GEHUIL IN DE NACHT

 

 

 

 

‘Nee!’ schreeuwt Dave, die plotseling als een antilope over de trapleuning naar de eerste verdieping eronder springt. Edward Ensuivre legt zijn hoofd in zijn nek van plezier en giechelt wild. Rolf staat hem nog steeds met zijn armen over elkaar woest aan te kijken.

Het pistool was niet geladen.

‘Moedige kleine Nachtvleugeljongen die te hulp komt snellen,’ zegt Edward lachend. ‘Het is niet nodig om al je Krachten bij elkaar te roepen.’

‘Je bent niets veranderd, Edward,’ zegt Rolf.

Dave komt weer op adem als Alexander de trap afrent. ‘Dat was te gek, Dave. Doe dat nog eens!’

‘Ga naar je kamer, Alexander,’ commandeert zijn vader.

‘Nee. Ik wil Rolf zien. Mag ik mee in jouw auto?’

Rolf woelt door het haar van de jongen.

Edward Ensuivre kookt van woede. ‘Dat is wel het allerlaatste wat ik zou toestaan: jij in een auto met deze man. En nu naar boven, Alexander!’

De jongen zet een pruillip op, maar hij gehoorzaamt.

‘Nou, zeg waar je voor komt, Montagne, of ga weg.’

‘Ik kom voor Dave.’

‘Dat is verboden,’ zegt Edward.

‘Door wie?’ vraagt Rolf.

‘Door mij,’ klinkt de stem van Amanda Ensuivre-Krandel, die op haar gewone katachtige manier te voorschijn is gekomen zonder dat iemand het in de gaten had. Ze staat boven hen en kijkt vanaf de overloop boos naar beneden. ‘Dave is mijn pupil, Rolf en je weet dat ik de strikte opdracht heb gegeven dat jullie niet met elkaar praten.’ Ze komt de trap af, elegant en voornaam. Alle ogen zijn op haar gericht. Haar broer doet een stapje naar achteren en geeft zich over aan de autoriteit van zijn zuster. Ze houdt haar kin opgeheven, maakt zich lang en gaat voor Rolf staan.

‘Mooi als altijd, Amanda,’ zegt Rolf en Dave denkt dat hij het meent.

‘Ik zal je moeten vragen te vertrekken, Rolf.’

‘Alstublieft,’ zegt Dave. ‘Als hij voor mij kwam, dan moet het belangrijk zijn. Iets over Isobel…’

‘Isobel?’ vraagt mevrouw Krandel en kijkt Dave aan.

‘Isobel de Apostaat. Zij was een Nachtvleugel uit de zestiende eeuw die…’

‘Ik weet heel goed wie Isobel de Apostaat is,’ kapt mevrouw Krandel hem af.

‘Wat voor een verband zou zij nou met meneer Montagne kunnen hebben?’

‘Als ik wat mag zeggen, vertel ik het je,’ zegt Rolf.

Haar ogen staan kil en vol haat. Zo veel jaar van verbittering jegens deze man, van wie ze ooit gehouden heeft. ‘Geen sprake van,’ zegt ze. ‘Ik vraag je nogmaals te vertrekken.’

‘Ik heb een visioen over Isobel de Apostaat gehad,’ flapt Dave eruit. ‘Ze probeert het Hellegat te openen.’

‘Isobel de Apostaat is al bijna vijfhonderd jaar dood,’ snauwt mevrouw Krandel.

‘De dood hield Antoine ook niet tegen,’ helpt Dave haar herinneren.

‘Genoeg. Ik verbied dit soort gepraat. Er kan hier niets gebeuren. De Poort kan niet heropend worden. Daar hebben we voor gezorgd.’

‘Hoe heb je daarvoor gezorgd, Amanda?’ vraagt Rolf. ‘Hoe is dat mogelijk? Je hebt geen Krachten. Alleen Dave…’

Ze staat te koken. ‘Moet ik de politie bellen om je van mijn landgoed te sturen?’

Rolf zucht. Dave weet dat hij het hierbij laat. Je kunt maar tot zover gaan met Amanda Ensuivre-Krandel, maar het is niet te vermijden dat ze wint. Rolf draait zich om om te vertrekken, maar niet voor hij nog even oogcontact heeft met Dave. Ze zullen elkaar later moeten ontmoeten, ver weg van deze vijandige sferen.

Maar op het moment dat Rolf de deur opent, botst hij bijna tegen Morgana aan, die net naar binnen komt.

‘O,’ zegt ze. ‘Het spijt me!’

‘Alsjeblieft,’ zegt Rolf, duidelijk verrast. Hij gooit onmiddellijk zijn charmes in de strijd. ‘Het is geheel mijn schuld dat ik zo’n mooie dame niet zag.’

Ze bloost. ‘Ik ben Morgana Green.’

Edward Ensuivre staat plotseling achter Rolf. ‘En mijn verloofde.’

‘O?’ Rolf kijkt hem aan en een kleine, gemene glimlach speelt rond zijn lippen. ‘Weet je vrouw dat je een verloofde hebt?’

Edward grijpt Morgana bij de arm en trekt haar naar binnen. Ze ziet er bang en verward uit en Dave heeft alweer medelijden met haar.

‘Dat gaat je niets aan, Montagne.’

‘Edward, je doet me pijn,’ huilt Morgana.

Hij negeert haar. ‘Schiet op, Montagne. Wegwezen.’

‘De dame zei dat je haar pijn doet,’ zegt Rolf, die kwaad wordt.

‘Wat ik in mijn huis doe, is mijn zaak,’ schreeuwt Edward. Zijn gezicht loopt rood aan.

‘Edward!’ Morgana lijkt verschrikkelijke pijn te hebben doordat hij haar arm vast blijft houden. ‘Dat doet zeer!’

‘Laat haar los,’ eist Rolf.

‘Hoe durf jij mij orders te geven?’

‘Edward alsjeblieft!’ Morgana huilt.

Dave ziet nauwelijks wat er daarna gebeurt, zo snel gaat het. Rolf haalt uit en stompt Edward recht op zijn kaak. Edward vliegt naar achteren en landt hard op zijn achterwerk.

‘Ik bel de politie!’ schreeuwt mevrouw Krandel.

‘En welke leugen ga je deze keer vertellen?’ schreeuwt Rolf. Hij draait zich naar Morgana. ‘Ik hoop dat het goed gaat met je arm, dame. Het spijt me dat we elkaar onder deze omstandigheden hebben ontmoet. Als je ooit een vriend nodig hebt en in dit huis is dat onvermijdelijk, onthoud dan dat mijn naam Rolf Montagne is.’

Met die woorden vertrekt hij.

Pas op dat moment krabbelt Edward weer op en hij doet net alsof hij achter Rolf aan gaat. Morgana smeekt hem huilend bij haar te blijven. ‘Alsjeblieft, Edward, geen gevecht meer,’ zegt ze.

Hij neemt haar in zijn armen. ‘Lieveling, die man is de personificatie van de duivel. Hij vermoordde twee jonge mensen uit dit huis, jaren geleden, en hij heeft er jaren voor in de gevangenis gezeten.’

Ze kijkt naar de deur. ‘Hij leek zo… aardig.’

‘Dave,’ zegt mevrouw Krandel, ‘het spijt me dat je getuige moest zijn van dit ongelukkige voorval. Maar misschien zie je nu wat voor een soort man Rolf Montagne in werkelijkheid is.’

‘Hij verdedigde Morgana,’ zegt Dave.

‘Ze heeft geen bescherming nodig tegen mij,’ puft Edward. ‘Kom mee, schat.’ Hij begeleidt Morgana naar de studeerkamer.

Mevrouw Krandel loopt naar Dave toe. ‘Rolf heeft je onzin verkocht, Dave. Ik verzeker je dat je nergens bang voor hoeft te zijn in dit huis. De tovenarij is over.’ Ze vernauwt haar ogen. ‘Ja toch?’

‘U weet dat dat niet waar is,’ zegt Dave. ‘U zag de aanval in mijn kamer. En er waren er nog een paar.’

‘Dan heb je weer je Krachten geoefend, Dave, en dat terwijl ik het verboden heb. Dat is het enige waardoor de beesten in beweging komen.’

‘Ik zeg u dat ik Isobel de Apostaat hier gehoord heb. En nu heb ik haar ook gezien. In de oostelijke vleugel.’

Hij ziet dat ze schrikt van zijn woorden. Maar ze zal het niet toegeven. ‘Ga je huiswerk maken, Dave. We hebben het hier later over. Ik ben nu nog te veel van streek over Rolf.’

Met haar lange jurk in haar handen loopt ze snel naar de trap.

Ze zijn net struisvogels die hun kop in het zand steken, denkt Dave terwijl hij haar nakijkt.

Wat moet ik doen om haar te overtuigen? Een demon die met ons samen aan de ontbijttafel zit? Het huis in vlammen? Cecile met haar gezicht in haar eigen bloed?

Dave slaakt een diepe zucht en gaat naar zijn kamer.

 

Mevrouw Krandel heeft wat één ding betreft gelijk: hij kon maar beter zijn huiswerk maken. Meneer Weatherby neemt morgen een toets af en Dave wil er zeker van zijn dat hij slaagt. Natuurlijk probeert hij zichzelf eerst door middel van wilskracht te laten verdwijnen en te voorschijn te komen bij Rolf. De informatie die hij probeerde te geven, moet heel belangrijk geweest zijn, gezien het risico dat hij loopt om hier te komen. Maar Daves Krachten werken niet en de Stem zegt eenvoudig: vanavond niet. Dave neemt aan dat dat betekent dat het nog even duurt voor Isobel haar volgende zet doet – genoeg tijd dus om voor zijn geschiedenistoets te leren.

Hij droomt weer van Morgana, net als alle andere nachten sinds ze hier is. In deze droom komt ze op hem af met tranen in haar ogen, tranen die hij van haar gezicht kust, voor zijn lippen de hare vinden en hij haar lang kust. Zo gaat het de hele nacht door, tot hij haar zacht over zijn gezicht voelt aaien…

‘Dave,’ zegt ze.

‘O,’ kreunt hij. Hij neemt haar hand en kust haar handpalm. ‘Je bent… zo… mooi…’

‘O, Dave, wat lief dat je dat zegt.’

Hij blijft haar handpalm kussen.

‘Sorry dat ik zo slecht gehumeurd was.’

Hij opent zijn ogen. Het is Cecile – zittend op zijn bed – en het is de handpalm van Cecile die hij kust.

‘Cecile!’ schreeuwt hij, plotseling bewust van zichzelf en hij schiet overeind. ‘Cecile!’

Ze glimlacht. ‘Je droomde van me. Je bent zo lief, Dave.’

Hij slikt. ‘Ja. God, hoe laat is het?’

‘Tijd om op te staan als je niet te laat wil komen. Ik kwam alleen maar binnen om me te verontschuldigen over de laatste paar dagen. Ik was zo onredelijk.’

Hij zucht. Hij voelt zich bezweet en gaat met zijn hand door zijn haar. ‘Het is al goed.’

‘Ik weet niet wat het is met Morgana, waardoor ik zo vijandig tegen haar doe. Ze is echt heel aardig. Ik weet niet waardoor ik me zo voel.’

Dave is zich bewust van zijn adem. Hij springt uit bed en haast zich naar zijn badkamer, waar hij zijn tanden poetst. Cecile staat in de deuropening naar hem te kijken.

‘Alexander is ook zo vijandig tegen haar,’ zegt hij terwijl hij zijn mond spoelt. ‘Maar ik denk dat ik weet hoe dat komt. Edward heeft nauwelijks tijd met de jongen doorgebracht sinds hij terug is en Alexander geeft Morgana de schuld.’

Cecile knikt. ‘Oom Edward is buitengewoon gehecht aan haar. Wat heeft ze toch? D.J. is ook al zo idioot verliefd.’

‘Wie kan de werking van hormonen uitleggen?’ Dave probeert te lachen, maar zijn dromen staan hem nog steeds helder voor de geest. ‘Hé, Cecile. Ik moet nu douchen. Ik zie je zo beneden.’

Ze glimlacht. ‘Oké.’ Ze strekt zich voorover en kust hem op zijn wang. ‘Bedankt dat je zei dat ik mooi ben.’

Hij forceert een klein glimlachje. Als ze eens wist…

Als ze weg is, springt hij onder de douche. Cecile heeft gelijk als ze zich afvraagt wat het is waardoor bijna alle mannen voor Morgana vallen. Ze is beeldschoon, dat is een feit, maar het is meer dan dat. Net alsof ze de mooiste vrouw in de wereld is – de mooiste vrouw die ooit leefde.

‘Niet alsof,’ zegt Dave dromerig onder de douche. ‘Ze ís het.’

 

‘Ik krijg haar niet uit mijn hoofd,’ zegt D.J. op school, terwijl hij tegen zijn auto aangeleund een sigaret staat te roken.

‘Je zou echt moeten stoppen met roken, weet je,’ zegt Dave. ‘Ik wil niet als een ouder klinken, maar het is nogal smerig.’

D.J. gromt. ‘Ik heb het geprobeerd. En toen kreeg ik die gevoelens voor Morgana. Ze is het enige waar ik aan denk.’

‘Ik weet het.’ Dave ziet Cecile en Anna aan komen lopen. ‘Zeg maar niets tegen Ces. Anders begint ze weer.’

‘Wil jij ons na school een lift naar huis geven, D.J.?’ vraagt Anna.

‘Misschien moet hij wel boodschappen doen voor zijn liefje,’ zegt Cecile.

‘Ik geef je graag een lift,’ zegt D.J. en hij trekt een gezicht naar Cecile. ‘Vlo staat tot je dienst.’

‘Mooi,’ zegt Anna. ‘Misschien kunnen we naar Gino. Daar zijn we al een tijd niet meer geweest.’

‘Ook prima,’ zegt D.J. om Cecile te laten zien hoe inschikkelijk hij kan zijn. De eerste bel gaat. Ze gaan allemaal naar verschillende lessen. Dave denkt dat hij zijn geschiedenistoets heel goed maakt en hij schrijft alle namen van de vrouwen van Hendrik VIII op. Tussen de lessen door gaat hij naar zijn kluisje om zijn aardrijkskundeboek te pakken. Marcus, die het kluisje naast die van Dave heeft, staat er ook.

‘Hoe ziet mijn gezicht er vandaag uit?’ vraagt Marcus.

Dave kijkt. ‘Zuiver. Geen pentagram.’

‘Waarom zou het af en toe verschijnen en niet altijd?’

‘Ik weet het niet zeker. Misschien ga ik bijhouden wanneer ik het zie en dan kijk ik of de datum iets betekent.’

‘Gaaf.’

‘Sorry, Dave Martens?’

Dave draait zich om. Het is een van de secretaresses.

‘Ja?’

‘Dit is zojuist voor je afgegeven.’ Ze geeft hem een witte envelop. ‘Er staat urgent op.’

Marcus kijkt ernaar. ‘Wat zou het kunnen zijn?’

‘Het moet van Rolf zijn,’ raadt Dave. ‘Het gaat vast over wat hij mij gisteravond kwam vertellen.’

Hij scheurt de envelop open. Maar het briefje is niet van Rolf.

Het is van Morgana.

 

Lieve Dave,

Wil je me in De Stormhoek komen opzoeken als je uit school komt? Het is heel belangrijk. Hou het onder ons, goed?

Morgana

 

Marcus heeft over de schouder van Dave mee staan lezen. ‘Wat zou ze willen?’

‘Ik weet het niet.’ Dave kijkt van het briefje op. ‘Niet aan Cecile of aan D.J. vertellen, oké, Marcus? Ze gaan met z’n allen naar Gino na school. Ga met hen mee en zeg dat ik niet kan, dat ik iets anders moet doen.’

‘Zoals?’

‘Het maakt me niet uit. Zeg maar dat ik… dat ik moet nablijven of zoiets.’

‘Nablijven? Waarvoor?’

‘Wees creatief!’ Dave kijkt nog eens naar het briefje. Morgana heeft hem nodig. Onder ons. Dat bevalt hem wel. Hij gelooft bijna niet hoe fijn hij dat vindt.

‘Wat is dat toch met die Morgana?’ vraagt Marcus. ‘Iedere keer dat ze langskomt, zijn jij en D.J. in dromenland.’

‘Dat begrijp jij toch niet, Marcus. Dat is heteroseksueel bepaald. Stel je voor dat ze, ik weet niet, Brad Pitt of zo is.’

‘Het maakt me niet uit wie het zou zijn. Ik zou nooit zo op iemand reageren.’

‘Hoe bedoel je, zo reageren?’ vraagt Dave die zich aangevallen voelt. ‘Ik wil gewoon weten wat er is. Dus wil je me dekken, of hoe zit het?’

Marcus zucht. ‘Ja, ik zal je dekken.’

 

Dave kan het niet helpen dat hij de rest van de dag naar het briefje moet staren.

Onder ons.

Man. Geweldig vindt hij dat.

 

Na zijn laatste les neemt hij een snelle sprint naar de struikjes achter het gymnastieklokaal.

‘Laat het alsjeblieft werken,’ fluistert hij terwijl hij zijn ogen sluit. ‘Alsjeblieft!’

Als hij zijn ogen opent, bevindt hij zich achter De Stormhoek vlak naast de container.

‘Ja!’ schreeuwt hij en hij slaat met zijn hand in de lucht. ‘Ik krijg in de gaten hoe dit werkt!’

De bistro is nagenoeg leeg. In de zomer, is hem verteld, zit het hier van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat vol toeristen. Maar in de koude dagen van eind januari zijn het meestal de lokale vissersmannen die onder de oude netten en zwemvesten die aan het plafond hangen, verhalen uitwisselen over de zee.

‘Hé, Dave,’ roept de serveerster, Andrea, luid. ‘Tijd geleden. Dacht al dat de spoken in het Huis met de Raven je levend gevild hadden.’

‘Nog niet,’ zegt hij en vanbinnen moet hij glimlachen om hoe dicht bij de waarheid Andrea zit. Hij vindt haar aardig: ze is rechtdoorzee, staat met beide benen op de grond en is een paar jaar ouder dan hij. Ze woont al haar hele leven op Misery Point.

‘Ik heb je de allereerste dag al gewaarschuwd dat je moet uitkijken voor de geesten daar,’ zegt Andrea. ‘Dus als er iets gebeurt, zeg dan niet dat je niet gewaarschuwd was.’

‘Nee, dat zal ik zeker niet zeggen.’ Dave kijkt rond. Daar, aan een tafel helemaal achterin, zit Morgana in haar eentje. Dave kijkt weer naar Andrea. ‘Wil je een bord inktvisringetjes en een grote cola naar die tafel daar brengen?’

Ze trekt een wenkbrauw op en grijnst. ‘Ga je nu met oudere dames uit, Dave?’

‘Nee.’ Hij voelt dat hij rood wordt. ‘Ze is de verloofde van Edward Ensuivre. We… praten alleen.’

‘Uh-huh.’ Andrea loopt weg om zijn bestelling in orde te maken.

Dave gaat naar de tafel. Morgana staat op als ze hem ziet, haar ogen vol tranen. ‘O, Dave. Bedankt dat je gekomen bent.’

‘Tuurlijk,’ zegt hij. Ze kust hem snel op zijn wang. Terwijl hij gaat zitten, voelt hij zijn hele lichaam blozen.

‘Ik durfde niet naar je toe te komen in het huis,’ zegt ze en ze neemt weer plaats op haar stoel. ‘Ik hoop dat het niet erg was dat ik een briefje op school heb afgegeven?’

‘Wat is er aan de hand? Is er iets niet in orde?’

Ze slaat haar armen om zichzelf heen. ‘O, Dave. Alles is mis!’

‘Wat bedoel je?’

‘Sinds ik hier ben, is iedereen zo vijandig.’ Ze kijkt hem in zijn ogen. ‘Behalve jij.’

‘Daar komt misschien verandering in. Cecile gaat proberen wat aardiger tegen je te doen. En als Edward nou gewoon wat meer met Alexander optrekt, zou Alexander ook wat opleven. Daar gaat het bij hem om. Hij is bang dat jij zijn vader afpakt.’

Morgana ziet eruit of ze ieder moment in huilen kan uitbarsten. ‘Gisteravond was een keerpunt voor mij. Toen Edward zo ruw met me omging…’ Verder komt ze niet. Ze kijkt weg en probeert zichzelf te kalmeren. Als ze verder gaat, is Dave verrast door de boosheid in haar stem. ‘Ik houd er niet van als ik behandeld word als een stuk eigendom.’

Dave knikt. ‘Dat begrijp ik. Je hebt alle reden om kwaad te zijn. Edward gedroeg zich echt als een schoft.’

Ze houdt haar kin afwerend omhoog. ‘Ik denk erover te vertrekken. Weg uit Misery Point en terug naar huis – heel ver weg van hier.’

Dave kijkt haar gespannen aan. ‘Waar woon je dan, Morgana?’

Ze lijkt hem niet te horen. ‘Ik zou het zelfs aan niemand vertellen. Ik zou gewoon weggaan. Edward zou er gewoon achter komen dat ik er niet meer ben.’

‘Ik begrijp hoe je je voelt, maar…’

‘Maar wat, Dave?’ vraagt ze en ze leunt naar voren. ‘Wil je niet dat ik ga?’

‘Ik?’ stottert hij. ‘Nou, ik weet niet waarom het mij wat aangaat…’

‘Omdat jij, Dave,’ zegt Morgana en haar stem wordt teder, ‘de reden bent waarom ik mezelf er niet toe kan brengen te vertrekken.’

Hij kijkt haar aan, niet in staat iets te zeggen.

‘Ik weet dat het misschien niet hoort,’ zegt ze en ze reikt over de tafel om zijn hand aan te raken, ‘maar ik denk dat ik verliefd op je ben, Dave.’

‘Hier zijn je inktvisringetjes,’ interrumpeert Andrea plotseling en ze zet het bord met de kleine vettige beestjes voor hem neer. ‘Je cola komt eraan.’

‘Um,’ mompelt Dave en schuift het bord zonder op te kijken over de tafel. ‘Wil je er ook een paar?’

Morgana trekt haar hand terug. ‘Ik had het niet moeten zeggen.’

‘Nee,’ zegt Dave. ‘Misschien niet.’

‘Het is belachelijk. Je bent een tiener.’

‘Ja. Een tiener.’

‘En ik ben verloofd met Edward.’

‘Ja. Verloofd met Edward.’

Dave heeft het gevoel dat hij flauw gaat vallen.

‘Maar ik kan er niets aan doen,’ zegt Morgana en ze leunt weer naar voren. ‘Je goedheid, je tederheid. Je bent zo anders dan Edward, zo anders dan alle mannen die ik ooit gekend heb.’

Hij slikt.

‘Dave, zeg eens. Zeg eens hoe je je voelt.’

‘Hier is je cola,’ zegt Andrea en ze zet het drankje tussen hen in. ‘Wilt u iets, mevrouw?’

‘Nee,’ zegt Morgana schor en ze draait haar gezicht af. ‘Dank je.’

Dave zit daar maar. Hij kan zich niet bewegen. Hij mag dan wel een tovenaar van de nobele Orde der Nachtvleugels zijn, maar hij is ook een veertienjarige jongen, die net heeft gehoord dat een beeldschone vrouw van tweeëntwintig verliefd op hem is. Hij kan zowat niet ademhalen.

Hij dwingt zichzelf haar aan te kijken. Haar ogen – zo donker, net als die van hem. Zo mooi. Mooier dan wie dan ook in de wereld. Hij probeert wat te zeggen.

‘Ik…’

‘Ja, Dave?’

‘Ik… h…’

‘Zeg het, Dave.’

Ze pakt zijn hand vast.

‘Ik… houd…’

‘Goedemiddag,’ zegt een stem waar Dave van schrikt. Hij slaat zijn glas om. De cola gaat over de tafel en Morgana wordt nat. Ze gilt.

‘Andrea! Breng een doekje!’

Het is Rolf. Hij kijkt Dave achterdochtig aan.

‘Rolf,’ mompelt Dave. ‘We waren alleen maar…’

Plotseling staat Andrea erbij en haalt het doekje over de tafel. ‘Wil je een nieuwe? Je hoeft hem niet te betalen.’

‘Nee,’ zegt Dave. ‘Het maakt niet uit.’

Rolf gaat aan de tafel naast hen zitten. ‘Je bent gewoonlijk meer op je hoede, Dave,’ zegt de oudere man bijna alsof hij een standje geeft. ‘Ik had wie dan ook kunnen zijn. Of wat dan ook.’

Dave voelt zich gepast bedroefd. Rolf heeft gelijk. Hij was zichzelf even kwijt, verdoofd door wat Morgana zojuist had gezegd. Stel je voor dat er in plaats van Rolf inderdaad een demon naar hem toe was geslopen?

‘Mejuffrouw Green,’ zegt Rolf, die haar eindelijk herkent. ‘Wat een verrassing je weer te zien.’

Ze glimlacht. ‘U ook, meneer Montagne. Het spijt me dat Edward zich gisteravond zo gedroeg. En ik dank u voor uw moed.’

‘Gaat het goed met je?’ vraagt Rolf.

‘Nu wel, dank u.’ Ze glimlacht naar Dave. ‘Mijn jonge vriend hier heeft me heel goed geholpen.’

Jonge vriend? Dave voelt zich verontwaardigd. Een minuut geleden zei ze nog dat ze verliefd op me was.

‘Dave,’ zegt Rolf, ‘misschien moet je even meekomen. Ik betaal de rekening wel en ik breng mejuffrouw Green straks naar haar auto.’

‘Ik ben hier net,’ klaagt Dave. ‘We zitten te praten.’

‘Het maakt niet uit, Dave,’ zegt Morgana. ‘We kunnen later verder praten.’

Met tegenzin staat Dave op. ‘Ik heb nog niet eens wat van mijn inktvisringetjes gehad.’

Rolf staat ook op en slaat een arm om Dave heen. ‘Ga terug naar huis,’ fluistert hij. ‘Gebruik de ring van je vader. Misschien vertelt het je iets interessants over wat ik ontdekt heb. Als het niet lukt, kom me dan morgen even opzoeken.’

‘Waar gaat het over, Rolf? Waarom nam je gisteravond het risico naar het huis te komen?’

‘Het gaat over de gnoom. Iets wat ik ontdekt heb.’

‘Bjorn? Vertel op, Rolf.’

‘Niet nu. De ring van je vader zal je hetzelfde vertellen. Ga, nu.’

Hij haalt zijn arm weg, gaat weer aan tafel zitten en richt zijn aandacht weer op Morgana.

Dave weet niet zeker wat hem kwader maakt: Rolfs weigering hem iets meer te vertellen over Bjorn, of het feit dat hij zich de plaats van Dave in deze donkere hoek van de bistro met Morgana toe eigent.

‘Pakt die gemene oude Rolf Montagne je liefje af?’ vraagt Andrea als hij richting de deur sjokt.

Dave gromt alleen maar.

‘Rolf denkt dat hij een godsgeschenk is.’ Andrea lacht. ‘Maar ze was toch te oud voor je, Dave. Geloof me. Blijf bij Cecile.’

Hij duwt zonder iets te zeggen de deur open en loopt de koude namiddaglucht in. De zon gaat al onder. De lucht is gevlamd van alle kleuren. Een paar kleine sneeuwvlokken dwarrelen om hem heen. Uit zee steekt weer een zoute en bijtende wind op.

Dave probeert zijn verdwijntruc, maar het werkt niet.

Geweldig, denkt hij nors. Nou moet ik helemaal de lange trap in de klip op.

Maar wat erger is dan die steile, kruimelige trap, is natuurlijk de begraafplaats boven op de klip.

De wind slaat in zijn gezicht als hij van de trap in het platgetrapte gras stapt. Hier, op het oude kerkhof waar alle voorouders van de Ensuivres liggen, zag Dave voor het eerst het gezicht van de Waanzinnige. Het beest stond hier, een paar meter bij zijn graf vandaan en de maden vraten zijn gezicht op. Dave rilt bij de herinnering.

Maar er is iets anders wat hem op dit moment meer dwarszit: dat wat Morgana net had gezegd. Zou het waar zijn? Zou ze echt verliefd op hem zijn? Hij is veertien, zij is tweeëntwintig. Hij wil dat het waar is, maar tegelijkertijd bidt hij dat het niet waar is. Alsof zijn leven nog niet gecompliceerd genoeg is. Hij passeert het graf met de gebroken engel, de steen met de naam Dave en de grafkelder waarin de resten van de oprichter van het Huis met de Raven, de grote Horatio Ensuivre, liggen. Het wordt donkerder. Hij versnelt zijn pas en loopt verder over het kerkhof. Hij is ineens bang, maar hij weet niet precies waarom. Op het moment dat hij langs een gekromde grafsteen komt, waarvan de inscriptie door jarenlange zeewind is uitgesleten, schreeuwt er een meeuw boven zijn hoofd. De wind begint te huilen.

Dan komt er een hand uit de bevroren aarde, die hem bij zijn enkel grijpt.

Dave krijst.

De grond onder hem begint te schudden. De hand blijft Dave vasthouden, ook al doet hij zijn uiterste best om los te komen. En algauw komt er een arm omhoog en dan een schouder. Voornamelijk botten met rottende pezen en spieren.

‘Laat me gaan! Ik beveel je! Laat me gaan!’

Maar het lijk laat niet los. Het gaat rechtop zitten en de bevroren aarde breekt als klei van zijn afzichtelijke lichaam. De kaken van het geraamte gaan open en dicht, of het iets wil zeggen; de weke ogen branden in hun kassen terwijl ze Dave aanstaren.

‘Ik ben sterker dan jij!’ schreeuwt Dave, maar hij kan zich nog steeds niet losrukken. Hij struikelt en valt op de grond, oog in oog met de stinkende dode man. Dave schreeuwt het uit van walging en angst.

Overal om hem heen komen handen uit de modder omhoog. Het hele kerkhof komt tot leven! Het lijk naast hem verplaatst zijn benige handen naar Daves hals. Het probeert hem te wurgen. Als Dave naar adem hapt, ziet hij een leger zombies uit de aarde te voorschijn komen en de zombies komen wankelend op hem af.

Hij hoort het onmiskenbare gelach van Isobel de Apostaat.

‘Ik ben voor jou gekomen, Dave Martens! Ik zal zegevieren! Het Huis met de Raven zal van mij zijn!’

Het lijk verstevigt zijn greep om de hals van Dave. Dave valt flauw. Dan is het helemaal donker.

 

Met een schok opent hij zijn ogen. Hij springt op, klaar om te vechten.

Maar er zijn geen ondode lijken meer. De grond om hem heen is onbewogen.

Was het alleen maar een visioen? Weer een waarschuwing?

Hij draait zich in de rondte, om er zeker van te zijn dat er geen zombie ergens in de schaduw op de loer ligt. Hoe lang heeft hij hier gelegen? Hij heeft het koud, merkt hij, koud tot op het bot. Het is pikdonker en het is harder gaan sneeuwen.

Ik moet hier al meer dan een uur zijn, denkt hij terwijl hij de sneeuw van zijn kleren slaat.

Als hij thuiskomt, ziet hij dat het veel langer was dan een uur. De grootvadersklok in de vestibule wijst halftwaalf aan. Iedereen lijkt te slapen.

Ik had daar buiten wel dood kunnen vriezen, denkt Dave en niemand zou het ooit geweten hebben. Het leek niemand iets te kunnen schelen. Een mooie voogd is mevrouw Krandel. Heeft ze überhaupt gevraagd waar hij uithing toen hij niet voor het eten op kwam dagen? Hij heeft de neiging om haar aan te geven wegens verwaarlozing.

Ja, waarvoor? Zodat ze me hier weg zouden kunnen halen en mij ervan weerhouden ooit achter de waarheid te komen over wat ik ben?

Soms denkt hij dat hij die kennis zou willen ruilen voor een doodgewoon, normaal leven. Misschien zou het niet eens zo slecht zijn als hij uit het Huis met de Raven weggehaald werd en bij een normaal gezin in een normaal huis geplaatst zou worden. Maar het probleem met dat hartverwarmende scenario is eenvoudig: Dave zou nooit een normale jongen zijn. Niet zo lang hij deze Krachten heeft. Waar hij ook naartoe zou gaan, zijn verleden zou hem achtervolgen. Toen hij jong was, hadden de demonen zijn kast in Coles Junction per slot van rekening in een Hellegat veranderd. Zou dat geen traktatie zijn voor een nieuw pleeggezin?

Dave weet dat er geen ontkomen aan is. Dit is zijn lot. Zijn vader had hem in ieder geval zoveel verteld. Hij was de enige Nachtvleugel die in staat was de Poort in het Huis met de Raven te verdedigen. En daarom moest hij hier blijven.

Als hij de woonkamer in loopt, staart hij omhoog in de ogen van Horatio Ensuivre. ‘Wat er ook gebeurt, u zou niet willen dat uw familieleden hun Krachten opgaven,’ zegt hij tegen het portret. ‘Ik kan me niet voorstellen dat u er gelukkig mee bent dat het Hellegat onbeveiligd is.’

Het is aan jou, Dave Martens.

Dave weet niet zeker of dat de Stem in zijn hoofd is, of Horatio Ensuivre die op de een of andere manier vanuit het graf met hem praat. Maar hij weet wel dat wat er gezegd wordt, waar is, wie het ook zei. Zeker na dat voorval op het kerkhof is Dave ervan overtuigd dat hem een directe confrontatie met Isobel de Apostaat staat te wachten. Het is alleen een kwestie van tijd.

Hij moet meer over haar te weten zien te komen. Terug in zijn kamer doet hij wat Rolf hem aanraadde: hij probeert zijn vaders ring om te doen. Maar er gebeurt niets. Geen visioenen. Geen woorden. Dave zucht en legt de ring terug in zijn laatje. Hij probeert te slapen, maar dat lukt niet. Allerlei vragen gaan door zijn hoofd: Wanneer zal Isobel toeslaan? Wat wilde Rolf me over Bjorn vertellen? Waren die zombies op het kerkhof echt of een visioen van wat gaat komen?

En natuurlijk: is Morgana echt verliefd op hem?

Hij zit op zijn bed.

‘De boeken in de kelder,’ fluistert hij. Misschien is hem de toegang tot de boeken in de oostelijke vleugel ontzegt, maar toevallig had hij al eens eerder een stapel boeken gevonden – kinderboeken.

Het zijn prentenboeken over de heldendaden van de grote Nachtvleugels uit het verleden. Misschien staat er in een van die boeken een aanwijzing of nuttige informatie over Isobel.

Dave vindt een zaklantaarn in zijn bureaula en hij haast zich de gang in. Zo zacht als hij kan, loopt hij door het donkere huis en gaat naar beneden. Hij laat zijn zaklantaarn uit tot hij de kelderdeur opendoet. Als hij de zaklantaarn aanklikt, baant hij zich een weg door het duister onder hem. Hij slikt, overvallen door een plotselinge vlaag van angst. Zijn hart bonst in zijn oren.

Stop, zegt hij boos tegen zichzelf. Je angst maakt je zwak. Je bent alleen sterker als je niet bang bent.

Hij gaat de eerst paar treden af, de kelder in. Het is koud en vochtig hier beneden. Hij komt neer op de gebroken stenen vloer en laat zijn licht over de rotzooi gaan die overal opgestapeld staat. Lege dozen en kratten, oude afgesloten koffers met stickers erop van andere landen. Een paspop en een ouderwetse naaimachine. En overal stof en spinnenwebben.

Tegen de achterste muur liggen de boeken hoog opgestapeld. Net als de vorige keer gaan de haartjes op zijn armen rechtop staan, aangetrokken door de boeken als door elektriciteit. Hij gaat op de koude, vochtige vloer zitten, pakt het eerste boek van de stapel en leest bij het licht van de zaklantaarn. De Avonturen van Sargon de Groote. ‘Er was eens,’ leest Dave, ‘heel lang geleden, in het land van vergeten dagen, een tovenaar die Sargon heette.’

Nu hij de echte Sargon gezien heeft, vindt Dave dat de grove illustratie helemaal niet lijkt op de grote tovenaar. Hij bladert verder en kijkt naar het gevecht van Sargon met de tweekoppige draak. Toen hij het boek voor het eerst zag, had Dave aangenomen dat het beest een of ander sprookjeskarakter was. Nu weet hij dat het een demon uit het Hellegat is.

Hij legt het boek neer. Hij zoekt een boek dat over de tijd van Isobel gaat. Hij pakt een ander boek van de stapel en staart naar de titel. De mystieke reis van Diana. Dit boek gaat over een avontuur in de ruimte, met Diana die in een baan om de aarde leeft en praat. Dave heeft geen idee over welk jaar dit gaat. Andere boeken hebben jaartallen, maar Brutus en de zeemonsters speelt veel eerder in de Britse geschiedenis dan de tijd van Isobel en de Avonturen van Wilhelm in Oud-Holland speelt in een heel ander land. Dave heeft hoopvolle verwachtingen van het boek Vortigar en de Ridders van Engeland, maar er worden geen Afvalligen vermeld.

Hij herinnert zich eraan dat dit kinderboeken zijn. Verhalen voor jonge Nachtvleugels in opleiding. De auteurs zouden hun geen informatie willen geven over Nachtvleugels die het verkeerde pad insloegen.

Toch bekijkt hij er nog een paar in de hoop dat hij een aanwijzing vindt over Isobel en haar tijdperk.

De magische spreuken van Tristan. Don Carlos en het Spaanse goud. Het geheim van Philip van Troye. Abigail Appel en het monster van Loch Ness.

‘Gaaf,’ zegt hij tegen zichzelf als hij het verhaal leest over een geschifte Schotse Nachtvleugel die een demon uit het Hellegat temt en er een huisdier van maakt. ‘Dus daar komt het monster van Loch Ness vandaan.’

Hij trekt een ander boek uit de stapel en geniet van de kleine fabels. Voor dit moment vergeet hij even zijn jacht op Isobel. De schat van Childebert, leest hij en hij gaat er voor zitten.

Maar dan hoort hij een geluid.

Eerst laag en gelijkmatig. Dan wordt het steeds harder.

Het gehuil.

En weer treft het Dave als het meest smartelijke geluid van verdriet dat hij van zijn leven gehoord heeft. Verschrikkelijk, vreselijk lijdend gehuil – en het komt van ergens in de kelder.

Het is hetzelfde geluid als ik ooit in de toren hoorde, denkt Dave. Dan moet Bjorn die persoon, wie het ook was, hiernaartoe gebracht hebben.

Een vrouw – zoveel is zeker. Zou het Isobel zijn?

‘O o o o,’ snikt de stem.

Het geluid echoot door het duister. Dave staat op en schijnt met zijn zaklantaarn van de ene hoek naar de andere, op zoek naar waar het geluid vandaan komt. Maar hij ziet er alleen maar dozen.

‘Oooooooooo,’ huilt de stem, die een nieuw climax van smart bereikt. Dave volgt het geluid en loopt door een gang die eindigt bij een gescheurde gipsen muur.

Er is geen twijfel mogelijk: het gehuil komt van achter deze muur.

‘Wie is daar?’ vraagt Dave.

Het huilen stopt.

‘Wie ben je?’ vraagt hij. ‘Waarom huil je?’

Eerst is het stil, maar dan antwoordt de stem door de muur.

‘Ik ken jou,’ zegt de stem. ‘Eindelijk ben je gekomen!’

Dave zegt niets, hij staart naar de muur.

‘Dave! Jij bent het!’ De stem is dolblij. ‘Je hebt me gevonden!’