7.Alma Aleron

James wilde het terrein nog die zelfde nacht onderzoeken, maar zijn ouders, samen met de andere volwassenen, hadden erop gestaan dat iedereen naar zijn kamer zou gaan, en naar bed.
De gastvertrekken waren in een groot stenen landhuis die het hele terrein overzag, vrij dicht bij de Werpwilg. Kort daarop was James in een verrassend weelderige slaapkamer met een gigantische marmeren openhaard, die bijna zo hoog als de muur was, en drie hemelbedden die zo hoog waren dat ze van kleine houten opstapjes ernaast waren voorzien. Albus eiste de gene die het dichtst bij het raam was op, en James nam degene in het midden. Binnen luttele minuten, ondanks de opwinding van de avond, en de spanning van het uiteindelijk arriveren, was James in een droomloze slaap gevallen.
Hij leek bijna direct wakker te worden, en knipperde naar het heldere zonlicht dat door het raam stroomde, zwemmend in kleine stofdeeltjes. Vogels zongen kwetterend in de buurt, en toen James rechtop ging zitten in zijn hoge bed, kon hij mensen zien bewegen op de plavuizen wandelpaden van het terrein onder het raam. Hij grinnikte, en zag dat Albus al wakker was.
‘Ik ruik spek,’ zei Albus knikkend. ‘De keukens zijn in de koekoekkelder. Kom op, laten we kijken of we wat bikkesement kunnen jatten!’
‘Zover was ik al,’ verkondigde Ralph vanaf de andere kant van de kamer, een veel te grote witte mantel over zijn schouders schuddend. ‘Kom op, er zijn er nog twee. Een voor ieder van ons. Man, dit is het leven.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat dit ook de manier is waarop er in de slaapzalen geleefd wordt,’ antwoordde James, een van de mantels pakkend, ‘maar, ben je in Rome…’
Gezamenlijk, liepen de drie jongens de trap af in een hoog, rijk uitgedoste hal. Vitrines aan een kant lieten een grote variatie zien van trofeeën en plaquettes, als een collectie van vreemde leren sport ballen, de meeste vaal en versleten door de jaren. Aan de andere kant van de hal keken ingelijste portretten en foto’s op hen neer. James herkende enkele van de gezichten - Abraham Lincoln en George Washington waren daarbij – maar de meeste waren volslagen onbekenden voor hem. Weinig van de afbeeldingen bewogen, en James nam aan dat de meeste schilderijen, feitelijk, niet magisch waren.
De jongens liepen langs een ruime zitkamer en een overjas kast, en stopten toen ze de drukke eetkamer naderden, gevuld met helder ochtendlicht van de lange ramen. De meeste volwassenen zaten al rond de tafel, babbelend, borden doorgevend, gloeiend hete koppen koffie en thee inschenkend. Vrolijk renden James, Ralph en Albus de kamer in en zochten een plaats langs de lange tafel.
‘Gewaden en pyjama’s?’ zei Lucy, knipperend naar James die op een stoel naast haar ging zitten.
‘Al rook spek,’ schouderschokte James. ‘Wees blij dat hij aangekleed is.’
Percy lepelde suiker in zijn thee terwijl hij sprak, kennelijk midden in een conversatie met kanselier Franklin, die tegenover hem zat. ‘Dus, om de geheimhouding te waarborgen en verborgen te blijven in Dreuzel Philadelphia, bestaat Alma Aleron in een tijdsbel, een soort luchtbel, in het jaar zeventien-vijftig.’
‘Om precies te zijn,’ antwoordde de kanselier, achterover leunend in zijn stoel en zijn kin afdeppend met een servet, ‘we zijn nu terug in de een-en-twintigste eeuw, sinds vanmorgen. Tweeduizend-veertig, meen ik. We proberen om ronde cijfers te gebruiken, maar zelfs dan, het is monsterlijk moeilijk om het te kunnen blijven volgen.’
Geralda Baal sprak daarna. ‘De tijdsbel zwerft dagelijks, tussen ongeveer vierhonderd-en-vijftig jaar. Het historische doel van een willekeurige dag wordt bepaald door een ingewikkeld algoritme, gebaseerd op een specifieke dag, de stand van de maan, en...euh de bui van een zekere Kwistel-kat.’
‘Juist,’ knikte professor Franklin, ‘Lorretje, de administratie kat. De tovenaar die het algoritme ontworp, is er van overtuigd dat er een enkele willekeurige variabele moest zijn om te voorkomen dat buitenstaanders de tijdscode zouden kunnen kraken. Hij bedacht dat alleen diegene die het echt verdiende om op het terrein te komen, Lorretje de kat zouden kennen, en zijn buien. Geniaal, werkelijk, maar ietwat suf, omdat katten, zelf die van de Kwistel variant, eigenlijk maar een bui hebben.’
‘Nors,’ beaamde professor Baal. ‘Met verschillende zwemen van pruilerig, hooghartig, afstandelijk en verveelt. Toch, als een veiligheidsconcept is het vrij afdoend.’
‘O, we weten alles van Kwistel-katten,’ merkt Issy op vanaf de ander kant van de tafel. ‘Herinner je je Knikkebeen? Roos’ familie kat?’ vroeg ze, van opzij naar Petra kijkend, en dan naar de andere aanwezigen die aan tafel zaten, met een nuchtere stem. ‘Maar Knikkebeen is helemaal niet nors. Hij is een schatje.’
‘Voor jou misschien,’ mompelde Harry.
‘Nou, wat als iemand over de schoolmuur heen springt van binnenuit?’ vroeg Albus onduidelijk door een mondvol toast. ‘Zouden ze dan in staat zijn om de toekomst of het verleden te onderzoeken? Wat als ze verdwalen? Of de geschiedenis op zijn kop zetten?’
Professor Franklin lachte mild, alsof dit een vraag was die hij al vele, vele malen had beantwoord. ‘Gelukkig voor de geschiedenis, stop de tijdsbel aan de rand van het terrein: de stenen muur die we allemaal gisteravond gezien hebben. Op het moment dat je eroverheen klimt, verlaat je het Tijdslot en merk je dat je je weer in de gewone tijdstroom bevind, alleen buitengesloten van het terrein, en met Fiselier om te overtuigen je weer binnen te laten.’
‘Ah,’ zei Albus teleurgesteld.
‘Hoe dan ook, we hebben een drukke dag voor ons,’ verkondigde Ginny, haar servet naast haar bord leggend. ‘Lily, we moeten jou en Issy gaan plaatsen op jullie nieuwe school, elders in de stad, en we moeten voor onszelf een flat regelen.’
Professor Franklin schraapte zijn keel. ‘Harry, ik heb een oneindige Brandstof visa geregeld voor jou en je goederen, vanaf vanmorgen ingaand. Het geeft je vrije toegang tot de Kristallen Berg en iedere huiselijke magische bestemming die je nodig kunt hebben tijdens je verblijf.’
‘Dat is zeer prettig,’ reageerde Harry. ‘Maar hoe is het met de communicatie met mijn collega’s in het buitenland? Ik begrijp dat je een volledig departement hebt, gewijd aan internationale experimentele communicatie. Zoals je weet zal Titus Hardsteen, mijn tweede man, zich periodiek bij me voegen tijdens het onderzoek. Het zal nodig zijn voor mij om regelmatig met hem te communiceren, en de internationale post is berucht om haar traagheid.’
Aan het eind van de tafel sprak Merlijn. ‘Ik heb een dergelijk verzoek voorzien meneer Potter. Kom naar mijn vertrekken voor een gesprek als u de gelegenheid hebt.’
Professor Franklin knipperde naar Merlijn, en wendde zich tot Harry. ‘En natuurlijk zal het Departement van Experimentele Magische Communicatie je assisteren op elke manier die je nodig hebt. Ik zal je een pas geven die je onmiddellijke toegang geeft tot het terrein door de hoofdingang. Fiselier kent je nu, en zal je begeleiden door het Tijdslot. Zoals je je kunt voorstellen, je kunt echter niet Verschijnselen op het terrein van buiten de tijdsbel, noch kan het bereikt worden via Brandstof. Helaas, onze veiligheids aanpassingen, waterdicht als ze zijn, hebben hun eigen uniek beperkingen.’
‘Ik ben niet van plan om het terrein tijdens mijn verblijf te verlaten,’ verkondigde Marcel Lubbermans glimlachend, ‘Ik heb een bijeenkomst met het Hoofd van het Flora Departement, professor Sanders, later deze morgen, voor de presentatie morgenavond. Eerlijk gezegd beken ik dat ik er een beetje zenuwachtig voor ben.’
‘U zult geweldig zijn,’ verkondigde Audrey vol vertrouwen. ‘Er is geen grotere expert over het onderwerp kruidenkunde dan u, professor Lubbermans.’ ‘Nou,’ reageerde Marcel blozend, ‘dat gaat wellicht een beetje ver…’
‘En wat jullie vier betreft,’ zei Ginny, duidend op James, Albus, Ralph en Lucy, ‘jullie hebben een afspraak met Daan, naast de Octosfeer om tien uur. Hij leidt jullie rond over het terrein en je maakt je gereed voor je eerste dag op school. Als je van plan bent iets anders te dragen dan je pyjama, en die belachelijke mantels, stel ik voor dat je opschiet en je omkleed.’
‘Jag!’ riep Albus plotseling uit, zijn kopje optillend en er vol walging naar kijkend. ‘Noemen jullie dit thee? Ik hoorde al dat Amerikanen geen fatsoenlijke kop konden zetten, maar echt! Dit smaakt naar opgewarmd pruimen sap!’
‘Albus Severus!’ vermaande Ginny.
Professor Franklin staarde naar de kop in Albus’ hand. Voorzichtig strekte hij er naar. ‘Ah, ja. Ahum. Het smaakt naar opgewarmd pruimen sap, omdat dat het ook is, jonge man,’ zei hij de kop pakken en eraan ruikend. ‘Je hebt per ongeluk mijn drinken gepakt.’
Albus gezicht werd rood toen James en zijn ouders lachten. Audrey bedekte haar eigen mond om een glimlach te onderdrukken, terwijl Percy met zijn ogen rolde. Merlijn maakte aanstalte om op te staan, het eind van de maaltijd hiermee aangevend.
‘Oh. Nou,’ zei Albus stijfjes. ‘Laat dan maar.’

 

In het daglicht leek het oppervlak van Alma Aleron zelfs groter. Netjes aangelegde grasvelden en bloembedden lagen kriskras, met voetpaden die in alle richtingen liepen. Sommige van de voetpaden waren nauw en slingerden zich, voorzien van perzik gravel, anderen waren breed plavuizen voetpaden en sneden als rechte dekens tussen de verschillende gebouwen.
Toen James, Albus, Ralph en Lucy op weg waren naar het midden van het terrein, kwamen ze ontelbare leerlingen tegen van bijna iedere leeftijd, de meesten droegen verschillende variaties van het school uniform, hoewel altijd, algemeen, een net overhemd, das, broek en colbert voor de jongens, en een bloes, rok en das voor de meisjes. Truien met een V-hals werden soms gedragen in plaats van een colbert, het meest bij de meisjes, en sommige leerlingen droegen helemaal geen trui of colbert, of droegen hem achteloos over hun schouders.
Het verwarrendste deel was het feit dat er helemaal geen vaste schoolkleur was. Toen James rondkeek, de aanblik opzuigend, telde hij minstens een half dozijn verschillende kleur combinaties. Hij merkte echter wel, dat de leerlingen in gelijkwaardige kleuren, de neiging hadden om in clubjes samen rond te hangen, of snel lopend naar hun lessen, of hangend bij de banken en lage muurtjes die verspreid lagen op het terrein, lachend en hangend, zo nu en dan vreemde leren ballen heen en weer gooiend.
De gebouwen op het terrein waren vrijwel allemaal van steen, bedekt door klimop, met dakkapellen en torens van uit het dak stekend. De ingangen waren wijd en groots, met stenen trappen die leidden naar rijen houten deuren, waarvan de meeste openstonden, om de frisse herfstlucht binnen te laten. Veel van de hoofdgebouwen leken zich langs een zeer smalle gemeenschappelijke ruimte uit te strekken, met hier en daar enorme oeroude bomen, beeken, bruggen, tuinen en standbeelden. Aan het dichtstbijzijnde punt van de gemeenschappelijke ruimte, in de buurt van het gastverblijf en de Werpwilg, stond iets als een oude ruïne, vrijwel helemaal van stenen blokken die willekeurig opgestapeld waren rond een met gras bedekte ondergrond. Het enige herkenbare deel van de ruïne was de hoofdingang en treden, die er uit zagen dat ze bij de minste aanraking in zouden storten. Een erg versleten en gebroken standbeeld van een overdadig aangeklede tovenaar, zijn toverstok in zijn hand geklemd aan zijn zij, stond voor de ingang, hij zag eruit alsof hij een op een hoog voetstuk had gestaan, die in de loop der tijden, en door ophoping, begraven was geworden. De naam gegraveerd op de bovenkant van de ingang van de ruïne, was nauwelijks te onderscheiden: Roberts.
Aan de andere kant van de ruïne, aan het andere eind van de gemeenschappelijke ruimte, als een wijze oude vader aan het hoofd van een gigantische tafel, was een erg imposant rood stenen gebouw met pijlers en stenen kolommen, rijen hoge ramen, en een duizelingwekkende hoge klokkentoren, die stond over zijn indrukwekkende centrale ingang. De volledige schoolnaam, en de datum van het begin waren gegraveerd op de kolommen, in grote blokletters. “ALAMA ALERON UNIVERSITEIT van MAGISCHE MENSWETENSCHAPPEN en TOVENARIJ – 1688“. James kreeg het idee dat hij dit gebouw al eens eerder gezien had, en toen herinnerde hij het zich: het had op de achtergrond gestaan toen hij zijn eerste glim opving van de Alma Aleron Universiteit, gezien door de magische achterkant van de TransDimensionale Garage, tijdens zijn eerste jaar op Zweinstein. Hij had precies die klokkentoren gezien, hoewel vanaf een andere hoek, en het slaan van de uren gehoord. Hij voelt zich een beetje ontheemd nu, opkijkend naar het gebouw vanaf zijn eigen gazon, wetend dat hij de school eronder waarschijnlijk het komende jaar zou bezoeken.
Tenslotte gingen de leerlingen op weg naar het midden van het schoolterrein, en stopten onder een van de massieve iepen die hun schaduwen over de grond wierpen, met hun draaiende bladeren die het zonlicht vingen als een caleidoscoop. Vlakbij was een groot, terrasvormige beek, voorzien van fonteinen, die een vreemde zwart marmeren bal omgaven, die in het midden leek te drijven.
‘Daar komt hij,’ zei Ralph, zijn wenkbrauw deppend met zijn mouw. ‘Hoe kan het hier zo heet zijn zo laat in het jaar?’
Lucy haalde haar schouders op. ‘Het is zacht volgens hen. Wees blij dat we niet in het midden van Augustus aangekomen zijn. Mijn vader zegt dat je en ketel kunt laten koken op het voetpad tijdens een normale Amerikaanse zomer.’
‘Jag,’ gromde Albus hoofdschuddend.
‘Ik vind het jammer dat we het niet kunnen proberen, echt,’ zei Lucy, die zich voorover boog en de palm van haar hand op de steen bij haar voeten legde. ‘Dit is nauwelijks heet genoeg om er een jellywort zacht op te maken.’
‘Is het nooit bij je opgekomen,’ zei Albus opzij naar zijn nicht kijkend, ‘dat je pa volmet jellywort zit?’
Lucy keek Albus kalm aan. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat is het wel.’
‘Môge allemaal,’ zei Daan vrolijk, het terras overstekend om zich bij hen te voegen. ‘Sorry dat ik een beetje laat ben. Er was een incident vannacht op mijn afdeling met betrokkenheid van een feut, enEngorgiospreuk en een opgewonden limoen taart. Ik heb nog nooit zo’n zooitje gezien, en het was mij taak om er voor te zorgen dat het daarna opgeruimd werd. De feuten konden er nauwelijks tot aan de helft doorheen zwemmen. Als je ‘t mij vraagt zit er in de hele groep geen Zombie.’
Lucy fronste. ‘Een opgewonden limoen taart?’
Ralph staarde haar aan. ‘Je hoorde hem het woord Zombie zeggen, en wat er bleef hangen was, taart?’
‘Hij bedoelt natuurlijk geen echte zombies,’ snoof Lucy. ‘Zombies zijn verboden. Tenminste, in dit land.’
Daan verhief zijn stem en pompte zijn vuist in de lucht. ‘Zombie trots! Zombie top! Ondood vecht en geeft nooit op!’ Hij stopte, liet zijn vuist zakken en grinnikte. ‘Sorry, gewoonte. Jee Zombies, euh?’
‘Wat jij maar wilt?’ glimlachte James hoofdschuddend.
‘Vooruit, ik licht jullie in terwijl we lopen,’ zei Daan wenkend. ‘Er is een hoop te zien en niet veel tijd. Ik heb over een half uur les. Jullie kunnen erbij zitten als je wilt.’ ‘O, ja,’ merkte Albus vrolijk op. ‘Dat is een hoop lol.’
Lucy sloeg haar neef zachtjes tegen zijn achterhoofd toen ze opstonden. ‘Hou er over op ja, Albus.’
‘Al goed,’ zei Daan, zich omdraaiend, en achteruit lopend met uitgespreide armen. ‘Dit is Alma Aleron’s hoofdruimte. De meeste leslokaal gebouwen staan hier, aan beide kanten. Daar bij de Werpwilg, die stapel stenen en keien, is het huis van de originele oprichters. Ziet er uitdagend genoeg uit om te beklimmen, maar dat is geen goed idee. Magie is het enige dat het bij elkaar houd deze dagen.’
‘Wat is ermee gebeurt?’ vroeg James, over zijn schouder kijkend naar de ruïne. ‘Ziet eruit of het duizend jaar oud is.’
Daan haalde zijn schouders op. ‘Sorry, dat is geen onderdeel van de tour. Vooral, omdat ik dat niet weet. Ik denk dat iemand me wel eens erover verteld heeft, maar ik deed mezelf een plezier en vergat het zo snel ik kon. Laat meer ruimte vrij voor Drijfbal en feut uitdagingen,’ zei hij, de zijkant van zijn hoofd met een vinger aankloppend.
‘Hoedanook, de meeste van de afdelingshuizen staan aan beide kanten van de Leslokaalgebouwen. Er zijn zes verschillende, en dat brengt me op het belangrijkste gedeelte van ons leven hier op Aleron: in welk dispuut ga je terecht komen.’
‘Net als de afdelingen op Zweinstein,’ knikte Lucy begrijpend.
‘Ja!’ zei Daan, naar haar wijzend. ‘En nee. Twee dingen zijn totaal verschillend, beginnend het Sorteren. Hoofdzakelijk omdat dat hier niet doen. Hier moet je rennen om bij het dispuut te komen waar je bij wilt horen. Doe je dat niet, of als je het verknalt tijdens het rennen, wordt je toegewezen aan een afdeling door de administratie, en geloof me, dat wil je niet.’
James volgde Daan over het smalle voetpad, langs een groepje leerlingen glijdend die de andere kant op liepen. ‘Waarom niet? Je komt dan toch gewoon bij een afdeling, ja?’
‘Jep, maar je hebt niets te zeggen over de afdeling waar ze je in plaatsen. Er wordt alleen gekeken waar er ruimte is. En afdelingen behandelen de restjes niet erg lekker. Zelfs de Zombie afdeling. Ik kan het weten.’
‘Was jij een… euh… restje?’ vroeg Ralph.
‘Hè,’ zei Daan omkijkend. ‘Nee. Laten we maar zeggen dat de Zombie afdeling’s restjes nog steeds bezig zijn om opgewonden limoen taart van de keldermuren af te halen. Het is een smerige hiërarchie, maar een effectieve.’
‘Klinkt een beetje barbaars,’ zei Lucy zachtjes.
Daan knikte. ‘Hoedanook, er zijn zes afdelingen hier, allemaal vernoemd naar de Griekse mythologie, waar de oprichters helemaal gek op waren. Niemand noemt ze meer bij hun Griekse namen echter, dus doe maar geen moeite om ze allemaal te onthouden. De disputen bestaan al sinds het begin van de school en ze waren ontwikkeld om bijna iedere magische persoonlijkheid ter wille te zijn.’
Hij stopte en draaide zich weer, gebarend naar twee gebouwen in de buurt. ‘Zie je dat oude landhuis daar, achter de Renus Hal? Dat is Hermes Landhuis, beter bekent als de Afdeling van de Zombies, waar ik woon. Mijn slaapkamer is achter het rechter raam, naast de toren. Zombies zijn volhoudend en ondeugend, aanpasbaar voor vrijwel iedere situatie. Net als ik hè?’
Albus knikte. ‘Hermes Landhuis Zombies, zijn mede bekend om hun bedenkelijke oordelingsvorming en vereisen heel veel toezicht.’
Lucy, James en Ralph keken opzij naar Albus, met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Wat?’ zei Albus met uitgespreide handen. ‘Lucy is niet de enige die kan lezen weet je! Het stond in een folder die ik gisteravond in onze kamer vond.’
Daan rolde met zijn ogen. ‘Nou, je hebt gelijk, technisch gezien. Als je het aan iemand anders vraagt, zullen ze je vertellen dat de Zombie Afdeling het thuis is van tuig, rebellen, en herrieschoppers. Maar dat zeggen ze alleen maar omdat ze jaloers zijn. Onze kleuren zijn gal geel en zwart.’
‘En de andere disputen?’ vroeg Lucy.
‘OK,’ zei Daan zijn hand opstekend en ze aftellend op zijn vingers. ‘Naast de Hermes Huis Zombies, is er Erebus, beter bekent als de Vampier Afdeling, met aan het hoofd professor Remora, die heb je al ontmoet. Ze zijn dramatisch en somber en ze nemen zichzelf wel héél serieus. Je herkent ze aan hun zwart met bloedrode uniformen, en het feit dat vele van hen zo bleek zijn als de maan, en ze vinden het prettig om hun haar over hun ogen te laten vallen, zodat ze het opzij moeten duwen alleen om te zien wie ze in het ootje neemt. En dat is gewoonlijk een Zombie,’ voegde hij er trots aan toe.
‘Dan zijn er de Aphrodite Huis Pixies. Zij zijn allemaal Barbie types, bezorgt om er goed uit te zien en wie de duurste bezem heeft, en wie nog steeds de mode van de vorige zomer draagt. Ze zijn niet kwaad, als je voorbij hun ego kunt komen, en niemand is charmanter als het gaat om schoolpolitiek en debatteren. Ze hebben zelfs een paar echte Glamorgana’s in de Pixie Afdeling. Hun kleuren zijn roze en geel omdat dat de kleuren zijn die het meest voorkomen in de mode.’
Daan begon weer te lopen, de groep naar het hoofd administratie gebouw leidend aan het eind van gemeenschappelijke ruimte. ‘Vervolgens hebben we Ares Huis, bekender onder de naam Weerwolfen. Zij zijn het militaire soort, en de atleten van het terrein. Hun huis staat op de top van Victorie Heuvel, achter de administratie dependance. Ze hebben die ruimte al twaalf jaar achter elkaar in bezit omdat niemand het van hen kan winnen in het Drijfbaltoernooi. Weerwolfen zijn arrogant en taai, en ze hebben niet veel respect voor iemand die niet als zij is, dus je gaat ze uit de weg, tenzij je een van hen bent. Hun kleuren zijn lei grijs en paars, als militaire uniformen. Dat daar is hun president, professor Jackson.’
James knipperde en draaide zich om, om te kijken. Professor Theodor Jackson kuierde door het zonlicht aan de andere kant van het terrein, in een lei grijze jas en donker paarse stropdas, zijn strakke wenkbrauwen laag. Hij had kennelijk James, of de rest van de groep, niet opgemerkt, en James was daar blij om.
‘Heb je ook nog Hephaestus Huis, thuis van de Igor’s. Die zijn precies het tegenovergestelde van de Weerwolven. Igor’s zijn technomanie en alchemie fanaten, en ze zijn gewoon geniaal met uurwerken. De meesten van hen zitten zo vaak in hun afdelingslaboratorium dat ze nauwelijks weten wat er verder op het terrein gebeurt. Ze brallen over het overnemen van de wereld en het maken van vernietigingswapens, maar ze zijn behoorlijk ongevaarlijk als je ze leert kennen. Je kunt ze herkennen aan hun gif groene uniformen.’
Daan stopte onderaan de trap die leidde naar het administratie gebouw, wat een enorm indrukwekkend stenen gebouw was met de klokkentoren. Hij draaide zich en wees over het terrein van waar ze gekomen waren. ‘Als laatste, hebben we de Bigfoots, Apollo Huis. Die hebben het landhuis helemaal verderop aan de andere kant van de ruïne, maar zo ver van Victorie Heuvel als maar mogelijk. Bigfoots zijn aardige gasten, maar er is helemaal niets interessants aan ze. Ze zijn een vriendelijk, hard werkend, en voorkomend zooitje, van redelijk vaardige heksen en tovenaren, wat verklaard dat iedereen ze vergeet, ongeveer twee seconden nadat je ze ontmoet hebt.’
‘Klinkt als een erg keurige groep,’ zei Lucy, tuurden naar het verre huis.
‘Dat is nou juist wat ik bedoel!’ riep Daan uit. ‘Ze hebben een indrukwekkend Drijfbalteam, maar hun spreuken spel is zo slap, wat verklaard waarom ze nooit winnen. Hun Huis President is een nette kerel, weet zijn naam niet meer. Professor Berk, of Bark of zoiets. Geeft Ethiek van Magie op academisch niveau.Zovervelend.’
‘Wacht even,’ zei Albus met opgeheven hand. ‘Dus, van dit wordt verwacht dat het de beste toverschool is in de hele Verenigde Staten, en jij verteld mij dat het beste waar jullie mensen op konden komen als huis namen, de namen waren van een zooitje halfbakken monsters?’
‘Ik verwacht dat tenminste de Vampieren, tegen de opmerking “halfbakken” zouden protesteren,’ onderbrak Lucy.
Daan rolde met zijn ogen. ‘Ja, ja welkom. Onthoud, ik ben nog altijd een Ravenklauw in hart en nieren. Toen ik hier vorig jaar kwam, zei ik hoe armzalig het allemaal was vergeleken met Zweinstein. Verrassend genoeg viel dat niet helemaal lekker. Het punt is, over deze bijnamen werd door de leerlingen zo’n honderd jaar geleden gestemd, en dat waren nou niet direct van het meest creatieve soort. Als je denkt dat monster namen beroerd zijn, dan had je de originele dispuut namen moeten zien toen ze met de school startte! De oprichters kunnen op veel manieren geniaal zijn geweest, maar het bepalen van een mascotte was er geen van.’
‘Hoezo?’ vroeg Lucy ‘Nou,’ zei Daan, en hij liet zijn stem dalen,’ dat waren de zelfde gasten die uiteindelijk over de symbolen van onze politieke partijen, een olifant en een ezel, besloten. Benjamin Franklin zelf, stemde er tegen om ons nationale symbool een arend te maken. Weet je wat hij het wilde laten worden? Een kalkoen!’
Albus schudde grinnikend zijn hoofd. ‘Geintje toch?’
Daan richtte zich op. ‘Ik wou dat dat waar was knul. Hij is er nog altijd een beetje over in zijn wiek geschoten, en het is aleeuwengeleden! Maar hoedanook, leuk of niet, dat zijn alle huis disputen. Je went er wel aan als je je plekje vind in je eigen. Ren week is nog bezig, dus je hebt nog steeds een kans om een feut te worden in een goed huis. Ik stem Zombie voor jullie allemaal, maar we zullen het aan Lorretje moeten vragen.’
‘Lorretje?’ knipperde Albus. ‘De kat van de administratie?’
‘Hij is een Kwistel,’ corrigeerde Daan. ‘En hij heeft er een zesde zintuig voor. Je kunt ieder huis wat je wilt aanvragen, maar het is traditie dat nieuwe leerlingen eerst Lorretje raadplegen. Is leuk. Trouwens, daar heb je hem.’
James keek is de richting waar Daan naar knikte. In de verre hoek van de stenen trap, liggend in de schaduw van een grote arend, lag een doodgewoon uitziende gevlekte kat. Zijn ogen waren gesloten, maar te top van zijn staart bewoog onrustig, als deed de kat maar dat hij sliep.
‘Kom op,’ grinnikte Daan. ‘Laten we het hem vragen.’
‘Dit is een geintje van je dat je met alle nieuwe leerling uithaalt,’ zei Albus achter blijvend. ‘Dat kan ik wel waarderen, maar ik trap er niet in.’
‘Zoals je wilt,’ antwoordde Daan onverstoorbaar. Hij hurkte neer voor de kat, en krabbelde deze tussen zijn oren. ‘Hee, Lorretje, hoe gaat het met onze kleine katteknul?’ zei hij alsof hij het tegen een baby had. ‘Ja, zo is dat. Je vind het lekker om tussen je oren gekrabbeld te worden is ‘t niet? Zin om een paar van mijn vrienden vandaag te helpen? Een beetje van de maffe katachtige intuïtie delen?’
Langzaam opende Lorretje zijn groene ogen en keek op naar James. Zijn staart onrustig.
‘Dit is James,’ ging Daan door, snel even achterom kijkend. ‘Ik weet dat hij en dag of twee te laat is, maar hij komt van ver, dus hij heeft een goed excuus. Wil je hem een klein duwtje in de goede richting geven, dispuut gewijs?’
De kat bleef James bedachtzaam opnemen. James hoorde hem snorren terwijl Daan hem kriebelde. Uiteindelijk stond de kat op, rekte zich uit, geeuwde uitgebreid, en stapte in het zonlicht.
‘Aldus sprak Zaruthustra,’ sneerde Albus met rollende ogen.
‘Shh,’ zei Daan, een hand opheffend.
Lorretje stapte naar de open deuren van het administratie gebouw, staart recht omhoog, en dan stopte hij met zijn linker voorpoot opgeheven. Hij draaide zich om te kijken, als wilde hij er zeker van zijn dat de leerlingen keken.
‘Kijk waar de poot is,’ fluisterde Lucy, James met haar elleboog porrend.
James keek nauwkeuriger. Gegraveerd in de stenen treden van de trap, was een lijn van zes symbolen. Degene het dichts bij James was een vleermuis, zijn vleugels half gevouwen. De kat stond boven een van de symbolen in het midden, zijn rechter poot rustte precies in het midden ervan.
‘Dat kan niet kloppen Lorretje,’ zei Daan fronsend.
‘Wat is het?’ vroeg James knijpend met zijn ogen. ‘Mijn bril zit nog in mijn reistas. Ik kan het symbool niet zien.’
Daan zuchtte. ‘Het is een glazen beker waar elektrische stralen uit komen, het symbool van de Igor Afdeling. Lorretje, James is geen Igor. Technomanie is niet zijn ding. Hij is een expert in defensieve magie. Hij is helemaal Zombie. Kom op, ga naar de schele schedel.’
Tot James verrassing leek de kat zijn hoofd te schudden. Hij bleef op het Igor symbool, zijn linkerpoot omhoog, en zijn rechter stevig in het midden van de gegraveerde beker.
‘Ik weet vrij zeker dat ik geen Igor ben,’ merkte James op.
‘Ja, nou, domme ouwe kat,’ beaamde Daan, opzij kijkend naar Lorretje. ‘Maar goed dat hij niet als de Soorteer Hoed is, in ‘t goeie ouwe Stein. Je kunt feut zijn in iedere afdeling die je wilt, los van wathijzegt.’
‘Doe mij nu!’ riep Albus die naar voren stapte. Laat James naar de kneuzen gaan. Hoe staat het met mij Lorretje, ouwe vriend?’
De kat bekeek Albus koeltjes, en zette toen zijn linker poot neer. Langzaam kuierde hij langs de symbolen en stopte bij een aan het eind. De vorm was duidelijk genoeg, zodat zelfs James hem kon herkennen. Het was een weerwolf.
Albus knikte grijnzend. ‘Geweldig. Het wordt Wolven.’
‘En Ralph dan?’ vroeg Daan, de grotere jongen naar voren duwend.
Lorretje bestudeerde Ralph langdurig, zijn groene ogen vernauwden zich. Uiteindelijk ging hij zitten, likte zijn flank een paar keer en liep in een grote boog. Toen hij klaar was, rustte zijn rechter poot weer op de beker.
‘Iemand doet kattenkruid in je brokken, poes,’ zei Daan hoofdschuddend. ‘Ralph is nog minder een Igor dan James hier. Hij volgde Technomanie niet eens toen hij de kans had.’
‘Da’s waar,’ zei Ralph tegen de kat. Ik kan het woord “technomanie”niet eens spellen.’
Lorretje tilde zijn neus op en geeuwde opnieuw verveeld.’
Lucy liep naar Lorretje, en liet zich op een knie zakken. ‘Hoi Lorretje,’ zei ze, haar hoofd optillend. ‘Ik ben Lucy Wemel. Waar denk je dat ik thuishoor?’
Lorretje bewoog zich naar voren en wreef langs Lucy’s been, luid spinnend. Hij liep om haar heen en ging op weg naar de andere kant van de symbolen. Zijn schaduw viel over de vleermuis toen hij er twijfelend omheen liep. Uiteindelijk stopte hij en raakte het midden van de vleermuis aan met zijn rechter poot.
Daan knikte enthousiast. ‘Daar kan hij gelijk in hebben,’ zei hij. ‘Je lijkt iets van een “wezen van de nacht” mystieks over je te hebben Lucy.’
‘Maar ik heb echt een afkeer voor die Remora vrouw,’ zei Lucy, naar voren reikend om Lorretje weer te aaien. ‘Ze is zo ijdel en belachelijk.’
Daan hief een wenkbrauw en stak een vinger in de lucht. ‘Alle types komen in alle afdelingen. Dat is een letterlijke opmerking van mijn Huis President, de snelle Jersey Duivel zelf.’
‘Wat moet dat dan betekenen?’ zei Ralph in de war.
‘Het betekend dat geen enkele afdeling helemaal goed, of helemaal slecht is,’ antwoordde Daan zijn rugzak optillend. ‘Er zijn afstotelijke idioten in iedere gemeenschap, niet alleen de Vampieren. Er zijn zelfs een paar stuudjes onder ons Zombies. Aan de andere kant, er zijn ook fatsoenlijke types in iedere afdeling, hoewel zij in mindere mate aanwezig zijn er minder frequent. Maak je geen zorgen erover Lucy. Als je feut wordt bij de Vampier Afdeling, zul je merken dat er nog meer van jou soort mensen zijn, ondanks Remora’s beste pogingen.’
‘Maar, waar verblijven we tot we bij een dispuut komen?’ vroeg Ralph.
‘Er is een algemene slaapzaal achter het gastverblijf,’ zei Daan, knikkend naar de plek waar ze vandaan waren gekomen. ‘Je spullen zij daar waarschijnlijk al naar toe gezonden. Je wilt daar zo snel als je kunt vandaan, geloof me. Ze hebben al driehonderd jaar niets aan die algemene ruimte gedaan. Als ik jullie was, zou ik nu direct naar binnen gaan en je inschrijven voor een van de disputen. Het inwijdingsproces begint vrijwel onmiddellijk. Als je toch binnen bent, kun je gelijk naar je klassen schema kijken en je intekenen voor iedere club of sport waar je zin in hebt.’
Hij stapte opzij en gebaarde naar de voordeuren van de Administratie Zaal. ‘Tenzij, euh, je met mij mee wilt gaan naar Voorwaarnemende Techniek.’
‘Nee bedankt,’ zuchtte James. ‘Ik denk dat we dit beter zo snel mogelijk achter de rug kunnen hebben.’
‘En ik weet niet hoe de rest erover denkt,’ voegde Albus toe, ‘maar ik wil zo lang mogelijk wachten met het beginnen van de lessen.’
‘Ik wil wel met je mee eigenlijk,’ zei Lucy die naar Daan stapte. ‘Anders dan deze twee, wil ik graag zien hoe de lessen er hier gaan. Ik regel de de officiële zaken wel na het middagmaal.’
‘Hierheen dan,’ zei Daan, zijn elleboog aanbieden aan Lucy. ‘Voorwaarnemende Techniek is niet meer zo lastig als het was kennelijk, nu Madame Delacroix in een gewatteerde kamer zit op de medische afdeling, maar het is nog steeds een uitdaging. Blijf bij me en ik leg je de fijne kneepjes uit.’
James schudde zijn hoofd toen de twee op weg gingen naar de stroom leerlingen. ‘Nou,’ zei Ralph, terughoudend bewegend in de richting van de Administratie Zaal, ‘ga je je inschrijven voor de Igor Afdeling?’
James schamperde. ‘O, nee. Ik ga op zeker voor de Zombie Afdeling. Met verontschuldiging aan Lorretje daar.’
‘Dat dacht ik ook,’ knikte Ralph. ‘Hoewel ik me wel afvraag wat die kat wel weet, wat wij niet weten.’
‘Jullie zijn beiden gestoord,’ zei Albus serieus. ‘Die kat heeft een soort geestelijke verbinding met de kosmos of iets. Hij kan recht in je ziel kijken, net als de Soorteer Hoed thuis. Zag je hoe snel hij erachter was dat ik thuis hoor op de Weerwolf Afdeling? Dat is de afdeling voor sporthelden, kracht en tucht. Als de kat zegt dat jullie een stel Igor stuudjes zijn, dan moet je daar niet over in discussie gaan. Lorretje kent zijn pappenheimers.’
James duwde zijn broer opzij toen hij op weg ging naar de deuren van de Administratie Zaal. ‘Een minuut geleden dacht je dat die kat een eerstejaars grap was.’
‘Jak,’ zei Ralph, volgend. ‘Ik dacht dat hier wel mee klaar was. Ik begon met te wennen aan het zijn van een Zwadderaar. Nu moeten we van voor af aan beginnen.’ Albus fronste. ‘Ik ben dol op Zwadderich, maar ik heb het gevoel dat ik en de Wolven het prima met elkaar zullen gaan vinden.’
‘Gelukkig is Zwerkbal hier niet zo belangrijk als thuis,’ merkte Ralph op, stappend in de galmende schaduwen van het voorportaal van de Zaal.’
James fronste. ‘Waarom is dat iets goeds?’
‘Nou,’ grinnikte Ralph, zijn vriend op de schouder kloppend, ‘het bevorderd je kansen om in een team te komen, is het niet?’
Albus schaterde, en het geluid galmde door het ruimte, donkere, voorportaal.


Twintig minuten later verschenen de jongens weer in het zonlicht, hun klassen schema bestuderend.
‘Heeft een van jullie Uurwerk Mechanieken?’ vroeg Albus. ‘Ik kan me er helemaal niets bij voorstellen.’
‘Vrijwel niets hiervan is logisch,’ beaamde Ralph. ‘Kijk dan, Dreuzel Bezigheid Kunde. Waar gaat dat dan over?’
‘Hee!’ klonk een stem vlakbij, de drie opschrikkend. James keek in de rondte en zag een paar oudere leerlingen, staand naast de deuren van de Administratie Zaal. Een, een meisje, droeg een donker lei grijze rok in dezelfde kleur als haar, van knopen voorziene vest, en paarse das. Zwart haar omlijstte haar donkere, ernstige gezicht. De andere, een jongen ouder dan James, had helder groen haar, geknipt tot een streep die liep van zijn wenkbrauwen tot rand van zijn nek. Hij droeg een gillende gele das en een zwarte broek. Het wapen op zijn colbert onthulde dat hij een lid van de Zombie Afdeling was.
‘Heb je het tegen ons?’ vroeg Ralph nieuwsgierig.
‘Zie je enige andere nieuwe leerlingen die het in hun hoofd hebben gehaaldom feut te worden bij de Hermes Huis Zombies?’
‘En de Ares Weerwolven,’ voegde het meisje toe, met een scheve glimlach. ‘Wie van jullie is Albus Potter?’
Albus sprong in de houding en maakte zij beste saluut. James wist dat dit een poging was om leuk te zijn, en hij wist ook dat het armzalig zou falen.
‘Op de grond feut,’ blafte het meisje, wijzend naar de portiek vloer. ‘Salueren is voor hen die dienen. Je zult deze spot goed moeten maken door me er dertig te geven.’
Albus was met zijn gezicht halverwege de hete stenen. Hij stopte en keek op naar het lange meisje. ‘Euh, dertig wat? Galjoenen? Kussen? Sorry, ik kom niet uit deze omgeving. Is dit een soort omkoping?’
Het meisje grijnsde opnieuw. Ze hurkte voor Albus, waardoor haar gezicht maar dertig centimeter van het zijne was. ‘Dertig keeropdrukkenCornelis,’ zei ze liefjes. ‘En om er zeker van te zijn dat je het zult onthouden, doe je ze op een hand.’
Cornelis,’ mompelde Ralph.
‘Opdrukken,’ kreunde Albus. ‘Dat is, als, lichaamsbeweging, juist?’
Het meisje knikte en trok haar toverstok uit de mouw van haar witte blouse. ‘Hier. Ik zal je op weg helpen.’
Ze bewoog haar pols en Albus leviteerde keurig de lucht in. Een ogenblik later, viel hij weer naar beneden op zijn handen en de punten van zijn tenen. ‘Dat is een,’ zei het meisje nog altijd glimlachend. ‘Nu hardop tellen.’ Albus gromde toen hij begon te tellen, met zijn neus het steen rakend, en zichzelf opdrukkend.
‘Wat jullie twee betreft,’ zei de jongen, dichter naar James en Ralph komend en ze van top tot teen opnemend, ‘Ik zou jullie nooit uitgekozen hebben, maar jullie kregen een strakke aanbeveling van een van mijn afdelingsleden. Daan Wilstra zegt dat jullie lid waren van de Gremlins. Is dat zo?’
James knipperde. ‘Hoe ken je hen dan?’
De jongen tikte James zachtjes tegen zijn oor en grinnikte. ‘Dat heb ik net uitgelegd. Daan vertelde het me. Dus waren jullie leden of niet?’
‘Ja,’ zei James, wrijvend over de zijkant van zijn hoofd. De tik had niet zeer gedaan, maar meende dat hij meer moest doen, dan het alleen te incasseren. ‘Ikneem aan dat ik lid was,’ zei Ralph hard nadenkend. ‘Ik bedoel onofficieel, denk ik. Er was nooit iets van zweren of zo, als je begrijpt wat ik bedoel…’
‘Wij nemen de inwijding serieus bij de Zombie Afdeling,’ zei de jongen. ‘Mijn naam is Warrington. Julie noemen mij… eens zien… jullie noemen mij “meneer Warrington, zijne grootse verheven Poehaanes”. Totdat ik jullie iets anders zeg. Begrepen?’
‘Ja,’ zei James vermoeid knikkend.
‘Ja, wat?’ drong Warrington aan, naar voren buigend.
‘Ja, meneer Warrington, uwe grootse verheven, euh… Poohaanes?’
‘Goed genoeg,’ zei de jongen zich weer oprichtend. ‘Dus jij bent James Potter en deze kleerkast hier is Ralph Deeter, beide komen jullie uit het jolige oude Engeland. Goed dan. Dit is wat ik wil dat jullie beide, nu direct doen. Ik wil dat jullie naar het Hermes landhuis rennen en je voorstelt aan de rest van de Zombies. Maar je mag niet naar binnen, begrijp je. Jullie zijn maar feuten, en feuten moeten uitgenodigd worden. Dusjulliemoeten buiten blijven staan en gillen. Vertel aan iedereen in het huis hoe je heet, en wie jullie voorgedragen heeft, en waarom wij jullie lid zouden moeten maken. En draag deze.’
Warrington hield twee hoofddeksels vast. James was niet bijzonder verrast te zien dat het geel en zwarte trechters waren, met lichtjes draaiende molentjes er boven op. Sommige dingen natuurlijk, waren gewoon een traditie ongeacht in welk land je was. Langzaam namen hij en Ralph ze aan.
‘Doe ze nu op,’ grinnikte Warrington. ‘Toon me wat afdelingstrots, wil je? Als ik terug kom bij het huis, over een uur, wil ik jullie buiten hard aan het werk zien. En als ikbinnenkom, wil ik dat de andere Zombies in staat zijn om mij alles te vertelen wat ik moet weten, zonder uitzondering. Heb je het?’
‘Ja,’ zuchtte James, de trechter op zijn hoofd rammend.
‘Ja,wat?’ boog Warrington opnieuw.
‘Ja meneer Warrington,’ zeiden beide jongens vrijwel gelijktijdig, ‘uwe grootse verheven Poehaanes.’
‘Neh, zo wil ik niet meer genoemd worden,’ zei Warrington, wrijvend over zijn kin. ‘Nu spreken jullie mij aan als “Kapitein Warrington, de Supergraaf van het Rijk van Tofheid”.’ Onthoud dat. Ik wil jullie er niet meer aan hoeven herinneren. Nu, rennen!’
Hij joeg James en Ralph weg, die draaiden, en rommelig de trap af draafden van de Administratie Zaal, Albus zich grommend opdrukken achterlatend in het portiek. ‘Ik wist niet,’ hijgde Ralph toen ze over het terrein begonnen te over te steken, ‘dat rennen… een onderdeel van de afspraak zou zijn.’