EEN VISIOEN VAN BLOED

 

 

 

 

De pijn is ondraaglijk, maar het lukt Dave om het beest van zich af te duwen. Het is niet Alexander: voor de zoveelste keer beseft Dave, zichzelf vervloekend, dat hij bedrogen is door een demon die zich vermomd heeft als iemand anders. Met afschuw kijkt hij toe hoe het beest in zijn eigen gedaante terug verandert, zichzelf langer maakt zoals een hagedis, de botten drukken door zijn vlees. Het beest verandert in een kokend, rottend lijk van een reptiel en het zit ineen gehurkt of het ieder moment kan springen.

‘Terug naar je Hellegat!’ commandeert Dave zo goed als hij kan, zijn rechterhand stevig op zijn schouder om het bloeden te stoppen.

‘Ik dacht het niet,’ zegt de demon weer met zijn eigen stem. Het is een diep, krassend geluid.

‘Ik ben sterker dan jij!’

Maar terwijl hij het zegt, valt Dave op de grond, zijn hoofd slap van al het bloed dat hij verloren heeft.

Het beest kruipt naar hem toe. ‘Ben je echt zo sterk? Bewijs het dan maar. Open de deur in de oostelijke vleugel en laat ze vrij. Ze zijn onrustig daarbinnen. Hoor maar. Je kunt ze horen. Laat ze vrij, Dave Martens. Dan heb jij de macht over de hele wereld!’

‘Nooit,’ kraakt Dave, maar zijn hoofd tolt.

De demon hangt over hem heen, geel speeksel druppelt van zijn slagtanden. ‘Dan ben je van mij,’ zegt hij en met zijn benige klauwen grijpt hij de armen van de jongen.

Plotseling schiet de klink van Daves ramen, die naar binnen toe openzwaaien. De ruimte wordt gevuld met het geluid van woedend klappende wieken. Raven – tientallen, honderden zelfs – komen krijsend en schreeuwend neer op de demon. Met hun snavels pikken ze in zijn rottende vlees en, hoewel de demon terugvecht, villen de raven hem levend. Of ze villen hem dood, wat het ook is.

‘Neeeee!’ schreeuwt de demon, die nu helemaal bedekt wordt door een zwarte massa woedend klappende vleugels.

Het lukt Dave om rechtop te gaan zitten. ‘Terug naar je Hellegat,’ commandeert hij nog een keer zwak. Het beest verdwijnt en de raven zwermen met zijn allen het raam uit. Er liggen er een paar dood op de vloer met de pootjes naar boven. Dave pakt een raaf op en houdt het teder in zijn hand. Hij staart dankbaar naar de dode vogel.

Dan zwaait de deur van zijn kamer plotseling open. Het is Cecile. ‘O mijn god!’ schreeuwt ze. ‘Dave… je bloedt!’

Hij knikt, wat maar net lukt. Nu pas beseft hij dat zijn shirt doordrenkt is met bloed.

‘Ze zijn terug,’ zegt hij zwak. ‘De demonen zijn terug.’

‘Mam!’ schreeuwt Cecile. ‘Mam! Oom Edward!’

Mevrouw Krandel en haar broer staan binnen de kortste keren in hun ochtendjas in de deuropening. Morgana tuurt timide over Edwards schouder.

‘Lieve hemel,’ zegt Edward vol afgrijzen. ‘Wat is er gebeurd?’

‘De demonen,’ fluistert Dave.

Edward bukt zich en kijkt Dave streng aan. ‘Weet je het zeker?’

‘Luister, ik heb al eerder ruzie met hen gehad. Ik weet waar ik het over heb. Als de raven er niet geweest waren…’

Edward staat op. ‘Het is toch niet te geloven? Ik kom terug en het is hier nog steeds gruwelijk.’

‘Ik moet bij moeder kijken,’ zegt mevrouw Krandel.

‘Alsjeblieft!’ Cecile is woedend. ‘Kunnen jullie alleen maar aan jezelf denken? Dave bloedt dood! We moeten dokter Lam bellen!’

‘Dat is niet nodig,’ zegt een stem.

Ze kijken om. In eerste instantie weten ze niet wie dat zei, tot Bjorn verschijnt, die mevrouw Krandel en Morgana in de deuropening opzij duwt.

‘Ik ben getraind om dit soort wonden te verzorgen,’ zegt de gnoom. Hij houdt een kleine zwarte tas vast en bekijkt Daves schouder. ‘Om te beginnen hebben we een tourniquet nodig om het bloeden te stoppen.’

‘Dat had ik u ook wel kunnen vertellen,’ zegt Dave.

Cecile trekt de sloop van Daves kussen en geeft hem aan Bjorn, die hem om de gewonde schouder bindt.

‘Goed,’ zegt de kleine man en hij opent zijn tas, ‘ik heb bepaalde kruiden hier…’

‘Kruiden?’ vraagt Cecile. ‘Moeten we hem niet naar de EHBO brengen om het te laten hechten? En voor een tetanusprik?’

‘Als je tijd wilt verspillen, zou je dat kunnen doen,’ zegt Bjorn. Hij haalt een klein medicijnflesje met een groen poeder uit zijn tas. ‘Waar ik opgegroeid ben, liepen we altijd dit soort beesten tegen het lijf. De mijnen waarin we werkten, stonden in directe verbinding met een paar grote Hellegaten. Dus wij gnomen hebben geleerd erop voorbereid te zijn.’

Hij schudt een beetje van het poeder over Daves schouder.

‘Dat zou het bloeden moeten stoppen,’ zegt hij.

Dave bekijkt hem geïnteresseerd. De behandeling zal werken, zegt de Stem. Wees niet bang.

Maar in hoeverre had Bjorn van tevoren van de aanval van de demon geweten? Kan Dave hem echt vertrouwen?

Hij kijkt naar de deuropening. Nou, denkt Dave, ik ga er maar van uit dat ik hem op dit moment meer kan vertrouwen dan mevrouw Krandel of Edward Ensuivre, want die hebben niet eens even gewacht om te kijken of het wel goed met me komt.

Waarom was het zo belangrijk om hun moeder te controleren? Welke relatie had de seniele oude vrouw nog met de demonen uit het Hellegat?

‘Er moet iemand naar de oostelijke vleugel,’ zegt Dave. ‘Als de Poort geopend is…’

‘Denk je dat het beest daarvandaan kwam?’ vraagt Cecile. ‘Of wat het ook is dat je aanviel?’

‘Ik denk niet dat het Hellegat hier open is,’ zegt Bjorn, die Daves schouder verbindt. ‘Ik heb alleen het gevoel dat ze daarbinnen rusteloos zijn. Iets stoort ze. Misschien probeert iemand ze vrij te laten – maar de Poort is nog niet geopend.’

Cecile is verbijsterd. ‘Als dat beest dat Dave aanviel niet hiervandaan kwam, waar kwam het dan wel vandaan?’

‘In de hele wereld zijn Hellegaten en sommige zijn open,’ legt Dave haar uit. Dat had hij van Rolf gehoord. ‘Er lopen veel demonen vrij rond en hun doel is hun smerige broeders en zusters te bevrijden. Wij wonen toevallig boven een van ’s werelds grootste Hellegaten. Dus ze zijn bijzonder geïnteresseerd in dit Hellegat.’

Dan worden ze opgeschrikt. Niet door een afschuwelijke schreeuw, maar door een snikje. Ze draaien zich om. Morgana staat nog steeds in de deuropening, haar gezicht is wit weggetrokken. Ze huilt.

‘Ik… ik wist niet dat je er nog steeds stond,’ zegt Dave.

‘Al die verhalen,’ huilt de mooie vrouw. ‘Hellegaten. Demonen. En jouw schouder… en die dode vogels! Wat is dit voor een huis?’

Dave springt meteen op. Hij is verrast hoeveel de pijn gezakt is na de behandeling van Bjorn. Hij pakt Morgana’s handen vast. Ze is klein, ongeveer zijn lengte en het doet hem gewoon pijn haar zo bang te zien. Wat zal er allemaal door haar heen gaan? En wat verkeerd – ongelooflijk verkeerd – van Edward om haar mee naar het huis te nemen zonder haar iets over de tovenarij te vertellen.

‘Ik weet dat het allemaal nogal bizar klinkt,’ zegt Dave vriendelijk. ‘Dat vond ik ook toen ik hier voor het eerst kwam.’

Ze kijkt hem onderzoekend aan. ‘In wat voor een familie kom ik terecht?’

Dave staart in haar donkere ogen. Wat een prachtige ogen. In feite is hij er zich plotseling van bewust dat hij nog nooit een mooiere vrouw gezien heeft – niet één supermodel, niet Roxanne, zelfs niet… Cecile…

Op dat moment voelt hij een scheut van schuldgevoel en hij laat Morgana’s handen los. Maar hij kan zijn ogen niet van haar afhouden.

‘Ik denk dat je met Edward moet praten,’ zegt Dave. ‘Hij is je een verklaring schuldig. Ik ben daar niet de aangewezen persoon voor.’

Ze weet een glimlachje te voorschijn te toveren. ‘Ik vind je heel sympathiek, Dave. Dankjewel.’ Ze kust hem op de wang en loopt de gang in, waarschijnlijk op zoek naar haar verloofde.

‘Nou,’ zegt Cecile ijzig, ‘je lijkt wel verliefd.’

‘Cecile, ze was bang! Kom op! Jij bent aan dit soort dingen gewend. Zij niet.’

‘Je kunt beter gaan liggen, Dave,’ zegt Bjorn. ‘Je hebt behoorlijk wat bloed verloren.’

Dave zucht en gaat op de rand van zijn bed zitten. Hij is zich plotseling bewust van het bloed op de vloer en voelt zich een beetje misselijk. ‘Ik moet met Rolf praten,’ mompelt hij.

‘Morgenochtend.’ Bjorn helpt hem zijn bebloede shirt uit te trekken. ‘Cecile, haal een doek en wat warm water.’

Ze wassen Dave en zorgen ervoor dat hij in bed gaat liggen. Cecile blijft aandringen dat ze dokter Lam, de huisarts, moeten bellen. Dave verzekert haar dat de Stem hem vertelt dat het allemaal in orde komt, dat Bjorns behandeling voldoende is. Schoorvoetend gaat ze ermee akkoord, precies op het moment dat haar moeder de kamer weer in komt. Dave is ineens heel slaperig, maar het lukt hem nog antwoord te geven als ze vraagt of het goed met hem gaat.

‘Prima,’ fluistert hij. ‘Bedankt voor de bezorgdheid.’

‘Ik wás bezorgd, Dave en dat ben ik nog steeds. Maar toen ik wist dat Bjorn je kon behandelen, kon ik een paar dingen regelen. Belangrijke dingen.’

‘Zoals?’

‘Zoals kijken of de Poort in de oostelijke vleugel was afgesloten,’ zegt ze met tegenzin.

‘En?’

‘Volgens mijn broer is het veilig,’ zegt ze.

‘Dat is mooi.’ Hij begint in slaap te sukkelen, maar opent dan zijn ogen weer. ‘Het was slim van u om Bjorn aan te nemen. U wist dat we zijn deskundigheid nodig zouden hebben.’

Ze geeft geen antwoord. ‘Rust nou maar, Dave.’ Ze legt haar hand op zijn hoofd. ‘Het zal wel raar zijn om het nu te zeggen, maar vrolijk kerstfeest. Slaap lekker.’

Hij valt in slaap. Hij droomt niet van demonen, maar van Morgana en haar bruine, glanzende ogen, haar uitnodigende lippen…

De volgende dag wiebelt zijn bed doordat zijn vrienden erop zitten.

‘Hé, kijkt uit,’ zegt Dave lachend. ‘Denk er even aan dat ik gewond ben.’

Anna probeert het kussen achter hem op te schudden. ‘Arme schat, in bed op eerste kerstdag. Wil je nog een beetje eierdrank?’

‘Hij komt niks tekort,’ zegt Cecile. ‘Ik heb hem al de hele dag eierdrank en koffiekoeken en popcornballen gebracht.’

‘Ja,’ zegt Dave lachend. ‘Mijn schouder doet geen pijn, het is mijn maag.’

Marcus, die op de rand van zijn bed zit, kijkt hem bestuderend aan. ‘Het bevalt me allemaal niets, Dave. De demonen zijn weer rusteloos. Waarom?’

D.J. hing al die tijd tegen het bureau aan en gooide een balletje omhoog en ving het weer op. Hij had niet zo overdreven veel aandacht aan Dave willen schenken, zoals de rest deed. Maar nu richt hij zijn aandacht op Dave.

‘Ja,’ zegt hij instemmend. ‘Dat vraag ik me nou ook af. De laatste keer was het de Waanzinnige die ze allemaal opstookte. Maar hoe zit dat nu?’

‘Ik weet het niet,’ geeft Dave toe.

‘Misschien is het die dwerg wel,’ zegt Anna huiverend. ‘Ik krijg de kriebels van hem.’

‘Hij is een gnoom,’ corrigeert Cecile. ‘Maar volgens mij is hij geen slechte kerel. Ik weet bijna zeker dat Bjorn aan onze kant staat. Moet je zien hoe hij Daves schouder behandeld heeft.’

‘Hij zou een oplichter kunnen zijn,’ waarschuwt D.J. ‘Die beesten zijn slim. Weet je nog hoe die ene zich vermomd had en eruitzag als ik?’

Dave knikt. ‘Daarom moet ik ook weer met Rolf praten. Er is zoveel dat ik niet begrijp over de relatie tussen de Nachtvleugels en de demonen.’

Cecile zucht. ‘Moeder en oom Edward zijn bezorgd, dat zie ik zo.’

‘Nou als er iets gebeurt,’ belooft Dave, ‘dan doe ik wat ik eerder ook al deed. Ik geef jullie de Kracht van de Nachtvleugel zodat jullie je kunnen verdedigen.’

Marcus glimlacht flauwtjes. Dave weet dat hij zich zorgen maakt om het pentagram, om wat het betekent. Dat is ook nog iets waar hij het met Rolf over moet hebben.

Er wordt zacht op de deur geklopt. Cecile staat op en doet de deur open. Het is Morgana. Ze heeft een dienblad met een theepot in haar handen.

‘Ik dacht dat onze patiënt wel een beetje hete chocolademelk wilde,’ zegt ze.

‘Dank je,’ zegt Cecile, ‘maar hij zit nog vol van de eierdrank.’

‘Ik heb wel trek in chocolademelk,’ zegt Dave. ‘Dankjewel, Morgana.’

Zowel Cecile als Anna deinst terug als de vrouw het dienblad naar Daves bed brengt. Ze trekken hun neus naar elkaar op. Morgana lijkt het niet te zien. Ze loopt sensueel door de kamer, haar goedgevormde benen in zwarte panty’s met daarboven een lange, haveloze trui, die aan een kant bijna van haar schouder glijdt. Ze zet het dienblad op een bijzettafel en schenkt Dave een kop chocolademelk in.

‘Smaakt goed,’ zegt Dave en hij grijnst naar haar. ‘O, hé. Heb je mijn vrienden al ontmoet?’

Met haar donkere ogen kijkt Morgana hen aan. ‘Nee. Nog niet.’

‘Dit is Anna Lopez,’ zegt Dave. Anna knikt nauwelijks zichtbaar. ‘En dit is Marcus Johnson.’ Marcus glimlacht. ‘En dit is D.J. Kerwinsky.’

‘Aangenaam,’ zegt D.J., die vooruitspringt en bijna struikelt. Hij vergeet zijn gewoonlijk koele houding en grijnst plotseling als een gek, terwijl hij haar hand schudt.

‘En jij ook aangenaam, D.J.,’ zegt Morgana poeslief. Dave ziet dat ze een heel klein beetje met haar wimpers wappert. ‘En jij ook aangenaam, Marcus,’ zegt ze terwijl ze hem aankijkt.

Marcus glimlacht alleen maar.

‘Heb je met Edward gesproken?’ vraagt Dave. ‘Heeft hij alles uitgelegd?’

‘Het is bijna niet te geloven,’ zegt Morgana. Haar stem sterft weg terwijl ze om zich heen kijkt.

‘Het maakt niet uit,’ zegt Dave. ‘Mijn vrienden weten alles over de demonen.’

Morgana zucht. ‘Edward zegt dat er een of andere deur in de oostelijke vleugel is. Een deur naar het…’ Ze slaat haar armen om zichzelf heen en huivert. ‘Ik kan het gewoon niet zeggen.’

‘Ik weet dat het moeilijk is,’ zegt Dave. ‘Maar als je in deze familie trouwt, moet je alles over de tovenarij weten. En over de Nachtvleugels en de Hellegaten. Mevrouw Krandel probeerde het voor mij geheim te houden, maar als je hier woont kom je er vanzelf wel achter, dat kan niet anders.’

Morgana lacht vriendelijk naar Dave. Haar ogen staan vol tranen. ‘O, word maar snel beter, Dave. Ik heb het gevoel dat ik jouw vriendschap heel hard nodig heb in dit huis.’

Dave belooft het. Ze kust hem op zijn voorhoofd en verlaat dan snel de kamer.

Als ze vertrokken is, is het even stil in de kamer. Dan slaakt D.J. een kreet. ‘O, baby!’

Cecile trekt een gezicht naar hem. ‘Oké, je hebt je volkomen belachelijk gemaakt, D.J.’

Hij negeert haar. ‘Dat is nog eens een lekker ding,’ zegt hij tegen Dave.

‘Ja, zeker,’ beaamt Dave.

‘Nou, ik mocht haar al meteen niet,’ zegt Anna.

‘Voor deze ene keer,’ zegt Cecile terwijl ze Anna aankijkt, ‘zijn we het ergens over eens.’

‘Jullie zijn gewoon jaloers,’ zegt D.J. ‘Want ik zal je eens wat zeggen. Die Morgana is lekker. L-E-K-K-E-R.’

‘D.J., dat had ik niet van je verwacht,’ zegt Cecile met een stalen gezicht. ‘Je kunt spellen.’

Dave kijkt naar Marcus, die nog steeds op de rand van het bed zit. ‘Wat vond jij van haar, Marcus?’

Hij wacht even. ‘Nou, ze is zeker heel knap. En ze lijkt heel aardig.’

‘Wat is het probleem dan?’ vraagt D.J.

‘Geen probleem,’ zegt Marcus, maar het klinkt onzeker.

‘Ze is een goudzoekster,’ zegt Cecile. ‘Ze zit achter het geld van mijn oom aan. Let op mijn woorden, ze zijn binnen een jaar gescheiden en dan heeft ze een dikke, vette schikking.’

‘Ze leek heel lief, Ces,’ zegt Marcus.

‘Jij bent toch homo, Marcus. Je zou je dus niet door haar in de luren moeten laten leggen.’

Dave laat zijn hoofd in zijn kussen rusten. Ja, Morgana is lief. Zo lief dat hij haar de rest van de middag en de hele nacht niet meer uit zijn hoofd krijgt. Als hij de volgende ochtend wakker wordt, denkt hij nog steeds aan haar. Aan een droom die hij had – een droom waarin Morgana weer naar hem toe kwam en hem deze keer precies op zijn mond kuste.

Dit is niet iets wat hij met Cecile zal delen. O, nee, helemaal niet.

 

Oudejaarsavond komt en gaat. Daves schouder is bijna genezen en hij gaat met al zijn vrienden naar een feest bij Jessica Milardo. Mevrouw Krandel staat erop dat hij en Cecile niet later dan halfeen thuis zijn. ‘Ik kan niet wachten tot ik vijftien ben,’ klaagt Cecile als ze door de voordeuren van het Huis met de Raven binnenkomen. De grootvadersklok in de vestibule wijst één minuut voor halfeen aan. ‘Ik ga meer vrijheid eisen.’

Dave lacht. Alsof iemand iets van Amanda Ensuivre-Krandel kon eisen.

Hij trekt zijn jas uit en hangt hem aan de kapstok. Het doet nog steeds een beetje zeer als hij zijn linkerarm optilt en er zal ook zeker een litteken blijven, maar het hoefde in ieder geval niet gehecht te worden en hij hoeft ook niet met zijn arm een paar weken in een mitella. Als ze de trap op loopt, kijkt Cecile achterom en kijkt hem aan. ‘D.J. leek een beetje afwezig vanavond, vond je ook niet?’

‘Ja,’ zegt Dave. ‘Zelfs voor D.J.’s doen was hij stil. Hij zei nauwelijks iets.’

‘Vraag jij je ook af wat er is?’

Dave haalt zijn schouders op. ‘Met D.J. weet je het maar nooit. Hij zit soms in zijn eigen wereld.’

Cecile staat stil op de trap en draait zich om. ‘Denk je dat…?’

Dave lacht. ‘Wat? Dat de een of andere demon zich weer als hem vermomd heeft? Nee, dan zou ik de hitte gevoeld hebben. Wat hem ook dwarszit, dat in ieder geval niet. Misschien heeft hij ruzie gehad met zijn ouders.’

Buiten begint het te sneeuwen. Dave hoort het aanhoudende, schelle gehuil van de kille winterwind door de dakranden van het huis gieren. De luiken voor zijn raam zijn losgeraakt; Simon had ze willen maken, maar hij was er niet meer aan toegekomen toen hij met een zweefduik van het dak van de toren viel.

Dave zal Bjorn vragen of hij ernaar wil kijken. In nachten als deze slaan en dreunen de luiken de hele nacht door.

Of misschien kan ik ze zelf vastmaken, denkt Dave.

Hij gooit ineens zijn raam open. Natuurlijk kan ik dat, zegt hij tegen zichzelf. Ik ben toch een tovenaar van de nobele Orde der Nachtvleugels? Een paar losgeraakte luiken zouden geen…

Plotseling denkt hij aan helemaal niets meer. Hij maakt een klein geluid met zijn keel als hij naar beneden kijkt. Er beweegt daar iets. Een plotselinge vlaag hitte slaat hem in zijn gezicht.

‘O, nee…’ hijgt Dave.

Aan de zijkant van het huis komen schorpioenen omhoog – of in ieder geval, grote, zwartpaarse beesten die eruitzien als schorpioenen. Honderden. Duizenden!

Met een klap trekt Dave instinctief zijn ramen dicht en doet een stap naar achteren. De hitte en de druk in de kamer stijgen naar ondraaglijke hoogte. Binnen een paar seconden tikken honderden van die verschrikkelijke beesten op zijn ramen, hun zwiepende staarten bedreigen hem vanuit de nacht. Met hun kleine zwarte kraaloogjes kijken ze naar binnen. Daves ramen zitten helemaal onder. De beesten zijn minstens dertig centimeter en proberen binnen te komen.

‘Terug, ik beveel het,’ zegt hij, maar zijn stem is zwak. De beesten vervullen hem met afkeer: ze doen hem denken aan kakkerlakken. ‘Terug naar jullie Hellegaten.’

Maar net zoals met de laatste demon heeft zijn bevel geen effect. Dave weet hoe dat komt: beide keren werd hij verrast en was hij bang. Hij voelt angst. En dat is precies de reden waarom ze vat op hem hebben. Als Dave bang is, werken zijn Krachten niet. Sargon de Groote zelf had hem daarvoor gewaarschuwd; hij had Dave minachtend ‘novice’ genoemd. De beginneling. De amateur.

‘O ja?’ zegt Dave tegen zichzelf en hij voelt de verontwaardiging groeien. ‘Ik ben in het Hellegat geweest en er weer uit teruggekomen, meneer Sargon Ik-Ben-Zo-Groot. Kunt u dat ook zeggen?’

Op dat moment breken de schorpioenbeesten door het glas. Honderden schorpioenen stromen met een onvoorstelbare snelheid zijn kamer binnen. Binnen de kortste keren kruipen ze overal over de vloer en beklimmen ze de poten onder het bed. Dave deinst naar achteren, een hoek in, en vecht tegen zijn angst.

‘Hebben jullie me gehoord, smerige beesten? Ik ben heen en weer naar de hel geweest. En dat is precies waar ik jullie naartoe stuur!’

De schorpioenen komen niet verder, maar ze trekken zich ook niet terug. Een paar beesten kauwen op Daves rugzak die op het bureau ligt. ‘Hé!’ schreeuwt hij. ‘Het meetkundeboek mogen jullie hebben, maar blijf met je poten van mijn palmtop af!’

Met een zwaai van zijn arm, blijkt nu, kan hij ze vernietigen: de rugzakknagers ontploffen plotseling in wolken paars stof. ‘Goed werk,’ zegt Dave tegen zichzelf. ‘Nu zo doorgaan.’

De andere wezens trekken zich langzaam en geïrriteerd terug.

‘Schiet op, wegwezen!’ commandeert Dave, die nu vol zelfvertrouwen is. ‘Ga terug naar de hel of ik verander jullie in hetzelfde paarse poeder als jullie vrienden!’

Ze haasten zich de weg terug: de muur op, het raam uit en via de zijkant van het huis weer naar beneden naar de plek waar ze vandaan kwamen. Maar Dave is snel bij ze.

‘Niet zo snel jij,’ zegt hij en hij reikt naar beneden om een van de afschuwelijke beesten bij zijn uitgerekte achterlijf te grijpen. Hij tilt het beest op. Zijn staart kronkelt afwerend. ‘Ik beveel je niet te prikken,’ brult Dave. Het beest op zijn hand verslapt.

‘Ik denk dat ik je houd, dan kan ik je een tijdje bestuderen.’ Met de demon nog steeds in zijn linkerhand trekt Dave zijn kastdeur open. De broers en zusters van het beest zijn nu bijna allemaal verdwenen, zo snel als ze kunnen haasten ze zich door het gebroken raam. De sneeuw waait naar binnen, maar Dave schenkt er geen aandacht aan. Hij smijt de vuile was uit zijn plunjezak op de grond, stopt het schorpioenbeest erin en trekt de bovenkant met het trekkoord dicht. ‘Ik beveel je daar te blijven,’ zegt hij tegen zijn gevangene.

‘Ik ben sterker dan zij,’ herinnert hij zichzelf met een grijns op zijn gezicht. ‘Ik ben sterker dan zij en ze weten het.’ Hij wacht even. ‘Zolang ik maar niet bang ben.’

Maar waarom zitten ze weer achter hem aan? Wat betekent het?

De volgende middag repareert Bjorn het raam van Dave. ‘Weet u, Bjorn, toen ik hier voor het eerst kwam,’ zegt Dave, die steeds meer het gevoel heeft dat hij de huismeester kan vertrouwen, ‘schijn ik de demonen in beweging gebracht te hebben doordat ze voelden dat ik een Nachtvleugel was – dat ik de Kracht had om die Poort te openen. Maar ik liet ze zien dat ik sterker was dan hen – in feite sterker dan de Waanzinnige, Antoine Ensuivre zelf – en daardoor gingen ze weg. Waarom zijn ze teruggekomen? Wat willen ze van mij?’

‘Misschien wel hetzelfde,’ zegt Bjorn terwijl hij Daves luiken vast hamert. ‘Uiteindelijk willen de demonen hun smerige familie nog een keer de vrije teugel op aarde geven.’

‘Maar als ik de Poort niet de eerste keer geopend heb, waarom zou ik dat nu dan wel doen?’ Dave zucht. ‘Iets anders moet ze op stang gejaagd hebben. Ik moet met Rolf praten.’

Bjorn kijkt hem met zijn kleine ronde ogen aan. ‘Mevrouw Krandel heeft me strikt bevolen je nooit naar hem toe te brengen.’

‘Ik heb geen lift nodig,’ antwoordt Dave.

‘Nou, de trap in de klip is bedekt met ijs. En de weg naar het dorp is glad en er ligt nog steeds een behoorlijk pak sneeuw…’

Dave grinnikt en voelt zich een beetje verwaand. ‘Let maar eens op.’

Hij concentreert zich. Hij wil zichzelf door middel van wilskracht laten verdwijnen en in Rolfs huis opduiken – maar er gebeurt niets. Hij kijkt Bjorn aan en bloost.

‘Nou?’ vraagt de gnoom. ‘Ik sta nog steeds te kijken. Wat zou ik moeten zien?’

‘Het had moeten werken,’ moppert Dave.

Bjorn lacht een beetje spottend. ‘Volgens mij wilde je een beetje pochen, of niet soms? En van wat ik over de Nachtvleugel weet, werken de Krachten niet als je ze zo gebruikt.’

‘Maar ik moet echt naar Rolf.’

‘Probeer het dan nog een keer.’

En deze keer gaat het gemakkelijk. Hij sluit zijn ogen en verplaatst zich naar het huis van Rolf. Hij komt achter de sofa terecht, waarop Rolf en Roxanne midden in een omhelzing zitten.

‘O jee,’ zegt Dave. ‘Ik denk dat ik beter had kunnen bellen.’

Rolf kijkt hem streng aan. ‘Ja, dat was attent geweest.’

Roxanne staat op. Ze lacht. ‘Maak je geen zorgen, Dave Martens. Ik had al zo’n voorgevoel dat je langs zou komen.’

‘Er gebeuren nog steeds vreemde dingen,’ vertelt Dave.

Rolf zucht. ‘Oke. Kom hier zitten en vertel.’

‘Er was weer een aanval van demonen,’ zegt Dave terwijl hij om de bank heen loopt. ‘Een hele zwerm beesten die op schorpioenen leken. Het lukte me om ze tegen te houden. Ik heb er zelfs een gehouden.’

‘Je hebt er een gehouden?’ vraagt Rolf. ‘Je bedoelt als huisdier?’

‘Ik hoop dat ik er iets van opsteek, maar het beest lijkt me behoorlijk dom.’

‘Ik denk dat het ook dom is,’ zegt Roxanne. ‘Lagere demonische levensvormen worden geleid door Krachten die veel groter zijn dan zijzelf.’

Dit is de eerste keer dat Roxanne wat informatie over de demonen geeft. Dave kijkt haar veelbetekenend aan.

‘Ik geef toe dat ik geen expert ben op het gebied van demonen,’ zegt Roxanne. ‘Maar mijn intuïtie is wel heel goed. Iets manipuleert de demonen en gebruikt ze ergens voor.’

‘En alleen een Nachtvleugel kan dat,’ zegt Dave. ‘Ja toch, Rolf?’

Rolf knikt. ‘Dus als jij het niet bent, Dave, dan is er een andere Nachtvleugel die nog steeds zijn Kracht heeft en voor problemen zorgt.’

Dave slikt. ‘Antoine Ensuivre?’

Rolf kijkt naar de brandingsgolven beneden. ‘Zou dat kunnen? Hoe zou hij zijn weg terug gevonden kunnen hebben? Hij zat opgesloten in het Hellegat.’

‘In de hele wereld zijn Nachtvleugels,’ zegt Dave. ‘Dat heb je me zelf verteld. Misschien is het iemand anders.’

‘Geen enkele Nachtvleugel met een beetje aanzien zou de demonen op deze manier gebruiken,’ zegt Rolf. ‘Als hier een Nachtvleugel achter zit, moet het een Afvallige zijn. Een andere afvallige tovenaar zoals de Waanzinnige.’

Rolf staat op en loopt naar zijn bureau. Hij trekt een la open.

‘Hier, Dave. Probeer deze nog eens.’

Dave kijkt. Rolf heeft de kristallen ring van Ted Martens in zijn hand.

‘Mijn vaders ring,’ zegt Dave. ‘Maar die heeft nog nooit gewerkt.’

‘Het Kristal van een Wachter heeft Kennis, maar het werkt op dezelfde manier als de Stem in je hoofd. Het geeft je alleen maar Kennis als je er klaar voor bent en als je het kunt begrijpen.’ Hij kijkt naar de ring. ‘Ik heb deze ring wekenlang bestudeerd. Er is niets mis mee. Ik vermoed dat jij er gewoon nog niet klaar voor was.’

‘En denk je dat ik er nu wel klaar voor ben?’

‘Roxanne denkt van wel. Dat zei ze vanochtend.’

Dave kijkt Roxanne aan.

‘Ja, Dave Martens. Dat heb ik gezien. Dus jouw komst hier vanavond is geen verrassing.’

Dave slaakt een diepe zucht. ‘Goed dan. Ik doe hem om.’

‘Als je maar wel voorbereid bent,’ zegt Rolf. ‘Op alles. Je weet vast nog wel wat er de laatste keer gebeurde.’

Dat weet Dave zeker nog. Toen hij het Kristal van de vader van Rolf gebruikte, had Dave visioenen van het Nachtvleugelverleden. Hij had zelfs Sargon de Groote ontmoet. Maar ergens midden in zijn astrale reis werd hij door de Waanzinnige gegrepen en naar diens graf gebracht – recht in Antoine Ensuivres rottende doodskist met daarin de stinkende overblijfselen van Antoines lichaam. Dat wil Dave niet nog een keer meemaken.

‘Trek ’m van mijn vinger als je denkt dat ik in de problemen zit, goed, Rolf?’

De oudere man knikt terwijl hij Dave de gouden ring aangeeft.

Deze was van mijn vader, denkt de jongen.

Hij doet de ring om de ringvinger van zijn linkerhand.

Alsjeblieft, pap, laat hem werken. En zorg ervoor dat de Waanzinnige me niet te pakken krijgt.

 

‘Dag zoon.’

Dave draait zich snel om. Hij is niet langer in Rolfs studeerkamer. Hij is thuis – thuis in het kleine huis in Coles Junction, waar hij opgegroeid is. Max, zijn hond, zit op zijn achterpoten. Hij kijkt naar Dave en kwispelt met zijn staart.

Zijn vader staat aan de andere kant van de kamer, zijn armen gespreid.

‘Pap!’

Dave staat op het punt naar hem toe te rennen, maar bedenkt zich plotseling. Dit zou heel goed een valstrik kunnen zijn. Al eerder hadden demonen zich als zijn vader vermomd. Maar er is geen hitte, geen druk, wat altijd vóórkomt als er een demon in de buurt is. Geen geur ook; soms lukte het de sluwere demonen om hun hitte te verbergen, maar het was hun nog nooit gelukt hun stank te verdoezelen.

‘Het is goed, Dave,’ zegt zijn vader. ‘Maar het is verstandig van je dat je op je hoede bent.’

‘Pap? Ben je het echt?’

Ik draag zijn ring, denkt Dave. Dus het moet hem wel zijn. Op de een of andere manier leeft papa!

‘Ja, Dave. O, zoon, wat ben je moedig geweest.’

Dave gooit alle twijfel van zich af en rent in zijn vaders omhelzing. Zijn vader voelt warm en zacht aan, net zoals hij altijd aanvoelde en hij ruikt ook net zoals vroeger: een beetje naar olie en vet en een vleugje Old Spice aftershave.

‘Ik heb gezien welke beproevingen je hebt doorstaan, Dave en mijn ziel huilde. Maar je hebt bewezen dat je een sterke en nobele Nachtvleugel bent. Ik ben heel erg trots op je.’

‘Pap, leef je ergens anders? Ik bedoel, kunnen we weer samen zijn?’

Zijn vader kijkt hem met medelijden aan. ‘Ik leef voor altijd voort in jouw hart, Dave.’

‘Maar ik heb meer nodig dan dat. Ik heb je nodig in het Huis met de Raven. Of laat me gewoon hier bij jou blijven. In ons huis. Met Max en mijn oude vrienden.’

Zijn vader glimlacht verdrietig. ‘Je kunt hier niet blijven, Dave. Dit is alleen maar herinnering.’

Dave kan zijn tranen niet bedwingen. ‘Ik heb je nodig, pap.’

‘En ik zal er altijd voor je zijn.’ Hij legt zijn hand onder de kin van zijn zoon. ‘Draag je nog steeds mijn medaillon van St. Antonius? Ik ben samen met jou door alle problemen gegaan,’ zegt zijn vader. ‘Dat weet je toch, Dave.’

De jongen knikt weer. ‘Waarom heb je nooit verteld wat ik was? Waarom heb je me naar het Huis met de Raven gestuurd?’

‘Het is je lot om de waarheid over je verleden uit te zoeken, Dave.’

Dave is zich er plotseling van bewust dat ze niet langer in hun huis zijn. Max is weg. Ze staan bij het Huis met de Raven en kijken vanaf een afstandje naar het herenhuis.

‘Dit is het moeilijkste deel, Dave,’ zegt zijn vader en zijn stem klinkt dik van angst. ‘Ik ben gekomen om je iets te laten zien. Om je te waarschuwen voor het komende gevaar.’

‘Wat bedoel je, pap?’

‘Kijk, zoon, kijk omhoog naar het Huis met de Raven.’

Dave gehoorzaamt. En wat hij ziet, choqueert hem. Het grote huis is een ruïne geworden. De toren is een geschroeide stomp, die verbrokkeld naar de hemel wijst. De grote glas-in-loodramen zijn gebroken; de dubbele voordeur hangt uit zijn sponning. Grote delen van de muren zijn naar binnen toe afgebrokkeld. Dave rent naar het huis toe. ‘Cecile!’ schreeuwt hij. ‘Cecile!’

Als hij het geruïneerde herenhuis nadert, ruikt hij de scherpe rooklucht. Hier en daar branden nog kleine vuurtjes tussen de brokstukken waaruit af en toe een vlam omhoogschiet. Dave wordt plotseling opgeschrikt door een geluid boven zijn hoofd: demonen die eruitzien als prehistorische reptielen zweven boven het nasmeulende huis en krijsen van vreugde.

En als hij door de open gebroken voordeur naar binnen rent, ziet Dave nog iets gruwelijkers: Cecile die in een plas bloed dood onder aan de trap ligt.