3.Acht-en-tachtig Knopen
De volgende morgen gingen James met zijn familie en vrienden op
weg naar het ontbijt, en werden begroet door een spectaculair
uitzicht. Het zicht voorbij de ondergedompelde stad’s kristallen
openingen, was een groen-goud panorama, gevuld met trillende
stralen van een vroeg zonlicht, teder stromende serie’s bubbels en
scholen van zilveren vissen, die allen speelden over, en rond het
glanzende Altantiaanse stadszicht.
James, Albus en Lucy gaapten met onverdeelde nieuwsgierigheid toen
verschillende vormen langzaam door het water bewogen, heen en weer
zwemmend tussen hen en het verre oceaan oppervak. De vormen leken
nogal op lange gespiegelde bubbels, sommigen zo groot als een bus,
en rimpelend in de milde Atlantische stromingen. Daar ver onder,
tussen de afhellende, rotsachtige uitlopers, bemerkte James de
unieke patronen van zich uitspreidende oceaan tuinen. Wuivende
strengen zeewier en keurige rijen van zee komkommers groeiden langs
de velden van nog vreemder en veel kleurige fruit en groenten.
Reuzen inktvissen bewogen zich traag door de tuinen, en Lucy
bemerkte als eerste dat ze bereden werden door Atlantiaanse boeren,
met ontbloot bovenlijf, en hun hoofden werden omsloten door glanzen
koper met kristal helmen.
Terwijl de drie keken gebruikten de inktvissen hun lange armen om
sommige velden te oogsten, en de anderen te verzorgen, door ze te
ontdoen van onkruid, of te snoeien. Een van de inktvissen spreidde
plotseling al zijn armen en trok ze daarop weer samen,
vooruitschieten als een torpedo. Hij rees snel op door de stad,
aangedreven door zijn krachtige tentakels, en Albus hijgde en wees,
hard lachend; een van de Atlantiaanse boeren werd voortgetrokken
achter de inktvis, zich vastklampend aan een lang touw en staand op
een soort rond bord, die hij gebruikte als een vin om te sturen en
te zwenken door de stromingen. Toen het stel verscheen in de stad,
gevolgd door hun schaduw, bedacht James zich dat zowel de inktvis
als de rijder een bijzonder leuke tijd mee leken te hebben.
Behendig zette de inktvis zich neer en draaide, de vormen van de
straten volgend, en onder de bruggen en wandelpaden schietend,
totdat het direct voor het raam voorbij scheurde, een lange donkere
vorm tegen de heldere stralen van het waterige zonlicht. De
Atlantiaanse boer kwam een fractie van een seconde later voorbij,
zijn benen buigend terwijl hij om de bochten sneed met zijn
kogelvormige bord.
‘Ik vraag me af waar hij heengaat?’ vroeg Albus die probeerde om
voorbij de hoek van het raam te kijken.
‘Waarschijnlijk bezorgt hij ons ontbijt,’ antwoordde zijn moeder,
hem zachtjes vooruit duwend. ‘Als we niet opschieten hebben we geen
tijd om te eten. We vertrekken over een uurtje.’
Niet veel later, na een licht ontbijt van sardientjes en toast,
ging de groep op weg naar een deel van de stad dat Merlijn het
Aquastad Hoofd Maanstation noemde. James wist niet wat te
verwachten, maar was verrukt en opgewonden om bij hun aankomst een
enorm amfitheater achtige kamer te ontdekken die een grote donker
plas oceaan water omsloot. Drukke Atlantiaanse heksen en tovenaars
waren bezig op de ronde terrassen en steile trappen, die de plas
omgaven die voorzien was van allerlei soorten schepen.
‘Ziet eruit als King’s Cross op een Maandagmiddag,’ hoorde James
Denniston Dolohov lachend opmerken.
‘En ik denk dat dat niet eens zover van de waarheid is,’ reageerde
Marcel Lubbermans.
Terwijl de reizigers op weg gingen naar de plas, zag James
Atlantiaanse begeleiders verschillende kleine groepen hier en daar
heen sturen, hen in een rij over de drijvende loopplanken naar de
dekken leidend van lange smalle boten. De boten waren van hout, van
voor tot achter versiert met grote uitgesneden tierelantijntjes.
Mannen gekleed in heldere rode tunieken en hoge fijngevormde
kappen, stonden op de achterstevens van de boten, naast de
helmstok, kranten lezend of schema’s raadplegend terwijl de
sierlijk gesneden banken zich voor hen vulden.
Een bel klonk in de holte van de ruimte, de babbelende stemmen
overheersend. Het werd gevolgd door een galmende vrouwenstem. ‘Alle
forenzen met bestemming Hoeken van de Kroonslak en het Octodome, uw
zeilboot vertrek nu. Blijf alstublieft uit de buurt van de
stijgende bubbel, over drie, twee … ’
James keek omhoog toen een windvlaag zich een weg baande door de
ruimte boven hem, rollend door de gewaden van de forenzen, en
Merlijn’s lange baard. Het ronde, kristallen dakraam in het midden
van het plafond, boog zich naar beneden door de kracht van de wind.
Het raam verlengde zich, trilde en knalde los, een monsterlijk
regenboog-omgeven bubbel vormend. De bubbel viel snel op een van de
lange boten, omcirkelde het, en zonk toen weg in de diepte met boot
en al. Verbazingwekkend genoeg leek geen van de verzamelde menigte
geschokt, of had zelfs opgemerkt wat er was gebeurd.
‘Ik heb eens wat gelezen vannacht,’ zei Lucy flauwtjes, kijkend
naar het ronde plafond. ‘In de Altantis Bibliotheek. Het is een
soort wereldwonder weet je, gevolgd door de grote bibliotheek van
Alexandrië.’
‘Fascinerend,’ zei Albus. ‘Je weet hoezeer we allemaal zijn
geïnteresseerd zijn in bibliotheken, maar misschien kun je naar het
deel gaan over de enorme koepel bubbels, die schepen
inslikken.’
‘Nou, en ik gok hier een beetje,’ reageerde Lucy de groep volgend
op een smalle steiger,’ maar het volledige continent van Atlantis
heeft een vulkanische oorsprong. Helaas hebben de vulkanen die het
continent gemaakt hebben, deze uiteindelijk vernietigd, ze
verpulverd, en ontdaan van zijn ondergrond. De Atlantiaanen hebben
de kracht van de vulkanen weten te beheersen echter, en gebruiken
hun uitlaten om hun industrie van energie te voorzien. Ik denk dat
dit hierachter zit.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Ralph, met tegenzin stappend op het dek van
een van de smalle boten die de grote had van de Collectebus. De
kapitein stond in zijn rode tuniek en grappige hoed, fronsend naar
een serie koperen pijlstokken geplaatst op een plek naast de
helmstok.
‘Ik denk dat die grote windvlagen vulkanische uitstotingen zijn,’
bedacht Lucy fronsend. ‘En deze plas is waarschijnlijk deel van het
onderaardse uitlaatsysteem.’
‘Geen angst iedereen,’ zei Percy opgewekt, Molly en Audrey
begeleidend naar een van de banken aan de voorzijde van de boot.
‘Maar riemen om en hou je vast. Ik heb gehoord dat dit een pittig
reisje is.’
‘De beruchte Aquastad Transport Instantie,’ zei Harry, zich
neerzettend tussen Ginny en Lily. ‘Het plannings- en
verzendingsmodel voor de volledige toverwereld. Percy heeft gelijk.
Riemen om en hou je tassen vast iedereen.’
Albus keek James aan met een gemengde uitdrukking van opwinding en
onrust. ‘Dus, wat doet het?’ vroeg Ralph. ‘Ik heb niet de beste
ervaring met toververvoer systemen.’
‘Er is geen mogelijkheid om het goed uit te leggen voor we
vertrekken Ralph,’ antwoordde Petra, de koperen gesp van haar riem
vastkoppelend en Issy helpend met de hare. ‘Een kort advies voor we
gaan.’
Ralph keek haar een beetje hulpeloos aan. ‘En dat is?’
‘Slik je kauwgum door.’
Er klonk weer een bel door de drukke plek. James keek rond naar de
dobberend boten, de drijvende loopplanken, de massa drukke
Atlantiaanse forenzen op de terrassen boven hem, en grinnikte in
nerveuze afwachting. Opnieuw klonk de vrouwenstem.
‘Alle forenzen met de bestemming het oppervlak, en bestemmingen
daarbuiten, uw zeilboot vertrekt nu. Blijf alstublieft uit de buurt
van de stijgende bubbel, over drie, twee …’
Als één man keken de reizigers omhoog. Hoog boven hen, boog het
plafond zich naar beneden en duwde een vlaag van warme, vaag naar
zwavel ruikende, lucht naar beneden. De bel zette zich uit, liet
los, en viel over hen. Onwillekeurig boog James zich en bedekte
zijn hoofd. Een plotse luchtdruk plopte zijn oren en hij voelde de
boot onder hem wegvallen toen de bubbel door het oppervlak van het
water zakte, en naar binnen bolde. En toen, met een doffe
gorgelende brul, viel de bubbel in de duisternis, de boot, en allen
aan boord met zich meenemend.
Groene duisternis omhulde de boot. James haalde adem om er iets
over te zeggen, maar een onverwachte explosie van snelheid duwde de
lucht weer uit zijn longen. De versnelling duwde hem terug op zijn
zitting met een reusachtige, zachte hand. De kapitein klampte de
helmstok vast terwijl de bubbel het vaartuig voorwaarts droeg,
gezogen in een koker van ruwe, grijze rots. Het lawaai van de tocht
klonk als een matte donder, op James oren drukkend als slaand
katoen. Hij wendde zich naar Albus en Ralph, die beide, met ogen
wijd open, staarden. Albus verrukt, en Ralph met een groen
vertrokken gezicht. Voor hen, had Petra haar arm geslagen om Issy,
die rond keek met onverholen verwondering. Tot James’ volslagen
verbazing, negeerden de andere reizigers (met uitzondering van zijn
familie en Merlijn) volledig het donkere uitzicht dat voorbij het
raasde. De meeste Atlantiaanen hadden hun neus verborgen in boeken
en kleine perkamenten, of waren bezig om berichten te kloppen op
marmeren platen met glimmende betoverde beitels. Een van hen, een
man met een lange grijze baard en rode sandalen aan zijn voeten,
zag breeduit op een hoekbank te dutten.
In de duisternis ver voor de boot, verscheen een glanzend paars
licht. Het groeide met verontrustende snelheid, en James deinsde
achteruit in op zijn zitting, om het voorbij te zien flitsen. De
paarse glans vormden hoekige woorden, die helder schenen in het
donker: ‘PHEBES-DUOPHENES’. Een
gloeiende pijl wees naar beneden, naar een gigantische koper
beslagen trechter, die open sloeg toen de boot er voorbij gleed. In
de duisternis er achter, schoot nog een bubbel boot in de open
trechter, die weer vrijwel onhoorbaar, dichtklapte.
Terwijl hij omgedraaid op zijn plek zat, zag James dat de taak van
de kapitein niet zozeer de boot sturen was, als wel deze op zijn
plek te houden als deze rond bochten schoot, de onvoorstelbare
krachten die daarbij vrijkwamen te compenseren, en de passagiers
min of meer op hun te plaats houden. In het duister was het
moeilijk te zeggen, maar James had het gevoel dat de boot het
merendeel van de tijd zijwaarts bewoog, of zelfs ondersteboven, zo
nu en dan een volledige draai maakte binnenin de bubbel terwijl
deze racete door de steeds buigende trechter tunnels. Meer
kopergevatte trechters flitsten voorbij, met vermelding van de
verschillende delen van de stad.
Er was een ijzingwekkend moment toen een andere, grotere, bubbel
boot verscheen in de tunnel voor hen, veel langzamer bewegend, en
James was er zeker van dat hun kleinere boot er bovenop zou
knallen. De kapitein bewoog de helmstok echter achteloos, en James
voelde hun boot snel omhoog draaien, net voldoende om hun voortgang
te veranderen, om hun bubbel over de grotere boot te laten duwen.
Gedurende een verbijsterend ogenblik, merkten James en zijn
compagnons dat ze inderdaad ondersteboven hingen, en omhoog keken
naar de grotere boot terwijl ze deze passeerden. De kapitein van
deze boot gaf een korte groet naar de kapitein van de kleine boot
die vluchtig over hem heen suisde.
Tenslotte verscheen er een flinke trechter in de donkere afstand,
onthullend wat leek op het eind van de tunnel. De glanzende paarse
letters erboven lazen: ‘OPPERVLAK EN ALLE
BESTEMMINGEN NOORD.’
‘Bereid je voor op een noodstop,’ brulde de kapitein kort
afgemeten. James greep zich vast aan zijn zitplaats en klemde zijn
kaken op elkaar.
De bubbel boot schoot door de trechter, en in een verblindend
gouden licht. Direct verloor de boot bijna al de snelheid en kwam
tot een vrijwel volledige stop. James voelde de riem drukken in
zijn middel toen hij nog altijd vooruit bewoog. Een seconde later
stopte deze beweging en klapte hij achterwaarts tegen de
rugleuning, zijn haar zwabberde om zijn hoofd. Duizelig keek hij in
de rondte.
Petra liet haar hand door haar haar glijden en glimlachte naar
Issy, die verrukt in haar handen klapte.
‘Dat was groots!’ riep Albus.
Lucy streek haar blouse glad en keek opzij. ‘Hoe gaat het
Ralph?’
Ralph knipperde. ‘Weet je,’ peinsde hij, ‘ik denk dat ik te verrast
was om me te bedenken misselijk te zijn.’
James boog zijn nek om achter zich te kijken. De bubbelboot lag nog
steeds onder water, omhoog bewegend en ver weg van de verzonken
stad. Zelfs nu, werd de uitgespreide Aquastad waziger in de
vervagende afstand. James begreep nu wat de mysterieuze vormen
waren geweest die hij eerder die ochtend gezien had, de spiegelende
bubbel die elegant heen en weer hadden bewogen tussen de stad en
het oppervlak van de oceaan. Hij en de andere reizigers bevonden
zich nu in een ervan.
‘Ik denk dat ik hier wel zou kunnen leven,’ mompelde hij zich
omdraaiend op zijn zitting.
‘Jag, ik niet,’ reageerde zijn nicht Molly, van een paar banken
verderop, zittend tussen Tante Audrey en Oom Percy. ‘Te koud en te
donker.’
‘Daarom is het zo geweldig,’ redeneerde Albus. ‘Het herinnert me
aan de Zwadderich kerkers onder het meer.’
James voelde een pijnlijke steek, er opnieuw aan denkend dat ze
allemaal Zweinstein voor een jaar verlaten hadden, hij duwde het
gevoel weg. De ervaring van de bubbel boot was te gaaf om te
verpesten met sombere gedachten over wat hij thuis zou missen.
Daarbij, bedacht hij, Roos, Louis, Hugo en alle anderen hadden zich
waarschijnlijk nu opgemaakt voor een van professor Kist’s lange
onbegrijpelijke lezingen, of een saai studie uur in de bibliotheek,
onder het strenge toezicht van professor Knoet Snijder. Als ze
wisten wat James en de reisgenoten net hadden meegemaakt zouden ze
ziek van jaloersie zijn – zelfs Scorpius, hoewel hij dat
waarschijnlijk goed zou kunnen verbergen. Hierdoor grijnsde
James.
Hij keek ophoog terwijl de bubbel opsteeg in het daglicht. Het
oppervlak rimpelde erboven als een levend mozaïek, het zonlicht
weerkaatsend als wilde gouden prisma’s op de golvende vlakken.
Uiteindelijk verhief de boot zich op de golven, waar het zachtjes
op neer kletste en dobberde, nog steeds glimmend in de lange
geheimzinnige bubbel. DeGwyndomarelag
op enige afstand, schommelend op de golven, zonlicht sprankelde van
haar koperen beslag.
‘Hup, hup, iedereen,’ riep Percy, met zijn reistas in zijn hand
opstaand. ‘Laten we wegwezen.’ Met zijn tas bungelend in zijn hand,
stak hij een arm uit naar Molly en de ander naar Lucy. Ze gleed van
haar zitting en liep naar haar vader, haar arm plaatsend in de
bocht van zijn elleboog.
‘Zie jullie aan boord,’ riep ze achterom. Even later klonk er een
luideknalin de afgesloten ruimte van de
bubbel, en de drie waren Verdwijnseld.
Ralph was in de war. ‘Waarom konden we niet Verdwijnselen vanuit de
stad, als dat de manier is om nu aan boord te komen?’
‘Verschijnselen door water is een bijzonder gevaarlijke onderneming
Meneer Deeter,’ antwoordde Merlijn, hem naar zich toe wendend.
‘Helemaal naar een bewegend schip. Daarbij zouden we die prachtige
reis door de tubes gemist hebben, ja toch?’
‘Kom op!’grinnikte James, die zijn riem losmaakte en opstond van de
bank. ‘Laatste op deGwyndomareis een
Hinkypunk’s Oom!’
‘Het is geen wedstrijd,’ vermaande Ginny opstaand en haar hand naar
Lily uitstekend.
‘Spreek voor jezelf,’ reageerde Harry maar zijn zoons stappend.
‘Ikga niet de rest van deze reis door
als een Hinkypunk’s Oom.’
Zowel Albus als James grepen de hand van hun vader. Direct daarop
verwaagde de bubbel boot rond hen en werd vervangen door het dek
van deGwyndomare, die glansde in het
ochtendlicht. Koele wind dreef over het schip, zingend in James’
oren, en hij liet onmiddellijk zijn vader los, lachend en rennend
naar de boeg.
‘Mijn voeten raakten als eerste het dek,’ riep Albus van achter
hem. ‘Ik sprong net voor we Verdwijnselden, dus ik landde het
eerst. Jij verliest!’
James negeerde zijn broer en naderde de puntige boeg van het schip,
langzaam kwam hij tot stilstand, zij ogen sperden zich open.
‘Mam is net aangekomen met Lily,’ verkondigde Albus die hem
inhaalde. ‘Ze zegt dat we nu onze tassen naar onze hutten moeten
brengen, en wat voor Merlijn’s magische muizenhol isdat?’
‘Heb geen flauw idee,’ antwoordde James de vreemde vorm benaderend.
‘Dat was er eerst nog niet, of vergis ik me?’
Ralph, Issy en Lucy voegden zich bij de jongens terwijl ze om het
object heen draaiden. Het was kennelijk op het dek geplaatst sinds
ze gisteravond aangekomen waren, en het was in wezen een koperen
stoel, geplaatst bovenop een rij van vijf smeedijzeren treden. De
stoel was gemonteerd op een draaibare ondergrond en had een
ingewikkeld koperen armatuur, bevestigd aan de voorkant. James
bestudeerde het, maar kon zich er geen idee over vormen waarom het
armatuur er zat.
‘Jij bent de slimmerd Lucy,’ zei hij op zijn hoofd krabbelend.
‘Waar denk jij dat dit voor is?’
‘Roos is de slimmerd,’ wees Lucy hem,
een beetje geïrriteerd, terecht. ‘Ik lees alleen veel.’
Ralph trok een wenkbrauw op. ‘En, wat is precies het verschil?’
Issy sperde haar ogen plechtig. ‘Petra zegt dat een slim in de
hersens zit van de ontvanger.’
‘Watdatdanook betekent,’ mopperde Ralph.
‘Jep,’ hield Albus vol, zich uitrekkend om de rijk versierde stoel
aan te raken, ‘maar jij bent er goed in om te zien hoe dingen
samenwerken Lu. ’t Is een gave.’
‘Het lijkt me,’ zuchtte Lucy, lopend om de voorkant van het vreemde
werkstuk, ‘of er iets aan mist. Zie je die koperen klem daar aan
het eind van dat draaibare arm ding? Iets moet daarin kunnen gaan
passen.’
‘Zie je?’ kraaide Albus naar de voorkant rennend om zich bij Lucy
te voegen. ‘Dat is precies wat ik bedoel!’
James hoorde dichtbij de lage stemmen van volwassenen. Hij draaide
zich om en zag Merlijn, Denniston Dolohov en de kapitein van
deGwyndomare, Cor Fransen, langzaam
dichterbij komen.
‘Helaas hebben we geen tijd meer kapitein,’ zei Merlijn. ‘Ik laat
met een gerust hart de zaken in de handen van uw zeer bekwame
bemanning.’
Fransen knikte spottend. ‘Welheelbekwaam, als u begrijpt wat ik bedoel.’
‘Piraterij is niet meer wat het geweest is,’ zei Merlijn
glimlachend. ‘In mijn tijd kon men niet de golven bevaren, zonder
te verwachten om geënterd te worden door een aantal rivaliserende
hordes piraten. Ze waren als bijenzwermen op de hoge zee. Rekening
houdend met de preventieve maatregelen zijn aangenomen door de
Magische Zeevarende Regulerende Commissie, verwacht ik dat alles
best gaat lukken, wat er ook op ons pad komt.’
‘Hun schepen zijn gezien aan de horizon deze ochtend,’ verhelderde
Fransen, zijn hoofd in de zon optillend.
‘Dan zullen ze verwachten dat we in de haven zullen blijven,’
knikte Harry die aankwam, met een verbeten grimas. ‘Verrassing is
bijna altijd een voordeel. Mee eens meneer Dolohov?’
‘Oh, ik onderwerp me graag aan uw kennis in dit soort zaken,’
antwoordde Denniston ontwijkend. ‘Maar ik ben het ermee eens dat we
ons aan het schema moeten houden. Laten we gaan.’
Fransen knikte instemmend. ‘Zo zij het dan. Heren.’ Hij stapte weg
in de richting van de stuurhut.
James bewoog zich naar Petra en Tante Audrey, die in het midden van
het schip stonden. De twee leken te kijken naar een kleine
samengepakte groep mensen die plotseling aan boord verschenen
waren. ‘Wie zijn dat?’ vroeg James knikkend naar de groep.
‘Medeverblijvers,’ antwoordde Tante Audrey met vlakke stem.
‘Amerikanen zou ik denken.’
James staarde naar de nieuwkomers. Er waren er een aantal die de
trappen opliepen, de anderen opzij duwend, en zich op weg naar de
boeg begaven, kwetterend als een zwem vogels. Bijna allemaal
droegen ze zwart, waren nauwelijks ouder dan James, maar de
belangrijkste figuur leek een vrouw te zijn met gitzwart haar, een
bleek, vierkant gezicht en een uitdrukking van toegefelijke
verveling. Ze droeg een lange zwarte jurk met een strak kanten
korset, een hele boel zilveren sieraden, en zware paarsogige
make-up, waardoor ze er voor James uitzag, alsof ze kort geleden
ontsnapt was van haar eigen begrafenis.
‘Maak je verontschuldigingen leerlingen,’ zong ze somber naar haar
aanhang toen ze langs James, Petra en Tante Audrey stroomden. ‘Wij
vertegenwoordigen een andere cultuur. We willen niet onbeleefd
overkomen.’
De leerlingen babbelden door, zonder de anderen een blik waardig te
gunnen, en James kreeg het sterke gevoel dat de vrouw meer had
gesproken voor zijn, Petra’s en Tante Audrey’s geruststelling, dan
voor haar eigen gevolg.
Tante Audrey sprak met enige stemverheffing om over het geklets van
de tieners te komen. ´Te oordelen aan uw accent en woorden neem ik
aan dat u uit de V.S. komt, juffrouw?’ zei ze met een uitnodigende
glimlach. ‘Wij zelf zijn op weg erheen voor een nogal lang
verblijf. Stel onze verwachtingen niet te hoog, zodat we niet
teleurgesteld worden dat de rest van het land niet zo plezierig is
als u, en uw verrukkelijke gezelschap.’
De vrouw vertraagde en keek naar Tante Audrey met een onveranderde
uitdrukking op haar gezicht. ‘Pernilla Remora,’ verkondigde ze
lijzig, een slappe hand uitstekend naar Tante Audrey, die deze
vluchtig schudde. ‘En verontschuldig mij het te zeggen, maar ik
verwees niet naar de Verenigde Staten, dat land is slechts enkel
onze huidige verblijfplaats, niet ons thuis. Wij zijn nauwelijks in
staat het te vertegenwoordigen, net zo min dat u verwacht wordt dit
schip te vertegenwoordigen. Niet onbeleefd bedoeld. Het feit is: Ik
en mijn vrienden zijn op de terugweg na een zomerse ontdekking van
ons voorouderlijk thuisland. Mogelijk heeft u ervan gehoord,’ ze
pauzeerde en kneep haar ogen een weinig samen. ‘Het het
Transsylvanië.’
‘Dat heb ik inderdaad,’ glimlachte Tante Audrey. ‘Wel, juist deze
Lente hebben mijn echtgenoot en ik een kop kweepeer soep met de
Aartshertog en zijn vrouw gebruikt. Kent u hen? Aardige mensen. Ze
maakt haar eigen tzuika, die behoorlijk goed is.’
Remora leek ietwat minachtend. ‘U zult mij niet kwalijk nemen het
te zeggen, maar wij erkennen de huidige
Translyvaanse heersende klasse niet. Onze nalatenschap is verbonden
met een veel ouder historisch vorstendom. Ik weet zeker dat u ermee
bekent bent. Het is een nogal…geheimegemeenschap.’ Ze snoof en keek betekenisvol
over de golven.
‘Ah,’ antwoordde Tante Audrey nonchalant. ‘Wel, ik denk dat uw
geheimen het beste bedekt blijven. Het is niet aan ons nieuwsgierig
te zijn.’
Remora bleef dramatisch over de golven staren. Na even leek ze te
beseffen, dat deze houding niet het effect had waar ze kennelijk op
gehoopt had. Ze kuchte zachtjes en draaide zich terug. ‘Het spijt
me vreselijk,’ ze ze flauwtjes. ‘Het zonlicht eist haar tol van…
zulke als ons.’
‘Ik heb nog wel wat Amberwiek’s zonnebrand hier in mijn tas,’
reageerde Petra kijkend naar Tante Audrey ‘Ik wil het graag delen.
Het ruikt naar kokosnoot.’
‘Nee,’ kweelde Remora die haar schouders liet zakken. ‘Heel
hartelijk bedankt. Ik moet achter mijn vrienden aan. Wilt u mij
verontschuldigen.’ Ze begon weg te lopen, en keek dan terug over
haar schouder, met een betekenisvolle glinstering in haar ogen.
‘Het was…verrukkelijk zalig om u te
ontmoeten,’ zei ze met een lange, hijgerige, stem.
‘Dito,’ zei Tante Audrey vrolijk glimlachend. ‘We zien u wel bij de
thee vanmiddag waarschijnlijk?’
‘Weet u zeker dat u geen zonnebrand wilt?’ zei Petra de fles
ophoudend. ‘U ziet er wat pips uit.’
Remora pufte en draaide zich weg in de richting van een kleine
groep die zich verzameld had voor het stuurhuis.
‘Waar ging dat allemaal over?’ vroeg James verbluft kijkend naar de
vertrekkende vrouw.
Tante Audrey zuchtte. ‘Vampieren,’ zei ze luchtig. ‘Zo arrogant en
melodramatisch. Nou ja, waar ze maar gelukkig van worden.’
James knipperde en keek naar de zwart geklede gegroepeerde mensen.
Remora had zich bij hen gevoegd, en ze bewogen zich als een school
bleke, grijnzende, vissen, rondom haar. James fronste. ‘Ik had niet
gedacht dat er vampieren in Amerika waren.’
Petra schudde, met een scheve grijns, haar hoofd. Zachtjes
fluisterend antwoordde ze, ‘Die zijn er inderdaad niet.’
‘Laten we niet te snel zijn,’ zei Tante Audrey, klikkend met haar
tong. ‘De Verenigde Staten zijn uiteindelijk een grote smeltkroes,
echter,als er werkelijk vampieren
verblijven in Amerika... zijnzijhet
niet.’
Een man liep voor hen langs, en James keek op. Hij herkende de man
als de stuurman van het schip, een forse, vrolijke kerel die Barweg
heette. Hij droeg een slappe grijze hoed en neuriede opgewekt, op
weg naar de boeg. Over zijn schouder hing een bijzonder lange,
dunne paal, voorzien van versterkte koperen kokers. James kneep
zijn ogen bedachtzaam samen, en rende vervolgens naar de man.
‘Hoi Barweg,’ riep Albus grinnikend toen de man dichterbij kwam.
‘Wanneer maken we de pleiterik dan?’
Barweg antwoordde joviaal, ‘Hangt er vanaf hoe goed de vissen deze
morgen bijten, is ‘t niet?’
‘Als jij ’t zegt,’ schouderschokte Albus.
Issy liet zich op het dek zakken en sloeg haar benen in
kleermakerszit. ‘Wat hebben de vissen er helemaal mee te
maken?’
‘O, alles, schatje,’ zei Barweg ernstig zijn hoed rechttrekkend.
‘Let jij maar eens op. Je zou kunne zegge dat ze de sleutel zijn
voor het hele gedoe.’
‘Ik ben eigenlijk niet zo gek op vis,’ bekende Ralph. ‘Ik denk dat
ik er genoeg van heb gehad in Aquastad. Ik hoopte op iets meer...
landelijks.’
Barweg glimlachte en klom op de smeedijzeren treden naar de koperen
stoel. Deze draaide een beetje toen hij erop ging zitten. ‘Deze vis
is niet om te ete mijn vriend. Let jij maar eens op.’
Iedereen keek toen Barweg een plekje zocht in de stoel, zijn voeten
zette op een paar pedalen, en de stoel zo draaide dat hij de rest
van het schip kon overzien. Zichtbaar tevreden, tilde hij de
vreemde paal rechtop de lucht in. Het balanceerde hoog boven het
dek, vonken zonlicht van de koperen onderdelen weerkaatsend.
Behoedzaam begon Barweg de paal rond te draaien in een kleine boog,
alsof hij het gebruikte om een cirkel in de zoute lucht te tekenen.
De cirkel werd groter met het sneller draaien door Barweg, en
gaande weg steeds groter en groter.
‘Kijk,’ riep Issy wijzend. ‘Het is een vishengel! Net als Papa
Willem gebruikte op het meer!’
James kneep met zijn ogen in het zonlicht in een poging de top van
de paal te kunnen volgen. Inderdaad rolde er een lange magische
draad van boven uit, met eraan een zeer grote bijna doorzichtige
haak. Plotseling trok Barweg de paal over zijn schouder, deze zo
ver naar achteren bewegend dat de haak ver achter hem zwaaide,
voorbij de boeg van de Gwyndomare en over de golven. Dan, met een
snelle vloeiende beweging, sloeg Barweg de paal naar voren, de
grote spookachtige haak door de lucht knallend. Deze flitste
voorbij de masten, voorbij de stuurhut en schoorsteen, en over de
achtersteven, waar hij uiteindelijk in de golven verdween. Barweg
strekte zich naar voren uit en plaatse de greep van de vispaal in
de klem die Lucy eerder bemerkt had. Het klikte op zijn plaats,
waardoor de paal een verlenging werd van de uitstekende koperen
arm. Met dat gedaan ontspande Barweg zich een klein beetje.
‘Wat,’ vroeg Ralph met opengesperde ogen, ‘vang je metzo’nhaak?’ ‘Er zit niet eens aas aan!’ zei Albus
plots, beschuldigend naar Barweg kijkend. ‘Hoe wil je nou iets
vangen zonder aas?’
‘O ho, er zit aas aan vrienden,’ lachte Barweg, ‘maar zonder
voedsel. De haak is gemaakt van een klein magisch mengsel waar ik
de laatste, zeg maar, tien jaar aan gewerkt heb. Het is echt niet
gemakkelijk om een zee serpent’s lokstof samen te stellen, ken je
wel geloven.’
Ralph werd een paar tinten lichter, en tuurde naar de veranderende
golven. ‘Zee serpent?’ herhaalde hij voorzichtig.
‘Lokstof?’ voegde James toe, staand op zijn tenen om over de
achtersteven te kijken. ‘Hoe dan?’
Lucy onderdrukte een grijns. ‘Het is en soort liefdesdrank. Voor
vissen.’ ‘Voor een zee serpent,’ verduidelijkte Ralph. ‘Ik probeer
er zeker van de zijn dat ik hem goed begrepen heb. Dat zij hij,
nietwaar?’
Een harde knal doorboorde de lucht. Barweg trok de paal en de
uitgestoken arm naar achter, en James zag de magische draad strak
trilde over het schip. ‘Daar is ze!’ riep Barweg vrolijk. ‘’K heb
’n grote! Da’s Henriëtta wed ik! Zij is de beste van de vloot! Hou
je vast allemaal!’
James, Albus, Issy en Lucy struikelden naar de reling van het
schip, zich uitrekkend langs de lengte ervan om een glimp op te
vangen van de mysterieuze Henriëtta. In zijn koperen stoel gromde
Barweg en vloekte in zichzelf, worstelend met de paal, die
angstvallig ver doorboog. ‘Kom maar hier lieffie,’ mompelde hij
door zijn opeen geklemde kaken. ‘Hier moet je wezen. Je weet hoe
het werkt…’
James zag uiteindelijk het punt waar de magische vislijn het water
inging. Een vorm eronder werd op gehesen, de golven opduwend in
onverwachte, kokende heuvels. Een rij getande vinnen brak door het
oppervlak en zaagde er doorheen, buigend in de richting van
deGwyndomare. ‘Dat kan niet goed zijn,’
zei Ralph met een hoog stemmetje.
James slikte, maar Barweg leek grimmig tevreden.
‘Da’s mijn grote meid,’ plaagde hij. ‘Kom maar naar papa. Stukje
verder, zo gaat ie goed…’
Een monsterlijk serpentige vorm werd zichtbaar toen het onder het
schip doorschoot, de magische vislijn met zich mee trekkend. Barweg
juichte gelukkig en zwaaide rond toen de stoel onder hem spinde,
getrokken door de massieve vorm onder de golven.
‘Ze is door het harnas,’ riep hij, zich schrap zettend tegen de
voetpedalen van de stoel. ‘Vast blijven houden iedereen!’
‘Is wou dat de mensen op zouden houden dat te zeggen,’ kreunde
Ralph de reling met beide handen omklemmend.
Precies op dat moment, ging er een verschrikkelijke schok door het
schip, deze vooruit trekkend in het water. James verloor zijn
evenwicht, maar bleef overeind, zich trouw vastklampend aan een van
het schip’s dolboorden. Lucy viel achterover er tegenaan, en James
ving haar. Haar zwarte haar stroomde langs zijn gezicht, en
kietelden zijn wangen.
‘Sorry James,’ riep ze, omkijkend naar hem over haar schouder en
schaapachtige grinnikend. ‘Ik dacht dat ik er klaar voor was.
‘James lachte. ‘Ik denk dat niemand daar klaar voor was.’
‘Daar gaan we!’ riep Albus, rennend in de richting van de boeg en
vooruit kijkend. ‘Geweldig! Ze trekt ons! En kijk hoe snel we
gaan!’
‘Ze kan veertig knopen volhouden,’ riep Barweg trots naar beneden,
bezig met de schroeven die de koperen armatuur op zijn plaats
hielden. ‘Met pieken van negentig zonodig. Ze is de snelste van al
haar zusters, als je het mij vraagt.’
‘Is ze echt een zee serpent?’ vroeg Issy haar hand opstekend tot
haar voorhoofd en turend naar de golven die donderden onder de boeg
van het schip. ‘Ik kan niets anders zien dan een soort schuim bij
haar kop. Dat is toch haar kop?’
‘’t Is haar schedelvin,’ knikte Barweg. ‘En dat daar is Henriëtta,
de grote Atlantische scheerrug. Grootste en langste van de zee
beesten. Maar goed dat ze aan onze kant staat hè? Vroeger waren dat
soort wezens echte schip eters. Nu zijn er nog maar een paar van in
de hele wereld. Haar gewicht in Galjoenen meer dan waard, is
ze.’
‘Hoe stuur je haar?’ vroeg Albus kijkend naar de paal. ‘En hoe kan
dat kleine stukje hout haar in bedwang houden?’
Barweg lachte. ‘Da’s allenig de leidraad,’ legde hij roepend over
de wind, uit. ‘We gebruiken die als teugels voor een paard, haar
sturend waar we haar heen willen. De echte kracht zit onder het
schip. Ze zit vast aan ons door een ijzeren harnas en een stuk
ankerketting. Daar heb ik haar naar toe geleid, en dat is het
enigelastigedeel, Van nu af aan is het
lekker varen.’
Met een bezorgde stem vroeg Issy, ‘Wordt Henriëtta dan niet
moe?’
‘Ze is niet als wij lieffie,’ antwoordde Barweg, loensend naar de
horizon. ‘Ze kan ons de hele weg en terug meenemen, vrijwel zonder
asem. Maar we stoppen een of twee keer onderweg, en geven haar de
pauze die ze verdient. Per slot is zij de koningin van de reis, is
het niet?’ Hij glimlachte liefdevol naar het grote beest terwijl
deze door de golven sneed.
‘En de grote gorilla?’ vroeg Ralph. ‘Gaat die zich niet
vervelen?’
‘Kijk zelf maar!’ riep Barweg naar hem, wijzend met zijn duim over
Ralph’s schouder.
James, Lucy en Ralph draaiden zich om en keken. De grote
vrachtluiken waren open gegooid, en baden in het zonlicht. Eruit,
met zijn kin rustend op zijn gekruiste armen, was de grote aap.
Zijn vacht rimpelde in de wind, en hij knipperde lui, kennelijk
genietend van het gevoel van snelheid en de jagende wind.
‘Hij blijft de rest van de reis zo,’ merkte Barweg op zonder om te
kijken. ‘Kunnen we niets aan doen. De grote bruut is blij dat
iemand anders het werk doet van hier af aan. Ziet eruit als een
hond met zijn kop uit een open raam, vind je niet?’

‘Ah, dat voorspelt niet veel goeds,’ bromde Barweg.
Lucy staarde naar Barweg. Tegen James en Ralph zei ze, ‘Het valt
mij op dat hij glimlacht als hij dat zegt.’
‘Het is gewoon een vreemd soort zeelui gevoel voor humor,’
antwoordde Ralph. ‘Als die jolige liedjes over al die dooie maten
en zombie piraten en dergelijke. Ze lijken een soort verknipte
zienswijze hebben op het leven, nietwaar?’
Hoog boven, zijn stem zacht door de slaande wind, riep de matroos
in het kraaienest opnieuw. ‘Schip is een driemaster klipper, draagt
het merk van deDrieoog Isis.’
Barweg siste bewonderend door zijn tanden. ‘DeDrie-oog Isis. Da’s fout, is het. Beter gaan jullie
benedendeks mijn jonge vrienden. Dit kon wel een heftig worden.
‘Wat is een Drie-oog Isis?’ vroeg James
leunend op de reling en zijn ogen afschermend tegen de zon.
Inderdaad, een donkere vorm dobberde op de horizon, kennelijk
deGwyndomarevolgend.
‘Da’s het schip van de piraat Hannibal Flinck, Schrik van de Zeven
Zeeën. Ziet eruit dat we een klein beetje amok krijgen.’
‘Hannibal Flinck is niet de Schrik van de Zeven Zeeën,’ riep de
matroos vanuit het kraaienest naar beneden, nog altijd de horizon
aftastend met zijn verrekijker, ‘Je denkt aan kapitein Dolf Freeze.
Dat is Angus de Angstaanjagende, Last van de Atlantic.’
Barweg knikte. ‘Ah, je hebt gelijk Brink! Geen twijfel mogelijk.
Lastig om ze uit mekaar het houwe, toch?’
‘As je ‘t hep over echte gruwels,’ riep een derde stem vanuit de
wind. dan is ‘t Becca Bloedlaars, waar ie an denk. Zo beestachtig
as liefelijk. Net zo snel om je te dooie as naar je te kijke, maar
je zou gelukkig eindige, om te kunne kijke naar d’r dodelijke
schoonheid.’
Barweg en Brink murmelden hun gemende instemming.
‘Is dat een schip daar?’ vroeg Petra die bij James kwam staan, en
tuurde naar de horizon.
‘Kennelijk piraten,’ knikte James. ‘Alleen klinkt het of het een
soort van reünie gaat worden.’
Lucy keek van het verre schip naar Barweg, op zijn hoge koperen
stoel. Ze riep omhoog, ‘Waar zijn ze eigelijk op uit?’
‘O, een heleboel schatje,’ antwoordde Barweg enthousiast. ‘Juwelen
van de passagiers en geld, de kluis van de kapitein, waardevolle
vracht die doorverkocht kan worden op de zwarte tovermarkt…’
‘En vergeet de vrouwen niet,’ voegde Brink luid toe. ‘Ze willen op
zeker de vrouwen.’
‘Maar maak je geen zorgen mijn schoonheden,’ zei Barweg sussend.
‘Ze zullen jullie met het grootste respect en voorkomen behandelen.
Da’s de manier van de piraten weet je, allemaal deftig en
hoffelijk. Heel vaak willen vrouwen die zijn gevangen door piraten
niet eens gered worden als het er op aan komt. Wel, ik weet van
hele schepen vol met willige dames die op weg gingen in de hoop te
worden gevangen door een bende van waterige dieven.’ Hij zuchtte
diep.
‘Tenzij ‘t Becca Bloedlaars is,’ klonk het vanuit de derde matroos.
‘Dan zijn ze achter de mannen aan n’tuurlijk.’
‘Aye…’ bevestigden Brink en Barweg eenvoudig. Na een lang
bedachtzaam moment, ging Barweg door. ‘Zeer waarschijnlijk komen ze
achter Henriëtta aan. Zoals ik zei, ze is haar gewicht waard in
Galjoenen. Zee Serpenten zijn verschrikkelijk moeilijk te vinden
tegenwoordig, en iedere piraten kapitein wil er een, en is stik
jaloers. Maakt ze onverslaanbaar, zelfs voor de smerissen van de
Magische Zeevaarders.’
Op dat moment rende Albus omhoog, zijn haar wapperend in de wind.
‘Hè iedereen, Oom Percy zegt dat we allemaal benedendeks moeten,
orders van de kapitein! Er kan een “schermutseling” komen zegt
hij!’
‘Gaaf,’ grinnikte James, duidelijk even opgewonden als zijn broer.
‘Ga je echt naar beneden en alle lol missen?’
‘Gewoonlijk, nee,’ bekende Albus, ‘maar Ma kent ons. Ze heeft aan
kapitein Fransen gevraagd of we alles mogen bekijken vanuit de
grote ramen van zijn vertrekken. Beste uitzicht op het hele schip
zegt hij,ener zullen koekjes en thee
zijn!’
‘Jullie moeder weet echt hoe om te gaan met omkoperij,’ zei Petra
waarderend. ‘Beter gaan jullie snel naar beneden. En neem Issy mee
als je wilt. Ze zit in onze hut te tekenen.’
James keek naar Petra en wendde zich vervolgens naar de anderen.
‘Vooruit,’ zei hij. ‘Ik ben er zo.’
‘Mam zal je er met een Hex van langs geven als je hierboven
blijft,’ zei Albus, zijn hoofd betekenisvol optillend. ‘Maar ga je
gang. Meer koekjes voor mij. Kom op Lu. Waar is Ralph?’
‘Hij rende naar het benedendek toen jij sprak over
schermutselingen,’ antwoordde Lucy knikkend naar de trappen. Ze
draaide zich om maar James. ‘Zal ik op je wachten?’
‘Nee, ga maar. Ik wil alleen even kijken. Ik ben er zo.’
Lucy keek hem langdurig doordringend, uitdrukkingsloos aan. ‘OK.
Zie je in de kapiteinsvertrekken. Jou ook Petra?’
‘Tuurlijk,’ antwoordde het oudere meisje. ‘En bedankt dat Issy
opgehaald wordt. Zeg haar om haar kleurtjes mee te nemen, en
perkament als ze dat wil. Als ze eenmaal gaat tekenen kan het
moeilijk zijn om haar te stoppen.’
Lucy knikte en volgde Albus.
‘Ze komt dichterbij,’ riep Brink, de horizon niet uit het oog
verliezend met zijn verrekijker. ‘Handhaaft onze snelheid, en wend
zich om recht op ons af te komen.’ ‘Dat kan ik zien maat,’
antwoordde Barweg minzaam, de paal voor hem grijpend. ‘Maar ze
maakt geen kans tegen ons! Laten we een beetje extra geven.’
James voelde de minimale lift van het schip onder hem toen
Henriëtta snelheid maakte. Golven sloegen onder de boeg en
ontploften in een sprankelende mist, die langs het schip schoot met
duizelingwekkende snelheid. DeDrie-oog
Isis begon afstand te verliezen, hoewel erg langzaam. Het
piratenschip was nu dichtbij genoeg voor James om te zien dat er
beweging was op de dekken. Het beeld op het grootzeil was
zichtbaar: Een getande schedel met drie starende ogen. Terwijl
James keek, vernauwde de ogen, en de schedel kauwde, als of het
deGwyndomare wilde vermalen.
‘Heb je het droomverhaal al gelezen?’ vroeg Petra, zonder haar ogen
van het aanstormende piratenschip af te nemen.
‘Nee, nog niet,’ bekende James. ‘Ik heb er nog geen tijd voor
gehad. Vannacht denk ik.’
Ze knikte langzaam. ‘Ik waardeer het. Spreek met me als je het
gedaan hebt. Goed?’
James keek haar van opzij aan. ‘Natuurlijk. Waarom zou ik
niet?’
Ze schouderschokte. ‘Je wil dat misschien niet.’
James schudde zijn hoofd. ‘Ik wil het. Beloofd.’
‘Ze haalt over voor een zijaanval,’ riep Brink naar beneden. ‘Ze is
niet zo snel als wij, dus ze wil ons aanpakke voor we op haar
uitlope.’
‘Hard bakboord,’antwoordde Barweg, de stuurpaal opzij draaiend.
Henriëtta reageerde onmiddellijk, door naar links te gaan,
deGwyndomarewegtrekkend van het
naderende piratenschip.
Een lage fluittoon en een ontlading van zwarte vonken ontplofte aan
de linkerkant van het schip, waardoor Barweg hard naar rechts
stuurde. James had nooit gedacht dat zwarte vonken zelfs mogelijk
waren, totdat hij ze zag schieten over het dek en vervagen in de
voortjagende wind.
‘Nog een schip!’ kreette Brink vanuit het kraaienest. ‘Tien uur,
snel naderend! Lijkt me deScharlaken
Mist!’
‘DeScharlaken Mist?’ herhaalde Barweg
verbijstert. Dat betekend dat die twee samen werken, en dat kan
maar een ding betekenen!’
James rende naar de andere kant van de boeg en tuurde in de verte,
en zag onmiddellijk het tweede schip. Haar rode zeilen en zwarte
kiel ploegde door het water, de golven doorklievend als een
zwaard.
‘Wat betekent dat?’ gilde hij boven de wind uit.
‘Het betekend dat ze bezig zijn met de ouwe Schroef en Groef
manoeuvre,’ antwoordde Barweg. ‘Die is erg gevaarlijk, dat ie is.’
Met stemverheffing riep hij naar Brink. ‘Hou ‘t goed in de gaten
maat! Waar d’r twee benne, benne d’r drie!’
‘Heb ‘t al in de gate,’ brulde Brink, naar voren buigend in het
kraaienest, de verrekijker tegen zijn oog. ‘’t Is dePoseidon’s Paniek, wed ik.’
Barweg siste opnieuw tussen zijn tanden en schudde zijn hoofd.
‘Niet goed vrienden. Helemaal niet goed. Ik vraag me af wat de
reden is dat alle drie deze zouten honden samen zijn gaan werken.
Vast niet een enkel zee serpent. Ze zouden elkaar eerder naar het
leven staan over haar.’
Nog een straal zwarte vonken schubde de Gwyndomarevan links. James voelde de trilling van
een dreun onder zijn voeten. Hij begon nogal ongerust te worden.
Petra aan de ander kant, leek vreemd kalm. James liep weer over het
dek en ging naast haar staan. Zelfs nu was hij blij dat hij,
ondanks hun leeftijdsverschil, even groot was als zij. Haar lange
haar waaide in de wind. Een serie oranje flitsen verschenen van de
flank van de Drie-oog Isis. Een fractie
van een seconde later schudde de Gwyndomaredoor een lading magische
ontploffingen.
‘Ze proberen ons te vertragen,’ riep Barweg. ‘Tijd om te laten zien
wat dit meissie kan!’
Hij rukte aan de stuurpaal en zette zich schrap in zijn stoel.
Henriëtta boog naar voren, en James zag de bulten van haar rug
verschijnen in het water voor het schip, opstijgend vanuit de
golven terwijl ze voort ploegde. Het schip leek nu bijna over de
golven te springen. Wind joeg over het dek, zong door de tuigage en
botste tegen de opgerolde massa’s zeil. James leunde tegen de wind
in en keek recht vooruit. De Poseidon’s
Paniekwas een lange lage boot, liggend aan de breetekant
voor hen, een hindernis vormend. DeDrie-oog
Isis en deScharlaken Mist
draaien dichterbij, de Gwyndomareop een
onvermijdelijke ramkoers dwingend.
‘Waarom varen we niet langzamer?’ vroeg James ademloos. ‘We gaan ze
rammen!’ Hij keek naar Petra, die het met weinig interesse leek
gade te slaan. James fronste zijn wenkbrauwen bezorgt naar haar,
maar ze leek dit niet te merken.
‘Mijn meissie heeft nog wel een paar verrassingen achter de hand!’
riep Barweg uit, worstelend met de stuurpaal, Henriëtta steeds
sneller drijvend. Zijn stem verheffend tot een diepe brul, gooide
hij eruit, ‘Beman de zeilen, maatjes! Klaar op mijn teken!’
Zowel James als Petra struikelden en grepen de reling toen nog een,
grotere, magische ontploffing uiteen spatte direct onder hen. Een
metalentwonksneed door de lucht en
deGwyndomaredook plotseling in de
golven, snelheid verliezend.
Barweg vloekte kleurrijk en hard, duidelijk verontrust. James keek
met grote ogen naar hem. De stuurpaal lag recht over de boeg, wild
schuddend, direct wijzend naar Henriëtta die hardnekkig door de
golven ploegde. De magische vislijn gloeide en pulserend, trillen
in de lucht als een gitaar snaar. Een diepe houten grauw klonk op
van het dek naast de koperen stoel’s basis, en James zag angstig
dat deze langzaam werd opgekrikt, zij grote bouten bogen wat onder
de enorme kracht.
‘Dodongo!’ riep Barweg, nog altijd worstelend met de stuurpaal.
‘Gebruik die grote harige lengte van je en grijp ernaar! Hou
vast!’
Achter hem bewoog de aap. Hij boog zich vanuit zijn plaats in het
gat, zijn grote hoofd optillend boven het dek, en rekte zijn enorme
rechterarm uit de wijde opening van het ruim. Voorzichtig greep
Dodongo de achterkant van Barweg’s stoel met zijn grote grijze
vingers, en hield deze op zijn plaats.
‘Hoe heet je jongen?’riep Barweg door zijn opeen geklemde kaken.
‘James!’
‘Klim hierop James, en snel als je wilt!’
James rende om de koperen stoel en krabbelde de treden op, onder
Dodongo’s grote leerachtige handpalm door duikend. Barweg ging een
stukje opzij, knikkend naar James, om zijn plaats in te nemen.
‘Ze hebben Henriëtta’s ijzeren harnas kapot geschoten,’ verkondigde
hij serieus. ‘Kompleet in tweeën geschoten! Ze trekt ons alleen aan
de draad voort, wat betekend dat we nauwelijks enige contrôle
hebben en we laag door het water getrokken worden. Hier komen we
niet weg tenzij ik naar beneden ga en het harnasketting direct
eenReparogeef. Ik wil dat jij de teugel
neemt en het zo goed mogelijk vast houd. Het is vanwezenlijk belangdat je niet loslaat, ongeacht wat,
begrepen?’
James slikte, denkend aan een vrijwel zelfde ervaring aan het begin
van de zomer. Alleen toen was het Merlijn geweest, en de remhendel
van de Zweinstein Express. Hij boog naar voren en greep de
trillende paal met beide handen. ‘Heb ‘em!’ zei hij met bonzend
hart.
‘Goed zo knul,’ knikte Barweg snel pratend. ‘Hou haar precies
gericht op de Poseidon, en vertraag
onder geen beding. Let op: De stuurpaal is meer dan alleen een
paal. Het is ook een toverstok. Je moet op de ijkmaat hier kijken.
Als de naald op acht en tachtig knopen staat, wil ik dat je de
toverstok recht overeind trekt en deze bezwering roept:Pesceopteryx! Simpel als dat, OK? Goed zo
knul!’
Barweg sprong naar beneden voorbij de smeedijzeren treden op het
dek. ‘Wacht!’ riep James, met krakende stem. ‘Zeg het nog eens! Hoe
moet ik me dat herinneren?’
‘Ik zal je helpen,’ riep Petra naar boven met haar handen rond haar
mond. ‘Let maar op de ijkmaat!’ James keek naar het kleine koperen
instrument, zijn ogen puilden uit. Het kleine zilveren naaldje
trilde tussen de nummers vijftig en zestig.
Meer magische ontploffingen besproeiden het schip van beide kanten.
De piraten schepen aan beide kanten stemden hun aanvallen op elkaar
af, deGwyndomarerecht op dePoseidon’s Paniek opjagend. Zwarte vonken draaiden,
en verduisterden de lucht. James keek naar voren. Van waar hij zat
op de koperen stoel, kon hij het blokkerende schip heel goed zien.
Het leek alarmerend dichtbij, en was, iedere keer als hij keek,
groter. Piraten stonden in een rij op het dek, schreeuwend en
zwaaiden met hun toverstok en hartvangers. Henriëtta doorkliefde
het water, haar serpenten bulten duidelijk zichtbaar, haar
gehoornde rug zaagde de golven in tweeën.
Barweg boog zich zo ver en eigenaardig over de boeg reling, dat
James er zeker van was dat de man eroverheen zou vallen in de
oceaan, en ondergeduwd zou worden door het gewicht van het
voorsnellende schip. Zijn stem was, ondanks de wind, duidelijk te
horen terwijl hijReparobezweringen in
het water schoot, mikkend op de harnas ketting van Henriëtta.
‘Hoe snel nu?’ riep Petra naar boven.
‘Vijf en zestig!’ antwoordde James. ‘Nee meer! De lijdraad haalt de
boeg veel te diep naar het water, dat remt af! We gaan het nooit
halen!’
‘Reparo!’ bulderde Barweg, zijn hielen
in de lucht schoppend terwijl hij over de reling boog.
‘Reparo,jij stom stuk waardeloos
roestig ijzer! Donder en bliksem!’
James omklemde de paal zo hard dat zijn knokkels wit in het
zonlicht waren! Hij perste zich achteruit en zag de bemanning zich
op allerlei mogelijke manieren vastklampen aan de masten, ademloos
kijkend, met een wilde, verwachtingsvolle blik in de ogen.
DeScharlaken Misten deDrie-oog Isisvolgden deGwyndomare angstig dichtbij aan beide kanten, hen
inklemmend. James kon het schreeuwen en janken van de piraten,
vanaf hun schuddende dekken, horen.
‘REPARO!’ schreeuwde Barweg op de
toppen van zijn longen.
‘Het heeft geen zin,’ riep James uit, ziend hoe de Poseidon’s Paniekzijn blikveld vulde. De piraten op
het dek begonnen zich te verspreiden toen deGwyndomare recht op hen afkwam. Henriëtta dook
onder, zich voorbereidend om onder de kiel van het lange schip door
te zwemmen.
Onder hem, haalde Petra diep adem. Voor James zag ze er griezelig
kalm uit. Ze sloot haar ogen.
Diep onder het dek, zong een dof kletterend geluid van metaal. De
Gwyndomare bewoog geweldadig, en steeg
tot op uit de golven, bemoedigend en plotseling, bijna springend
uit het water. De stuurpaal ontspande in James greep, niet langer
het volle gewicht van Henriëtta dragend die het schip trok.
‘Aha!’ riep Barweg ongelovig. ‘De ketting is gerepareerd! Go! Go!’
James was verward, nog altijd kijkend naar dePoseidon’s Paniek.DeGwyndomare joeg nog altijd er naar toe, gedoemd om
haar in luttele seconden te rammen. ‘James!’ riep Petra. ‘Hoe
snel?’
James rukte zijn ogen van het opdoemende schip. ‘Vijf en tachtig…
nog een beetje meer…!’
‘Op mijn teken maatjes!’ brulde Barweg met beide handen opgeheven.
‘Acht en tachtig!’ kreette James.
‘Pesceoteryx!’ schreeuwde Petra met
haar handen opnieuw rond haar mond.
James herhaalde de bezwering zo hard en precies als hij kon, de
stuurpaal omhoog rukkend. Tegelijkertijd, brulde Barweg een bevel
naar zijn maten in de tuigage. De reactie was direct en schokkend.
Henriëtta boog zich zo snel en krachtig naar voren dat haar hele
lichaam uit het water hoekte, gevolgd door een fonkelende kroon van
zeewater. Twee leerachtige vormen ontvouwde zich van haar rug en
klapten open als parachutes, een fijne mist uitstrooiend.
Henriëtta, zo bleek het, had vleugels. Ze sloeg ze met een enorme,
gespierde slag en schoot de lucht in, haar lange lichaam stroomde
elegant over het dek van de Poseidon’s
Paniek, haar bedekkend met haar schaduw. Piraten renden alle
kanten uit, en sommigen sprongen van het dek, hun hartsvangers los
latend toen ze in de golvende oceaan ploften.
Op de Gwyndomare, ontvouwde alle zeilen
zich tegelijk, plotseling en bewegelijk, een diepe weerkaatsende
dreun makend op de gevangen wind. Het gecompliceerde tuigage
ontvouwde zich en draaide, zich bijna gedragend als vleugels, en
het grote schip tilde zich uit de oceaan, Henriëtta’s weg volgend.
James hield zijn adem in, maar de rest van de bemanning brulde en
juichten, hun stemmen verheffend in de plotse ruisende stilte.
De Gwyndomare scheerde zo laag over
dePoseidon’s Paniek dat haar kiel de
stuurhut van het andere schip verpletterde, niet meer overlatend
dan luciferhoutjes. Ze ploegde over dePoseidon’s middenmast, deze brekend als een
twijgje, en het onfortuinlijke schip dwingend om om te slaan in het
water.
James hield zich vast aan de stuurpaal, zijn haar klapperde achter
hem en zijn ogen waren wijd, in een mengeling van verwondering en
afgrijnzen. Henriëtta bewoog zich voor het schip door de lucht als
een gepantserde wimpel, haar lichaam buigend en groen glanzend,
haar grote vliezige vleugels sloegen gemakkelijk, stromen water
aftekenend tegen de lucht. Uiteindelijk, zachtjes, boog ze naar
beneden, vouwde haar grote vleugels, en dook naar haar wachtende
schaduw op de golven. Ze maakte vrijwel geen plons toen ze naar de
diepte verdween. Achter haar echter, landde deGwyndomareals een walvis, op het wateroppervlak
klappend en een explosie van dicht water omhoog stuwend, James
doorwekend. Direct daarop liep het neergestorte water weg en voer
het schip rustig, haar zeilen flapperend in de oceaan bries.
‘Netjes gedaan James!’ brulde Barweg vrolijk. ‘Ik zei toch dat we
een beetje amok zouden krijgen, nietwaar? Wel, ik kom in de
verleiding om je aan te nemen voor een leven op de hoge zeeën, wil
ik! Niet iedereen kan een Atlantiaanse scheerrug door de lucht
leiden hun eerste keer! Ik was er zeker van dat we uiteindelijk op
de rug van de Poseidonverder zouden
toeren!’
James bloosde, zijn hart nog altijd hevig bonzend. ‘Nou, ik denk
niet dat zij er, zoals wij, zonder kleerscheuren vanaf zijn
gekomen,’ riep hij schaapachtig. Barweg liep naar de smeedijzeren
treden, Dodongo vrolijk kloppend op zijn enorme hoofd.
‘Ah, komt wel goed met ze,’ antwoordde hij, omhoog klimmend om van
plaats te wisselen met James. ‘Het is niet de eerste keer dat
dePoseidon’skoppie onder gaat in het
water. Ze zullen er een groot avontuur aan hebben, zich een weg
hamerend door de kiel naar het zonlicht, dan alles repareren en
haar weer omkeren. Geeft ze iets opbouwends te doen de rest van de
dag.’
James merkte dat hij hulpeloos grinnikte terwijl hij naar beneden
klom. Zich dronken van opwinding voelend, ging hij op weg naar
Dodongo en plofte neer op de rand van de deuren van het vrachtruim,
zijn arm ontspannend op de aap zijn grote neus. Hij herhaalde de
laatste paar minuten in zijn hoofd, niet echt alles gelovend wat er
gebeurd was. Eigenaardig genoeg, was het ding wat hem het meeste
verbaasde, was dat Barweg in staat was geweest om de ketting van
het harnas op het allerlaatste moment te repareren. Het had er
volledig hopeloos uitgezien, en James wist waarom: Het zou vrijwel
onmogelijk zijn om de gebroken ketting onder water te zien, waar
het werd gedragen door Henriëtta. Verder, magie verrichten door
water, zoals Merlijn eerder had aangegeven, was enorm lastig. Dus
hoe had Barweg dit voor elkaar gekregen? James keek bedachtzaam
toen hij zich iets herinnerde. Seconden voor de ketting magisch
opnieuw aan het schip verbonden werd, had Petra op de boeg gestaan,
haar ogen gesloten, als in opperste concentratie. De laatste keer
dat James iets dergelijks had gezien was.
‘Op de trein,’ mompelde hij bij zichzelf. ‘Op de Zweinstein Express
met Merlijn, toen hij de boom eronder had laten groeien, en omhoog
gehouden. Maar hoe kon Petra…?’
Hij fronste. Naast hem bewoog Dodongo, trok zijn lippen samen en
knikte James’ arm van zijn neus.
James stond op en keek het dek over, nieuwsgierig om aan Petra te
vragen wat hij bij haar had gezien, maar ze was nergens.
James was hier niet bijzonder verbaasd over.