ik wed dat niemand zich zelfs herinnerd welk huis hier als eerste
ooit gestaan heeft.’
‘Dus als we erachter kunnen komen welk huis de bovenkant heeft van
het hoefijzer,’ waagde Ralph. ‘dan weten we waar de ingang van het
Nexus Gordijn is, juist?’
‘Misschien,’ zei James, het hoefijzer terug stoppend in de fluwelen
zak. ‘Maar ik heb het gevoel dat de enige manier waarop de
dimensionale sleutel zal werken is, als het juiste huis op de
juiste fundering staat.’
Daan werd enthousiast. ‘Dat is makkelijk! Zoals Ralph zei. We
moeten alleen ontdekken welk huis de rest van het hoefijzer op zijn
hoeksteen heeft, en dan ervoor zorgen dat die afdeling het
Drijfbaltoernooi wint. Als we geluk hebben, zal het het Hermes
Landhuis zijn. Wij Zombies hebben de meeste kans dit jaar te
winnen. Ik voel ‘t aan mijn water.’
James zakte ineen toen een zekerheid bij hem opkwam. Langzaam
schudde hij zijn hoofd.
‘Ik denk niet,’ zei hij terneergeslagen, ‘dat het het Hermes
Landhuis zal zijn.’

‘Wauw,’ zei Ralph korte tijd later, toen de jongens in de bosjes
stonden voor het Bigfoot Huis. ‘Hoe wist je dat?’
‘Weet ik niet,’ antwoordde James op zijn onderlip bijtend. ‘Op een
volslagen idiote manier in het logisch niet?’
Daan knikte overtuigd, zijn lippen als een streep op elkaar geperst
terwijl hij staarde naar de hoeksteen van het Apollo Landhuis.
Inderdaad, op de onderrand van de steen waren de twee markeringen
als van de bovenkant van het zilveren hoefijzer. ‘Dus,’ zei hij
opgewekt, nog steeds knikkend, ‘om het Nexus Gordijn te openen en
daarmee de onschuld van onze goede vriendin Petra Morgenster te
bewijzen, moet hetslechtsteDrijfbalteam
sinds jaren het toernooi winnen van het beste Drijfbalteam sinds
jaren. Is dat het zo’n beetje? Heb ik het bij het juiste eind?’
‘Ik ben bang van wel,’ antwoordde James nors.
Daan knikte niet meer. ‘Goed dan,’ zei hij, ‘een ding steekt als
een absolute zekerheid er bovenuit.’
‘En dat is?’ vroeg Ralph een beetje aarzelend.
Daan keek ernstig naar zowel James als Ralph, en antwoordde toen,
‘Jullie hebben een grotere Spitsroede nodig.’

In de daarop volgende weken benaderde James de Bigfoot Drijfbal
magische lessen met een vernieuwd enthousiasme. Ze vergrootte de
Spitsroede inderdaad, en voegden er een systeem in, waar de spelers
op een skrim konden gaan staan en vliegen zonder vooruit te gaan,
met nagebootste wind draaien, en het belangrijkste, mechanische
tegenstanders aanvallen. Met gebruik hiervan oefenden de spelers
Artis Decertoin hun vlucht, leerden om
midden in de lucht om te duiken, kurkentrekker draaien, horizontaal
buigen, en een volledig nieuwe manoeuvre, die bekent stond als “de
Val”, waarbij een speler plat op de lengte van zijn skrim viel, met
de vingers gekromd om de punt, zo de kans om geraakt te worden te
verkleinen, als mede hun luchtweerstand, en zich effectief te
veranderen in raketten. In deze houding, was de speler in staat om
zijn of haar skrim te gebruiken als een schild om spreuken af te
weren, door de punt omhoog te trekken en zo de spreuken af te laten
afketsen tegen de onderkant.
‘Wauw!’ juichte Guldemunt toen Jasmine een indrukwekkende vallende
draairol kompleet met Hibba’s, door een groep mechanische Popan’s
maakte. ‘Stakke actie meid!’
‘Ik moet bekennen James,’ zei Neuteboom hoofdschuddend, ‘ik had
eerst helemaal niets met dit heleArtis
Decertogedoe. Maar met de nieuwe magie die we hebben
geoefend en deze krankzinnige nieuwe manoeuvres, denk ik dat we een
kans maken om in het toernooi te blijven.’
‘Erin blijven m’n neus,’ riep Willem Jan met uitpuilende ogen
achter zijn dikke brillenglazen. ‘We hebben een kans om te winnen!
Helemaal nu de Pixies en Igor’s eruit zijn gewerkt! Alleen nog de
Weerwolven, Vampieren, Zombies en wij! En we hebben onze nieuwe
manoeuvres nog niet eens gebruikt!’
‘Laten we niet te zeker van onze zaak worden,’ waarschuwde James,
ondanks zijn eigen voorzichtige vertrouwen. ‘Het is een ding om
deze manoeuvres te doen in de Spitsroede. Het is een heel ander
ding om ze te doen op de baan. Trouwens, onze volgende wedstrijd is
een win of weg wedstrijd tegen de Zombies. En zij hebben geoefend
in de Spitsroede net als wij, dankzij het feit dat we Daan en
professor Klaverhoef nodig hadden om hem te bouwen.’
‘Ik heb ze gisteren erop zien oefenen,’ hijgde Jasmine die van haar
skrim afsprong toen Ralph de Spitsroede stopte, ‘vanuit het raam op
de bovenste overloop. Ze nemen het allemaal niet zo serieus. Ze
gebruikten het vliegpad niet eens.’
‘Graarph,’ beaamde Mukthatch, op zijn skrim springend en sturend in
positie voor zijn beurt op het pad. ‘Wurgh raffwabffle.’
‘Wat zei die?’ vroeg James achter zijn hand, aan Neuteboom.
‘Hij zei dat de zwakheid van de Zombies is, dat ze niets serieus
nemen. Ze werken liever met trucjes en verrassing, dan met
discipline en oefening.’
‘Wauw,’ zei Ralph knipperend. ‘Zei die dat allemaal?’
‘Zijn taal is een erg praktische,’ antwoordde Neuteboom, wijs
knikkend. ‘Ik leer het al sinds de lagere school. Ze hebben honderd
woorden voor vuil, maar geen voor weg. Verteld zo ongeveer alles
wat je over hen moet weten, niet?’
James knikte.
Later, op de avond voor de laatste wedstrijd van de Bigfoots tegen
het Zombieteam, ontmoette James, Daan in het portiek van het Hermes
Landhuis. ‘Heb je geprobeerd met hen erover te praten?’ vroeg hij
aan de blonde jongen, die zijn hoofd grimmig schudde.
‘Het heeft te maken met trots,’ zei Daan zachtjes, omkijken naar
het huis achter hem. ‘Het Zombie-team heeft nog nooit van de Foots
verloren. Dat gelijkspel met jullie vorige keer was erg genoeg. En
dit is een win of weg wedstrijd! De winnaar gaat door, de verliezer
naar huis! Ik kan niet gewoon zeggen, “Hee, gasten, waarom laten we
de Bigfoots niet en keer winnen hè? Ik kan jullie niet zeggen
waarom, maar het zorgt ervoor dat een meisje die jullie niet
kennen, niet naar Fort Bedlam gestuurd wordt, en wie weet voorkomen
we zelfs het universum in elkaar klapt vanwege een vermiste draad!
Wadenkiedervan nou?” Sorry James, je weet dat ik aan jouw kant sta,
maar er is geen kans dat die Beuker opgaat.’
James schudde gekweld zijn hoofd. ‘Kun je, zeg maar, doses van
Wemel’s Suffe Serum in hun ochtend koffie gooien of zoiets? Of
onzichtbare gewichten op hun skrim toveren?’
Daan keek geschokt. ‘De Zombies saboteren?’ siste hij gekrenkt. ‘Kijk maat, ik sta
aan jouw kant en zo, maar de eerste regel van de Zombie afdeling is
dat jenooiten te nimmer geintjes
uithaalt met je eigen afdeling.’ Daan stopte en keek bedachtzaam
opzij. ‘Nou, eigenlijk, is deeersteregel om altijd de kelderdeur op slot te doen
zodat de grauwels ’s nachts niet stiekem naar boven kan glippen en
een feestje gaat bouwen met al de andere
afdelingsgrauwels.Tjonge, ze maken een
verschrikkelijke troep. En eten ze? Blurp. De laatste keer was er
niets over dan een doos gedroogde bloedzuigers, en een halve fles
El Salsa Grenado. Maar geen geintjes uithalen met je eigen afdeling
isabsoluutregel nummertwee.Zonder twijfel.’
‘Maar…!’ begon James, maar Daan onderbrak hem door een hand op te
steken.
‘Sorry James. Ik kan het gewoon niet doen. Wij Zombies hebben geen
geweldige moraal maar de paar die wewelhebben, koesteren we. Snappie? Jullie gasten
moeten het gewoon maar van ons zien te winnen, eerlijk en
braaf.’
James zuchtte diep en knikte. Toen hij zich omdraaide om te
vertrekken, tikte Daan hem echter op zijn schouder.
‘Maar ik zal mijn vingers voor jullie gekruist houden,’ fluisterde
hij met een halve glimlach. ‘Je kunt het. Blijf tussen Warrington
en Horst hè? Ik kan je niet zeggen waarom, maar als je dat doet –
tussen die twee blijven plakken als roomboter tussen twee plakken
witbrood – gaat het echt goed.’ Hij knipoogde samenzweerderig en
ging toen op weg naar zijn huis. Een onschuldig deuntje
fluitend.
De middag van de wedstrijd was een helder en warm, wat leidde tot
een zeer uitbundige opkomst van toeschouwers. De tribunes zaten
stampvol mensen met zwaaiende vaandels en handgeschreven borden.
Tot James’ verrassing leken er bijna evenveel Bigfoot kleuren en
vaandels te zijn, als er waren van de Zombie supporters. De twee
partijen verdrongen zich gemoedelijk met elkaar op de hoge
borstweringen, in onderlinge wedstrijdjes met kleine vertoningen
van vuurwerkspreuken in de team kleuren.
‘Dit is het, team!’ schreeuwde professor Plank toen de spelers zich
om hem verzamelden op het hoge platform. Zijn stem ging bijna
verloren in het gebrul van de opgetogen menigte. ‘Ik weet dat dit
een win of weg wedstrijd is, maar laat je daardoor niet opjutten!
We hebben een verbazingwekkend seizoen gespeeld, en ik ben trots op
ieder van jullie! Doe je best, speel het eerlijk, en probeer ervan
te genieten! Als we verliezen liggen we er wel uit, maar met een
beter resultaat dan het Bigfoot-team in tien jaar gehaald heeft!
Voor mij zijn jullie allemaal winnaars! Dus hou je hoofd recht!
Klaar?’
Het team stapelde hun handen op professor Plank’s uitgestoken
vuist. ‘GooOO FEET!’
Terwijl het team zich opstelde langs de rand van het platform, kwam
Willem Jan naast James staan, zijn Skrim aan zijn zijde.
‘Als ik niet beter zou weten,’ mopperde hij overtuigd,’ zou ik
bijna denken dat Plankverwachtdat we
verliezen.’
James keek naar de jongen naast hem. Willem Jan keek op. ‘Ik zeg
het alleen maar,’ schouderschokte hij.
‘Nouik verwachtdat we winnen,’
antwoordde James. ‘Denk eraan, hou een oogje op Warrington en
Horst. Als ze samenkomen…’
‘Ja, ja,’ beaamde Guldemunt grimmig vanaf de andere kant van James.
‘Dan persen we ons tussen hen in, zoals Moeder Newt een
Valentijnsbal begeleid.’
Een scherp fluitsignaal doorboorde de lucht van de figuur acht
baan. Professor Sanders zweefde boven de middelste ring in zijn
scheidsrechter gewaad, zijn fluit puilde tussen zijn tanden naar
voren.
‘Hippogrief Nummer Zes,’ verkondigde Jasmine, zich afzettend van
het platform voor de opwarmingsronde. De rest van het team gleed
achter haar aan, samenkomend in een Hippogrief formatie.
‘Dit is het,’ riep Neuteboom serieus, terwijl hij zijn skrim liet
vallen en zich klaar maakte om zich af te zetten van het platform.
‘Win of weg iedereen! Scoor of sterf!’
‘Scoor of sterf!’ galmde het bij de anderen, als was het een
strijdkreet. James voegde zich erbij, met een dronken gevoel van
opwinding, verwachting, en geheim vertrouwen. ‘Scoor of sterf! We
gaan!’
Een minuut later blies professor Sanders lang op zijn fluit. De
wedstrijd begon.

Twee uur later was het Bigfoot-team verzameld in de Kroes en
Kraan, ze verdrongen zich ruw rond twee tafels die tegen elkaar
waren gezet.
‘Victorie!’ riep Neuteboom, zijn Boterbier heffend. De anderen
volgden zijn gebaar, er op lettend dat ze hard genoeg schreeuwden
zodat de Zombies, die zich nors hadden verzameld in cabines aan de
andere kant van de bar, het konden horen.
‘Victorie!’ riepen ze uitgelaten, hun bekers en schenkkannen tegen
elkaar klinkend, hun drank morsend over de tafels tussen hen.
‘Dat was op het nippertje,’ bekend Guldemunt aan James toen hun
gejuich overging in enthousiast gekwebbel. ‘Ik maakte me halverwege
wel zorgen toen ze vier punten voor stonden.’
James knikte en haalde zijn schouders op, maar de waarheid was dat
er nooit een echt benauwd moment was geweest. Een minuut voor de
helft, was het Zombie-team erin geslaagd een serie snelle punten te
scoren, dankzij de gecombineerde inspanning van Warrington en
Horst, die, ondanks de grootste moeite van Bigfoot, erin geslaagd
waren om samen te komen in een compacte formatie, waarbij ze drie
Hibba’s tussen hen in hielden en beschermd werden door de rest van
hun team. James had gekookt over het falen van zijn team om deze
manoeuvre tegen te gaan, maar hij wist ook, dat de compacte
formatie maar een keer per wedstrijd zou lukken. Het Zombie-team
was toen al nerveus geworden dat ze de wedstrijd zouden kunnen gaan
verliezen, en hadden zich gestort op wanhopige manoeuvres. Vijf
minuten in de tweede helft had het Bigfoot-team alweer de leiding
genomen. Willem Jan had Mukthatch vervangen bij het doel, waardoor
Mukthatch in staat was om Warrington te schaduwen de rest van de
wedstrijd, zijn aapachtige bereik en zijn intimiderende voorkomen
verhinderde een herhaling van de befaamde compacte formatie,
gemakkelijk. Aan het eind, gebruikmakend van een mix van spelmagie
enArtis Decertobewegingen. Had het
Bigfoot-team de Zombies verslagen met een klinkende score van
twee-en-tachtig tegen zestig.
‘We gaan naar de finale!’ riep Neuteboom uitbundig uit, en de rest
volgde, joelend en roepend, maar James had er minder vertrouwen in.
Zelfs toen zijn teamgenoten juichten, keek hij in de rondte en zag
een tafel naast de openhaard waar lei grijze truien en dassen van
de Weerwolf afdeling overheersten. Cas Ansing zat aan het hoofd van
de tafel, starend naar James met een dunne flauwe glimlach. Terwijl
James keek, hief de oudere jongen zijn hand en wees met een vinger
direct naar James. Hij miniekte hem te schieten en zijn mond vormde
het geluidloze woord “pang”. De overige
Weerwolven zagen het gebaar en wendden zich gemeen grijnzend naar
James, hun samen geknepen ogen schitterden.
James zuchtte, het plezier zakte weg uit zijn hart. Jullie kunnen
het gehaald hebben tot definale, kleine kwallen, leken de
Weerwolfen grijnzend te zeggen, maar jullie hebben het nog niet
tegen ons opgenomen, en wij komen uit een heel andere ketel gerold.
Wij eten kwallen als jullie voor het ontbijt.
James keek weg, de geheimzinnige, zelfvoldane grijnzen
verafschuwend. In plaats daarvan keek hij naar de Zombies aan de
andere kant van de ruimte, die vechtlustig verzameld waren rond hun
eigen tafels. Daan zat tussen hen, even nors kijkend, en toch, toen
hij James zag, knipoogde hij en haalde flauw zijn schouders op. Net
als het grijnzen van de Weerwolven, leek Daan’s gebaar boekdelen te
spreken.Gefeliciteerd maat, leek
de knipoog te zeggen, nu wordt het
leuk. James rolde verbijsterd met zijn ogen. Zelfs Daan’s
gebaren leken sarcastisch.
Tijdens de volgende dagen worstelden James, Daan en Ralph om een
plan te maken. Zonder enige onvoorziene rampen, leek het dat de
Bigfoots – verbazingwekkend genoeg – in de finale zouden spelen.
Voor de meesten van het team, was het dit te hebben behaald, succes
genoeg. James, natuurlijk, had een ander doel voor ogen. Het was
van het grootste belang dat de Bigfoot niet alleen het
Weerwolf-team te ontmoetten in de finale, maar dat ze ze zouden
verslaan. Alleen dan zou het Apollo Landhuis worden verplaatst naar
de victorie Heuvel, het Ares Landhuis vervangend, en zo het
dimensionale sleutelgat herstellen. Maar hoe kregen ze dat voor
elkaar? Het zou geholpen hebben als het Weerwolf record een paar
scheurtjes vertoonde. Waar het Bigfoot-team (tot niemands grotere
verrassing dan hun eigen) het voor elkaar had gekregen om vier
winsten bij elkaar te schrapen en drie keer te verliezen,-- zich
nauwelijks vast konden klampend aan en tweede plaats
-, was het Weerwolf-team tot op nu onverslagen. Erger nog, op een
na alle Bigfoot overwinningen waren adembenemend klein geweest, met
twee technische overwinningen door gelijkspel. De Weerwolven
echter, hadden gemakkelijk iedere wedstrijd gedomineerd, gewoonlijk
met twee cijfers, halverwege de leiding hebbend, en doorgaand om
hun tweede ploeg spelers in te zetten in het laatste kwartier,
terwijl de starters al het platform verlieten, afdalend naar hun
kleedkamer om hun spelkleding te wisselen voor hun gewone kloffie.
De regelrechte arrogantie ervan voegde belediging en irritatie toe
aan de aangeslagen tegenstanders, en vormde de laatste steek van
het Weerwolf spel van psychologische oorlogvoering – een spel dat
alleen zij speelden met bijna griezelig gemak.
‘Iederteam heeft zijn zwakke plek,’
hield Daan vol, stompend op de armleuning van een van de banken in
de Bigfoot speel kamer. ‘Zelfs de Wolven.’
‘Waarschijnlijk, maar niemand heeft die ooit gevonden,’ zei Ralph
met een zucht. ‘Ze lijken gewoon een rotsvast spel te spelen. Geen
zwakke, geen makke.’
James schudde zijn hoofd terwijl hij naar de grond keek tussen de
banken in. Het gordeldier waggelde doelloos voorbij een salontafel,
snuffelend aan het tapijt, met twee lege dropsodaflessen
balancerend op zijn gepantserde rug. Daan ging op zitten en voegde
zijn eigen lege fles aan de collectie.
‘Dat betekend niet dat ze geen zwakheid hebben,’ zei hij duister.
‘Het betekend alleen dat ze het verbergen achter die stomme
arrogantie. Hun beste aanval is iedereen zo te intimideren dat ze
al gewonnen hebben voor de wedstrijd begint.’
‘Misschien,’ erkende James. ‘Maar dan toch, misschien is
dat hun zwakheid. Misschien zijn ze
echt niet zo’n goed team dat iedereengeloofddat ze zijn. Misschien is Ansing en zijn
bende erin geslaagd om iedereen te overtuigen dat de Weerwolfen zo
goed zijn dat de andere teams gewoon zenuwachtig worden en het
bijltje er bij neergooien. Is dat ooit bij je opgekomen?’
Daan overwoog het. ‘’t Is een theorie, dat wel,’ bekende hij. ‘Dus
je zegt dat als je de Foot’s kan overtuigen dat het Weerwolf-team
meer geblaf dan gebijt is, je misschien het beste wapen uit de
poten van de Weerwolven kan halen?’
‘Kan geen kwaad,’ knikte Ralph. ‘Hoe dan ook, ja? Ik bedoel,
intimideren kan twee kanten op werken. Als het waar is dat het
Weerwolf-team de andere teams zo kan intimideren dat ze slecht
spelen, dan is het ook waar dat wij ons zelf aan kunnen leren om
zelfs nogbeterte spelen. Lijkt me
logisch.’
Daan perste zijn lippen nadenkend op elkaar. ‘Maar je hebt meer dan
woorden nodig om die gasten ervan te overtuigen dat het
Weerwolf-team niet meer is dan een stel schapen in wolfkleding. Je
hebt iets overtuigends nodig, iets waar ze over na kunnen denken.
Een geheim wapen of zo, zelfs al is het maar een symbool.’
‘Zoals dat stomme bronzen standbeeld waar het Weerwolf-team over
wrijft voor iedere wedstrijd,’ mijmerde Ralph die opgewonden werd.
‘Maar anders. Iets wat het team echt doet geloven dat ze een
troefkaart achter de hand hebben.’
James dacht na, zijn ogen vernauwden zich terwijl het gordeldier
onder zijn uitgestrekte benen door sukkelde, de flessen van zijn
rug tikkend. Daan en Ralph keken hem aan.
‘Waar denk je aan?’ vroeg Daan, met opgetrokken wenkbrauwen.
James peinsde, ‘Ik denk dat de Weerwolven achterafweleen zwakheid hebben. Ik bedoel, naast hun
zelfverzekerdheid.’
‘Wat dan?’ vroeg Ralph.
James glimlachte langzaam en een beetje gemeen. ‘Denken jullie dat
er iemandop het terrein is, los van hun
afdelingsmaten, die het Weerwolf-team het toernooi willen zien
winnen?’
Daan blies een ademtocht door zijn dunne lippen. ‘Na een decennium
van onverslagen te zijn? En na al de vernederingen die ze
uitgedeeld hebben de afgelopen seizoenen? Niet waarschijnlijk. In
feite, ik wed dat iedereen in de andere afdelingen dik zouden
betalen om de Weerwolfen op hun donder te zien krijgen. Hoezo?’
James glimlachte nog steeds ondeugend. ‘Denk je,’ vroeg hij
zachtjes, ‘dat ze zouden willen helpen om dat te laten
gebeuren?’

Het plan was eenvoudig genoeg, en James bekende, ietwat
onwillig, dat hij net de juiste persoon was om het voor elkaar te
krijgen.
Twee jaar eerder, tijdens zijn eerste jaar op Zweinstein, had James
iets over zichzelf geleerd. Hij was niet als zijn vader. Dit was
geen slecht ding, eigenlijk (hoewel hij enige tijd ernstig geloofd
had dat het wel zo was). Het betekende dat James andere methoden
moest vinden om dingen voor elkaar te krijgen. Zijn vader, als een
jonge man, was erin geslaagd om blind in de armen van het gevaar te
rennen, gewoonlijk met zijn vrienden Ron en Hermelien aan zij
zijde. Dit had voor hem gewerkt omdat hij, simpel gezegd, het kind
van het lot was. Hij was Harry Potter, de Jongen Die Bleef
Leven.
James aan de andere kant, was gewoon een jongen. Zijn pogingen om
helemaal alleen om te gaan met avonturen waren nogal ellendig
mislukt. Als het Bigfoot-team, was James net aan geslaagd, vaak met
de minste ruimte, en altijd met hulp van mensen om hem heen. Dit
had hem uiteindelijk overtuigd van de werkelijkheid over het soort
persoon die hij was. Anders dan te proberen om de dingen op eigen
houtje te doen als zijn vader, had James geleerd (tenminste tijdens
een paar momenten) om om hulp te vragen. Dit had hij het eerst
gedaan, door te vragen of de Gremlins hem, Ralph en Daan wilde
helpen in het grote bezemsteel avontuur, toen ze geloofd hadden dat
Tabitha’s bezem de legendarische staf van Merlijn was. Het avontuur
had gefaald (wat inhield dat de bezemsteel in feite niet Merlijn’s
staf geweest was), maar het had prima gewerkt als uitvoering; James
was erin geslaagd de bezem te jatten, tenminste voor een paar
minuten. Later, natuurlijk, had James aan Merlijn gevraagd om te
helpen om af te komen van een irritante (maar gevaarlijke) Dreuzel
verslaggever. Martin Premier. Dat had, ongelofelijk, bijzonder goed
gewerkt. Met tegenzin had James het jaar daarop geleerd dat dit
zijn lot was. Hij was niet zozeer een held, als een aanstuurde. Hij
vroeg om hulp. Niet altijd natuurlijk, en waarschijnlijk niet zo
vaak als hij zou moeten, maar als hij het deed, leken de dingen een
stuk beter uit te pakken.
Nu, voelde hij zich er iets gemakkelijker onder. Maar toch, toen
hij de eerste afdeling op zijn lijst bezocht (wat Aphrodite Hoogte
was, bij het theater), ontdekte hij dat zijn taak, anders dan zijn
eerdere ervaringen met het vragen om hulp, griezelig gemakkelijk
was.
‘Zeker weten,’ knikte Olivia Werf, aanvoerder van het Pixie-team
resoluut, waardoor haar blonde vlechten dansten. ‘Die Weerwolf
dik-koppen hadden het lef om Wiekels en Augers op hun platvorm te
spelen tijdens onze laatste wedstrijd. Het laatste kwartier keek
professor Jackson niet eens meer! Hij keek hoe zijn spelers een
oude Hibba wiekelde rond hun platform! We zullen meer doen dan onze
beste spreuken met jullie delen. We zullen laten zien hoe ze te
gebruiken!Dat zal die smakeloze ouwe
wolven leren de Pixies te vernederen.’
Tien minuten later verliet James Aphrodite Hoogte in een soort
verdoofde sufheid. Ralph liep naast hem, zijn neus begraven in een
handgeschreven kladblok, de pagina’s vol met getekende
illustraties, in net achterover hellend schuinschrift, met de “i” s
voorzien van een punt als een hartje.
‘Wauw,’ hijgde Ralph, zonder op te kijken van de bladzijden. ‘Die
Pixies zijn alleen maar leuk aan de buitenkant. Dit spul
isgenadeloos.’
James knikte, maar hun werk was nog niet gedaan. Ze hadden nog drie
afdelingen te bezoeken, en toch benaderde hij zijn taak met een
vernieuwd doelgericht gevoel. Olivia Werf had bijna gereageerd
alsof de Bigfoot spelersheneen plezier
deden, dan anders om.
‘Zet ze op hun plaats,’ had ze grimmig gezegd toen ze door de grote
gemberkoek voordeur van Aphrodite Hoogte liep. ‘Mep ze van hun
onuitsprekelijk kleurloze grijze skrims, en zeg ze dat het van het
Pixie-team is, tenminste voor een deel.’
James had, met een scheve grijns, geknikt. Dit ging veel beter dan
hij had verwacht.
Aan het eind van de dag, hadden Ralph en hij de enthousiaste
ondersteuning gekregen van de aanvoerders van bijna ierdere
afdeling.
De Igor’s hadden toegestemd om de skrims van het Bigfoot-team een
pre-spel opkikker te geven, met gebruik van een lading van
technomanische betoveringen die ze hadden geformuleerd tijdens de
eerdere seizoenen en wat, tot op nu, een zorgvuldig bewaakt geheim
was geweest. Deze verbeteringen, beloofde de Igor aanvoerder met
een licht manicale (zo niet geoefende) lach, zou de Bigfoot skrims
sneller en beweeglijker maken dan wat dan ook in het Weerwolf
arsenaal.
Warrington, de aanvoerder van het Zombie-team, was nog steeds
gekwetst door het verlies van zijn team door de Bigfoots, maar met
Daan’s aanmoediging, werd dit snel opzij gezet door de Zombies
langdurige haat voor de Weerwolven. Hij stemde toe om zijn teams
meest aanvallende technieken te delen met de Bigfoots, wat geen
kleinigheid was, gelet op het feit dat de Zombies erin waren
geslaagd om de meeste punten te scoren tegen de Weerwolven tijdens
het seizoen.
James was voorbereid om Willem Jan te halen, om zeker te zijn van
een gesprek met de aanvoerder van het Vampier-team, maar het bleek
dat de aanvoerder Alex Harding was, de jongen die in eerste
instantie had geprobeerd te voorkomen dat ze in het Erebus Kasteel
zouden komen, en hij had al gehoord over de missie van James en
Ralph. Hij liep op hen af, toen ze door de warme namiddag over het
terrein liepen.
‘Ik hoorde dat jullie hulp zoeken van de andere afdelingen om
Ansing en zijn Weerwolven te verslaan in de finale,’ zei hij zonder
inleiding.
James knikte en slikte. ‘Euh, ja,’ bekende hij. ‘We contrôleerden
het Bigfoot handboek en zagen dat er geen regels tegen zijn. We
dachten alleen dat de andere teams, euh, zouden willen zien dat de
Weerwolven uiteindelijk, na al die jaren, verslagen worden. Op een
eerlijke manier natuurlijk. Niets achterbaks.’
Harding’s ogen vernauwden zich. ‘Nou, datis jammer,’ fronste hij vol afschuw. ‘Maar ik
had kunnen weten dat het Bigfoot-team niet het lef hadden om
ietsecht slechts te doen, om die razend
makende honden op hun plek te zetten. Ik was bereid om onze meest
geheime vloeken met jullie te delen. Zouden jullie dan tenminste
een milde Pest Vloek willen aannemen?’
Ralph schonk hem een glimlach waar James een beetje van schrok, en
sloeg toen een arm om Harding’s schouders. ‘Wist je,’ zei hij
samenzweerderig, ‘dat ik uit een plaats kom die bekend staat als de
Zwadderich afdeling? Pest Vervloekingen zijn een beetje onze
specialiteit. Laten we praten.’
Harding grijnsde terug naar Ralph. De volgende twintig minuten
spraken de drie met gedempte stemmen, rondhangend bij de glanzende
Octosfeer. Tenslotte lachten zowel Harding als Ralph. Na even deed
James dat, een beetje zenuwachtig, ook.
Alle afdelingen stonden nu achter hen. Met hun steun, zou het
Bigfootteam nog schrikbarender zijn dan ze ooit geweest waren of
ooit zouden zijn. James wist echter, dat het echte geheim van hun
waarschijnlijke succes niet lag in de technomanisch-verbeterde
skrims, noch de uitgebreide spelmagie, noch de Vampiers
afschrikwekkende spel vloeken. Het echte geheim lag in de
psychologische opkikker die deze dingen het Bigfoot-team zou geven.
De hele school stond achter hen, juichte voor hen, en boden hen hun
beste ondersteuning aan. Los van de leden van de Weerwolf afdeling,
geloofde de hele school dat de Bigfoots het toernooi konden
winnen.
Dit, meer dan al het andere, was hun geheime wapen. Voorzichtig
begon James te denken dat ze het voor elkaar konden
krijgen.