10.James en de Skrim
Leerlingen waren zich aan het
verzamelen rond de Archief Zaal tegen de tijd dat Professor Jackson
aankwam, en een rij Weerwolf Afdelingssenior leerlingen opstelde om
de ingang te bewaken. De grijsgekleede leerlingen stonden als
militairen op een rij, handen op de rug geslagen, ogen starend over
de menigte als hen uit te dagen voorbij hen te komen. Ralph, James
en Daan stonden een eind terug van de verzamelde belangstellenden,
met een gemengd gevoel van nieuwsgierigheid en opwinding de
gebeurtenissen gadeslaand.
Ralph keek gefronst naar de Weerwolfwacht die niet veel verderop
stond. ‘Wat voor spul hebben ze eigenlijk in het Archief?’
‘Ik ben er pas een keer binnen geweest,’ antwoordde James,
schouderophalend.
Daan was onder de indruk. ‘Maak je een geintje?’ raspte hij. ‘Ik
ben al het hele jaar hier op het terrein, en ik heb nog nooit
toegang gekregen in de kamers van het Archief. Bijna niemand krijgt
de kans binnen te komen behalve Houten Han en zijn Leerling
Techniek Club.’
‘Is het lastig om bij die club te komen?’ vroeg Ralph, opzij naar
Daan kijkend.
‘Neh, ze zijn altijd op zoek naar nieuwe leden,’ antwoordde Daan
hoofdschuddend. ‘Er zijn inteken vellen over het hele terrein. Maar
dat is als echt werk. Ik was nietzonieuwsgierig.’
James vroeg, ‘Dus wie is Houten Han eigenlijk?’
‘Han Honselaar,’ antwoordde Daan, zijn stem dempend. ‘Hij is de
beheerder van het Archief. Een Dreuzel maar totaal toegewijd aan
zijn werk. Er bestaat een lang saai verhaal over hoe hij tenslotte
deze positie kreeg, maar dat moet je aan iemand anders vragen als
je het echt wilt weten. Hij is oud en manisch knorrig, en hij heeft
ladingen bijnamen op het terrein. Houten Han, Han de
Verschrikkelijke, de Holselaap, Kapitein Visoog, Gemene Gerrit,
enz, enz, enz. Wij Zombies verzonnen de meesten.’
‘Dat had ik nooit gedacht,’ mompelde Ralph.
Op dat moment arriveerden Harry Potter en Olivier Plank, lopend
over het gazon, en door de lawaaierige menigte. Daan zag ze als
eerste, en greep Ralph’s mouw. ‘Kom op,’ siste hij, duikend door de
groep leerlingen.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg Ralph, volgend, met James op zijn
hielen. Daan keek om met een scheve grijns. ‘Waar anders? Om te
zien wat er gebeurt is in het Archief.’
James schudde zijn hoofd terwijl ze door de babbelende menigte heen
doken. ‘Ze laten ons daar nooit binnen,’ fluisterde hij hard.
‘Tuurlijk wel,’ reageerde Daan zonder om te kijken. ‘Volg mij nou
maar gewoon en loop alsof je verwacht niet tegengehouden te worden.
Je zult versteld staan hoe vaak dat werkt.’
James merkte dat hij achter zijn vader en professor Plank meeliep
terwijl ze de trap afliepen. Naast hem, keek Daan wijs in het rond,
alsof hij verantwoordelijk was voor de pilaren naast de poort. Hij
had zijn toverstok in zijn hand, gewichtig aan zijn zij houdend.
James pakte zijn eigen toverstok en hield deze op gelijke wijze
vast. Achter hen schuifelde Ralph de treden op, zijn sluike haar
uit zijn gezicht vegend. Voor ze er erg in hadden, waren de jongens
begeleid naar de duistere entree van de Zaal, volgend in Harry
Potter’s kielzog. Het geluid van de zenuwachtige menigte ver achter
hen latend.
‘Meneer Potter,’ galmde een stem vanuit de binnenkamer. ‘Ik ben
blij dat u er bent. Uw speciale kennis kan van groot nut zijn als
we afdalen naar de vloer van het Archief.’ Het was kanselier
Franklin, zijn toverstok was verlicht en werd boven hen gehouden,
de hoge lege ruimte van het enige licht voorziend.
‘Hij lijkt ook wat verstekelingen te hebben verkregen,’ merkte een
vrouwenstem op.
James herkende de Tover Huis Economie professor, Moeder Newt,
terwijl ze in het licht naast professor Franklin verscheen. ‘Neem
me niet kwalijk jongens, maar dit is geen plek voor leerlingen.
Jullie moeten onmiddellijk vertrekken.’
‘Wij zijn getuigen!’ riep Daan plotseling uit, James en Ralph naar
voren duwend. ‘Wij drie zagen het gebeuren!’
‘Jullie waren getuigen van de aanval op dit gebouw?’ verhelderde
professor Franklin, zijn ogen tot spleetjes knijpend naar Daan.
‘Aanval?’ antwoordde Daan. ‘We zagen de bliksem inslaan. En we
zagen –‘
‘Ze waren op we om hun spullen naar hun nieuwe afdeling te
brengen,’ onderbrak Merlijn. ‘Zoals u weet, ze bezochten ons een
korte periode daarvoor. Hun activiteiten plaatsen hen in de
omgeving van het fenomeen, toen het gebeurde. Het kan waardevol
zijn hen er direct over te ondervragen.’
‘En deze,’ zei Harry hoofdschuddend, en glimlachend naar James, ‘is
mijn zoon natuurlijk. Hij en deze andere twee zijn behoorlijk te
vertrouwen. Ik heb in het verleden al meer van hun diensten gebruik
gemaakt.’
Professor Franklin zette zijn bril met vierkante glazen af, en
reinigde hem aan zijn rever. ‘Zo je wenst. Maar let erop dat de
school geen verantwoordelijkheid neemt voor wat hen dan ook
overkomt op deze onderneming.’
‘Dat zou ik ook niet verwachten,’ antwoordde Harry. ‘Je vertelde
met enige zekerheid, dat wat er hier gebeurt is, in feite een
aanval is. Hoe kun je dat zeker weten?’
‘Voelde je de verschuiving?’ vroeg professor Franklin als
reactie.
‘De verschuiving?’ herhaalde professor Plank bedachtzaam. ‘Is dat
wat het was?’
‘Ik voelde de aarde schudden,’ zei Harry, ‘alsof er een reus in de
buurt stond te stampen. Is dat wat je bedoeld?’
‘Dat was niet het schudden van de aarde,’ sprak een nieuwe stem
kalm. James keek op, en zag professor Jackson het licht van de
kamer instappen. Zijn gezicht was vertrokken tot een grimmige
frons, maar zijn ogen waren als staal terwijl hij van gezicht naar
gezicht keek, eindigend op Harry.
‘De aarde bewoog niet,’ ging hij verder. ‘Je hersenen schreven de
sensatie slechts toe aan de meest voor de hand liggende oorzaak,
maar de verschuiving vond plaats op een veel diepere
grondslag.’
‘Ik voelde het,’ knikte Daan. ‘Het was alsof de hele wereld
plotseling stopte, waardoor alles voor een ogenblik haperde.’
Merlijn’s stem klonk plechtig in het duister. ‘Maar het was niet de
wereld, was het professor? Het was, als ik zo vrij mag zijn ernaar
te raden, de feitelijke stof van de realiteit.’
‘Het was een dimensionale verschuiving,’ beaamde Jackson somber.
‘Hoe diep de verschuiving is, moeten we nog ontdekken.’
‘En de gebeurtenis van deze… verschuiving,’ verhelderde Harry, zijn
hoofd scheef houdend, ‘is waarom u denkt dat de Archief Zaal werd
aangevallen?’ Professor Jackson knikte beleeft een keer. ‘Alleen
bliksem is niet in staat te doen wat er vanavond is voorgevallen
meneer Potter.’
‘Ik stel voor om de lift niet te gebruiken,’ verkondigde professor
Franklin, zich draaiend en in de richting van de verborgen deur
achter in de kamer lopend. ‘Toverstokken gereed iedereen. We kunnen
niet zeker weten dat wat er gebeurd is, helemaal voorbij is.
Professor Jackson en ik zullen voorgaan. Moeder Newt, als u op
wacht wilt gaan staan bij de bovenste ingang, graag.’
Professor Newt ging met voelbare tegenzin akkoord. Ze bewoog zich
naar de binnen archiefdeur, en trok haar toverstok met een zwierige
zwaai, een spoor van roze vonken in de lucht achterlatend.
‘Voorzichtig schatjes,’ zei ze, geheimzinnig glimlachend toen
James, Daan en Ralph op weg gingen naar de enorme kamer
verderop.
Binnen, draaiden Ralph en Daan hun hoofden naar de lange rijen met
varia erop, en de diepe kloof die ging in de diepte van het
Archief. Stil leidde professor Franklin de groep naar de trappen,
die ze af begonnen te dalen in een enkele rij, met James, Ralph en
Daan aan het eind.
Tijdens het afdalen van de rondlopende trappen van het Archief, kon
James het vreemde goud en paarse licht zien van het voorwerp op de
bodem, het ding wat professor Franklin de Kluis der
Lotsbestemmingen had genoemd, was gereduceerd tot bijna volledige
duisternis. Zelfs nog verontrustender, de ingewikkelde beweging van
de Kluis was volledig opgehouden. Het lag in de grauwe duisternis
als een soort gigantisch goud en roze glas, zijn kroonbladeren rond
een verborgen vorm. De groep sjokte in sombere stilte verder,
slechts luisterend naar het klossen van hun voeten op de metalen
treden. Toen ze het laagste deel van de duizelingwekkende niveaus
van het Archief passeerden, werd de lucht zo koud, dat James zijn
adem als rookwolkjes voor zich kon zien. Hij huiverde en trok zijn
colbert strakker om zich heen en knoopte hem dicht.
Uiteindelijk bereikte de groep de vloer van het Archief en
verzamelden zich in de duisternis bij de laatste trede. Het laagste
niveau was kleiner dan de anderen, en vrijwel leeg. De stenen muren
dropen met koud water en kleine stalactieten hingen aan de bodem
van de trap boven hen, als ijspegels. Het midden van de ruimte was
een ronde poel, het water zo vlak al een spiegel. Hierboven zweefde
de Kluis der Lotsbestemmingen in een gecompliceerd ijzeren
raamwerk. Van dichtbij, leek de Kluis vrij groot, iets langer dan
Merlijn, en volledig samengesteld uit bladvormig gouden luiken en
paarsachtig prisma’s. In beweging, zouden de overlappende vormen
een verblindend schild van flitsend metaal en betoverd glas zijn.
Nu, in stilstand, omarmden ze de vorm er binnenin als een gebalde
vuist. James probeerde erin te kijken, maar kon er niets van
maken.
‘Professor Jackson, als u het looppad wilt verlengen,’ zei
professor Franklin zachtjes, gebarend naar de poel en de donkere
Kluis.
Professor Jackson liep naar voren en zwaaide met zijn toverstok,
ademloos een ingewikkelde bezwering uitsprekend. Er klonk een dof
knarsend geluid, en James schrok toen iets over zijn schouder
zweefde. Hij was verrast te zien dat het een blok steen was,
magisch uitstekend vanuit de muur achter hem. Het zweefde voorbij
professor Jackson en daalde, de poel aanrakend, maar niet zinkend.
Meer stenen zweefden op hun plaats, een keurig voetpad vormend dat
naar de Kluis leidde. Professor Franklin stapte naar voren, zijn
laarzen tikkend op de stenen, en zijn toverstok opgeheven. Harry
volgde hem, en James en Daan keken geboeid, nieuwsgierig turend
naar de donkere glanzende vorm van de Kluis.
Professor Franklin keek om met wijd open gesprede ogen, en James
zag dat hij zeer geschokt was. ‘Vrienden,’ zei hij, iets groots weg
slikkend. ‘Nog nooit is de magie van de Kluis verbroken. Nog nooit
heeft hij stil gestaan. Aannemend dat hij nu opengaat…’ Hij
pauzeerde en schudde zijn hoofd, kennelijk niet wetend wat te
zeggen.
Harry knikte somber en hief zijn toverstok. ‘Blijf op afstand
James, en de rest van jullie. Als je naar buiten wilt, is nu je
kans. Niemand zal het je kwalijk nemen, en de meesten zullen je
gelijk geven. Professor Plank zal met je meegaan als je besluit te
gaan.’
Professor Plank knikte en keek in de rondte. James schudde zijn
hoofd, net als Daan.
‘Ik weet dat ik waarschijnlijk zou moeten gaan,’ piepte Ralph.
‘Maar als ik dat doe, zal ik me de rest van mijn leven tegen mijn
kont schoppen. Dus maak nou maar open.’
Professor Jackson speelde met zijn eigen toverstok. ‘Open het
Kanselier. Als de verschuiving betekend wat ik vrees, is het buiten
het Archief zijn geen verschil voor ieder van ons.’
Professor Franklin knikte. Hij draaide zich met gebogen schouders
naar de Kluis, en hief zijn toverstok opnieuw. Langzaam bracht hij
hem naar beneden en de bladeren begonnen te bewegen. Bovenaan
beginnend, begonnen ze opzij te schuiven, draaiden en zakten
stilletjes, in lijn komend en de anderen eronder bedekkend. Met
plechtige gratie, ontsprong de Kluis, spreidend en openend, de vorm
binnenin onthullend, die donker was en gecompliceerd met schaduwen.
Toen de laatste gouden bladeren op hun plaats rustten, deed
professor Franklin een stap vooruit en wees met zijn toverstok.
Zijn licht viel op een vorm die plotseling leek op te doemen uit de
duisternis, verward en met uitpuilende ogen, zijn mond gruwelijk
wijd open. James hijgde, geschokt en angstig, net als Daan en
Ralph. Daan’s hand schoot omhoog en greep een handvol van James’
colbert, als had hij steun nodig.
‘Han!’ riep professor Franklin schor uit, zich uitrekkend om de
figuur aan te raken die voor hem stond.
‘Dat zou ik maar niet doen,’ verkondigde Merlijn luid, professor
Franklin stoppend in zijn beweging. De professor keek om.
‘Het is meneer Honselaar! De beheerder! Hij is… is… !’
‘Hij ziet eruit als een standbeeld,’ zei Harry voorzichtig, zich
naast professor Franklin bewegend op het stenen voetpad. ‘Het ziet
eruit of hij in steen is veranderd terwijl hij probeerde zich te
bemoeien met… wat er ook gebeurt is.’
‘Hij is bevroren,’ zei Merlijn langzaam naderend. ‘Van binnenuit.
Iedere druppel van zijn bloed is bevroren, zo hard en kwetsbaar als
glas.’
‘Is hij… dood?’ vroeg professor Franklin, starend naar het
griezelig starre figuur. Han’s gezicht leek verkrampt, in een
permanente verstijving van een angstaanjagende verschrikking. Zijn
rechterhand had hij voor zich uit gestrekt, de vingers versteent
tot een graaiende klauw.
‘Hij is niet precies dood,’ antwoordde Merlijn zorgvuldig. ‘Hij is…
geschorst. Als iemand van ons hem aan zou raken echter, zou de
warmte van onze huid hem… versnipperen.’
Professor Franklin trok zich langzaam terug, zijn gezicht
verwrongen. Professor Jackson had zijn toverstok klaar. ‘Opzij
heren,’ verzocht hij.
Met indrukwekkende zorgvuldigheid, leviteerde professor Jackson de
bevroren figuur uit de ontvouwde vorm van de Kluis, en zette hem op
de natte stenen van de vloer onder de trap. Han’s schoenen maakten
het geluid als tikkend aardewerk toen hij de vloer raakte, en de
poel om hem heen bevroor met een zacht sissend geluid
onmiddellijk.
‘Kunnen we hem helpen?’ vroeg Harry onverstoorbaar.
‘Slechts tijd en voorzichtige stijging van temperatuur zullen die
vraag beantwoordden,’ zuchtte Merlijn. ‘Als hij was bevroren buiten
dit al vriezende klimaat, had de warmte van de lucht al genoeg
kunnen zijn om hem te doen breken.’
‘We hebben de mogelijkheden en materialen om te doen wat voor hem
nodig is,’ verkondigde professor Jackson. ‘We kunnen op dit moment
verder niets voor hem doen. Laten we ons bezig houden met waar we
hier voor gekomen zijn.
Als een, wende ze groep zich naar de donkere vorm binnenin de
ontvouwen bladeren van de Kluis. Professor Franklin stapte nogmaals
naar voren, hief zijn toverstok, en liet het licht over het object
vallen.
Voor James zag het eruit als een soort houten tafel of platform,
voorzien van sierlijk gekrulde houtsneden, en uiterst nauwkeurig in
de kleuren blauw en goud geverfd. Dikke balken stonden in, en boven
het platform en hielden een complex apparaat van gescharnierde
armen, pedalen en wielen met stevige spaken vast. Aan een kant van
het platform, staand als fris gekleurde totems, waren dikke spoelen
van draad. Aan het andere eind, een vaandel van rijk geblokte stof
die naar de vloer hing, waar het zichzelf plooide in zachte vouwen.
Toen James wat nauwkeuriger keek, zag hij dat de stof leek op een
soort wandkleed of tapijt, en dat het eigenlijk zeer lang was, heen
en weer gevouwen op elkaar, zo’n tientallen, mogelijk zelfs
honderden keren. Het houten voorwerp zelf, leek te staan op de
heuvel van tapijt, hierdoor overeind gehouden in het midden van de
Kluis’ gevouwen bladeren.
‘’t Is een weefgetouw,’ zei Olivier Plank, zijn stem zacht en
verbaast.
Professor Jackson knikte langzaam. ‘Dat is het inderdaad. Zijn
ontelbare draden vertegenwoordigen het leven van iedere levende
persoon op de planeet. Het is hun geschiedenis, gevat in een
patroon, zo complex, zo verweven, dat niemand het kan
ontcijferen.’
‘Dan is dat,’ zei Harry, gebarend naar het tapijt dat opgestapeld
lag aan het eind van het Weefgetouw, ‘de gehele wereld
geschiedenis.’
Professor Franklin zuchtte en knikte naar de spoelen met
rijkgekleurde draden aan het andere eind. ‘En dat, zoals je je kunt
voorstellen, is de toekomst, niet vastgelegd en onwetend.’
Merlijn stelde de meest voor de hand liggende vraag van allen. ‘Dan
waarom, vraag ik, is het Weefgetouw gestopt?’
‘Ik geloof dat het werd vernietigd,’ antwoordde professor Jackson.
Harry wendde zich tot de strak kijkende professor. ‘Hoe kan
dat?’vroeg hij. Hij staat gewoon hier.’
‘Dit iseenWeefgetouw,’ antwoordde
professor Jackson betekenisvol, ‘maar het is nietonsWeefgetouw.’
‘Ik ben een beetje in de war,’ zei Olivier Plank zijn hand
opstekend.
Professor Franklin schudde zijn hoofd bezorgt. ‘Wat professor
Jackson verteld, is dat het Weefgetouw gelijk staat aan het lot.
Lotsbestemmingen kunnen niet vernietigd worden, omdat ze dingen
vertegenwoordigen die veel groter, veel lastiger zijn, dan dat wij
kunnen bevatten. Ze zijn als de assen van het bestaan, volledig
onbreekbaar, en onschendbaar. Theoretisch echter, kunnen ze
worden…verschoven. Met een schok die
krachtig genoeg is, kan het lot van de ene realiteit, gedwongen
worden naar de volgend, een kettingreactie door iedere dimensie
veroorzakend.’
Harry vernauwde zijn ogen. ‘Als ik u goed begrijp kanselier,
professor Jackson, stelt u dat het Weefgetouw vanonsuniversum werd aangevallen op een of andere
enorme manier, en het resultaat was dat ons Weefgetouw werd
verwisseld met die van eenanderuniversum. Is dat een juiste aanname?’
‘Dat is idioot,’ fronste Olivier Plank. ‘Je kunt geen
lotsbestemmingen verwisselen.’
Merlijn schudde erg langzaam zijn hoofd. ‘In tegendeel, professor,
mensen wisselen hun lot iedere dag, op elk moment. Ieder individu’s
lot is, natuurlijk, slechts de som van de keuzes die ze maken
tijdens hun leven. Dit echter, is van een veel grotere omvang.’
‘Volgens mijn theorieën,’ ging professor Jackson door, aandachtig
kijkend naar het Weefgetouw, ‘zou onze realiteit onmiddellijk
geweigerd moeten worden door enig vreemd doel. Met andere woorden,
op precies het moment dat ons Weefgetouw geperst werd in een ander
domein, en vervangen zou worden door een Weefgetouw, vanuit een
andere realiteit, zou het evenwicht van de kosmos hebben vereist
dat de verwisseling zou worden teruggedraaid. Iets, zo lijkt het,
verstoord het zelfcorrigerende voorbeeld van de dimensionale
voortgang.’
‘Het spijt me,’ zei Harry hoofdschuddend. ‘Technomanie was nooit
mijn sterkste kant. Ik begrijp er geen snars van.’
Daan sprak, James verrassend. ‘Iemand verwisselde het lot van ons
universum met een ander lot,’ zei hij serieus. ‘En daarna ramden ze
een stoel onder de deurknop, het lot dwingend om daar voor altijd
te blijven, inplaats van terug te keren naar waar het vandaan
kwam.’
‘Wat betekent dat?’ vroeg professor Plank, van gezicht naar gezicht
kijkend. ‘En hoe kon dit gebeuren?’
Professor Jackson deed een stap naar voren, nog altijd turend naar
het gestopte Weefgetouw. ‘Het kan hel goed betekenen dat onze
realiteit, vanaf dit moment, langzaam kan afbrokkelen, vergaan, en
verpulverd in chaos,’ zei hij met zijn karakteristieke botheid. ‘En
voorhoe het gebeurde, wat het
verhinderd om dit Weefgetouw terug te laten keren in de andere
realiteit waar het vandaan kwam… denk ik dat het antwoord daarop
vrij logisch is.’ Hij boog zich iets, zonder zijn ogen van het
Weefgetouw af te nemen.
James volgde zijn blik, ook naar voren stappend. Iedereen deed dat.
In eerste instantie kon James niet zien waar de professor naar
keek. Professor Franklin hief zijn toverstok opnieuw echter, het
Weefgetouw verlichtend, en het probleem werd onmiddellijk
duidelijk. Iets glansde zeer zwak in de lucht boven de werkruimte
van het Weefgetouw, waar de ontelbare draden tezamen kwamen en
smolten in de altijd constante gang van het tapijt.
Een van de draden was gebroken, en uit het tapijt gescheurd. Wat er
van over was, was helder rood, bijna schijnend, als was het gemaakt
van dun gesponnen koord. Het zwaaide zachtjes in de lucht, een
krullende vorm makend over de stof vanwaar het was losgescheurd,
alleen het stuk overlatend dat kwam van de spoelen. De gebroken
draad maakte in de lucht bijna de vorm van een vraagteken.
‘Nou,’ zei Merlijn langzaam, met een stem zo laag dat deze leek te
trillen, ‘dit… veranderd alles.’

De Kraan en Kroes, was een bescheiden herberg in een van de
oudste gebouwen op het terrein, aan de andere kant van de
Lesgebouwen, bij een hoek van de stenen muur die het terrein omgaf.
Het serveerde veel van dezelfde drankjes die James wel eens had
gehaald bij de Drie Bezemstelen, inclusief Boterbier, pompoensap
en, voor de oudere leerlingen, Oude Klare Jonge Borrel. Niet
verrassend waren er ook specifieke Amerikaanse dranken, zoals
Honingbier (die een beetje smaakte als Boterbier die ze hadden
laten doorrijpen op een vensterbank voor een paar weken) en, ook
voor de oudere leerlingen en staf, een erg donker bruine drank met
een schuimige kraag genaamd Drakenmede.
Professor Franklin dronk twee Drakenmede’s gedurende de avond,
terwijl Harry, Olivier Plank en professor Jackson genoegen namen
met Honingbier terwijl ze serieus spraken over de gebeurtenissen
van de avond. Moeder Newt zat op de hoek van de tafel, het dichts
bij het kleine raam, breiend en neuriënd in zichzelf, maar toch
wist James dat ze geen woord miste van wat er besproken werd. Dit
bleek uit de paar dingen die ze zei, die altijd met grote eerbied
werden aangehoord door de anderen aan de tafel.
James, Ralph en Daan zaten aan het eind van de tafel, genietend van
Boterbier en proberend de discussie bij te houden. De volwassenen’s
zachte, vertrouwelijke stemmen echter, en het lawaai van de rest
van de herberg, maakten hun pogingen nogal frustrerend.
‘Hoe dan ook,’ zei Moeder Newt tenslotte, zonder op te kijken van
haar breiwerk, ‘een lot is een lot, ongeacht welk Weefgetouw het
maakt. De wereld draait nog altijd. We hebben onze keuzes voor ons
liggen, net als altijd.’
‘Maar dit Weefgetouw is gestopt met werken,’ antwoordde professor
Jackson, met een opgetrokken wenkbrauw.
Moeder Newt knikte, nog altijd ontspannen breiend. Onder haar
ijverige vingers verscheen een kleine trui met een pompoen erop,
met uitgesneden ogen en mond, onder de woorden “OMA’S KLEINE
POMPOEN”. ‘Maar het is niet ons Weefgetouw, zoals u scherpzinnig
hebt ontdekt professor. Waar ons Weefgetouw ook is, het kan nog
steeds werken, nog steeds alles opnemen wat we doen, net als
altijd.’
Zachtjes vroeg professor Plank, ‘En hoe zit het met het domein van
waardit Weefgetouw is gekomen?’
Moeder Newt klakte met haar tong. ‘Wellicht niet zo gelukkig. Of
wellicht was hun Weefgetouw al gestopt met werken. Mogelijk komt
het van een domein niet zo fortuinlijk als het onze, en heeft hun
lot al zijn ondergang gevonden. Wij zullen dat nooit weten, maar
gelukkig is dat niet onze zorg.’
‘Moeder Newt heeft volkomen gelijk,’ beaamde professor Franklin,
zijn lege glas Drakenmede op de tafel zettend. De klauw van een
draak tikte op de bodem van het glas, zwart en krom. ‘We hebben
maar één zorg, en we moeten die behandelen met de grootst mogelijke
zorg en geheimhouding.’
James keek op naar zijn vader toen die somber knikte, zijn bril
glimmend in het zachte licht van de lantarens van de Kraan en
Kroes. ‘We moeten de vermiste rode draad vinden,’ beaamde hij.
‘Zodra die is teruggebracht naar het Weefgetouw, kan die alles
mogelijk weer op zijn plaats zetten. Als we op een of andere manier
te weten kunnen komen wie die speciale draad voorstelt, zal onze
taak aanmerkelijk gemakkelijker zijn.’
‘Je kunt er zeker van zijn dat we al onze aanmerkelijke kunsten
zullen aanwenden voor die specifieke vraag,’ zei professor
Franklin. ‘Professor Jackson is de meest vooruitstaande expert over
het Weefgetouw. Als iemand het geheim kan ontdekken, is hij
dat.’
Professor Jackson zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Ach, dat kan wel
onmogelijk zijn. Maar we zullen zien wat er gedaan kan worden.’
‘In de tussentijd,’ voegde Harry kwiek toe, ‘zal ik doen wat ik
kan. Nu dat de getuigen fatsoenlijk zijn ondervraagd in het kantoor
van de kanselier.’ Hij wendde zich tot James, Ralph en Daan en keek
hen indringend aan. ‘Dank zij hen, hebben we de eerste aanwijzing.
Twee vrouwen, een volwassen, een wat jongere, nog geen twintig,
zijn gezien terwijl ze de plaats van de aanval verlieten slechts
momenten nadat het had plaatsgevonden.’ Hier knipoogde hij naar
James, zonder te glimlachen. James begreep de knipoog. Merlijn had
het opzettelijk zo geregeld dat Petra’s naam buiten het officiële
verslag zou blijven, maar Harry Potter was deel van het geheim.
James knikte naar zijn vader, licht fronsend.
‘Er is nog een aanwijzing,’ merkte Moeder Newt, serieus kijkend,
op. ‘De gestolen draad zal zijn eigen spoor achterlaten.’
Professor Franklin knikte. ‘Inderdaad. Het is overbekend dat het
Weefgetouw intens magisch is. Daarom bergen we het op, diep in de
aarde, waar zijn uitstralende betovering, de dagelijkse magie van
de school niet kan verstoren. Een gestolen draad van het
Weefgetouw, helemaal die genomen van een Weefgetouw uit een vreemde
dimensie, zal een magische afdruk achterlaten, minstends zo
krachtig als een willekeurig voorwerp uit de toverwereld. Op dit
moment al, heb ik de plaatselijke autoriteiten gewaarschuwd, om
door de stad op zoek te gaan naar enige ongebruikelijke bronnen van
kracht. Ik verwacht dat we het spoor van de draad onmiddellijk
zullen ontdekken. Laten we hopen dat het al niet te laat is.’
Zich iets gerustgesteld te voelen door de verzekering van professor
Franklin, stopte James met luisteren. Enige tijd later leegden hij,
Ralph en Daan hun flesjes Boterbier, en zeiden de bijeenkomst
gedag. Alleen Harry en Olivier merkten het op, gedag zwaaiend naar
de jongens toen die op weg gingen naar de kleine ingang van de
herberg.
Buiten was de maan hoog in de lucht opgestegen, helder schijnend nu
de wolken weg waren geblazen. Maanlicht verlichtte het terrein
spookachtig, het licht van de verspreidde lantarens nogal onnodig
makend. De jongens spraken zacht met elkaar toen ze op weg gingen
over het terrein, stoppend bij de ingang van de gemeenschappelijke
slaapzaal, om James’ en Ralph’s hutkoffers en tassen op te halen.
Op enige afstand sloeg de klok van de Administratie Zaal,
verkondigend dat het negen uur was.
Toen de jongens terug keerden naar het Apolo Landhuis, sjouwend en
hun verschillende hutkoffers zwevend, ontdekten ze een groepje
heksen en tovenaren zittend op de lage muur, zacht sprekend. Lucy
was bij hen, net als Tante Audrey en James’ moeder. Ginny stond op
toen de jongens dichterbij kwamen, haar ogen helder in het
maanlicht.
‘Is iedereen in orde?’ vroeg Lucy. James zag dat ze nog steeds haar
Vampier Afdeling das en jasje droeg, dichtgeknoopt tegen de koelte
van de avond.
‘Iedereen is goed,’ zuchtte Daan. ‘Het is de wereld die er beroerd
aan toe is. Volgens iedereen die er iets van af weet, is het hoog
tijd dat we gaan pakken en op zoek gaan naar een nieuwe
dimensie.’
Ginny schudde afwijzend haar hoofd. ‘Ik weet zeker dat het niet zo
erg is,’ zei ze. ‘Dat is het maar zelden.’
‘Ik loop met Lucy terug naar haar slaapzaal,’ zuchtte Tante Audrey,
opstaand van de treden van de trap. ‘Ik zie je over een poosje wel
bij de gastvertrekken Ginerva, om Marcel en de Directeur goede reis
te wensen. Er vanuit gaand dat ze nog altijd van plan zijn om
vanavond te vertrekken.’
‘Ik denk het wel,’ beaamde Ginny. ‘Welterusten Lucy. Lily zegt
gefeliciteerd met het komen bij de Vampier Afdeling. Ze is begonnen
met het lezen van de boeken door je Afdelingshoofd, ze is helemaal
jaloers op je.’
James rolde met zijn ogen terwijl hij zijn hutkoffer op de stoep
trok. ‘Waar is Lily eigenlijk?’
‘Ze is in onze nieuwe flat met je Oom Percy en Molly. Percy gaat
waarschijnlijk uit zijn ketel als hij hoort wat hier vanavond
gebeurd is, en hij er niet bij was om zich er helemaal over op te
winden.’ Ze zuchtte en maakte het zich gemakkelijk op James’
hutkoffer. ‘Wacht hier met me, wil je jongen? Je vader beloofde dat
hij hier terug zou zijn om half tien. Hou je moeder gezelschap tot
die tijd.’ Ze klopte op de koffer naast haar, waar nog net genoeg
ruimte was voor James om ook te zitten. Dat deed hij, en zij sloeg
haar arm om hem heen. Ralph en Daan ploften op de andere hutkoffer
onder aan de trap, met hun kin rustend op hun handen, alsof ze te
moe waren om verder te gaan. De maan scheen op hen met al haar
witte glans en James maakte zich opeens zorgen. Het was een vreemde
avond geweest, met al de voortekenen, en de ergste ervan leken nog
steeds te gebeuren, met het stoppen van het Weefgetouw en de
missende draad, en de dubbele mysteries van Petra’s betrokkenheid
en de raadselachtige vrouw die bij haar was geweest. Hij zuchtte
diep, zich behoorlijk van slag voelend.
‘Ben ik bijna vergeten,’ zei Ginny, opeen rechtop zittend. ‘Je
vergat dit in de hut van deGwyndomare.
Kapitein Fransen gaf het aan me, voor we van boord gingen,’ Ze
pakte haar schoudertas en rommelde erin. Even later, haalde ze een
dikke grijze trui tevoorschijn vanuit de diepte van de, verassend
kleine, tas. ‘Je Oma maakte hem voor je,’ zei ze licht verwijtend,
de trui aan haar zoon overhandigend. ‘Als ze erachter komt dat je
hem op reis bent kwijtgeraakt…’
‘Maakt ze waarschijnlijk een nieuwe voor me van Duivelsstrik,’
zuchtte James. Hij kende de gebruiken van zijn familie heel
goed.
‘Zo is het,’ glimlachte Ginny. ‘Nou, trek hem aan voor je een kou
vat hierbuiten. Jullie twee moeten je ook goed inpakken. Het wordt
fris en laat.’
‘Ja m’vrouw,’ zei Daan afwezig, geen moeite doend om op te
staan.
Ginny keek van gezicht naar gezicht, haar wenkbrauwen zakten iets.
Tenslotte nam ze James’ kin in haar hand en draaide zijn gezicht
naar het hare. ‘Hou op! Zei ze ferm, hem verrassend.
‘Wat?’ riep hij, achteruit deinzend. ‘Ik doe helemaal
niets!’
‘Dat doe je wel,’ hield ze serieus vol. ‘Jullie alle drie. Ik
herken het als de neus op je gezicht. Jullie zijn helemaal vol van
wat er vanavond gebeurd is. Heel binnenkort gaan jullie het idee
krijgen dat jullie er opuit moeten en iets groots en uitdagends
moeten doen om alles weer goed te krijgen. Ik zie het staan op
jullie gezichten. Dus hou op!’
‘Dat doen we niet Mam!’ protesteerde James, die rood werd. ‘We
zitten hier alleen maar, bij Merlijn’s baard!’
Ginny werd een beetje milder. ‘Ik heken de blik,’zei ze
hoofdschuddend. ‘Je kunt niet opgroeien rond je vader, Oom Ron en
Tante Hermelien om niet te herkennen dat de raderen van een dwaas
avontuur beginnen te draaien.’
‘Nou,’ zei Ralph, opzittend op zijn hutkoffer, ‘we waren erbij toen
het Archief werd aangevallen, tenslotte. We zagen wat er gebeurde.
En we weten zelfs meer dan kanselier Franklin weet, dankzij
Merlijn. Daar moeten we iets mee doen, is het niet? Het is niet
onze schuld dat het noodlot ons telkens dit soort spul laat
doen.’
‘ Datis waar ik het over heb,’ zei
Ginny streng. ‘Kijk, je zult me dit niet vaak horen zeggen, dus let
op. Het noodlot is een akelige, gemene grappenmaker. Je hoeft niet
te doen wat zij je voorhoudt, ongeacht wat de sprookjesboeken
zeggen. Jemoet wel doen watikje zeg. Daan Wilstra, ik heb je moeder ontmoet,
en als ze hier was zou ze hetzelfde zeggen wat ik doe. En Ralph, ik
ben het dichtste bij wat jekunthebben
als een moeder, dus sla ook acht op mij. Jullie drie hebben al werk
voor je, maar het is niet om de wereld te redden. Het is leren
rekenen, en Zwerkbal spelen of wat voor vreemde Amerikaanse sport
er is met allemaal ringen en knuppels, en… nou, meisjes ontmoeten.
Als de wereld gered moet worden, dan is dat een klus die het beste
over gelaten kan worden aan je vader en Merlijn en de rest. Zij
hebben dat al vaker gedaan tenslotte. Voor hen is het oude koek. Je
hoeft je daar geen zorgen over te maken.’
James zuchtte, en sloeg zijn ogen op. ‘Doen we niet Mam. Laat het
rusten, OK?’ Ginny ving de blik in de ogen van haar zoon en
onderzocht deze. Na een poos leek ze knorrig te accepteren wat ze
daar zag. Ze knikte bedachtzaam.
‘Het komt wel goed,’ zei ze, hen alle drie aansprekend. ‘Horen
jullie me? Jullie hoeven je er geen zorgen over te maken. Het zal
prima worden. Dat doet het altijd, ja toch?’
James knikte toen zijn moeder haar arm weer om hem heen legde. Het
leek altijd in orde te komen, ongeacht hoe slecht het er op een
gegeven moment uitzag. Maar toch kon hij het niet helpen te denken
aan Merlijn’s woorden, toen ze allen het weefgetouw met de gebroken
rode draad hadden gezien:Dit veranderd
alles. En aan het eind daarvan, echode in zijn herinnering
als een kietelende veer, hij riep Scorpius Malfidus’ opmerking
terug, op de ochtend dat hun reis was begonnen. Het lot lijkt er
plezier in te hebben jullie Potters precies in het midden van de
geschiedenis te plaatsen,had hij gezegd, als vooruit werkend op de
woorden van zijn moeder. Het kan een goed idee zijn om niet
te…afgeleid te zijn als dat weer zou gebeuren.
In het maanlicht huiverde James lichtelijk onder zijn moeder’s
arm.

Zoals met alle, in beginsel onbekende, dingen, vond James het
leven op Alma Aleron in eerste instantie duizelingwekkend onbekend,
toen alleen maar vreemd, en tenslotte, aan bijna het eind van zijn
eerste week, enkel excentriek, maar verder redelijk goed mee om te
gaan.
Anders dan de slaapkamer die hij had gebruikt in Zweinstein, was de
Bigfoot slaapruimte verdeeld in een ratjetoe van kleine slaapkamers
op de derde etage, zich uitstrekkend tot de zolder. Sommigen van de
kamers boden plaats aan zoveel als zes leerlingen, maar Ralph en
James hadden een kleine tweepersoons kamer aan het eind van de
hoofdhal. Na onderzoek, bepaalde James dat, tot voor kort, de kamer
dienst had gedaan als een voorraadkast. Dit vermoeden werd later
die eerste nacht bevestigd toen de conciërge binnenkwam en met een
zaklamp de kamer inscheen, roepend dat hij op zoek was naar zijn
reserve mop. Hij leek niet heel verbaast te zijn echter, om James
en Ralph, bleekjes, vanuit de duisternis naar hem te zien
knipperen, hij gebruikte enige tijd rommelend onder hun bedden op
zoek naar de vermiste mop, die hij uiteindelijk vond.
Gedurende de eerste paar dagen van school, stelden James en Ralph,
Daan aan om te helpen met het verfraaien van hun kamer. Deze
vullend met Zwerkbal posters, een zelf gemaakt Griffoendor
spandoek. (tactisch opgehangen naast het Bigfoot wapen), een oud
tapijt, gered vanuit een afvalbak achter de gemeenschappelijke
slaapzaal, en een kleine buste van Heer Percival Pepperpock, die zo
was betoverd dat hij grappige, botte, opmerkingen maakte, als de
slaapkamer deur werd geopend.
Het leuke van het leven in het Apollo Landhuis, was dat de rest van
de Bigfoot Afdeling James en Ralph leek te accepteren met een
algemene graad van onverstoorbaarheid, bijna het niveau van
verveling bereikend. Het leek een goed en trouw zooitje, verrassend
verschillend, met leden vanuit de hele wereld en zelfs
vertegenwoordigers van een verscheidenheid van mensachtige soorten.
Er was een tweedejaars kobold met de naam Nelisteen, en een
gewichtige eerstejaars Glamorgana genaamd Jasmine Jade, op wie
Ralph een nogal hopeloze verliefdheid ontwikkelde, ondanks haar
overduidelijke, en verbazingwekkende, gebrek aan eigenwaarde. Er
was zelfs een echte Bigfoot met lange aapachtige armen, voeten ter
grote van frituurpannen, en die een onverklaarbare voorliefde had
voor Polka muziek, die hij uren achter elkaar draaide op de
ouderwetse afdelingsgrammofoon.
Olivier Plank stelde James en Ralph snel voor aan al hun
afdelingsmaten tijdens de avonden doorgebracht in de speelkamer in
de kelder, onder de gezamenlijke blikken van de opgezette herte -
en elandkoppen, liefkozend bekent als Laurel en Hardy. Beide
jongens werden steeds meer vertrouwd met de namen en de gezichten
van hun mede Bigfoots, als ze hen passeerden op hun weg naar de
algemene badkamer iedere morgen. Er waren geen bullebakken of
vervelende etters bij de Bigfoot Afdeling, maar ook waren er geen
opvallende sterren, noch academisch, noch atletisch.
‘We zijn een team,’ verkondigde professor Plank opgewekt, knikkend
naar de Bigfoots toen ze op een avond verzameld waren in de spel
kamer. ‘Niemand onderscheid zich op enig vlak, maar dat maakt ons
sterker in het midden. Geen andere afdeling kan daar over
opscheppen.’
Stiekem vroeg James zich af of dat iets bijzonder goed was. Toen
hij Daan ernaar vroeg, knikte de jongen enthousiast.
‘Ik weet precies wat je bedoeld,’ riep hij uit. ‘Los van jou en de
Ralphinator, is de Bigfoot Afdeling als een magneet voor de
gemiddelden. Het is als leven op het Eiland van Mislukt
Speelgoed!’
James begreep het vergelijk niet, en stopte Daan met een zucht en
een rol van zijn ogen, toen de blonde jongen het probeerde uit te
leggen.
Gewent raken aan al de nieuwe lessen was veruit het lastigste
onderdeel van het aanpassen aan het leven op Alma Aleron. Het
vinden van de leslokalen, die verspreid waren over het gehele
herfst terrein, werd veel gemakkelijker door het feit dat Daan in
vrijwel al dezelfde lessen als James en Ralph plaats nam, en hij
kende het terrein zeer goed.
De namen van de lessen, leken vaak onnodig eigenaardig en
verwarrend. Veel van de lessen waar James gewent aan was op
Zweinstein, leken totaal geen gelijkwaardige Amerikaanse
tegenhanger te hebben. Aan de andere kant, het Amerikaanse
toverleerplan behandelden lessen op dingen als, Dreuzel Bezigheid
Kunde en Klokwerk Mechaniek, die totaal geen onderdeel waren van
James’ eerdere Zweinstein lessen.
Sommige van de lessen vond hij erg leuk, zoals Magie- Amerikaanse
Geschiedenis, die gegeven door een originele Amerikaanse reus,
genaamd Paul Bijleveld, en Geavanceerde Vereiste Transmutatie wat
de Amerikaanse versie van Transfiguratie was. Anderen vond hij
ronduit vreselijk, zoals Voorwetende Techniek, Mageografie, met de
nietszeggende saaie professor Wraekbel. Zijn meest gehate les
echter, was de Amerikaanse tegenpool van Verweer Tegen de Zwarte
Kunsten, hier bekent als Verboden Uitvoering en Vloekologie.
Gegeven door de onuitstaanbare Pernilla Remora, de enige leerlingen
die de lessen leken te waarderen waren de leden van haar eigen
Vampier Afdeling, die aanbaden en vereerden de professor met iets
van een fanatieke verheerlijking.
Naar bleek, had professor Remora nogal een reputatie voor zichzelf
gemaakt door het schrijven van een serie toverromance verhalen over
verzonnen Amerikaanse Vampieren met verbazingwekkende gave namen en
duistere verbijsterende persoonlijkheden. Tijdens de les maakte ze
heimelijke toespelingen over het voortgaande proces voor haar
nieuwste boek, bewerend dat haar verhalen helemaal niet verzonnen
waren, maar slechts weergaves waren van haar eigen levens
ervaringen.
‘Veel als andere verhalen in boeken die losjes gebaseerd zijn op de
avonturen van een bepaalde beroemde tovenaar,’ zei ze tijdens een
les, minachtend snuivend en heimelijk naar James kijkend. ‘Hoewel
de mijne,’ ging ze luchtig verder, ‘niet bevooroordeeld zijn in het
voordeel van de hoofdrolspelers.Ikschrijf mijn verhalen exact zoals ze gebeurt
zijn, met een oog op intellectuele eerlijkheid.’
‘Enzware bijvoeglijke toegevoegde
zinnen,’ mompelde Daan binnensmonds, zijn gezicht laag over zijn
perkament terwijl hij doodelde.
De Scherf van de Amsera Certh was net
zo verfrissend geweest voor James en Ralph als Merlijn had
voorspeld. De eerste namiddagen, keerden James en Ralph naar hun
slaapkamer op de derde etage van het Apollo Landhuis, en haalden
een doek van de Scherf. Hij tikte dan met zijn toverstok erop en
zei de zin die Merlijn hem had geleerd, en keek terwijl de
Griffoendor leerlingenkamer in beeld zwom, gewoonlijk gevuld met de
bezigheden van de late avond. De eerste keer dat hij dat gedaan
had, waren zowel Ralph als Daan bij hem geweest, en ze waren erin
gelaagd om Karel Krauwel behoorlijk te laten schrikken, door zijn
naam te noemen vanuit de betoverde spiegel boven de Griffoendor
open haard.
‘Karel!’ had James geroepen, met zijn handen gekomd om zijn mond en
dicht naar de Scherf buigend waar deze hing op de muur van de
slaapkamer. ‘Karel! Kun je me horen? Ik ben het met Ralph en Daan!
Waar is Roos en iedereen?’
Karel had zijn Drankenboek, waar in hij had zitten leren, laten
zakken en keek onzeker in de rondte. Toen James zijn naam weer
riep, keek de jongen omhoog, zag de drie gezichten van de jongens
in de spiegel bij de haard, en sprong behendig over de rug van de
bank, zijn boek in de lucht gooiend. Een seconde later tuurde hij,
met verwilderde ogen, over de rug van de bank.
‘Iemand heeft James vermoord!’ riep hij schril uit. ‘En Ralph
Deeter! En een derde gast, die blonde waarmee ze het eerste jaar
optrokken! Ze spoken bij ons in de spiegel! Kijk!’ Hij wees verwoed
toen James, Ralph en Daan uitbarsten in lachen. Het duurde bijna
een minuut voor ze genoeg waren bijgekomen om uit te leggen aan de
verzamelde leerlingen aan de andere kant van de Scherf dat ze
helemaal geen geesten waren, maar gewoon communiceerden vanuit de
V.S. via Merlijn’s magische Spiegel.
Toen ze klaar waren, hoorde James Roos’ stem, terwijl ze zich een
weg baande door de groep Griffoendoren. ‘James? Ben jij dat? Ga
opzij Paulusse!’ Ze elleboogde zich naar voren en boog zich naar de
spiegel, opzij van haar. ‘James,’ vroeg ze ernstig, ‘wat zijn
jullie drie aan het doen in de spiegel?’
James haalde adem om te antwoordden, maar Roos schudde ongeduldig
haar hoofd.
‘Laat maar. Vertel eerst dit: is het waar dat de Amerikaanse
leerlingen iedere week een schoolreisje maken naar en of ander
gigantische onontdekte prairie waar de Indianen nog altijd slapen
in Tipi’s, en nog leven zoals ze dat drie honderd jaar geleden
deden? Omdat als dat waar is, ik niet eens meer met je wil praten
van pure dodelijke jaloersie.’
‘Nee Roos,’ lachte James. ‘Niets als dat is gebeurd. Tot nu toe
zijn de lessen bijna net zo als de lessen thuis. Sommigen zijn
goed, sommigen zijn slecht, maar zo is school. Ander land zelfde
routine.’
Roos zuchtte sceptisch. ‘Vooruit dan,’ zei ze, neerploffend op de
bank. Karel Krauwel tuurde er nog steeds met grote ogen overheen.
Roos zette een hand tegen de zijkant van zijn hoofd en schoof hem
uit de weg. ‘Dus, hoe is het daar nou? Hoe wennen jullie twee en
Lucy en iedereen daar? Vertel me alles, verzwijg niets.’
James schudde hulpeloos zijn hoofd, niet wetend waar te beginnen.
Daan daarentegen, begon onmiddellijk met het onderdeel wat hem het
meest interesseerde. ‘Petra is helemaal kwaadaardig- geschift op
ons veranderd!’ riep hij uit, zijn ogen wijd open zettend. ‘Ze viel
de Archief Zaal aan en vernietigde het leven zoals we het
kennen!’
‘Hou jekop! Zei James, zijn vriend
opzij duwend. ‘Daar mogen we helemaal niet over praten! En daarbij,
ze zegt dat zij hetnietwas!’
‘Ze zei dat ze sliep toen het gebeurde, samen met Issy in haar
kamer op het terrein,’ verhelderde Ralph, een vinger opheffend. ‘En
Merlijn zei ons alleen om het geheim te houden bij de school. Hij
zei niets over onze vrienden thuis.’
‘Wacht even,’ zei en andere stem van het andere eind van de Scherf.
James keek op en zag Scorpius Malfidus plaats nemen op de bank
naast Roos, terwijl de rest van de leerlingen uiteen gingen en
terug keerden naar hun huiswerk en verschillende gesprekken. ‘Wat
is dat over Morgenster? Vertel je ons dat ze nu al in de problemen
zit bij de Amerikanen?’
‘Nee!’ zei James direct, waarschuwend kijkend naar Ralph en Daan.
‘Er was enige verwarring, maar niemand weet wat er gebeurt is. Het
is… ingewikkeld.’
Gezamenlijk legden de drie jongens de gebeurtenissen rond de aanval
op de Kluis der Lotsbestemmingen uit, eindigend met de
gedetailleerde ondervraging met kanselier Franklin, Merlijn en
James’ vader, in het kantoor van de kanselier die later die avond
had plaatsgevonden.
‘Dus Merlijn liet jullie de Amerikanen niet vertellen dat het Petra
was die jullie het Archief zagen verlaten?’ vroeg Roos
fronsend.
‘Hij hield ons niet tegen om het te vertellen,’ antwoordde Ralph.
‘Hij soort van… legde uit aan professor Franklin, dat het stukje
daarover, voor onze bestwil, weg te laten, en wij gingen daar niet
tegenin. Het hielp dat die volslagen idioten bij S.T.E.F. de
volgende dag lieten weten datzijde
aanval opeisten. Ze zeiden dat als Harry Potter en zijn mensen niet
naar huis gingen, er spoedig geen huis meer zou zijn om naar terug
te keren.’
Roos fronste. ‘Denken jullie werkelijk dat het S.T.E.F. was die
verantwoordelijk was voor de aanval?’
‘Zou wel logisch zijn,’ knikte Daan. ‘Ze gingen echt achter James’
vader en de rest van ons aan, op deZenithreis naar hier.’
Op dat punt veranderde het gesprek naar een uitvoerige beschrijving
van het avontuur van de reizigers op de trein, en de waarschuwing
van de S.T.E.F. leider vlak voor hij weg vloog. Tenslotte schudde
Roos bedachtzaam haar hoofd.
‘En toch was het niet de S.T.E.F. leider die jullie uit het Archief
zagen komen na de aanval,’ mijmerde ze. ‘Het was Petra en een
andere vrouw, juist?’
‘Onofficieel, ja,’ beaamde Daan. ‘Volgens Merlijn’s versie van het
verhaal, zagen we alleen twee vrouwen uit het Archief komen. Hij
leek Petra’s deel geheim te willen houden.’
Vanuit de andere kant van de Scherf vroeg Scorpius, ‘Waarom zou hij
dat doen?’
‘Hij zei daarna er iets over tegen me,’ gaf James schoorvoetend
toe. ‘Hij zei… dat het verstandig was om zijn veldslagen verstandig
te kiezen, watdat ook mag betekenen.
Hij sprak zelf met Petra, toen het hele gedoe voorbij was, vlak
voordat hij vertrok. En toen kwam hij, en sprak met mij. Hij zei
dat het het beste zou zijn als we wat we wisten voor onszelf zouden
houden, omdat de Amerikanen niet over de… euh…talentenzouden beschikken om een onderzoek naar
Petra op juiste wijze te kunnen volbrengen. Dat is precies hoe hij
het zei, maar ik heb geen flauw idee wat ter wereld hij ermee
bedoelde. En toen vroeg hij me, om samen met Ralph en Daan haar in
de gaten te houden, voor hem.’
‘Hij wist dat ze te maken had met de aanval op het Archief, en liet
haar gewoon gaan?’ zei Roos verwonderd. ‘Neem me niet kwalijk dat
ik het zeg, maar dat is behoorlijk vreemd. Waar wilde hij dat je op
zou moeten letten?’
James schouderschokte kijken van gezicht naar gezicht. ‘Ten eerste,
mogelijk had ze er niets mee te maken,’
hield hij vol. ‘Mogelijk was het… ik weet het niet… iemand die een
Wisseldrank gebruikte of zoiets.’
Scorpius zuchtte vermoeid. ‘Potter, je blinde trouw begint en
beetje vervelend te worden. Is dit niet precies als wat er vorig
jaar is voorgevallen, toen je weigerde om toe te geven dat je de
Directeur in de Magische Spiegel zag, samenheulend met de
boeven?’
James’ gezicht werd rood. ‘Uiteindelijk had ik gelijk
nietwaar?’antwoordde hij. ‘Ik bedoel, tuurlijk, het was Merlijn,
maar hij was niet slecht geworden. En Petra ook niet.’
Roos wuifde ongeduldig met haar hand. ‘Dus waar moet je voor
opletten met Petra?’
James zuchtte. ‘Alles… buiten het gewone denk ik. Merlijn zei daar
niets over. Ze heeft een leerperiode aangeboden gekregen hierop
school, samenwerkend met de Dranken Meester, dus we zullen haar
minstens twee keer per week zien. Merlijn moet haar wel vertrouwen,
want hij heeft haar geholpen om deze betrekking te krijgen.’
Scorpius keek bedenkelijk van de bank waar hij naast Roos zat.
‘Misschien heeft Merlijn gezorgd dat ze die betrekking kreeg, om
hetmakkelijkerte maken haar in de gaten
te houden.’
‘Waarom neemt hij haar en Issy dan niet gewoon mee terug met hem?’
vroeg Roos, opzij naar de jongen kijkend.
‘Dat kan hij misschien niet,’ antwoordde Scorpius eenvoudig.
‘Wacht eens even…,’ zei Daan, zijn ogen vernauwend. Hij boog zich
naar voren en tuurde kritisch in de Scherf, zijn gezicht in de half
komische grijns vertrokken in zijn versie van diep nadenken.
‘Hebben jullie… verkering?’ vroeg hij opeens.
Roos’ ogen sperden zich open en ze keek naar Scorpius, die naar
haar van opzij terugkeek. Er viel een lange stilte.
‘Ik wist het!’ riep Daan, wijzend op de Scherf.
Roos werd rood. ‘Doe niet zo achterlijk. We zijn gewoon vrienden.
En we zijn allebei nog geen dertien, zoals je weet.’
‘Roosheeft eenvriendje,’ zong hij grinnikend.
Scorpius draaide zijn hoofd weg en stond op aan de andere kant van
het glasoppervlak. ‘Ik heb Runen huiswerk,’ stelde hij met een
verveelde stem weg lopend.
‘Jullie zijn idioten,’ raasde Roos, haar armen over elkaar slaand
en weigerend om oogcontact te maken met de jongens in de
spiegel.
‘Dat kan zo zijn,’ knikte Daan, nog altijd grinnikend, ‘maar wij
zijnoplettende idioten. Ja toch?’ Hij
keek terug naar James en Ralph. Ralph schudde zijn hoofd. ‘Ik heb
Dreuzel Bezigheid Kunde,’ zei hij, draaiend naar zijn bed, waar hij
zichzelf op gooide.
‘Zie je nog wel Roos,’ glimlachte James. ‘Ik verwacht dat Scorpius
wel wat hulp met Runen kan gebruiken.’
‘Scorpius kan dat prima alleen,’ mopperde ze opstaand. ‘Laat me het
weten als er nog meer daar gebeurt, goed? En neem Lucy mee de
volgende keer als je opduikt. Misschien krijgen we dan nog
eenintelligentgesprek methaar.’
Toen het eind van de eerste volle week bij Alma Aleron eraan kwam,
merkte James dat hij veel zin had in het weekend. Nu dat Merlijn en
professor Lubbermans naar huis waren gegaan, en zijn ouders en
zusje bezig waren met zichzelf in de nieuwe flat thuis te voelen,
was het James’ zijn eerste kans om te genieten van twee dagen
vrijheid. Er was nog altijd heel wat van het terrein dat hij nog
niet onderzocht had, inclusief de Toren van Kunst, de vreemde ruïne
aan het noordelijke deel van het terrein, het massieve sport
stadium (bekent als Pepperpock Landing), en de eindeloze
standbeelden, fonteinen, en vreemde magische objecten die her en
der op het terrein stonden.
Lucy had beloofd om de jongens mee te nemen op een rondleiding in
het Erebus kasteel, het huis van de Vampier Afdeling, maar James
was daar minder in geïnteresseerd, daar hij al een Vloekologie les
had gehad in de lange glazen “maankamer” van het kasteel, en niet
bijzonder leuk vond wat hij had gezien. Zweinstein was je ware
natuurlijk. In vergelijk, Erebus Kasteel was een beetje als een
Dreuzel filmset, met barokke kroonluchters gepropt op iedere vrije
ruimte op het plafond, enorme, ziekelijk gedetailleerde wand
tapijten die hingen aan iedere stenen muur, en veel te veel
harnassen, gapende openhaarden, en rustieke trappen. Wat Lucy
betrof, zij leek snel verliefd te zijn geworden op haar afdeling en
haar mede Vampieren, had zich bevriend met sommige meisjes die ze
voor het eerst ontmoet hadden aan boord van deGwyndomare. ‘Zeker, ze zijn allemaal een beetje
melodramatisch en chagrijnig,’ vertrouwde ze hen toe bij het
ontbijt op Vrijdagochtend, ‘maar ze hebben veel verbeeldingskracht
en zijn slim. Famke Draadhaar maakt kool afdrukken van de
grafstenen op de begraafplaats van het terrein. En Dorien
Hortensius schrijft poëzie. Het rijmt niet of zoiets, maar dat
betekend alleen dat het heel goede poëzie is. Erg volwassen.’
‘Jep,’ knikte Daan kritisch. ‘En ik hoorde dat de hele zooi de
nieuwe kleren voor de keizer maakt.’
Lucy knipperde naar Daan, en schudde vervolgens haar hoofd
hooghartig. ‘Wacht een even,’ zei Ralph fronsend. ‘Heeft Amerika
een keizer?’

De laatste les die morgen bleek Theoretische Zwaartekracht te
zijn, wat kennelijk een vreemde mengelmoes was van levitatie,
vliegen, en al het andere wat te maken had met dingen van de grond
krijgen. De klas verzamelde zich in het midden van een grassige
binnenplaats tussen de Toren van Kunst en de Administratie Zaal, en
James was verrukt om te zien dat de Trans Dimensionale Garage
vlakbij stond, zijn canvas muren wapperend in een briesje. De
vliegende auto’s stonden erin, hun chroom glansde toen de zon door
de open voorkant van de tent gluurde.
‘Is dat de permanente verblijfplaats aan de Amerikaanse kant van de
Garage?’ vroeg James aan Daan.
Daan keek naar de tent-achtige vorm. ‘Jep, ik denk dat de andere
kant ergens in Pakistan is nu. Er is een team tovenaar archeologen
daar, een soort oude magische stad aan het opgraven. Professor
Paternoster sleep zijn leerlingen mee over de hele wereld, in de
modder gravend als een lading kevers. Feitelijk, waren kevers alles
wat ze mee terug namen de laatste keer. Mestkevers, om precies te
zijn, uit Egypte. Best wel vet, nu ik erover nadenk. Ze zijn nu in
het museum op de bovenste verdieping van de Toren van Kunst.’
Terwijl Daan sprak, stapte een figuur van onder de hoge bomen aan
de rand van de binnenplaats vandaan, en James was verrast Olivier
Plank te herkennen, gekleed in een korte mantel en laarzen met een
soort duikbril boven zijn wenkbrauwen.
‘Gedag leerlingen,’ riep hij, hen rond zich roepend in het
zonlicht. ‘Professor Aasman voelt zich vandaag niet helemaal fit,
dus mij is gevraagd om waar te nemen. Ik heb begrepen dat jullie
momenteel werken aan Midden Luchtvaart Verordeningen, ja?’
Er was een gezamenlijke kreun toen de leerlingen hun schouders
lieten hangen. ‘Kom op,’ klaagde een van de Igor jongens. ‘Aasman
is ziek. Kunnen we niet iets anders doen dan lucht voorrang
training? Laten we gezamenlijke levitatie doen!’ ‘Duikvlucht
reddingsoefening!’ riep een Zombie meisje. ‘Vanaf vijfhonderd
meter! Het is helder genoeg vandaag!’
De klas verzande in gebabbel van rommelige stemmen toen professor
Plank zijn hoofd schudde en zijn handen opstak.
‘Luister allemaal, alleen omdat jullie professor ziek is, betekend
dat niet dat we het lesprogramma kunnen negeren. Hij is er komende
Vrijdag weer… euh… waarschijnlijk. Eigenlijk, mogelijk niet, nu
jullie het erover hebben…’
‘Wat heeft ie?’ vroeg de Igor leerling.
‘Ik hoorde dat het waterwrat is,’ riep een Vampier meisje vanuit de
groep. Iedereen draaide zich terug naar haar. Ze knipperde naar
hen. ‘Tenminste, dat is het gerucht dat rondgaat.Ik weet er verder niets van. Het is niet zo dat ik
hem vervloekte alleen om onder mijn OP-DWN examen uit te komen.
Euh, niemand kan iets bewijzen.’
‘Hoe dan ook,’ zei professor Plank, pogend de klas weer onder
contôle te krijgen, ‘het kan, eigenlijk, zo zijn dat de professor
voor een paar weken afwezig zal zijn. Dus…’
De groep begon weer te babbelen, smekend om een vrije dag van het
reglement van Luchtvaart Verordeningen die ze kennelijk bestudeerd
hadden. Professor Plank keek een beetje hulpeloos over de
leerlingen, en dan grinnikte hij.
‘Goed,’ riep hij, hen vrijwel direct tot zwijgen brengend. ‘We doen
een paar rondjes op de Drijfbaan, alleen om op te warmen. Daarna
behandelen we passerende stromen en landingstechnieken op beperkte
plekken.’
‘Geweldig,’ veerde Daan op toen de groep juichte, de tweede helft
van professor Plank’s melding overschreeuwend. ‘We kunnen een
beetje snelheid achter ons krijgen in de ringen. Is ook een prima
moment. De eerste Drijfbalwedstrijd van het seizoen is al over een
week.’
‘Dus, wat is dat Drijfbal eigenlijk?’ vroeg Ralph terwijl de groep
de professor volgde over de binnenplaats, op weg naar balustrade
van het stadion, die net zichtbaar was boven de daken van de
Lesgebouwen. ‘Is het net zoiets als Zwerkbal?’
‘Niet echt,’ antwoordde Daan, de hoek van zijn mond bedachtzaam
optrekkend. ‘Drijfbal is een soort kruising tussen bezem racen en
rugby. Eenvoudig gezegd, je hebt een aantal zwevende ringen die
achter elkaar een groot cijfer acht in de lucht boven het veld
vormen. Het doel is om een van de drie Hibba’s te vangen, die
alleen maar vliegende leren rugbyballen zijn, en dan drie keer
zoeven door de baan, zo snel als je kunt. Bij de laatste keer, gooi
je de Hibba door het doel boven de middelste ring.’
James schouderschokte. ‘Lijkt me niet zo moeilijk.’
‘Neep,’ beaamde Daan. ‘Behalve voor de Popan’s. Dat zijn de gasten
van het andere team, wiens taak het is om je uit de ringen te
dwingen, en de Hibba te veroveren.’
Ralph knikte. ‘OK. Maar toch, aannemend dat je voorbij hen komt,
dan is het een recht schot op het doel, juist?’
Daan klapte Ralph op zijn schouder. ‘Absoluut. Behalve voor de
Hanger. Die heeft een grote houten Knots, en hij mept de Hibba
recht naar je terug als hij kan. Slaat je zo van je bezem als je
niet oppast. Popan’s hebben soms ook Knuppels.’
‘En vergeet niet het aanvallende en verdedigende spreukenwerk,’
riep een andere jongen in de buurt.
‘Dat je gelijk hebt Hansen,’ antwoordde Daan. ‘Het magische spel is
een noodzakelijk deel van de sport. Dat is waarom de Zombies over
de baan zullen heersen dit jaar.’
‘In je dromen Wilstra,’ weerkaatste een Igor meisje. ‘We meppen
jullie zooitje eruit bij de eerste kruisdoorgang.’
‘Kruisdoorgang?’ vroeg James, Daan van opzij aankijkend, die
minachtend met zijn hand wuifde.
‘Sommige Popan’s blijven achteraan hangen tijdens de eerste ronde,
alleen omdat ze je dan kunnen tegen komen bij de kruising, om je te
dwarsbomen. Je kunt gewoonlijk onder ze door duiken, en de meesten
van hen hebben echt niet het lef om een doodsvlucht te maken.’
‘Team Igor heeftmassa’s lef,’ grijnsde
het meisje gemeen. ‘We hebben net afgelopen Woensdag er een
ingevroren scheepslading van ontvangen.’
‘Gaan jullie een rij Frankensteinen inzetten die zelfs in een
Drijfbaan kunnen vliegen?’ zei Daan opgewekt. ‘Of hopen jullie een
paar afspraakjes te kunnen scoren voor het Halloween banket?’
Het meisje kookte van woede maar kon geen spitse opmerking terug
plaatsen. Daan wuifde haar luchtig weg.
Kort daarop naderde de groep Pepperpock Landing, wat bestond uit
een serie hoge tribunes die een netjes gemaaid grasveld omgaven, en
twee houten verrijdbare bruggen die tegenover elkaar stonden in het
midden van het veld. Beide hadden een breed platform en waren
voorzien van afdelingsvaandels. Hier en daar zaten leerlingen
verspreidt op de tribunes, het herfstzonnetje opzuigend, of in
kleine groepjes kletsend.
Op het veld, rende een groep oudstejaars Weerwolven
oefeningswedstrijden, hun grijze “T” shirts en jogging broeken
waren donker van het zweet. Professor Plank leidde de groep over
het veld in de richting van een deur aan de onderkant van de
rechter rijbrug.
‘Pak allemaal een bezem,’ riep hij, de deur opentrekkend en een
lage donkere kleedkamer onthullend. ‘Niet moeilijk over doen. Ik
wil jullie over vijf minuten op het platform zien, allemaal.’
James en Ralph waren bij de laatste in de muffe ruimte. Deze zat
vast op de bodem van het veld en was omgeven door stenen, met een
laag houten dak. Meer afdelingsvaandels versierden de muren
binnenin, de meesten vrij oud en stoffig. Honderden bezems hingen
aan haken of waren in grote hoezen gestopt. Lawaaierig babbelend in
de nauwe ruimte, kozen de leerlingen ieder een bezem en begonnen
een aantal smalle trappen te bestijgen, die langs de muur tot aan
het plafond reikten.
‘Whoow,’ zei Ralph, James porrend en wijzend. ‘Kijk die dan!’
James floot bewonderenswaardig terwijl hij naar een aantal planken
liep onder de trappen. ‘Zijn dat bezems? Zoiets alsditheb ik nog nooit gezien.’
De voorwerpen, in een nette rij op de planken, waren zo lang als
bezems, maar veel platter en breder, als schuttingplanken die glad
en gepolijst waren. Hun staarten waren gestroomlijnd en plat, ieder
takje geslepen tot een naaldscherpe punt. Sommigen waren geverfd
met schelle ontwerpen en kleuren. Ze glansden mild in het stoffige
licht.
‘Zouden we deze mogen gebruiken?’ vroeg James gretig.
Ralph haalde zijn schouders op en grinnikte. ‘Ik zou niet weten
waarom niet. Ik zou het aan Daan kunnen vragen, maar hij is al naar
boven. Kom op we doen het gewoon! Ze zien er een stuk beter uit dan
de afdelingsbezems thuis!’
James knikte. Bijna eerbiedig pakte hij de dichtstbijzijnde van de
vreemde bezems. Die was glimmend zwart geverfd, met blauwe vlammen
uitwaaierend vanaf de voorkant. Ralph nam degene ernaast, die
oranje zwart gestreept was als de strepen van een tijger. Omhoog
gehouden was iedere bezem iets langer dan zij waren. Na een moment
bewondering voor zichzelf met hun indrukwekkende bezems, draaiden
de jongens zich en volgde de laatste van de klas omhoog de trap op,
de open lucht in.
Een minuut later, bijna buiten adem, klommen ze in de helderheid
van het platform, hoog boven het veld. De tribunes leken niet meer
zo groot, terwijl ze het veld overzagen. Het terrein spreidde zich
uit tot aan de mistige verte, met erboven de beltoren op het dak
van de Administratie Zaal. Wat het enige ding was groter dan de
stadium platforms. Glitterend in de lucht boven het veld, zag James
de ringen die de Drijfbal baan vormden. Degene in het midden was
groter dan de anderen, met bovenop een tweede ring, kleiner en
glanzend zilver -- kennelijk de doel ring. Een rij duiven was
bovenop de doel ring neergestreken, kijkend naar de leerlingen die
zich verzameld hadden op het platform.
‘OK,’ zei professor Plank, zijn handen ferm op elkaar klappend.
‘Laten we onze benen een beetje strekken, ja? Drie opwarm rondjes
zijn wel voldoende. Het is geen wedstrijd, dus laten we vermijden
elkaar te passeren. Leiders kruisen aan de bovenkant van de
kruising, volgers blijven laag. Begrepen? Laten we gaan dan!’
Met een korte knik, zette professor Plank zich op zijn bezem, en
zette af, de lucht in suizend en door de eerste van de zwevende
gouden ringen zwevend. De gedachte om af te zetten van zo’n hoog
punt, maakte dat James zich een beetje misselijk voelde, maar geen
van de andere leerlingen leken er ook maar een beetje zenuwachtig
over. Als paardenbloemzaadjes in de wind, stroomden ze de lucht,
professor Plank volgend die ontspannen over de baan vloog.
‘Nou,’ zei Ralph, de bezem opheffend die naast hem zweefde, ‘alles
of niets.’ Beide jongens probeerden de vreemd gevormde bezems te
bestijgen, en merkten direct dat dit onprettig en eigenaardig
aanvoelde.
‘Ligt het aan mij,’ zei Ralph, op zijn tenen huppelend naar de rand
van het platform, ‘of voelt iets hieraan een beetje…
achterlijk?’
De meesten van de groep waren inmiddels al weggevlogen, een lange
lijn vormend die door de ringen stroomden, met elkaar kwetterend
als volgens op een hoogspanningsdraad. Daan stond stil aan de rand
van het platform, wachtend op zijn beurt terwijl de anderen voor
hem zich afzetten. Hij keek achterom toen James en Ralph op hun
plek achter hem kwamen aan huppelen, en zijn ogen puilden uit.
‘Whoow, whoow, whoow!’ siste hij opeens geschrokken. ‘Wat doen
jullie? Stap af, snel, voor iemand je ziet!’
James knipperde naar zijn vriend en krabbelde vervolgens van de
vreemde bezem. Ralph deed hetzelfde, maar leek vast te zitten. Hij
hing opzij, bijna van de bezem vallend op het platform.
‘Jullie gasten hebben zo’n geluk dat ik de enige ben die dit ziet,’
raspte Daan dringend. ‘Als iemand anders je had zienzitten op eenskrim… !’
Hij schudde sprakeloos zijn hoofd.
‘Wat?’ riep James gedempt. ‘Plank zei, pak een bezem!Wat mankeert
er aan deze?’
Daan rolde met zijn ogen, en sloeg zijn handpalm tegen zijn
voorhoofd. ‘Dat zijn geenbezems!’ zei
hij ademloos. ‘Dat zijn skrim’s ! Dat is iets Amerikaans! Ik
bedoel, kijknaar ze!’
‘Wat is het verschil precies?’ vroeg Ralph geërgerd.
‘Op de eerste plaats,’ antwoordde Daan, ‘je bestijgt geen skrim. Je
staat erop. Verder, ze zijn speciaal ontworpen voor
Drijfbalwedstrijden, niet om gewoon op rond te vliegen!’
James stak zijn handen op. ‘Hoe konden wij dat weten? Ze stonden
daar gewoon voor het grijpen!’
Daan zuchtte, nog altijd zittend op zijn bezem. ‘Nou, ik denk dat
er geen regels zijntegenhet gebruik van
een skrim in een les. Het is alleen dat niemand datdoet.’ Van de andere kant in de lucht van de baan,
riep professor Plank. ‘Schiet op jullie drie! We hebben er al een
ronde opzitten.’
‘Zij hebben skrim’s!’ riep een meisje verbijsterd. ‘Ik wed dat ze
niet eens weten welke kant de voorkant is!’
Er klonk een koor van gelach terwijl de leerlingen rond het
platform cirkelden, heen en neer naar de kruising draaiend. James
keek, en zij staarden terug naar hem, veel van hen minzaam met hun
hoofd schuddend. Hij tuurde terug naar Daan, die schouderschokte en
zijn wenkbrauwen optrok. ‘Nou, het is jouw begravenis. Ga ervoor.’
Daarmee zette hij af, opgaand in de rest van de groep.
‘Dat meen je niet,’ vroeg Ralph met een zachte stem. ‘Nee
toch?’
‘Lerenze jullie eigenlijk wel om te
vliegen, op die bekakte Europese school van jullie?’ riep een van
de Weerwolf leerlingen grinnikend.
James gezicht kreeg een vastberaden trek, hij tilde zijn
rechtervoet op, en zette hem op de brede lat van de skrim. Die
daalde iets, maar bleef stabiel.
‘Hij gaat het proberen!’ gilde een meisje. ‘Hij zal naar beneden
donderen als een steen en zich in het veld begraven! Misschien
neemt hij een van de Weerwolf oudejaars met zich mee,’ lachte ze
schril. Ralph hief zijn voet en zette hem onhandig op de
tijgerstreep skrim. ‘Volgens mij is dit een echt slecht idee,’
mompelde hij bij zichzelf.
‘Vooruit maat,’ zei James. ‘Het zal tenminste niet onze eerste
sport gerelateerde ramp zijn.’
Ralph keek naar hem. ‘De laatste keer redde ik je huid. Wie
zalonsdeze keer redden?’
‘Misschien kunnen we elkaar redden. Of misschien hoeven we deze
keer niet gered te worden.’
‘Dus, hoe gaan we dit doen?’ vroeg Ralph, iets groots wegslikkend.
James schudde zijn hoofd. ‘Ik denk,’ zei hij, zich schrap zettend,
‘dat je er gewoon niet over na moet denken.’
Voor Ralph kon reageren, nam James een grote hap adem, boog zich
iets, en zette af.
‘Wacht,’ riep Ralph, maar James was al weg. De skrim dook scherp
van het eind van het platform, met James er laag gebogen erover, en
dan, miraculeus, zweefde het weer omhoog, woest wiebelend.
‘Hij doet het!’ kreette een stem verbijsterd. ‘Voor zover
tenminste. Kijk hem dansen!’
‘James!’ riep professor Plank vanaf een afstand. ‘Dat is een skrim!
Wat doe je?’ ‘Het gaat goed!’ riep een Weerwolf jongen, gemeen
grinnikend. ‘Kijk hem dan! Een natuurtalend!’
Er klonk wat gelach. James worstelde om zijn evenwicht te houden op
de skrim, terwijl deze hobbelde en glibberde onder zijn voeten,
zigzaggend naar het midden van de baan. Het veld zwaaide ver onder
hem, er belachelijk ver, en onvergefelijk hard uitziend. Hij hijgde
en verloor bijna zijn balans. Instinctief sloot hij zijn ogen, het
beeld buitensluitend en zich concentrerend op het houden van zijn
evenwicht. Verbazingwekkend werkte het. De skrim ging vlak liggen
en stopte met het afschuwelijke wiebelen. James haalde diep adem,
boog zich door zijn knieën, en ontspande zijn schouders. Langzaam
deed hij zijn ogen weer open, en hield zijn blik hoog, weigerend om
omlaag te kijken. De rij bezemvliegende leerlingen strekte zich
voor hem uit, de meesten keken naar hem met nieuwsgierigheid en
verrassing.
‘Nou, schiet mij maar lek,’ verkondigde een mede Bigfoot, genaamd
Neuteboom, glimlachend. ‘Kijk dan toch, James! Je doet het!’
‘Hij kan ieder moment als een baksteen vallen,’ riep de Weerwolf
jongen, met wegstervende glimlach.
James had echter niet het gevoeldat hij
zou gaan vallen. Eigenlijk, hoe meer hij ontspande op de brede lat,
hoe meer hij dacht dat hij begreep hoe de ongewone bezem werkte.
Anders dan een normale vlucht, was de skrim bedienen iets wat alles
had te maken met, de hoek van zijn voeten, en het bewegen van zijn
lichaam. Dit waren vaardigheden die natuurlijk bij hem waren
ontwikkeld op het voetbalveld. Misschien dat hetzelfde wat hem goed
had gemaakt met voetbal, hem ook goed zou maken bij het vliegen van
een skrim. Voorzichtig probeerde hij naar voren te leunen, waardoor
hij iets versnelde. Hij draaide rond de leerling die achteraan
vloog, deze wat nerveus passerend. De leerling was een meisje van
de Pixie Afdeling, haar golvende blonde haar was bijeengebonden in
een keurige paardenstaart. Ze fronste ongelovig naar hem.
‘Niet passeren alsjeblieft,’ riep Olivier Plank verderop in de
baan. James keek van opzij naar hem terwijl hij vloog, en
vertraagde een beetje.
‘Beginners geluk,’ verkondigde de Weerwolf jongen, achterom kijkend
naar James met zijn ogen tot spleetjes. ‘Probeer dat tijdens
eenechtewedstrijd, en kijk wat er dan
gebeurt.’
James negeerde de jongen. Hij keek naar zichzelf, verrast hoe goed
hij het deed. Een deel van hem had verwacht dat hij daadwerkelijk
in staat was om zich op de skrimte handhaven. Hij had niet geweten
waarom, maar nu dacht hij dat hij dat mogelijk kon. Potters waren
geboren vliegers. Hij had dit niet eerder begrepen, maar dan, hij
had nog nooit de kans gekregen om op deze manier te vliegen. Het
voelde volledig natuurlijk, als of de skrim eenvoudigweg een
verlangstuk van zijn eigen lichaam was. Uitproberend maakte hij een
kleine hoek, en voelde de balk moeiteloos heen en weer snijden
onder hem, de wind doorklievend als een mes. Hij begon weer
snelheid te maken, de Weerwolf jongen passerend.
‘Hij gaat je inhalen Polsz!’ riep een andere jongen vanuit de
verte. ‘Het groentje gaat je voor schut zetten!’ Er klonk honend
gelach.
James zag de blik in de ogen van de jongen één ogenblik voor de
grijsgehandschoende hand uithaalde. De Weerwolf jongen Polsz, wilde
de skrim een optater geven als hij hem voorbij kwam, James uit zijn
evenwicht slaand. In plaats daarvan miste zijn hand volledig toen
James zijn enkels hoekte, ogenblikkelijk buiten het bereik van de
jongen duikend. Beiden knipperden verrast. Polsz‘s gezicht betrok
woedend, en hij boog zich opnieuw, met de bedoeling het eind van
James’ skrim te pakken. James dreef weer weg, genietend hoe
gemakkelijk het was. Polsz werd steeds kwader. Hij haalde weer uit,
buigend over zijn bezem, en rolde bijna om toen James grinnikend
naar beneden, en weg dook.
‘Kom hier!’ siste Polsz.
‘Wees voorzichtig,’ reageerde James. ‘Ik zou niet graag zien dat je
een krater in het veld maakt. Maar dan, misschien neem je een paar
afdelingsmaten met je mee.’ ‘NIET PAS-SE-REN!’ riep professor Plank
opnieuw. ‘Dit is alleen een opwarmoefening iedereen.’
James keek nog eens om, tuurde over zijn schouder om te zien waar
de professor was.
‘Goed zo Cornelis,’ gromde Polsz. ‘Je kunt me passeren als je op
weg bent naar de modder.’
Hij boog nog eens naar voren, deze keer met beide handen. Zijn
vingers grepen echter in het luchtledige toen James over de jongen
schoot, en Polsz rolde deze keer om. Hij haastte zich op grip op
zijn bezem te hervatten en hij slingerde heen en weer, wegbuigend
uit de rij vliegers. James zoefde gemakkelijk over Polsz, snelheid
makend. Om hem heen begonnen de leerlingen te reageren, lachend,
toen Polsz worstelde om zich weer recht op zijn bezem te krijgen,
maar James hoorde hen nauwelijks. Hij boog zich op de skrim, nog
altijd versnellend, en baande zich een weg door de vliegers, hen nu
een voor een passerend.
Het pure genieten van de vlucht was bedwelmend. Het vulde hem van
top tot teen, kietelend, als geheime magie. Deze keer echter, was
het geen tovermagie. Dit was de zuivere en eenvoudige ontdekking
van een aangeboren, verborgen talent om tenslotte, wonderlijk, de
middelen te vinden om dit uit te oefenen. Hij boog naar voren over
de skrim, voorwaarts duikend, de richting van de vliegende
leerlingen volgend, beginnend om rond hen heen te zwenken als waren
ze kegels. Hij hoorde niet dat professor Plank naar hem riep, noch
hoorde hij Daan’s hartelijke juichende aanmoedigingen toen James
hem passeerde, nog steeds versnellend.
Dit is wat mijn vader voelde , dacht
James vrolijk.De eerste keer dat hij op een
bezem zat enhem mee de lucht in nam, ditis wat hij voelde! Het is nu logisch!Nu
begrijp ik het gevoel! Een bijna
onzinnig gevoel van trots en verrukking borrelde in James op, zijn
hart vullend en een tinteling tot aan zijn tenen sturend. Hij kon
het niet langer verdragen. Voorzichtig, instinctief, boog hij naar
voren. De skrim ging sneller, en deze keer hield James niet in. Hij
leunde in de wind en dook uit de ringen van de Drijfbaan, in een
grote boog sturend over de tribunes. Leerlingen keken omhoog naar
hem toen hij over hen heen zoefde, zo verover de lat van de skrim
buigend, dat hij zijn vingers om de top krulde, zijn gezicht
begravend in de donderende kracht van de wind. Hij kon zich er niet
toe brengen om binnen de grenzen van het stadium te blijven, niet
als er zoveel open lucht was boven de rest van het zonovergoten
terrein. Met een brul van plezier en een wilde inspanning, schoot
hij weg tussen de tribunes, schietend over de bomen.
De klokkentoren van de Administratie Zaal verschenen in zijn zicht,
en hij richtte zich ernaar, zwenkend als in een slalom, heen en
weer op de luchtstroming. De wind voelde bijna massief aan rondom
hem. Het was alsof, hoe sneller hij vloog, hoe stabieler de skrim
onder zijn voeten was, hem in de gelegenheid brengend om dramatisch
heen en weer te zwaaien zonder gevoel van hoogtevrees. De
klokkentoren werd met alarmerende snelheid groter, en James zoefde
er zo dicht voorbij dat hij zijn schaduw zag knipperen op het
kegelvormige dak.
Direct remde hij af en boog, de skrim opzij trekkend in een strakke
kurkentrekker draai. James dook spiraalsgewijs naar beneden, en
zakte naar een groep hoge dennenbomen. De wind van zijn passage
verstoorde de duiven uit de bomen en trok een spoor van losse
naalden en takjes achter zich aan, een pad van dennengeur door de
lucht vormend. Hij boog zich opnieuw over de skrim, en dook laag
over het wazige beeld van het terrein. Leerlingen keken op toen hij
over hen heen flitste, een schacht wind achter hem aantrekkend als
een naschok. Nog altijd daalde hij, zodat zijn reflectie achter hem
aan racete in een van de lange beeken die langs de wandelpaden
lagen. Het waterspuwer vogelbad verscheen voor hem, en James trok
op het laatste moment scherp op, waardoor hij door de stralen van
de fontein schoot, die ontplofte in een dichte mist.
Lachend boog hij terug, stijgend en vertragend, een diepe zucht van
opgetogen opwinding slakend. Het terrein rolde zich beneden hem
uit, totdat het stadion weer in beeld kwam, wachtend op hem. De
rest van de groep hadden hun rondjes beëindigd. Ze stonden
stomverbaasd op het platform. Hum bezems aan hun zijde, kijkend
toen James feilloos over hen heen zoefde, en daalde. Ralph en Daan
stonden aan de rand van het platform, idioot grinnikend, en hun
hoofd in verbazing schuddend. De kleine groep opende zich onder
James, hem ruimte gevend om te landen. Voor de skrim het platform
raakte, sprong James er minzaam af, gemakkelijk neerkomend en de
skrim pakkend toen deze naast hem hing. Hij hijgde giechelend,
schudde het fonteinwater uit zijn haar, en keek de groep rond.
‘Meneer Potter,’ riep professor Plank streng uit. James keek om, en
de glimlach verdween plotseling van zijn gezicht. Professor Plank’s
gezicht stond strak van strengheid. ‘Ik heb precies twee vragen
voor je, jonge man. Deeersteis, wat
voor strafwerk wil je het liefst? Strafregels, of de vloer van de
badkamer schrobben?’
James’ gezicht betrok. ‘Euh. Um,’ stamelde hij. ‘Strafregels, denk
ik?’ Professor Plank knikte langzaam. ‘Strafregels dan. Kom
vanavond naar mijn kantoor.’
James zuchtte. ‘Ja meneer. Sorry. Wat is de tweede vraag?’
Professor Plank’s gezicht werd lichtelijk bedachtzaam. James had
opeens de indruk dat de professor heel hard probeerde een glimlach
te onderdrukken. Op een meer normale toon vroeg hij toen, ‘Welke
maat tuniek heb je?’