EEN REÜNIE

 

 

 

 

Dave laat de pop vallen en schudt de spin van zijn hand. Het gelach gaat door – niet het gelach dat hij eerder hoorde, niet het gelach van de Waanzinnige. Het klinkt meer als het lachen van een waanzinnige vrouw, hoog, schel en wreed.

Dave vermant zich. ‘Laat me je gezicht zien,’ commandeert hij.

‘Mijn gezicht?’ klinkt een stem, terwijl het gelach afneemt. ‘Durf jij mijn gezicht te aanschouwen?’

‘Ja, dat durf ik.’

‘Domme jongen. Je hebt mijn gezicht één keer eerder gezien. O, ja. Ik herinner me jou. Kijkend met je stralende jonge ogen…’

‘Wie ben je?’ zegt Dave op eisende toon.

‘Praat jij altijd in het midden van de nacht tegen jezelf?’

Maar dit is een andere stem. Dave draait zich om. Bjorn staat glimlachend in de deuropening. Hij wrijft zijn handen. ‘Met welke geest stond je te praten, mijn jongen?’

Dave zegt niets. De gnoom komt op hem af en glimlacht schijnbaar geïnteresseerd.

‘Arme oude Emily Ensuivre, misschien? Ik las juist vanavond over haar in de familiegeschiedenis. Hoe ze van Devil’s Rock gesprongen is…’

‘Ik weet niet zeker tegen wie ik praatte,’ zegt Dave, ‘maar het was niet zo’n aardige persoon als Emily Ensuivre, dat weet ik wel.’

‘Wie was het dan?’

Dave kijkt hem dreigend aan. ‘Waarom vertelt ú me dat niet?’

‘Hoe zou ik het kunnen weten?’

Dave komt in volle lengte op de gnoom af. ‘Ik wil weten wie u zonet uit deze kamer hebt meegenomen.’

In het maanlicht ziet Bjorns gezicht er verward uit. ‘Ik weet niet waar jij het over hebt, mijn jonge Nachtvleugelkind. Ik hoorde gewoon het geschreeuw hier boven en ik kwam kijken.’

‘Lieg niet, Bjorn. Ik zag u samen met iemand, iemand die u uit de toren had gehaald. Ik zie dat u dingen voor me achterhoudt, net als Simon. Met wie bent u een verbond aangegaan, Bjorn? Vertel het me maar, want ik kom er toch wel achter.’

Bjorn kijkt hem bedroefd aan. ‘Ik heb mijn leven aan jou te danken, mijn jongen. Ik werk je niet tegen. Geloof me.’

‘Waarom vertelt u dan niet wie hier woont?’

De gnoom glimlacht verdrietig. ‘Ik kan je geen dingen vertellen die ik zelf niet weet.’

‘Vertel me dan welke geest hier rondwaart. Van wie was dat gelach? Wie was die vrouw die tegen mij sprak? Ze zei dat ze me al eerder had gezien. Wie is ze, Bjorn?’

De gnoom huivert terwijl hij rondkijkt. ‘Ik zou het echt niet weten, mijn vriendje. Maar als er hier een kwade geest is, kunnen we maar beter weggaan. Snel.’

Dave zucht. Hij weet dat Bjorn niets zal loslaten. Dan voelt hij ineens de hitte in de kamer stijgen. Er is inderdaad een vijandige geestverschijning hier – één die hij nog een keer zal tegenkomen, dat weet hij zeker.

Als ze de kamer verlaten, stopt Dave en pakt de pop zonder hoofd. ‘Van wie is deze geweest? Weet u dat dan tenminste?’

Bjorn staart er verdrietig naar. ‘Het een of andere kind uit het verleden van het Huis met de Raven, denk ik. Laat haar maar liggen waar je haar gevonden hebt, Dave. Het is beter als we deze kamer niet langer storen.’

Dave gehoorzaamt. Ze gaan terug en lopen de trap af. Bjorn doet de deur op slot en zegt tegen Dave dat het beter is als hij niets over dit voorval aan mevrouw Krandel vertelt. ‘Ik denk dat ze met geen van ons beiden erg blij zou zijn,’ zegt Bjorn. Het is het eerste dat de gnoom gezegd heeft, wat Dave gelooft.

 

Toen Dave jonger was, was kersttijd een tijd van veel plezier en verbazing voor hem. Zijn vader deed er altijd heel veel aan, met kransen aan de deuren en kaarsen voor de ramen.

Ze hadden gewandeld in de bossen naast hun huis in Coles Junction, New York en een grote den omgehakt die ze mee naar huis namen en met slierten popcorn en met van die ouderwetse kerstballen versierden. Zijn vader maakte dan een pot kaneelbrouwsel, zoals hij het noemde, een geheim brouwsel van verschillende siropen en kruiden, waar alle kinderen in de buurt gek op waren. Dave herinnert zich dat zijn vrienden Tommy en Suzie rond de kerst het liefst bij Dave thuis waren, met al die lichtjes en geuren. Zijn vader rookte dan een pijp van maïskorrels, net als de kerstman.

Eigenlijk leek zijn vader, met zijn bolle rode wangen, zijn witte haar en zijn fonkelende blauwe ogen een beetje op de kerstman. Hij had geen baard, maar verder was het net zo’n jolige oude man. Na zijn dood was Dave geschokt toen hij van Rolf hoorde dat zijn vader eigenlijk een paar honderd jaar oud was, wat niet ongewoon was voor een Wachter. Ted Martens, de monteur van Coles Junction, was in werkelijkheid Thaddeus Underwood, Nachtvleugel en Wachter. Maar hoeveel zijn vader ook op de kerstman leek, er waren nooit veel cadeautjes onder de kerstboom. O, hij zorgde er wel voor dat Dave iets kreeg wat hij graag wilde hebben: het ene jaar een treinstel, een Batman-riem toen hij zeven was en de laatste kerst die ze samen doorbrachten, een cd-speler. Ze hadden nooit veel geld, wat nog een reden was waarom Dave zich zo verbaasd had toen hij in het Huis met de Raven kwam wonen. Zijn slaapkamer in het huis was bijna net zo groot als het hele huis in Coles Junction waar hij en zijn vader hadden gewoond.

Toch zou hij er alles voor over hebben om nu daar te zijn. Hij zou zonder morren al zijn vreemde Krachten en zijn nobele Nachtvleugelbloedlijn opgeven om weer een gewone jongen te kunnen zijn, terug bij zijn vader en rondhangend met Tommy en Suzie.

Maar dat zou betekenen dat hij Cecile, D.J., Marcus en Anna moest verlaten. Kon hij ze maar met zich mee terugnemen naar zijn oude leventje.

De kerstvoorbereidingen in het Huis met de Raven hebben hem zwaarmoedig gemaakt. Vanaf de bank kijkt hij naar Alexander die kerstkousen aan de schoorsteen hangt en het valt Dave op dat het een beetje misplaatst staat onder het sombere portret van Horatio Ensuivre. Op dat moment beseft Dave dat er geen kous voor hem bij is.

Alexander lijkt dezelfde gedachte te hebben. ‘Hé, Dave, heb jij geen kous meegenomen?’

Hij schudt zijn hoofd.

‘Nou dan moet je er een maken. Mijn tante Amanda doet heel veel snoep in onze kousen.’

Cecile is de woonkamer binnengekomen. ‘Alsof jij nog meer snoep nodig hebt, varkenskotelet,’ zegt ze.

Alexander steekt zijn tong uit. Hij is wel aan de mollige kant, maar Dave vindt dat Alexander er een stuk gezonder uitziet nu hij vaker uit zijn kamer komt. Alexander zat hele dagen voor de televisie, maar nu neemt Dave hem mee naar buiten om van de heuvels achter de tennisbaan af te sleeën.

‘Ik hoef geen kous,’ zegt Dave. ‘Daar ben ik te oud voor.’

‘Natuurlijk heb je een kous nodig,’ zegt Cecile. ‘Ik maak er wel een voor je.’

Muchas gracias,’ zegt hij glimlachend.

Plotseling staat Bjorn achter hen. ‘Meneer Dave, er is een gast voor u,’ zegt hij.

‘Een gast?’

‘Ja.’ Bjorn gebaart naar de hal. Dave ziet Marcus staan, stevig ingepakt in zijn parka en sjaal.

‘Hé!’ roept Dave en hij springt van de bank op om zijn vriend te begroeten. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Je zei dat je met me wilde praten,’ zegt Marcus. ‘Toen ik belde, zei je dat het moest wachten tot we alleen waren.’

Dave knikt terwijl hij over zijn schouder kijkt of ze buiten gehoorsafstand zijn. ‘Kom maar mee naar de bibliotheek.’

Ze haasten zich door de gang. Als ze in de donkere kamer, met de zware muffe geur van oude boeken, zijn gaan zitten, trekt Marcus zijn jas uit en kijkt Dave recht aan. ‘Wat is er aan de hand? Volgens mij is het iets ergs.’

‘Nou, niet per se iets ergs. Er is alleen iets… met jou.’

‘Met mij?’

‘Ja.’ Dave wacht even. Hij weet niet zo goed hoe hij het moet zeggen. ‘Luister, ik moet je iets vertellen, maar ik wil niet dat je hysterisch wordt.’

‘Gaat dit over de demonen? Het Hellegat?’

‘Nee.’ Dave weet dat eigenlijk niet helemaal zeker, maar hij wil Marcus niet laten schrikken. ‘Kijk, toen ik je voor het eerst ontmoette, zag ik iets op je gezicht. En laatst zag ik het weer.’

Marcus trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Wat dan? Een puistje?’

‘Nee. Een pentagram.’

‘Een pentagram? Wat is dat?’

‘Een vijfpuntige ster met een cirkel eromheen.’

‘Dave, ik heb nog nooit een ster op mijn gezicht getekend. D.J. zou zoiets vreemds misschien wel doen, maar ik niet.’

‘Het was ook niet echt op je gezicht. Het was meer over je gezicht. Het was zoals in een visioen.’

Dave ziet in Marcus’ ogen dat hij het begrijpt. Er is te veel gebeurd om te ontkennen dat Dave de gave heeft om dingen te zien die een gewone jongen niet kan zien.

‘Wat betekent dat?’ vraagt Marcus met een angstige trilling in zijn stem.

‘Ik dacht dat jij misschien een idee had.’

‘Een idee? Zoals?’

‘Ik weet het niet. Heeft jouw familie iets van magie in het verleden?’

Marcus lacht spottend. ‘Mijn familie? Ik denk het niet. Mijn vader is loodgieter. We zijn nauwelijks Nachtvleugels, zoals jij, Dave.’

‘Nou ja, ik vond dat ik het je moest vertellen. Ik heb de betekenis van het pentagram opgezocht in een van de boeken bij Rolf thuis. Het is een goed symbool. Het wordt gebruikt als bescherming tegen boze geesten. Dus je hoeft niet bang te zijn. Misschien betekent het dat je op de een of andere manier beschermd bent.’

‘En misschien is het een aankondiging dat er iets met me gaat gebeuren.’

‘Dus ik had het je niet moeten vertellen?’

‘Nee, je hebt het goed gedaan.’ Marcus glimlacht. ‘Weet je, ik bewonder je echt, Dave. Ik hoop dat je dat weet. Je bent de dapperste jongen die ik ken.’

Dave bloost een beetje.

‘En ik wil je bedanken dat je me altijd helemaal accepteert zoals ik ben. Je hebt me nooit het gevoel gegeven dat ik anders ben of zo.’

Dave glimlacht naar hem. ‘Nou, ik weet wel hoe het is om je anders te voelen, Marcus. Ik weet hoe het voelt alsof er in de hele wereld niemand bestaat zoals jijzelf.’

Marcus lacht. Ze schudden elkaars hand en beloven plechtig dat ze de reden van het pentagram zullen vinden. Terwijl hij zijn vriend nakijkt bij het weggaan, bedenkt Dave dat Marcus, ook al is hij homo, een veel normaler leven heeft dan hijzelf ooit zal hebben. Tenzij het pentagram natuurlijk iets onheilspellends betekent.

 

Het is bijna kerstavond en Cecile wordt helemaal blij van het beetje sneeuw dat valt, omdat ze op een witte kerst hoopte. Het ruikt heerlijk in huis, met de geur van gebakken koekjes die vanuit de keuken de woonkamer in komt. Bjorn is de hele dag in de keuken bezig geweest om een groot feestmaal te bereiden met kalkoen gevuld met bosbessen. Hij is, naast zo ongeveer de sterkste man die Dave ooit gekend heeft, ook een geweldige chef-kok. Toch is Dave op zijn hoede. Hij eet heel weinig.

Wat is dit voor een leven? moppert Dave tegen zichzelf. Nu maak ik me zorgen dat de een of andere gnoom me misschien vergiftigd en dat met toestemming van mevrouw Krandel.

Later op de avond laat de dominante vrouw des huizes iedereen naar haar moeders kamer komen voor een zeldzaam bezoek aan grootmoeder, die iedereen stuk voor stuk aankijkt met gele ogen, die schijnbaar niemand behalve haar dochter herkennen.

‘Ben jij mijn knappe man die even langskomt?’ vraagt de bedlegerige oude dame aan Dave.

‘Nee, mevrouw Ensuivre,’ antwoordt hij. ‘Ik heet Dave.’ Hij kijkt haar aandachtig aan. De anderen schikken een boeket aan de andere kant van de kamer. ‘Zegt die naam – Dave – u iets?’

‘Dave,’ herhaalt ze. ‘Is dat de naam van mijn knappe man?’

Hij zucht. Hij ziet niets weerspiegelen in de ogen van de oude dame. Het is heel zielig, eigenlijk. Ooit dacht hij dat Greta Ensuivre misschien de machtige tovenares was, die hem van Simon verloste op het dak van de toren, maar nu houdt hij dat voor onmogelijk.

Als mevrouw Krandel haar helpt opstaan, is de oude vrouw zo breekbaar dat ze nauwelijks de paar stapjes naar de stoel kan lopen, waar ze een paar mooi ingepakte kerstcadeaus krijgt. Haar trillende handen kunnen de cadeaus niet openen. Cecile gaat naast haar zitten om haar te helpen: het ene cadeau is een sweater, het andere een sjaal.

‘Zijn die van mijn echtgenoot?’ vraagt Greta Ensuivre een beetje opgewonden. ‘Waar is hij? Waar is Randolph?’

Dave heeft heel veel medelijden met haar. Uw echtgenoot stierf in het Hellegat, denkt Dave. Daardoor bent u gek geworden. Daarom heeft de familie afstand gedaan van haar glorieuze Nachtvleugelverleden.

De arme vrouw valt in haar stoel in slaap. Haar dochter helpt haar terug in bed.

‘Ga naar beneden, kinderen,’ zegt mevrouw Krandel. ‘Ik kom er zo aan.’

‘Grootmoeder is zo gek als een oude vleermuis,’ zegt Alexander als ze door de gang lopen.

‘Een beetje respect graag,’ vit Cecile.

De kleine jongen steekt weer zijn tong naar haar uit.

In de woonkamer gaan de drie op de vloer onder de kerstboom zitten. Mevrouw Krandel komt eraan en ze mogen alledrie een cadeautje pakken. Alexander krijgt een boek, Tom Sawyer; Cecile juicht omdat ze een spijkerbroek heeft gekregen; en in de doos met Daves naam zitten een paar schaatsen. Hij bedankt mevrouw Krandel; hij wilde deze graag hebben en hoopt dat hij een keer op een van de bevroren vijvers op het landgoed kan schaatsen. Ze glimlacht warm naar hem en zegt: ‘Vrolijk kerstfeest, Dave.’

Hij kijkt omhoog, in haar ogen. Ziet hij echt medelijden?

Zou ze me echt geprobeerd hebben te vermoorden? Rolf zei dat hij haar niet moest vertrouwen en dat ze tot alles in staat is.

Maar Dave herinnert zich hoe lief ze hem verzorgde toen de demonen zijn gezicht hadden verwond en hoe ze hem vasthield nadat Simon geprobeerd had hem te vermoorden. Is ze vriend of vijand? Zou ze ergens diep onder die ijzige buitenkant om hem geven? Of wil ze van hem af omdat hij alles heeft wat ze wat de familiegeschiedenis betreft afwijst? Hij wenste dat de Stem hem zekerheid kon geven, maar ook nu blijft het weer stil.

‘Er zit niets bij van mijn vader,’ merkt Alexander op, die onder de laaghangende takken van de boom tuurt.

Mevrouw Krandel fronst haar voorhoofd. ‘Nee, dat klopt.’ Dave weet dat ze boos is dat haar broer zijn zoon alweer vergeten is. ‘Ik weet zeker dat zijn cadeaus gewoon te laat zijn. Je weet dat de post heel traag is rond kerst…’

Op dat moment gaan de voordeuren in de vestibule open. Een werveling van sneeuwvlokjes komt met een windstoot binnen dwarrelen. Dave draait zich om. Er is een man binnengekomen. Hij heeft zijn armen vol cadeaus.

‘Ho, ho, ho,’ schreeuwt de man. ‘Vroooooolijk kerstfeest!’

Heel even heerst er een moment van ongeloof in de woonkamer. Dave kijkt naar de gezichten van mevrouw Krandel, Cecile en Alexander. Ze kijken ijskoud en emotieloos. Maar dan doorbreekt Alexander de stilte en springt op en schreeuwt: ‘Papa!’

‘Dat is mijn oom Edward!’ legt Cecile uit die ook opgestaan is en achter Alexander aan de vestibule in rent.

Dave staat automatisch op. Alleen mevrouw Krandel blijft met een emotieloos gezicht in haar leunstoel zitten.

‘Als je het over de duivel hebt, hè?’ probeert Dave.

Ze kijkt hem aan. ‘Dat heb je niet eens zo slecht gezegd, Dave.’

‘Hoe is het met mijn jongen?’ vraagt Edward Ensuivre. Hij heeft alle vrolijk gekleurde pakjes op de vloer in de vestibule neergelegd en zijn armen om Alexander heen geslagen voor een dikke kus. Edward Ensuivre is een grote man. Lang en met brede schouders en niet zo goudblond als zijn zuster. Maar zijn ogen dansen, waar haar ogen koud en op haar hoede zijn en als hij lacht, verschijnen er grote kuilen in zijn rozige wangen.

‘Papa! Ik wist dat je zou komen!’ huilt Alexander.

‘Je dacht toch niet dat ik Kerstmis met mijn lieve familie wilde missen, toch?’ Hij zet zijn zoon neer en richt zich tot Cecile. ‘Hallo, Kittekat. Wat ben je gegroeid!’

Hij omhelst haar innig. ‘Leuk dat u er bent, oom Edward,’ zegt ze. ‘Als u er bent, is het altijd zoveel lichter in dit huis.’

‘En gewoonlijk is dat ook wel nodig,’ zegt hij terwijl hij langs de kinderen de salon in kijkt en zijn ogen op zijn zuster blijven rusten. ‘Vrolijk kerstfeest, Amanda.’

‘Welkom thuis, Edward,’ zegt ze, maar Dave hoort dat ze er niets van meent.

‘Pap, je moet Dave ontmoeten,’ zegt Alexander en hij trekt zijn vader aan zijn hand de woonkamer in. ‘Hij is mijn beste vriend.’

‘Ja, ja,’ zegt Edward Ensuivre en hij kijkt op Dave neer. Ze schudden elkaars hand.

‘Amanda schreef me over haar nieuwe pupil.’

‘Aangenaam meneer,’ zegt Dave.

‘Nou, nou, we zeggen geen meneer tegen vrienden.’ Hij glimlacht. ‘Noem me maar Edward. Ik weet zeker dat we goede vrienden worden, Dave.’

Dave lacht. Hij wilde dat Edward Ensuivre in het Huis met de Raven was toen hij hier voor het eerst kwam. Zijn warmte en hartelijkheid hadden een groot verschil uitgemaakt in die eerste paar weken.

Edward kijkt zijn zuster aan die nog steeds niet is opgestaan om hem gedag te zeggen. ‘Lieve Amanda,’ zegt hij. ‘Het spijt me dat ik je niet even gebeld heb, maar ik wilde jullie verrassen.’

Hij kijkt iedereen aan. ‘Want ik heb grote verrassingen.’

Mevrouw Krandel kijkt hem strijdlustig aan. ‘Wat nu weer, Edward? Heb je weer een nieuw bedrijfsplan om de wereld stormenderhand te veroveren met als enig resultaat dat het familiefortuin tienduizenden dollars slinkt?’

Hij lacht, maar gaat er verder niet op in. ‘Ik zag dat je een nieuwe huismeester hebt, Amanda. Een interessante man. Ik heb hem buiten ontmoet. Hij brengt mijn bagage binnen. Hij is heel sterk voor zo’n klein mannetje.’

Mevrouw Krandels gezichtsuitdrukking verandert niet.

‘Ah, kijk,’ zegt Edward Ensuivre, ‘daar is hij al.’

Dave draait zich om. Bjorn komt met een paar koffers door de voordeur. Maar hij is niet alleen. Achter hem loopt een vrouw die een nertsmantel draagt die tot op de vloer komt.

‘Lieverd,’ zegt Edward en gebaart dat ze bij hem in de woonkamer moet komen.

Nu staat mevrouw Krandel op, haar ogen wijd opengesperd, haar lippen stijf op elkaar.

‘Ik wil jullie voorstellen aan mijn verloofde,’ zegt Edward. ‘Mijn zoon Alexander, mijn nichtje Cecile, mijn nieuwe vriend Dave en natuurlijk mijn lieve zuster Amanda.’ Hij glimlacht en staart de vrouw adorerend aan. ‘Dit is de vrouw met wie ik wil trouwen. Morgana Green.’

‘Hallo,’ zegt Morgana met een zachte, eerbiedige stem.

Ze is beeldschoon en heeft kort donker haar en grote bruine ogen. Dave kijkt snel van haar naar mevrouw Krandel en dan naar Alexander. Allebei staren ze geschokt.

‘Mag ik je eraan herinneren, Edward,’ zegt mevrouw Krandel die niet eens de moeite neemt Morgana te begroeten, ‘dat je al getrouwd bent.’

Hij wuift met zijn hand. ‘Een technisch detail. Ingrid is een hopeloos geval. Haar artsen hebben dat zo vaak gezegd. Dus ik heb de scheiding in werking gezet.’

Instinctief slaat Dave een arm om Alexanders schouder. Uiteindelijk hebben ze het wel over zijn moeder. Dave weet dat Ingrid Ensuivre al jaren in een inrichting zit en dat Alexander zich haar nauwelijks kan herinneren. Maar toch moet het moeilijk zijn om je vader zo ongevoelig over je moeder te horen praten. Dave vermoedt dat er achter Edward Ensuivres charme nog iets zit, iets wreeds.

‘Ik hoop dat we het met elkaar kunnen vinden,’ zegt Morgana. Ze heeft een accent, maar Dave kan het niet helemaal plaatsen. ‘En zeker wij tweeën, Alexander.’

Ze bukt zich om met de jongen op ooghoogte te komen. Ze schudden elkaar de hand.

‘Ik weet dat ik nooit de plaats van je echte moeder zou kunnen innemen,’ zegt Morgana vriendelijk, ‘maar ik hoop dat we vrienden worden.’

Alexander zegt niets.

Edward heeft zich naar zijn zuster gedraaid. ‘En hoe gaat het met onze lieve moeder?’

‘Hetzelfde,’ zegt mevrouw Krandel zonder haar blik van Morgana af te wenden.

Edward straalt en slaat zijn arm om zijn verloofde heen. ‘Toch wil ik Morgana aan haar voorstellen.’

‘Ze ligt al te slapen.’ Mevrouw Krandel kijkt naar de haard. ‘Vertel eens, Edward. Hoe lang denk je dat je deze keer zal blijven?’

‘In ieder geval totdat ik eindelijk gescheiden ben.’ Hij grijnst. ‘Ik wil natuurlijk hier trouwen.’ Hij spreidt zijn armen. ‘In het ouderlijk huis.’

Dave kijkt naar Morgana, die rood wordt.

Mevrouw Krandel verstijft. ‘Goed als je hier blijft, kun je me ook wel helpen met de ouderlijke zaken,’ zegt ze terwijl ze opstaat en zich van de groep verwijdert om naar het terras en de klippen eronder te staren. ‘Je weet dat we tegenwoordig concurrentie hebben.’

‘O, ja, daar schreef je over. Rolf Montagne geeft nog steeds problemen.’

‘Ik heb gehoord dat hij nóg een restaurant wil openen en dat hij zijn eigen vissersvloot wil sponsoren.’ Mevrouw Krandel kijkt rond en zucht. ‘Wat heb jij voor een baan, Morgana?’

‘Ik dans,’ zegt Morgana.

Cecile lacht even naar Dave.

‘Ballet?’ vraagt mevrouw Krandel, maar iedereen weet al meteen dat ze dat niet bedoelde.

Morgana weet niet goed wat ze moet antwoorden, dus Edward geeft antwoord. ‘Ik heb Morgana in een club in Monte Carlo ontmoet,’ zegt hij. ‘Ze is daar een gevierd artieste.’ Hij kijkt haar teder aan. ‘Ze heeft een geweldige act.’

‘Dat kan ik me voorstellen,’ zegt mevrouw Krandel minachtend. ‘Goed, laat haar maar het huis zien, Edward. En daarna wil ik met je praten. Alleen.’

‘Wat… gaan we geen kerst vieren?’ vraagt Edward.

‘We hebben onze cadeautjes al opengemaakt en het begint laat te worden.’ Mevrouw Krandel kijkt Morgana aan. ‘Ik weet zeker dat je je even wilt opfrissen en je koffers wilt uitpakken. Ik zal Bjorn een pot thee laten brengen.’

‘Dank je,’ zegt Morgana.

Dave heeft medelijden met de jonge vrouw. Hij weet hoe kil mevrouw Krandel kan zijn. Hij kwam hier ook ooit voor het eerst in de familie en hij had zich hier erg alleen gevoeld, tot hij bevriend raakte met Cecile. Hij besluit dat hij Morgana zal bijstaan. Ze is waarschijnlijk nog maar net in de twintig en ondanks de nertsmantel, waarvan Dave zich kan voorstellen dat Edward die voor haar gekocht heeft, lijkt Morgana bescheiden en oprecht. En zo knap. Vooral die grote donkere ogen, die een beetje op Daves eigen ogen lijken.

Edward neemt Morgana mee naar boven en Bjorn volgt met hun bagage. De kerstcadeaus die Edward meegenomen heeft, worden morgenochtend opengemaakt. Mevrouw Krandel staat erop. Tot die tijd blijven ze onder de kerstboom liggen, waar Dave en Cecile ze neerleggen. Mevrouw Krandel verlaat zo geluidloos als een kat de kamer en vertrekt naar een deel van het huis waar ze naartoe gaat als ze alleen wil zijn. Het is wel duidelijk dat ze niet blij is dat Edward teruggekomen is, of dat hij met Morgana wil trouwen.

‘En,’ vraagt Dave aan Alexander. ‘Wat vind je van de verrassing van je vader?’

‘Ik vind haar niet aardig,’ zegt Alexander verbitterd.

Dave fronst zijn voorhoofd. ‘Alexander. Ze lijkt mij best aardig.’

‘Nee. Ze is niet aardig.’ De jongen slaat zijn mollige, kleine armen over elkaar. ‘Helemaal niet aardig.’

‘Luister eens, jochie, ik weet dat het moeilijk is met je moeder die nog ergens is en zo. Maar misschien moet je Morgana een kans geven.’

‘Nee,’ sputtert Alexander.

Dave heeft hem al een tijdje niet zo humeurig gezien. Alexander gedraagt zich net zoals hij zich de eerste weken na Daves komst gedroeg, gemeen en koppig.

‘Nou,’ zegt Cecile, ‘alles wat ik te zeggen heb is dat ik hoop dat die nertsmantel nep is. Ik bedoel, hoe ordinair is dat? Ik haat bontmantels. De onzinnige slachting van onschuldige dieren omdat mensen zo ijdel zijn.’

‘Ik weet zeker dat je oom die jas voor haar gekocht heeft.’

‘Daar gaat het niet om. Ze draagt hem.’ Cecile puft. ‘En waar komt ze eigenlijk vandaan? Dat accent heb ik nog nooit gehoord.’

‘Ze komt uit Europa,’ zegt Dave. ‘Misschien is ze… ik weet het niet… Frans.’

‘Dat was geen Frans accent. En ook geen Italiaans. Of Spaans,’ zegt Cecile spottend. ‘Ze doet maar alsof, ze probeert exotisch te klinken. Terwijl ze maar een ordinaire stripteasedanseres is.’

‘Waarom doe je zo neerbuigend?’ Dave kijkt Cecile vreemd aan. ‘Jullie geven haar helemaal geen kans.’

Cecile trekt een gezicht. ‘Je vindt haar aardig, hè?’

Dave neemt een verdedigende houding aan. ‘Ja, ik vind haar aardig.’

‘Alleen maar omdat ze knap is. Dus door een mooi gezicht ben je er blind voor dat ze feitelijk een goudzoekster is die achter het geld van mijn oom aanzit?’

Dave lacht. ‘Je klinkt als je moeder, weet je dat? Het is wel duidelijk dat zij dat ook dacht.’

Cecile rolt met haar ogen.

‘Ik ga naar bed,’ zegt Dave, die genoeg heeft van haar kinderachtige gedoe.

‘Wacht.’ Met haar hand duwt ze op zijn borstkas en stopt hem. ‘Laten we geen ruzie maken op kerstnacht.’

Dave haalt zijn schouders op. ‘Ik maak geen ruzie. Ik wil alleen dat je haar een kans geeft. Als nieuwkomer in dit huis heb je het moeilijk. Geloof me, ik weet er alles van.’

Cecile belooft dat ze het zal proberen. Alexander, echter, belooft niets.

Die nacht droomt Dave alleen maar van Morgana. Hij schaamt zich over de droom, hij schaamt zich zelfs tijdens het dromen. Ze komt zijn kamer in en slaat haar nertsmantel open, waaronder ze alleen maar een zwarte negligé draagt. Ze tuit haar lippen en roept zijn naam. Dave wordt blozend en geïrriteerd wakker.

‘Sjonge,’ fluistert hij. ‘Ze is echt geweldig.’

Hij kan de slaap niet meer vatten. Hij woelt en draait. Op de klok naast zijn bed ziet hij dat het bijna één uur is. Uiteindelijk besluit hij dat hij een glas water wil, dus sluipt hij zijn kamer uit de stille gang in. Vanaf de balustrade boven aan de trap ziet hij dat de deur naar de woonkamer op een kier staat. Er brandt licht en er zitten mensen te praten. Dave weet vrij zeker dat het mevrouw Krandel en haar broer zijn. En hij weet ook vrij zeker dat ze het over hem hebben.

Ik moet dit horen, zegt Dave tegen zichzelf. En waar is mijn supergehoor nu?

De Stem verrast hem door te zeggen: Misschien heb je daarvoor in de plaats iets anders?

Dave begrijpt niet wat de Stem bedoelt, maar als hij langs zijn lichaam naar beneden kijkt, begrijpt hij het plotseling. Hij ziet slippers en de trainingsbroek en het T-shirt waarin hij had liggen slapen – maar niet zichzelf! Het is net alsof zijn kleren uit zichzelf lopen.

Ik ben onzichtbaar!

‘Wauw,’ zegt Dave en zijn stem klinkt raar. Het geluid komt uit een mond die hij niet kan zien.

Oké, denkt hij, dit is absoluut het beste tot dusver. Ik wist niet eens dat ik het deed. Het gebeurde gewoon!

Zodat je erachter kunt komen wat je weten moet, vertelt de Stem.

‘Pfoe,’ zegt Dave tegen de Stem.

De laatste tijd hoort hij de Stem steeds minder vaak en soms vertelt de Stem hem dingen die hij allang weet, of dingen die zo ook wel duidelijk zijn. Natuurlijk weet Dave dat hij de woonkamer ongemerkt kan insluipen en het gesprek kan afluisteren nu hij onzichtbaar is. Hij weet dat het heel onbeleefd is om af te luisteren, maar hij moet er toch op de een of andere manier achter komen wat de waarheid over zijn verleden is.

Dus trekt hij zijn T-shirt en trainingsbroek uit, schopt zijn slippers uit en verstopt alles achter een gordijn. Het is een raar gevoel om naakt de trap af te lopen. Hij kan zijn lichaam weliswaar niet zien, maar nog wel voelen. Als een van de treden onder zijn voet kraakt, ontdekt hij dat hij ook nog geluid kan maken. Hij moet heel voorzichtig zijn. Mevrouw Krandel kijkt op als hij de woonkamer binnenkomt. Hij moet de deur een klein stukje opendoen om erdoor te kunnen. Maar het is duidelijk dat ze hem niet ziet. Ze loopt vlak langs hem heen en sluit de deur. Nu zit hij bij hen opgesloten. Dave haalt een keer diep adem en hij is bang dat ze hem zullen horen als hij weer uitademt. Zo zacht als hij kan, loopt hij naar de achterste muur en leunt ertegenaan. Hij kan zien zonder gezien te worden.

‘Dus hij heeft alles over de Nachtvleugel ontdekt?’ vraagt Edward.

Mevrouw Krandel knikt. ‘Dankzij Rolf.’

‘Misschien kunnen we hem zo ver krijgen zijn Krachten op te geven, net als wij.’

Ze schudt haar hoofd. ‘Zoals gewoonlijk ben je een dwaas, Edward. Besef je niet dat Daves toverkunsten jouw zoon van de Waanzinnige gered heeft? Als we zijn Krachten nu kwijtraken…’

Edward antwoordt spottend: ‘Maar Antoine Ensuivre kan niet terugkomen.’

‘Dat dachten we de laatste keer ook.’

Edward huivert. ‘We zouden dit huis moeten platbranden.’ Hij glimlacht kwaadaardig. ‘Beter nog. Verkopen. We zouden een slag kunnen slaan.’

‘Dat is weer typisch iets voor jou, Edward. Het maakt je niets uit wat er met de nieuwe bewoners zou kunnen gebeuren.’

Hij lacht. ‘Beter met hen dan met ons.’

Mevrouw Krandel kijkt hem laatdunkend aan, terwijl Edward zichzelf nog een cognac inschenkt. ‘En denk je nou echt dat we van ons verleden af zijn door gewoon dit huis te verlaten? Het zou ons achtervolgen net zoals ik zeker weet dat het jou gevolgd is, tijdens al je reizen over de aardbol.’

Aan de uitdrukking op het gezicht van Edward Ensuivre kan Dave zien dat ze gelijk heeft. Ondanks zijn wanhopige vlucht uit dit huis is het duidelijk dat het Edward nooit gelukt is de tragedies uit zijn hoofd te bannen. Edward loopt naar de openslaande deuren en kijkt de nacht in.

‘Ik zie dat er geen licht in de toren is,’ zegt hij.

‘Daar is voor gezorgd.’

Hij glimlacht zelfvoldaan naar zijn zuster. ‘O, echt waar? En hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’

‘Dat doet er niet toe. Ik heb ervoor gezorgd.’

Hij heft zijn glaasje cognac naar haar op en doet of hij proost. ‘Lieve zus, jij bent de meest bekwame vrouw die ik ken.’

‘Ik had geen keus, want jij stapte op en liet mij achter met de zorg over het huis.’

‘Was het zo’n opgave?’ vraagt hij sarcastisch.

Ze kijkt hem kil aan. ‘Ben je van plan Alexander mee te nemen als je met die vrouw getrouwd bent? Ik neem aan dat je weer gaat reizen na je huwelijk.’

Edward lacht. ‘Alexander meenemen? Lieve zus, je wilde zelf de voogdij over de jongen. Ik kan niet met een achtjarig jongetje opgezadeld zitten.’

‘Maar nu heb je een vrouw. En ze schijnt gesteld te zijn op Alexander.’

Edward schudt zijn hoofd. ‘Alexander blijft hier. Ik wil hem niet.’

Dave heeft medelijden met zijn kleine vriend.

‘Hoeveel heb je haar over de tovenarij verteld?’ vraagt mevrouw Krandel.

‘Helemaal niets. Je denkt toch niet dat ik gek ben?’

‘Zo gek als een deur.’ Ze zucht. ‘Wees voorzichtig, Edward. Ze staat me niet aan.’

Hij trekt een gezicht. ‘Waarom niet? Ze is lief. Aardig.’ Zijn mond krult omhoog. ‘En niet te vergeten: beeldschoon.’

Mevrouw Krandel snuift. ‘Op een ordinaire manier.’

‘Weet je, Amanda, verbitterdheid siert je niet.’

‘Welterusten, Edward.’

Ze draait zich om en loopt heerszuchtig de woonkamer uit. Haar broer giechelt in zichzelf, schenkt zich nog een glaasje cognac in en slentert ook de kamer uit.

En net op tijd ook: Dave is weer zichtbaar. Hij weet niet precies hoe het komt – misschien doordat hij zich op hun gesprek concentreerde en niet op het onzichtbaar blijven. Maar één ding weet hij heel goed: hij staat nu spiernaakt midden in de woonkamer en zijn kleren liggen boven achter een gordijn op de overloop.

Maar voor hij kan besluiten wat te doen – wegrennen of proberen weer onzichtbaar te worden – schrikt hij op van een stem.

‘Zoek je deze?’

In de deuropening staat Bjorn met Daves kleren in zijn hand.

Dave haalt naar hem uit en rukt aan zijn trainingsbroek terwijl de gnoom luidruchtig grinnikt.

‘Hoe wist u dat ik hier was?’ vraagt Dave, die zijn T-shirt over zijn hoofd trekt.

‘Omdat je niet in je kamer was en ik je ging zoeken.’ Bjorn kijkt nu serieus. ‘Ik was van plan je iets te vertellen. Iets wat je zou moeten uitzoeken.’

‘Wat dan?’

Bjorn komt heel dichtbij, zijn kleine gezicht is gespannen terwijl hij omhoog naar Dave kijkt. ‘Er is een soort onrust in het Hellegat in de oostelijke vleugel. Ik kan het horen. Geloof me, ik kan dat soort dingen horen.’

‘Waar hebt u het over?’

Bjorns gezicht is bleek. ‘God beware ons,’ zegt hij, terwijl hij luistert naar iets dat hij alleen kan horen, ‘maar ik denk dat er iets uit het Hellegat probeert te ontsnappen.’

 

Dat is belachelijk, zegt Dave steeds weer tegen zichzelf als hij de trap oploopt. Het Hellegat is verzegeld. En als er demonen op het punt stonden uit te breken, dan zou de Stem hem gewaarschuwd hebben, daarvan is Dave overtuigd.

Hij probeert zichzelf met wilskracht naar de oostelijke vleugel te transporteren, maar er gebeurt niets. Zijn Krachten zouden zeker werken als ze in gevaar zouden zijn. Dus Bjorn moet het mis hebben. Dat moet wel.

Of hij heeft het mis, of hij liegt – om de een of andere sluwe reden.

Toch wenst Dave dat hij de weg naar de oostelijke vleugel kende, gewoon om zichzelf ervan te verzekeren dat de deur naar het Hellegat nog steeds vergrendeld en ondoordringbaar is. Maar de oostelijke vleugel is van de rest van het huis afgesloten. Dave wil al net zo graag naar de oostelijke vleugel als dat hij naar de toren wil. Er liggen daar boeken – boeken die hij moet lezen – en een portret van een jongen die kleren uit de jaren dertig aanheeft en die als twee druppels water op Dave lijkt. Er zijn vele redenen waarom hij naar de oostelijke vleugel wil.

Er zijn daar veel geheimen, maar zijn Krachten zijn niet sterk genoeg om zichzelf door de deuren, die mevrouw Krandel afgesloten heeft, heen te krijgen.

Lopend door de gang naar zijn kamer kan hij niet ontkennen dat de woorden van de gnoom hem van zijn stuk hebben gebracht. Bjorn weet dat Dave de enige is in het huis die waarschijnlijk weerstand kan bieden aan een demonische aanval. Maar misschien is zijn waarschuwing een valstrik – net zoals die keer toen hij de Trap in Tijd afging. Dave weet nog steeds niet zeker of hij Bjorn kan vertrouwen. Hij wilde dat de Stem hem iets meer vertelde.

Maar als hij de deur naar zijn kamer opent, heeft hij de Stem niet nodig. Hij voelt de plotselinge hittevlaag en de bonzende druk – er is een demon in de buurt.

Dave zet zich schrap. Zijn hart gaat tekeer.

‘Dave?’ roept een kleine, bange stem.

Hij kijkt naar beneden. Ineengedoken bij zijn bed zit Alexander.

‘Ik ben bang,’ zegt Alexander bijna in tranen. ‘De slechte wezens komen terug.’

Dave knielt naast hem neer. De hitte in de kamer is absoluut overweldigend. De kleine jongen zit zwetend en trillend in zijn pyjama. Dave slaat zijn armen om hem heen en trekt hem dicht tegen zich aan.

‘Ik zal tegen ze vechten, Alex,’ belooft Dave. ‘Ik stuur ze terug naar hun Hellegat.’

‘Ik denk het niet,’ zegt Alexander. ‘Deze keer niet.’

Dave verstijft. De stem van de jongen – koud, laag – is niet zijn eigen stem.

Dave kijkt naar beneden. Hij ziet nog net hoe Alexanders lippen van elkaar gaan waardoor een mondvol gele slagtanden onthuld worden. Hij zet ze zo diep in Daves linkerschouder dat het bot geraakt wordt.

Dave gilt.