DE AANVAL
Cecile schreeuwt.
‘Pak het, Dave! Voor het begint te sproeien!’
Dave staat daar alleen maar te staren naar het beest.
‘Waarom doe je niks?’ gilt Cecile. ‘Laat het met je Krachten verdwijnen of zoiets.’
‘Ik… dat kan ik niet.’
Ze grijpt zijn arm stevig vast. ‘En waarom niet?’ vraagt ze met haar tanden op elkaar.
‘Omdat…’ Dave snakt naar adem. ‘Omdat ik denk dat het Alexander is.’
Ze bekijkt hem of hij nu volslagen gek geworden is. Maar dan kijkt ze weer naar het stinkdier, die nu aan Alexanders vuile wasgoed op de vloer snuffelt. Met zijn snuit tilt hij een van zijn onderbroeken op.
‘Alexander?’ vraagt Cecile zacht.
Het stinkdier gaat door met waarmee het bezig was en snuffelt rond Alexanders bureau.
‘Hoe is dit mogelijk?’ vraagt Cecile aan Dave. ‘Hoe weet je dat? Weet je het zeker?’
Daves hoofd tolt. Ja, bevestigt de Stem. Vertrouw op je intuïtie.
‘Ik weet het zeker,’ zegt Dave.
‘Maar hoe? Wie heeft dit gedaan? En waarom?’
Dave aarzelt. ‘Ik… ik weet het niet zeker.’
Cecile kijkt hem met grote angstige ogen aan. ‘Maar je kunt hem wel terug veranderen, toch?’
Dave slikt. ‘Ik hoop het. Maar nu moeten we het stinkdier naar een veilige plek brengen.’
Cecile gaat op haar hurken zitten en probeert het stinkdier te lokken. ‘Ik moet toegeven,’ zegt ze, een glimlachje onderdrukkend, ‘dat het beest wel een beetje op het kleine monster lijkt.’
Dave kijkt de kamer rond. ‘Waar kunnen we het dier laten?’
‘In de kelder ligt een hondenmand. Ik had vroeger een foxterriër, voordat ik hem van mijn moeder moest weggeven. Ze klaagde dat hij te veel blafte en dat ze daardoor niet kon slapen.’ Ze fronst haar voorhoofd. ‘Alsof we niet genoeg geesten hadden die blaften.’
‘Hadden jullie blaffende geesten?’
Ze glimlacht. ‘Hoe moet ik je nou serieus nemen over dit stinkdier als jij flauwe grapjes maakt?’
‘Sorry.’ Hij glimlacht. ‘Ga maar even de hondenmand halen.’
In werkelijkheid maakt Dave grapjes over de situatie om de vreselijke angst die hij voelt te verdoezelen. Zo gauw Cecile weg is, kijkt hij naar het stinkdier, dat nog steeds door de rotzooi in Alexanders kamer scharrelt. Morgana had Alexander een klein stinkdier genoemd. Ze had hem bedreigd. En Alexander had gezegd dat ze een vloek over hem had uitgesproken.
‘Nee,’ zegt Dave die dit idee dat zich aan hem opdringt niet wil geloven. ‘Morgana heeft geen Krachten… ze zou niets slechts doen…’
Hij sluit zijn ogen en Morgana kust hem weer, ze komt weer ’s nachts naar hem toe, zoals ze de afgelopen nachten had gedaan en ze zegt dat ze van hem houdt…
‘Hier is de mand,’ roept Cecile waardoor hij terug in de realiteit komt.
‘Oké,’ zegt Dave en hij raapt zichzelf bij elkaar. ‘Zet daar maar neer.’
Ze deinst terug. ‘Waarom moet ik het doen?’
‘Hij is jouw neefje.’
Cecile fronst haar voorhoofd. ‘Als hij mij ondersproeit, vriend, dan heb jij een groot probleem. Zorg er maar voor dat je dan een spreuk kent om de stank van een stinkdier teniet te doen.’
Maar de dikke, kleine kameraad wankelt eenvoudig gehoorzaam de mand in als Cecile het deurtje openhoudt en met haar vingers tikt en roept: ‘Hier Alexander! Kom hier, jij, klein stinkdier!’ Als ze het deurtje achter het beest heeft dichtgedaan, kijkt ze op naar Dave en grijnst.
‘Dit is de eerste keer dat ik Alexander een stinkdier kon noemen zonder dat hij wraak kan nemen.’
Precies op dat moment begint het dier te sproeien.
Ze rennen gillend de kamer uit, Cecile schreeuwend om een bad tomatensoep, wat het enige redmiddel zou zijn. Dave is niet direct geraakt en nadat hij zich heeft omgekleed, heeft hij nergens meer last van.
Maar natuurlijk is dat niet waar.
Morgana.
Wat gebeurt er met de mensen in dit huis? Zit Isobel de Apostaat hierachter? Dave geeft het niet graag toe, zeker nu zijn kleine vriend in een stinkdier veranderd is en in een hondenmand zit opgesloten, maar het ergste van alles vindt hij wel het feit dat Morgana met Rolf is, in plaats van met hem.
De dag gaat in stille angst voorbij. De stilte voor de storm, vermoedt Dave. Edward en mevrouw Krandel zijn de hele ochtend al weg en tegen halverwege de middag nog steeds niet terug. Dave zit in zijn eentje in de bibliotheek en neemt de officiële geschriften over de geschiedenis van de Ensuivres door, in de hoop iets – wat dan ook – te vinden waarmee hij Alexander kan helpen. Hij heeft deze geschriften al zo vaak doorgenomen en voor de zoveelste keer blijkt dat hij er niets mee opschiet. Weer hetzelfde verhaal van Horatio Ensuivre die het huis in 1902 oprichtte en de verbazing van de dorpsbewoners toen al die raven zich hier nestelden om te blijven wonen. Maar er staat niets over Afvalligen of Hellegaten of neutraliserende toverspreuken. Dave slaat het boek, dat in zijn schoot ligt, dicht.
Hij heeft natuurlijk geprobeerd het stinkdier door middel van zijn wilskracht terug te veranderen in Alexander, maar dat werkte niet. Hij heeft zelfs naar Bjorn gezocht en besloten dat hij de huismeester maar zoveel moest vertrouwen dat hij kon vragen of hij misschien de jongen kon helpen met een van die poeders in zijn zak vol trucs. Maar Bjorn is ook nergens te vinden.
Dave voelt zich verloren. Het idee dat hij niet naar Rolf toe kan, verscheurt hem – Rolf, zijn mentor, de man die hem zou helpen zijn Krachten te begrijpen en die hem zou helpen om de bedoeling van de tovenarij te achterhalen. Rolf, die Morgana in zijn armen houdt, Morgana, die van mij zou moeten zijn…
Stop, dit is krankzinnig, scheldt Dave op zichzelf. Ik moet die idiote gevoelens voor haar van me afschudden! Anders kan ik niet helder denken!
Hij staat op en schudt zijn hoofd van frustratie en verwarring. Wat voor een verband zou er zijn tussen Morgana en Isobel de Apostaat? Heeft Isobel Morgana in haar macht, zoals zij D.J.? Dave heeft het gevoel dat hij de haren wel uit zijn hoofd kan trekken. Hij kan niet langer in het huis blijven. Hij moet iets doen. Hij moet Rolf confronteren – en Morgana. Hij moet terug naar Rolfs huis.
Maar – dat zul je net zien – zijn transportkracht laat hem in de steek.
Denk eens na over je gemoedstoestand, zegt de Stem. Je bent gefrustreerd. Angstig.
‘Nou, misschien wel, ja.’ Hij is boos ook. ‘Alsof Sargon Ik Ben De Groote zijn hele leven lang nooit bang was?’
Dave grijpt zijn jas en rent naar buiten.
Dan loop ik wel, denkt hij. Maakt me niets uit. Ik heb nog steeds benen, net zoals andere jongeren. Ik loop wel, zelfs al is Rolfs huis een paar kilometer verderop en zelfs al wordt het donker en begint het te sneeuwen.
Dave houdt de kraag van zijn jas strak om zijn hals.
‘…verzoek de goden…’
Dave luistert. Er zijn stemmen in de dwarrelende sneeuw.
‘…maak je Krachten los…’
Aan de rand van de klippen stijgt een dunne krul blauwe rook op tussen de neerdwarrelende sneeuwvlokken.
Dave ziet een figuur bij Devil’s Rock. Een kleine figuur. Als hij dichterbij komt, ziet hij dat het Bjorn is.
‘De Kracht van de oude Kennis, ik verzoek u,’ roept de gnoom.
Met een afgebroken tak roert hij in een grote zwarte ketel en er komt stoom van het brouwsel dat hij aan het koken is. Het ziet eruit als een strip over Halloween, met een heks die vleermuisvleugels staat te koken.
‘Wat is dit?’ vraagt Dave waardoor de gnoom verrast wordt. ‘Als dit het avondeten is, denk ik dat ik iets bij Burger King haal.’
‘Kom niet dichterbij, mijn Nachtvleugelvriend,’ zegt Bjorn. ‘Ga niet voorbij de rook van mijn betovering.’
‘Ik dacht dat u geen Krachten had.’
‘Ikzelf niet, nee. Maar ik ken wel toverspreuken en drankjes die ons misschien kunnen beschermen tegen de duivel, die volgens jou dichterbij komt.’
Dave slaat zijn armen over elkaar. ‘Ik geloof u niet, Bjorn. Volgens mij zweert u samen met Isobel. U en mevrouw Krandel houden haar om welke reden dan ook vast in de kelder. Ik heb haar gehoord. Ik ken de waarheid!’
‘Naar achteren, jongen!’
‘Nee,’ zegt Dave en met een zwaai van zijn hand komt de kokende ketel omhoog en valt over de klip. De stomende blauwe soep komt honderden meters onder hen in de golven terecht.
‘Dwaas!’ schreeuwt Bjorn, zijn gezicht wordt rood van boosheid. Woedend schudt hij zijn kleine vuist naar Dave. ‘Daar zul je spijt van krijgen!’
‘Ik heb genoeg van die dreigementen en leugens,’ zegt Dave.
Dan ziet hij koplampen de oprijlaan opdraaien. Het is de Jaguar van mevrouw Krandel. De automatische deuren van de garage gaan open en de auto glijdt naar binnen.
‘En het wordt tijd dat ik de waarheid opeis,’ zegt Dave terwijl hij zich op zijn hielen omdraait. Hij rent over het landgoed, de gnoom geërgerd achterlatend vanwege zijn omgekeerde ketel. Dave bereikt de garage en gooit de deur open.
‘Dave!’ schreeuwt mevrouw Krandel geschrokken. Ze is net uit de auto gestapt. Haar broer komt aan de passagierskant te voorschijn.
Dave loopt op mevrouw Krandel af en kijkt haar recht in haar ogen. ‘Mijn vader stuurde me hiernaartoe omdat hij hoopte dat u mij zou beschermen. Hij hoopte dat u mij zou onderwijzen en zou begeleiden.’
Ze trekt een gezicht. ‘Waar heb je het toch over?’
‘Ik heb het over het gevaar dat ik in ieder hoekje van dit huis zie. Een gevaar dat u weigert te zien, of mij niet wil laten bestrijden.’
Edward slaat zijn deur dicht. ‘Je begint toch niet weer, hè?’
Dave negeert hem. ‘Wie zit er in de kelder, mevrouw Krandel?’
Ze maakt zich lang, kin in de lucht. ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt.’
‘Is het Isobel?’
Ze kijkt hem minachtend aan. ‘Dit is allemaal te absurd. Ik ga naar binnen.’ Ze loopt rakelings langs hem heen richting de gang die naar het huis leidt.
Dave volgt haar. ‘Ik heb haar beneden gehoord. En ook in de toren.’
Edward Ensuivre loopt achter hem. ‘Jij kunt heel irritant zijn, weet je dat, Dave?’
Dave draait zich naar hem om. ‘O ja als u uw zoon zoekt – niet dat u dat vaak doet – doet u er goed aan voorzichtig te zijn.’
Edward trekt een wenkbrauw op. ‘Voorzichtig?’
‘Ja. U zou niet besproeid willen worden, zoals Cecile.’
Mevrouw Krandel stopt als ze de keuken van het grote huis in lopen. ‘Besproeid?’
Dave kijkt ze allebei aan. ‘Alexander is veranderd in een stinkdier.’
‘Wat?’ schreeuwt Edward.
‘O, Dave, doe me een lol,’ zegt mevrouw Krandel en ze kijkt een andere kant op.
Dave knikt. ‘Inderdaad. En raad eens wie dat volgens mij gedaan heeft.’
‘Isobel de Apostaat,’ zegt Edward en zijn ogen rollen in hun kassen.
‘Nee.’ Dave zorgt voor een dramatische pauze. ‘Uw verloofde.’
Dave bekijkt hun gezichten. Edward reageert zoals hij verwacht had: met woede. Maar mevrouw Krandels gezicht wordt helemaal wit.
‘Hoe durf je?’ valt Edward uit. ‘Je stopt onmiddellijk met die onzin…’
‘Luister naar me,’ zegt Dave. ‘We worden met echt gevaar geconfronteerd. Isobel wil het Hellegat openen en ze manipuleert de mensen hier. Ze heeft D.J. gebruikt en volgens mij gebruikt ze Morgana op dezelfde manier.’
‘Edward,’ zegt mevrouw Krandel met een serieuze stem. ‘Ga naar boven en kijk hoe het met Alexander gaat.’
Haar broer is een beetje van de wijs, maar hij doet wat ze zegt. Als hij weg is, kijkt mevrouw Krandel Dave behoedzaam aan. Ondanks haar koppigheid is het een intelligente vrouw. Ze heeft het onheil dat haar vader het leven kostte overleefd en ze herinnert zich de dagen dat tovenarij openlijk werd gebruikt in het Huis met de Raven.
‘Bedoel je,’ vraagt mevrouw Krandel, ‘dat je Morgana ervan verdenkt dat ze samenzweert met Isobel de Apostaat?’
‘Niet met opzet.’ Dave kan nog steeds niet geloven dat Morgana uit zichzelf iets slechts zou doen. ‘Maar hoe kan ik anders verklaren wat ze met Alexander gedaan heeft?’
‘De jongen… is hij echt veranderd in een… een…?’
‘Stinkdier, mevrouw Krandel. Alexander is een stinkdier. En dit hele huis zal verwoest worden als we niets doen om ons zelf te redden.’
‘Isobel de Apostaat… kan het waar zijn?’
‘Ik wil de waarheid,’ zegt Dave als hij de verandering in haar ogen ziet. ‘Ik weet dat u Bjorn ingehuurd heeft om de vrouw in de toren te bewaken en nu heeft hij haar naar de kelder gebracht. Ik weet niet of ik Bjorn wel of niet kan vertrouwen, maar ik wil u vertrouwen, mevrouw Krandel. Mijn vader heeft me naar u toe gestuurd. Ik moet geloven dat hij u vertrouwde.’
Ze zegt niets, maar Dave ziet dat ze nadenkt over wat hij zojuist zei.
Hij oefent nog een beetje druk uit. ‘Als u op de een of andere manier Isobel gevangen houdt, omdat u misschien wel hoopt dat u haar Krachten zo in bedwang kunt houden, dan moet u weten dat ze vrij is. Ze heeft een uitgang gevonden.’
Mevrouw Krandel sluit haar ogen. ‘Je weet niet waar je het over hebt, Dave.’
‘Lieg niet meer tegen me!’
‘Ik lieg niet tegen je!’ Nu is ze boos. ‘Als jij zegt dat we een bedreiging van Isobel de Apostaat kunnen verwachten, dan geloof ik je.’
Edward Ensuivre is er weer bij komen staan. ‘Goed,’ zegt hij duidelijk geïrriteerd. ‘Er zit dus een stinkdier in een mand in de kamer van Alexander, maar dat bewijst nog niets.’
Mevrouw Krandel kijkt hem ijskoud aan. ‘Zul je altijd onder je verantwoordelijkheid proberen uit te komen, Edward? Kun je nooit eens onder ogen zien wat je te doen staat?’
Hij schrikt van haar verandering van toon. Hij zegt niets terug.
Mevrouw Krandel draait zich weer naar Dave. ‘Ik zal dit afhandelen, dat beloof ik je.’
‘Dat zegt u altijd. Wat kunt u eraan doen zonder Krachten?’
‘Alsjeblieft, Dave. Vertrouw me. Ga naar Cecile.’
Edward kijkt boos op hem neer. ‘Waar is Morgana?’
Dave glimlacht. Hij verheugt zich om het te vertellen. ‘Even kijken. De laatste keer dat ik haar zag, was ze met Rolf Montagne. In zijn armen, welteverstaan. Het zag er knus uit.’
Edward kijkt alsof hij een hartaanval krijgt. Zijn gezicht wordt paars, de aders in zijn voorhoofd zwellen op en kloppen wild. ‘Hoe durf je…’
‘Edward!’ mevrouw Krandel grijpt de arm van haar broer. ‘Daar hebben we geen tijd voor. We moeten naar boven om te kijken hoe het met moeder gaat.’
Wat doen ze daar toch boven? vraagt Dave zich af. Iedere keer als er een crisis is, rennen ze naar hun moeder – een seniele, bedlegerige oude dame. Iedere keer dat mevrouw Krandel zweert dat ze voor dingen zal zorgen, gaat ze naar boven om bij haar moeder te kijken. Wat doet ze daar in werkelijkheid? Wat gebeurt er in de kamer van de oude dame?
Wat het ook is, Dave heeft er geen vertrouwen in. De pogingen die mevrouw Krandel ondernam tegen de Waanzinnige, hadden weinig effect; Dave denkt niet dat er deze keer betere resultaten zullen zijn.
Ik moet terug naar mijn eerste plan. Ik moet Rolf en Morgana confronteren.
Deze keer werkt zijn transportkracht prima. Zonder zich zorgen te maken of hij een liefdesnestje verstoort, komt hij recht voor hen te voorschijn, terwijl ze voor het brandende haardvuur in elkaars armen zitten.
‘Dave!’ schreeuwt Rolf, duidelijk geschrokken.
‘Wij moeten praten,’ zegt de jongen.
‘Ik ben… ik ben nu even bezig.’
‘Ja.’ Dave kijkt hem boos aan. ‘Dat zie ik.’ Hij richt zijn blik op Morgana die hem tussen haar wimpers door schaapachtig aankijkt. ‘Hallo, Morgana.’
‘Hallo, Dave,’ zegt ze zacht.
Rolf staat op en loopt naar de jongen toe. ‘Je kunt niet blijven. Ik vind het vervelend dat je iedere keer dat je er zin in hebt zonder waarschuwing voor mijn neus staat…’
‘Ik moest wel, Rolf! Er gebeurt van alles. Ik betrapte Bjorn net toen hij de een of andere toverspreuk aanriep op Devil’s Rock. Vertel me wat je over hem ontdekt hebt!’
Rolfs ogen staan leeg. ‘Het is niets belangrijks. Het dóet er nu niet toe.’
‘Doet er niet toe? We zitten midden in een crisis!’
Rolf kijkt hem kil aan. ‘Je zult het nu zelf op moeten lossen.’
Dave valt bijna om van verbazing. ‘Zelf oplossen? Rolf, wat is er met je gebeurd?’
Rolf kijkt van Dave weg en staart Morgana aan. Hij is net als alle anderen, beseft Dave, net als Dave zelf – helemaal in de ban van haar. Hij kijkt toe als Rolf zich van hem afdraait en weer bij Morgana gaat zitten, die hij dicht tegen zich aantrekt.
Hij kan er niet naar kijken. Hij sluit zijn ogen. Als hij ze weer opent staat hij buiten bij het huis van Rolf. Het is nu harder gaan sneeuwen en vanuit zee schiet de wind boos omhoog en slaat hem in zijn gezicht. Hij voelt zich belachelijk, maar hij kan een paar tranen niet bedwingen.
‘Dat komt door de wind, dat is alles,’ zegt hij terwijl hij zijn gezicht afveegt.
Als hij opkijkt, ziet hij Roxanne op zich af komen. Het lijkt wel of ze zo uit de sneeuw te voorschijn komt, zonder jas aan.
‘Hallo, Dave Martens.’
‘Roxanne.’ Hij raapt zichzelf bij elkaar. ‘Luister, je kunt nu niet naar binnen.’
Ze glimlacht verdrietig. ‘Ik weet wat ik dan zou tegenkomen. Rolf met Morgana.’
‘Weet je het?’
Roxanne knikt.
‘Ik begrijp niet wat er met hem gebeurd is,’ zegt Dave en hij is verrast hoe emotioneel hij klinkt. ‘Hij is veranderd. Hij is zichzelf niet. Ik denk dat Isobel ieder moment kan aanvallen, maar het lijkt wel of het Rolf niets kan schelen.’
‘Nee, het maakt hem niets uit. Je hebt gelijk, Dave. Er is iets met hem gebeurd. Iets wat hem koud en afstandelijk heeft gemaakt en waardoor hij aan nog maar één ding kan denken.’ Roxanne kijkt naar het huis. ‘Dat gebeurt er als je verleid wordt door een succubus.’
‘Een – een wat?’
‘Een succubus. Een demon in de vorm van een vrouw.’ Roxanne zucht. ‘Ze komt ’s nachts en verleidt mannelijke stervelingen en ze neemt hen in haar macht.’
Dave is geschokt. ‘Maar dat kan niet. Morgana – ze is geen demon.’
Roxanne zwijgt, kijkt hem alleen maar aan.
Hij kan het niet geloven. ‘Kijk, volgens mij zit het zo. Ze is gemanipuleerd door Isobel de Apostaat…’
‘Ze is een succubus, Dave.’ Roxanne legt haar handen op Daves schouders. ‘En ze is heel erg gevaarlijk. Ze komt binnen in je geest, bewolkt je gedachtes, je gezonde verstand.’ Ze kijkt bezorgd naar het huis. ‘Zoals ze met Rolf gedaan heeft.’
Dave probeert zich tegen het idee te verzetten, maar het klinkt logisch. Alles is ineens logisch: Rolfs gedrag, D.J.’s verliefdheid, zijn eigen erotische dromen…
‘Wat gaan we eraan doen?’ vraagt Dave. ‘We moeten Rolf helpen.’
‘Ja. Ik ben gekomen om te kijken wat ik kan doen.’ Ze fronst haar voorhoofd. ‘Maar ze heeft veel Kracht, Dave.’
‘Ik zal je helpen,’ belooft hij.
Roxanne schudt haar hoofd. ‘Jouw Krachten kunnen niet tegen haar op. Ze heeft te veel macht over je. Alleen diegenen die zich niet aangetrokken voelen door haar sensuele charmes, kunnen haar verslaan.’
Dave beseft dat ze gelijk heeft. ‘Maar Isobel de Apostaat zal me ertoe dwingen het Hellegat te openen. Vandaag! Ik voel het. Ik heb Rolf nodig. Ik kan niet toelaten dat hij hier opgesloten zit door de een of andere… de een of andere succubus.’
‘Ga dan terug naar het Huis met de Raven. Ik zal doen wat ik kan. Maar onthoud dit, Dave Martens.’ Ze kijkt hem vastberaden aan. ‘Je angst zal je Kracht verlammen. Wees niet bang, dan zul je sterk genoeg zijn.’
Hij probeert te onthouden wat ze gezegd heeft, maar het helpt niet veel: hij blijft bang, zo bang dat hij zijn Krachten niet aan het werk krijgt en hij moet naar het dorp liften om vandaar via de steile trap in de klip naar het huis te komen.
Als hij huiverend van de kou naar binnen wankelt, ziet hij tot zijn verrassing Marcus en Anna met Cecile in de woonkamer zitten.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt hij, terwijl hij zijn jas ophangt.
‘Ik heb gevraagd of ze hiernaartoe kwamen,’ zegt Cecile. ‘Ik heb D.J. ook gebeld, maar die is er nog niet. Ik begon me zorgen om je te maken. Bjorn zei dat je een beetje gek deed.’
‘Bjorn is zelf gek,’ zegt Dave en hij loopt de woonkamer in. ‘Ik zag dat hij bezig was met het aanroepen van de geest van Isobel de Apostaat. Ik weet het zeker.’
Cecile omhelst hem snel en kijkt hem vervolgens in zijn ogen. ‘Mama zei dat Morgana Alexander in een stinkdier heeft veranderd.’
Dave kijkt rond. ‘Waar is je moeder nu? En Edward?’
‘Bij oma.’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nog steeds boven, hè? Wat doen ze daar toch?’
‘Dave,’ vraagt Marcus. ‘Waarom denk je dat Morgana dat met Alexander heeft gedaan?’
‘Ik hoorde dat ze hem vanochtend een stinkdier noemde.’
‘Dat betekent toch niet dat ze bovennatuurlijke krachten heeft?’
Dave voelt iets in zijn maagstreek draaien. ‘Nou, dat heeft ze wel. Ik heb net Roxanne gesproken. Morgana heeft nu Rolf op de een of andere manier betoverd. Ze is een…’ Dave kan het woord nauwelijks uitspreken. ‘Ze is een succubus.’
‘Een wat?’ vraagt Cecile.
‘Gemeen,’ zegt Anna. ‘Wat het ook is, het klinkt vals.’
‘Het is een demon in de vorm van een vrouw,’ zegt Dave.
Cecile proest het uit. ‘En dit is nieuws? Misschien luister je de volgende keer naar me, Dave. Ik heb dan misschien geen Krachten en geen Stemmen in mijn hoofd, maar ik weet wel een paar dingen.’
Marcus zit te knikken. ‘Het klinkt logisch. Sinds ons laatste rondje in het Hellegat heb ik het een en ander gelezen over demonologie in de bibliotheek. Een succubus neemt de vorm van een vrouw aan, een incubus de vorm van een man. Op die manier verdelen en heersen ze. Maar kijk, een succubus heeft geen macht over vrouwen. Sterker nog, vrouwen kunnen juist een intuïtief wantrouwen hebben.’
‘Dat verklaart onze gevoelens over haar,’ zegt Anna.
Marcus lacht. ‘Maar ze heeft op één ding niet gerekend. Vanaf het moment dat ik haar voor het eerst zag, kreeg ik dromen over haar. Morgana kwam dan mijn kamer in en probeerde me te verleiden.’
‘Ja,’ geeft Dave toe, zonder Cecile aan te kijken. ‘Mij ook.’
‘Maar ik ben homo, Dave,’ zegt Marcus. ‘Dat wist ze natuurlijk niet, daarom probeerde ze mij te betoveren, net als jou, D.J., Edward en nu ook Rolf. Maar bij mij lukte het haar niet.’ Marcus ziet er zelfingenomen uit. ‘Ze werd woedend dat ik niet reageerde. Nacht na nacht werden mijn dromen over haar erger. Ik begon in te zien dat ze haar frustratie afreageerde. Ik zag het kwaad achter die aardige ogen.’
De bel gaat. Iedereen springt op. Cecile gluurt door het raam en roept dat het D.J. is. Als ze de deur opent, komt hun gepiercete, pezige vriend de vestibule in sloffen en hij ziet eruit alsof hij nachten niet geslapen heeft.
Dave loopt op hem af. ‘Gaat het met je, maatje?’
‘Mijn achterwerk doet een beetje zeer sinds ik hard in die heggetjes terechtkwam,’ zegt hij.
Ze gaan met zijn allen de woonkamer in en nestelen zich voor het haardvuur om plannen te maken. Niemand heeft echt goede ideeën, dat moet gezegd en Dave wordt met de minuut prikkelbaarder. De hitte en de druk stijgen ineens snel en de Stem herhaalt voortdurend als zo’n domme oude Lost in Space-robot: Gevaar! Gevaar! Gevaar!
‘Goed,’ zegt Dave die zijn angst onder controle probeert te krijgen, ‘dit is de situatie waar we mee te maken hebben. Op Rolf kunnen we niet rekenen. Hij kan ons niet helpen. Alexander is veranderd in een stinkdier en ik weet niet zeker hoe ik hem weer kan terug veranderen. Mevrouw Krandel en haar broer zijn boven bij hun moeder, god weet wat aan het doen. En ik geloof dat Bjorn samenzweert met Isobel de Apostaat. Dat betekent dat wij overblijven. Wij moeten zelf het Hellegat verdedigen.’
‘Ik geloof dat ik mijn moeder hoor roepen,’ zegt Anna met een klein stemmetje.
Dave kijkt haar aan. ‘Je kunt beter gaan. Jullie allemaal. Er is geen reden dat jullie allemaal gevaar lopen, niet nog een keer.’
‘We doen dit samen, man,’ zegt Marcus. ‘Toch, D.J.?’
D.J. aarzelt en knikt vervolgens.
Cecile is bijna in tranen. ‘Het spijt me dat mijn krankzinnige familie zulke afschuwelijke geheimen heeft.’
‘Luister,’ zegt Dave. ‘Voor jullie allemaal een definitief besluit nemen, moet ik jullie vertellen over een visioen dat ik had. Mijn vader liet het me zien toen ik zijn ring gebruikte.’
Iedereen kijkt Dave met opengesperde ogen aan.
‘In het visioen opende ik het Hellegat. Ik werd daartoe op de een of andere manier gedwongen. En de demonen namen het huis over en vernietigden het.’ Zijn stem breekt. ‘En ze vermoordden jullie allemaal.’
‘Ons allemaal?’ vraagt Anna.
Dave knikt. ‘Ik zag jullie allemaal. Dood.’
De vrienden zijn stil. D.J. staat op en loopt naar het raam vanwaar je uitzicht hebt op de klippen in de diepte. Ze kunnen hier zelfs de branding horen, die woest dreunt.
‘Ik zou het jullie niet kwalijk nemen als je weggaat,’ zegt Dave.
Marcus kijkt hem vastberaden aan, zijn ogen gloeien. ‘Ik laat je niet alleen, Dave.’
Anna beeft. Cecile slaat een arm om haar heen.
D.J. draait zich om. Hij huilt. Dave is geschokt. D.J. – stoïcijnse, cynische D.J., die huilt?
‘Het spijt me,’ zegt D.J. ‘Ik wilde het niet. Maar ze zat in mijn hoofd. Ik moest het van haar doen.’
Dave staat op en loopt naar hem toe. ‘Wat moest je doen, D.J.? En wie? Over wie heb je het?’
‘Maatje, het spijt me.’ D.J. grijpt Daves handen vast. ‘Vergeef het me alsjeblieft! Ik houd van jullie. Ik zou jullie nooit iets aan willen doen…’
‘Zeg wat je gedaan hebt, D.J.!’ schreeuwt Dave.
‘Ik heb ze hiernaartoe geleid! Hiernaartoe geleid! En nu is het te laat!’
Plotseling waaien de ramen naar binnen en het regent glas. De vijf vrienden duiken weg achter bankstellen en stoelen, maar geen van allen ontkomt aan een paar verwondingen. Het uiteenspatten van het glas wordt gevolgd door een vreselijke krijs, luid genoeg om het harnas dat in de hoek staat te doen kantelen.
Maar dan komt de grootste verschrikking van alles: een enorme paarse demon, met het hoofd van een draak en de vleugelwijdte van ten minste drie meter, vliegt de kamer in, zijn gigantische klauwen grijpen naar alles wat er te grijpen valt.
‘Vergeet niet!’ schreeuwt Dave. ‘Dat jullie mijn Krachten delen! Wees niet bang! Vecht zoals je nog nooit hebt gevochten! Vertrouw erop dat je lichaam weet wat het moet doen!’
De krijsende demon wordt gevolgd door tientallen raven, klein en onbeduidend in vergelijking met zijn monsterlijke afmeting. Maar de donker gevleugelde beschermers van het grote huis zijn vrij van angst en ze vliegen op het monster af en pikken hard met hun kleine snaveltjes in zijn harde reptielachtige huid, ondanks het feit dat de meeste raven als vliegen worden doodgeslagen. De demon landt op zijn twee poten en vouwt zijn verschrikkelijke vleugels langszij. Het draait zijn afzichtelijke kop alle kanten op en met zijn gigantische glazige ogen kijkt hij de kamer rond op zoek naar prooien.
En dan krijgt hij Dave in het oog.
‘Hij wil mij,’ schreeuwt Dave. ‘Niet jullie!’
Het beest krijst.
‘Kom maar op engerd,’ zegt Dave. ‘Ik heb wel ergere gehad dan jij. Kom op!’
Op dat moment zwaait de kamerdeur achter hem open. Anna schreeuwt. Daar staan twee enorme demonen, die precies op elkaar lijken, skeletachtige menselijke gedaanten die hun rottende handen begerig langs elkaar wrijven.
‘Vecht!’ commandeert Dave.
En zijn vrienden gehoorzamen. Marcus is de eerste. Springend naar de gevleugelde demon alsof hij vuurpijlen in zijn schoenen heeft, geeft hij het beest een flinke klap met zijn elleboog in het oog. Het beest krijst en slaat zijn vleugels uit, waardoor tientallen boeken van de planken vallen en overal op de vloer terechtkomen. Dave haalt intussen uit naar de twee wezens achter zich en geeft ze een krachtige dubbele knal op allebei hun kin, waardoor ze naar achteren wankelen. Cecile valt aan om te helpen. Ze verdwijnt en komt achter de demonen weer te voorschijn, waar ze een snelle karatetrap geeft tegen de ruggengraat van de eerste demon. Het beest valt op de grond, maar zijn maat, die woedend is geworden, valt haar aan.
‘Bereid je op je noodlot voor,’ raspt de demon terwijl hij zijn armen opheft.
Cecile lacht het beest spottend uit. ‘Wacht even een minuutje, dan kun je me tegen mijn achterste schoppen, oké?’ Dan haalt ze uit met één, twee, drie snelle karateslagen en laat de demon als een klont op de vloer liggen.
‘Zie je?’ zegt ze. ‘Ik wist dat ik een natuurtalent ben met dit Nachtvleugelgedoe.’
De gevleugelde demon met zijn uitgestoken oog, waaruit rode etter op de vloer druppelt, stoot een verschrikkelijke schelle kreet uit. Met een schop van een cheerleader, die plotseling bovenmenselijk hard is, schopt Anna een van zijn poten stuk. Het beest is razend en rent van pijn door de kamer, waarbij hij alles opzij slaat dat op zijn pad komt.
Een van de skeletachtigen is voldoende hersteld om Dave weer aan te vallen. Maar voor Dave ook maar de kans heeft zichzelf te verdedigen, wordt het beest alweer neergeslagen – door D.J., die door de lucht springt en met beide voeten tegen de borstkast van het beest aan knalt. Het beest valt neer en glijdt over de vloer door de vestibule, tot hij tegen de voordeur verpletterend tot stilstand komt.
‘Dank je,’ zegt Dave tegen D.J.
‘Dit is nog maar het begin, Dave. Er zijn er nog veel meer. We moeten sterk zijn.’
De gewonde demon in het midden van de kamer maakt nog steeds dat vreselijke geluid. ‘Dat is een noodkreet,’ beseft Dave. ‘Bereid je voor!’
Op dat moment vliegt er een groot aantal beesten door het raam – zoveel dat je ze bijna niet kunt onderscheiden. De kamer stinkt van hun smerige geur. De vliegende beesten lijken op enorme, afschuwelijke insecten. Geschubde slangachtige beesten die over het gebroken glas van de ramen naar binnen komen glibberen. Harige, varkensachtige wezens met hun mond vol slagtanden. Hagedissen die als mensen lopen. Menselijke gedaantes met glazige ogen en beenderen die door hun vel steken.
‘Het zijn er te veel!’ Anna schreeuwt het uit.
Dave is in de hal, dus hij kan haar niet zien. Maar hij hoort haar schreeuw – een schreeuw die snel verstomt.
‘Ze is in elkaar gezakt!’ hoort hij Marcus in paniek jammeren. ‘Anna is in elkaar gezakt!’
‘Dat is mijn beste vriendin die je net sloeg,’ schreeuwt Cecile. Dave ziet hoe ze naar voren springt naar het een of andere logge, harige beest, om Anna te verdedigen. ‘Jij grote woesteling! Heb je er nooit van gehoord dat je een vrouw niet hoort te slaan?’
‘Cecile,’ schreeuwt Dave. ‘Wees voorzichtig!’
Ze geeft een harde slag tegen het hoofd van de demon, maar nu voelt Dave van achteren tentakels om zich heen wikkelen, die de lucht uit hem persen. Hij komt los, maar zijn hart bonkt hoog in zijn borstkas.
Wees niet bang, zegt hij tegen zichzelf. Je angst is je ondergang. Je mag niet bang zijn. Maar het is mijn visioen – het komt uit. De verwoesting van het huis, mijn vrienden die vermoord worden…
Nee! Het mag niet gebeuren!
Hij ziet hoe D.J. zichzelf moedig tegen een reptielachtige demon aangooit, die drie keer groter is dan hij zelf, om gewoon weer weggeslagen te worden en tegen een muur aan te knallen.
‘Zie je? Het gebeurt gewoon.’
Dave draait in het rond.
Een figuur met een cape aan en een capuchon op staat achter hem. ‘Open de Poort, Dave,’ zegt het. ‘Open de Poort of zie je vrienden één voor één sterven.’
‘Nee!’
De figuur komt dichterbij. Dave kan het gezicht niet zien. Hij kan niet zeggen wie – of wat – het is. Een demon – of iets anders?
‘Open de Poort, Dave. Het is je lot. Je pad naar echte Kracht. Maximale Kracht. Meer dan wat je tot dusver beloofd is.’
Waarom wordt hij zo bang voor deze figuur?
‘Wie… wie ben je?’ vraagt hij.
‘Je weet wie ik ben, Dave.’
Die stem. Die heeft hij eerder gehoord.
Hij hoort Marcus krijsen. Hij draait zich om, maar ziet hem niet tussen al die krijsende, vliegende demonen.
‘Je vrienden komen om,’ zegt de figuur met de cape. ‘Kom met me mee, Dave. Open de Poort!’
‘Doe het niet, Dave!’ Het is Cecile. Hij ziet haar op de trap, vechtend met een beest met zes armen.
Ze staat precies op de plek als in zijn visioen, toen hij te zien kreeg waar ze ging sterven, in een poel bloed onder aan de trap.
‘We kunnen nog winnen, Dave!’ roept Cecile. ‘Open het Hellegat niet! Wat er ook gebeurt, open het Hellegat niet!’
Ze gaat dood! denkt Dave. Zijn grootste angst wordt bewaarheid. Het visioen was waar! Zo zal het eindigen!
De figuur in de cape staat bijna tegen hem aan. ‘Open de Poort, Dave! Nu!’
De grootvadersklok slaat negen uur.
‘Nee!’ schreeuwt Dave. Hij draait zich om en rent door de gang naar de bibliotheek, weg van de deur naar de oostelijke vleugel.
Ik lok ze bij Cecile en de anderen vandaan, denkt Dave. Ze willen mij!
Inderdaad volgen de beesten en Daves angst groeit.
Er is geen uitweg! Anna en Marcus zijn misschien al dood. D.J. ook. En Cecile…
Hij hoort haar gillen.
Er zit een beest boven op hem, scherpe klauwen steken in zijn keel. Hij worstelt om het beest van zich af te werpen, maar het lukt hem niet. Het beest is te sterk – of hij is ineens te zwak. Hij grijpt naar het eerste het beste voorwerp waarmee hij zich staande kan houden – de deurknop van een linnenkast. De deur zwaait open. Hij hijgt, de klauwen snijden in zijn keel. Hij ziet dat er achter de deur geen linnenkast is, maar een trap naar beneden.
Dave strompelt de trap af als het hem uiteindelijk gelukt is het beest van zijn rug te schudden. Hij rent de trap af terwijl het beest hem grommend en in zijn nek spuwend, achtervolgt. Dan pas dringt het tot Dave door dat hij de Trap in Tijd afgaat.