DE TORENKAMER
Iets leerachtigs gaat rakelings langs zijn gezicht. Dave duwt het weg en probeert zich te oriënteren.
Beneden begint iets vorm aan te nemen. En hij hoort geluiden. Stemmen. Het is een menigte. Hij is niet langer in het huis, maar ergens buiten. Hij daalt een trap van een gebouw af die uitkomt op een plein. Honderden mensen verzamelen zich. Mensen gekleed in vreemde kleren.
‘Verbrand de heks!’ schreeuwen ze. ‘Verbrand de Afvallige!’
Daves bloed stolt van angst.
Afvallige – zo noemden ze Antoine Ensuivre, de Waanzinnige. Hij was een Afvallige Nachtvleugel, gemeden door zijn broeders vanwege zijn kwaadaardigheid. Zou hij hier in het Hellegat wachten op Dave?
Dave wil absoluut niet nog eens tegen Antoine Ensuivre aanlopen. De Waanzinnige zou er alles aan doen om ervoor te zorgen dat Dave nooit meer uit het Hellegat kwam.
‘Kom,’ zegt ineens een man tegen hem en hij steekt een knoestige oude hand naar Dave uit om hem van de trap af te leiden. Het is een lange man en zijn hoofd is bedekt met een kap. Hij draagt een lange bruine toga. Afgezien van zijn lange witte baard, ziet hij eruit als een monnik.
Als ik deze trap verlaat, zit ik hier vast, zegt Dave tegen zichzelf. Hij weet niet zeker of het de Stem is die hem dit vertelt, of dat het gewoon zijn eigen intuïtie is.
‘Kom, jongen.’ De man met de kap spoort hem weer aan, terwijl hij zijn lange benige vinger kromt. ‘Kom met me mee.’
‘Nee!’ schreeuwt Dave.
Hij draait zich op de trap om en probeert naar boven te klimmen, maar het is ongelooflijk moeilijk. Bij iedere stap trotseert hij de sterkste zwaartekracht die hij ooit heeft gevoeld. Het lijkt op zwemmen tegen de stroom in, maar dan honderd keer vermoeiender. Dave grijpt zijn dijbeen vast en tilt zijn been naar de volgende trede en dan nog een trede.
Achter hem verdwijnen de geluiden van de menigte. Hij is terug op de donkere trap en ziet de deur naar Bjorns kamer.
Hij valt ertegenaan. De deur gaat open. Hij is inderdaad terug in het Huis met de Raven, helemaal buiten adem.
‘Zo, daar ben je,’ zegt Cecile, die de hoek om komt. ‘Wat deed je in Bjorns badkamer?’
Hij lacht ondeugend en een beetje sarcasme kan hij niet laten: ‘Als je moet gaan, moet je gaan.’
Ze kijkt hem aan. ‘Dave, je ziet zo bleek als een doek.’
‘Dat was een Hellegat, Cecile!’ Dave draait zich om en wijst naar de deur van de badkamer, die er nu weer gewoon uitziet. ‘Bjorn heeft me erin geluisd, het was een Hellegat.’
‘Weet je het zeker, Dave? Ik dacht dat de enige weg naar het Hellegat door die afgesloten deur in de oostelijk vleugel was?’
Dave fronst zijn voorhoofd. Dat had hij ook gedacht, maar nu weet hij het niet zo zeker meer. ‘Misschien hebben gnooms de een of andere toverkunst. Misschien kunnen ze…’
‘Sst, mijn moeder komt eraan.’
Mevrouw Krandel verschijnt in de deuropening. ‘Wat doen jullie hier?’
‘Ik was Bjorn aan het helpen, zoals u gevraagd had,’ zegt Dave.
Haar ogen taxeren de kamer en rusten dan op de deur van de badkamer. ‘En? Heb je hem kunnen helpen?’
‘Ja.’
Ze kijkt Dave scherp aan. ‘Waarom ben je dan nog steeds hier?’
Dave glimlacht een beetje naar haar. ‘Ik heb alleen maar even de badkamer schoongemaakt.’
Mevrouw Krandel kijkt hem koel aan. ‘Uit de kamer. Allebei.’
Ze draait zich snel om. Het ruizen van haar satijnen japon klinkt door de gang.
‘Ze wéét het,’ zegt Dave. ‘Ze heeft me met een bepaalde reden hiernaartoe gestuurd. Ze wilde dat ik het Hellegat in ging. Zij en Bjorn hebben het gepland!’
‘Dave! Mijn moeder mag misschien vreemd zijn, maar ze zou je nooit kwaad doen!’
Dave zegt niets. In stilte loopt hij Cecile achterna.
De rest van de dag denkt hij erover na. Over hoe mevrouw Krandel erop hamerde dat hij Bjorn moest helpen. Hij wacht op je, had ze gezegd, vlak voordat ze Cecile naar boven stuurde.
Ik weet te veel, zegt Dave tegen zichzelf. Daarom wil ze me kwijt. Al vanaf het moment dat mijn vader me hiernaartoe stuurde, probeerde ze mijn Nachtvleugelverleden geheim te houden. Maar nu ik het ontdekt heb, ben ik een gevaar voor haar. Ze weet dat ik de Krachten heb die haar en haar familie juist willen ontkennen. Iedere dag kijkt ze uit het raam en ziet ze dat de raven – de tekens van de tovenarij van Horatio Ensuivre – vanwege mij zijn teruggekomen!
Plotseling lijkt het zo klaar als een klontje.
Mevrouw Krandel is bang dat de Waanzinnige door mijn Krachten terugkomt.
Dave weet dat dat altijd haar grootste angst is geweest. De Waanzinnige vermoordde haar vader, maakte haar moeder gek en ontvoerde de kleine Frankie van Houten naar het Hellegat. Ze is doodsbang dat de Waanzinnige terugkomt voor haar en haar familie. En de laatste keer met Alexander was het hem ook bijna gelukt.
Dus zal ze me opofferen als het nodig is, denkt Dave.
Er was een moment dat hij dacht dat mevrouw Krandel misschien wel zijn moeder was. Als hij daaraan denkt, lacht hij verbitterd. Toen leek het logisch: zij heeft Nachtvleugelbloed en zijn vader had hem hiernaartoe gestuurd. Hij maakte zich toen zorgen omdat Cecile dan zijn zuster zou zijn – een walgelijke gedachte, want hij was verliefd op haar geworden – maar het hele idee dat zij zijn moeder zou zijn, komt hem de laatste tijd steeds meer absurd voor, zeker na dit voorval. Welke moeder zou haar zoon naar een Hellegat sturen?
In de weken na Daves overwinning op Antoine Ensuivre, had hij zich in zekere zin veilig gevoeld in het Huis met de Raven. Hij begon zich zelfs voor het eerst sinds zijn vader overleden was een beetje thuis te voelen. Hier had hij Cecile, Rolf en de goede vrienden die hij op school had leren kennen: D.J., Anna, Marcus. En Dave en Alexander waren ook echte maatjes geworden, ondanks hun vijandigheid in het begin. Dave begon het gevoel te krijgen dat hij een familie had. Na al de verschrikkingen van de eerste weken op het landgoed had hij zich uiteindelijk een beetje veilig gevoeld.
Maar nu niet meer. Met de gnoom in huis en het mogelijke verraad van mevrouw Krandel, besluit Dave dat het beter is als hij altijd op zijn hoede is.
Na de sneeuwstorm ligt er ruim een halve meter sneeuw, maar tegen de volgende ochtend zijn alle wegen gepekeld.
‘Het is ook altijd hetzelfde,’ zegt Cecile. ‘Een fikse sneeuwstorm in het weekend maar tegen de tijd dat het maandag is, is alles weer schoon. Geen dag vrij van school.’
D.J. haalt hen op met zijn oude rode Camaro, die Vlo heet. Hij zit een klas hoger dan Dave en Cecile, daarom heeft hij een rijbewijs. De meeste mensen zien D.J. als een soort rebel, met zijn zwarte kleren en zijn piercings; een door zijn neus en een in zijn kin.
‘Hé, van wie is die oude Caddilac?’ vraagt hij als hij Bjorns auto ziet, die nu veilig voor de garage geparkeerd staat.
‘Van onze nieuwe huismeester,’ antwoordt Cecile, die achterin stapt. Dave gaat voorin zitten. ‘Hij is een dwerg.’
‘Gnoom,’ verbetert Dave. ‘En hij is zeshonderdtweeënzestig jaar oud.’
‘Ga weg,’ zegt D.J.
‘Dat zegt hij zelf. Hij heeft zijn jeugd in een mijn doorgebracht. Hij heeft lange nagels die zo hard zijn als steen. Volgens mij gebruikte hij ze om diamanten op te graven, of zo.’
D.J. schudt zijn hoofd. ‘De mafketels blijven maar op het landgoed komen, hè maatje?’
Dave lacht. Zijn vrienden hebben de gruwelen van de afgelopen maanden meegemaakt. Vol afgrijzen hadden ze toegekeken toen Dave zich in het Hellegat stortte om Alexander te redden. Hij weet dat hij ze kan vertrouwen. En nu hij met zijn vrienden is, kan Dave zich ontspannen. Hij geniet van deze veiligheid, een gevoel dat hij in het huis niet meer heeft.
Op school staan Anna en Marcus hen op te wachten. Marcus is, zoals gewoonlijk, keurig gekleed met een overhemd die glad in zijn kakikleurige uniform zit gestopt. Anna heeft een kort rokje aan en dat op zo’n koude dag. Haar rode laarzen van vinyl reiken tot aan haar knie. Hoewel zij en Cecile een constante competitie met elkaar hebben, zijn het heel goede vriendinnen en elkaars vertrouweling. De meeste scholieren vinden de vier buitenbeentjes: D.J. omdat hij met zijn kleding anderen wil choqueren en omdat hij naar rock-’n-roll uit de jaren dertig luistert; Marcus omdat hij de enige homofiele jongen is op school die er openlijk voor uit komt; Anna omdat ze weigert om te gaan met de cheerleaders, hoewel ze zelf ook cheerleader is; en Cecile omdat ze in het Huis met de Raven woont, waarvan iedereen de legendes kent.
Dave, daarentegen, is een beetje een raadsel. Hij zou met wie dan ook kunnen optrekken, zeker nadat een tiental getuigen hem een paar maanden geleden met één hand een demon in elkaar zagen slaan in de pizzeria van Gino. Natuurlijk wist alleen Dave dat het een demon was: de rest dacht dat het gewoon de een of andere nozem uit het volgende dorp was die ruzie zocht. Een groep rugbyspelers waren van hun tafel opgesprongen en hadden Dave openlijk op zijn rug geklopt. Zelfs de ouderejaars begroetten Dave de dagen daarna. Maar Dave, die tegen iedereen vriendelijk was, bleef trouw aan Cecile, D.J., Marcus en Anna. Nu bekijken de meeste scholieren hem een beetje wantrouwend omdat ze hem niet goed kunnen plaatsen.
De vijf vrienden vormen een vreemde groep, dat is zeker. Maar ze zijn heel erg trouw aan elkaar geworden sinds ze de ellende met de Waanzinnige doorstaan hebben. Tijdens een gevecht met de demonen uit het Hellegat was Dave zelfs in staat zijn Krachten met zijn vrienden te delen – en heel even hadden ze allemaal de Kracht van de Nachtvleugelen. Dave zal nooit vergeten hoe fantastisch Cecile een demon tegen zijn achterwerk schopte. Alsof ze ervoor gemaakt was. Dat is ze eigenlijk ook; het zit in haar bloed, net als bij Dave.
‘Wat denk je dat mij is overkomen?’ Dave fluistert tegen de groep, die zich voor de les begint bij zijn kluisje verzameld heeft. ‘Ik kwam gisteravond in een Hellegat terecht.’
‘O mijn god!’ gilt Anna. ‘Je moet weg daar, Dave. Kom bij mij logeren. Mijn ouders vinden het niet erg.’
‘Hou je handen thuis, Anna,’ komt Cecile tussenbeide. ‘Dave gaat helemaal nergens heen, hij kan op zichzelf letten.’
D.J. krabt op zijn hoofd. ‘Ik dacht dat je de laatste keer je lesje wel geleerd had, maatje. Waarom ben je weer in een van die dingen gegaan?’
‘De nieuwe huismeester heeft me erin geluisd,’ zegt Dave. ‘Hij zei dat het een weg naar de toren was.’
‘Weet je het zeker?’ vraagt Marcus. ‘Ik dacht dat de enige weg in het huis naar het Hellegat in de oostelijke vleugel was.’
Dave haalt zijn schouders op. ‘Dat dacht ik ook.’
Hij kijkt Marcus aan. En weer ziet hij een rood pentagram over het gezicht van zijn vriend glijden, maar de volgende seconde is het weer verdwenen. Toen hij Marcus ontmoette, zag hij het pentagram voor het eerst op zijn gezicht, maar hij weet nog steeds niet wat het betekent. Marcus loopt misschien gevaar, daar maakt hij zich ongerust over. Hij moet er met Marcus over praten als ze alleen zijn.
‘Ik moet naar Rolf Montagne, na school,’ zegt Dave. ‘Ik moet een paar boeken over de Nachtvleugel doorlezen. Wil jij me afzetten, D.J.?’
De zoemer voor het eerste uur gaat.
‘Natuurlijk,’ zegt D.J. en hij salueert even terwijl hij naar de hal slentert.
Dave kijkt Marcus na die om de hoek verdwijnt en sjokt dan naar het geschiedenislokaal.
‘Dave Martens,’ zegt meneer Weatherby. ‘Misschien kun jij mij vertellen waarom Hendrik VIII tijdens de eerste jaren dat hij koning was, zo onzeker op zijn troon zat.’
O, geweldig. Natuurlijk moet hij mij hebben, denkt Dave. Na alles wat er gebeurd was gisteravond had Dave maar heel even naar zijn leesopdracht gekeken.
‘Nou, eh, omdat zijn vader, eh, zich de troon had toegeëigend,’ stamelt hij.
‘Ja, ga verder.’
‘En er waren… andere mannen die meer koninklijk bloed hadden dan Hendrik.’
‘Precies.’
Dave slaakt een zucht van verlichting.
‘En daarom,’ legt meneer Weatherby aan de klas uit, ‘wilde Hendrik zo vreselijk graag een zoon en erfgenaam, om de continuïteit van zijn koninkrijk veilig te stellen. In de eerste jaren dat hij regeerde waren er veel mensen die zeiden dat ze meer recht hadden op de troon. Maar de koning…’
Meneer Wheatherby dreunt door. Dave vindt geschiedenis leuk en zeker de Engelse geschiedenis, met zijn ridders en koningen en kastelen en Keltische hogepriesters. Hij vermoedt dat zijn interesse op dit gebied te maken zou kunnen hebben met zijn Nachtvleugelerfgoed. Maar vandaag wordt zijn aandacht helemaal in beslag genomen door de dingen waarover hij met Rolf moet praten. Dave is heel erg blij met Rolf. Rolf is zijn enige hoop om zijn Krachten en Hellegaten te leren begrijpen.
Maar zelfs Rolf kan niet méér doen dan dat. Rolf Montagnes vader was een Wachter, getraind in de bijzondere vaardigheden van lesgeven en het beschermen van de Nachtvleugeltovenaars. Het lag in Rolfs lijn om zelf Wachter te worden, maar zijn vader, het zoveelste slachtoffer van de Waanzinnige, was vermoord toen Rolf nog maar een kleine jongen was. Je zou denken dat dat genoeg zou zijn geweest voor een stevige band tussen Rolf en de Ensuivres. Maar in plaats daarvan was Edward Ensuivre jaloers op de voorkeur die zijn vader had voor de sterkere, snelle Rolf. En Amanda Ensuivre was, voor ze met meneer Krandel trouwde, verliefd op de jonge Rolf, totdat ze hem met een ander meisje betrapte, waarover ze woedend was. Dave was erachter gekomen dat ze zó verbitterd was, dat ze de politie verteld had dat Rolf dronken achter het stuur zat toen zijn auto over de klip in zee stortte, een aantal jaar geleden. Rolf overleefde het, maar twee anderen, onder wie het dienstmeisje met wie hij iets had, waren verdwenen. Vanwege het verhaal van Amanda moest Rolf vijf jaar zitten wegens doodslag.
Rolf wil nu nog maar één ding: wraak nemen op de familie Ensuivre. Als mevrouw Krandel wist dat Dave zo veel tijd met hem had doorgebracht, zou ze woedend worden.
Misschien probeerde ze me daarom in de val te laten lopen, denkt Dave. Misschien weet ze dat ik het huis uitglipte om naar Rolf te gaan…
Ongeacht zijn verleden – doodslag, gevangenis – in Daves ogen is Rolf een held. Dave gelooft echt dat Rolf die nacht niet achter het stuur zat. Het enige probleem is dat Rolf dat niet met zekerheid kan zeggen, want hij was wel dronken. Hij zegt dat hij achtervolgd wordt door de dood van de twee mensen in zijn auto. Zij waren allebei bediendes op het landgoed, een jongen en een meisje. Het meisje, Clarissa, heeft een grafsteen op het kerkhof aan de kant van de klip. Iemand gaf kennelijk zoveel om haar dat die een monument voor haar oprichtte. Haar lichaam was met de zee weggespoeld en nooit meer gevonden. Rolf zegt dat hij haar graf bezoekt, verscheurd door schuldgevoel over het gebeuren en haar dood. Er was een moment waarop Dave dacht dat Clarissa misschien iets met de Waanzinnige te maken had: hij had kunnen zweren dat hij de geest van Emily Ensuivre, de vrouw van de Waanzinnige, had zien huilen bij Clarissa’s graf. Maar volgens Rolf was Clarissa alleen maar een dienstbode, die pas werd geboren toen Antoine allang dood was. Dus Dave had zijn theorie – voor dit moment – opzij gelegd.
De rest van de geschiedenis van de familie Ensuivre is al net zo verontrustend en Dave vraagt zich af in hoeverre het te maken heeft met zijn eigen afkomst. Amanda Ensuivre trouwde vervolgens een man van wie ze niet hield en die haar kort na de geboorte van Cecile verliet.
Dave denkt dat dat nog een reden is waarom zij zijn moeder niet kan zijn. Hij en Cecile zijn allebei veertien en er zit gewoon niet genoeg tijd tussen hun verjaardagen. Tenzij zijn vader hem altijd de verkeerde dag had voorgehouden, natuurlijk. Per slot van rekening was er geen geboorteakte. Dave huivert. Iedere keer dat hij over zijn echte ouders nadenkt, raakt hij in de war en het maakt hem van streek. Mevrouw Krandel kan het niet zijn; dat kan gewoon niet! Hij vindt Cecile veel te leuk. Als hij erachter zou komen dat Cecile zijn zuster is, zou hij zich geen raad weten. Hij troost zichzelf met de gedachte dat ze helemaal niet op elkaar lijken. Zowel Cecile als haar moeder heeft een blanke huid en Cecile heeft glanzend rood haar. Dave is donker, bijna geelbruin, met diepbruine ogen en bijna zwart haar. Het is Rolf niet gelukt het mysterie van Daves ouders op te lossen, maar hij heeft wel de bibliotheek van zijn vader vol boeken en kristallen. Daardoor kon Dave de stukjes van zijn Nachtvleugelerfgoed in elkaar passen. Daves vader – zijn stiefvader – woonde vroeger, voor Dave geboren werd, op het terrein van het Huis met de Raven. Rolf kende dus Daves vader en hij hield van hem. Dat feit – zelfs meer dan de boeken en de kristallen – maakt dat Dave zich extra verbonden voelt met Rolf.
‘Ik weet dat mijn wortels hier liggen,’ zegt Dave als de laatste schoolbel is gegaan. De vijf vrienden gaan naar D.J.’s auto. ‘Ik weet het gewoon.’
‘Nou, op het kerkhof heb je die obelisk met de naam Dave erop,’ zegt Cecile terwijl ze achterin stapt.
‘Ja, op het gemeentehuis moet toch een document zijn van wie daar begraven ligt,’ zegt Marcus, die tussen Cecile en Anna in is gaan zitten.
‘We hebben gezocht,’ zegt Dave die voorin naast D.J. gaat zitten en het portier dichttrekt. ‘De enige Dave in het bevolkingsregister van Misery Point was een vrouw met de achternaam Dave en die was allang dood toen ik werd geboren. Dus zij kan mijn moeder niet zijn.’
‘Weet je, vriend, volgens mij ben jij gewoon uit de lucht komen vallen,’ zegt D.J. Hij start de auto en rijdt met piepende banden het parkeerterrein af.
‘Hé, ik weet wat,’ zegt Anna.
‘Het zal mij benieuwen,’ zegt Cecile.
Anna negeert haar. ‘Misschien krijgen de Nachtvleugels geen baby’s zoals gewone mensen. Misschien komen de baby’s uit eieren of zoiets.’
Cecile fronst haar voorhoofd. ‘Anna, jij hebt absoluut de verkeerde genen. In plaats van bruin zou je blond haar moeten hebben.’
‘Hé,’ zegt Anna pruilend. ‘Zo’n rare gedachte is het niet. Moet je kijken naar de raven die die Nachtvleugels altijd om zich heen hebben. Die komen ook uit eieren.’
‘Nou, ik ben ook een Nachtvleugel,’ zegt Cecile. ‘Dat lijkt iedereen te vergeten. Ik ben net zo veel Nachtvleugel als Dave. En ik ben zeker niet uit een ei gekomen.’
‘Maar jij bent opgelicht met dat Krachtgedoe, Ces,’ zegt D.J. ‘Met jouw moeder en oom die afstand hebben gedaan van hun erfgoed en alles.’
Ze snuift alleen maar. ‘Misschien krijg ik op een dag mijn Krachten terug. Uiteindelijk is dat mijn geboorterecht.’
‘Zie het maar als een zegening, Cecile,’ zegt Dave serieus. ‘Jij bent tenminste niet opgegroeid met echte monsters in je kast.’
Ze hebben het even over andere dingen: over Jessica Milardo die haar verkering gaat uitmaken en over de T-shirts met gespikkelde vlekken die meneer Wheaterby altijd draagt. ‘Dat is zo smerig,’ klaagt Anna. ‘Het ziet eruit als een paddestoel of zoiets.’
Dave lacht. Hij kijkt uit het raam, terwijl ze richting Misery Point rijden. De tijd komt snel dat je de belofte van je erfgoed zal moeten waarmaken, zegt de Stem in Daves hoofd weer. Ze zijn bij de Rozentuin aangekomen, het restaurant van Rolf, boven op de rotsige punt. Het is een populaire tent. Er komen zelfs gasten helemaal uit New York en Boston. De restaurants van de Ensuivres hebben het daardoor niet gemakkelijk en dat was precies het plan dat Rolf Montagne had toen hij na vijf jaar cel terugkwam in Misery Point. De Rozentuin is een van de weinige gelegenheden die het hele jaar open zijn; de meeste andere restaurants zijn in de winter gesloten. In mei zijn er veel toeristen. Nu zijn de met witte spaanplaat betimmerde gebouwen, die de heftige Atlantische wind en ijs trotseren, grotendeels verlaten.
‘Bedankt voor de rit,’ zegt Dave als hij uitstapt.
‘Marcheer, spokenjager,’ zegt D.J.
Dave tuurt naar Cecile op de achterbank. ‘Als je moeder iets vraagt, zeg dan dat ik op school ben gebleven voor extra wiskundeles en dat ik van iemand anders een lift krijg.’
Ze knikt.
‘En Marcus,’ zegt Dave verder, denkend aan het pentagram, ‘bel me straks even op, goed?’
‘Waarover?’
‘Bel me nou maar.’
‘En ik?’ vraagt Anna, die op een belachelijke manier met haar wimpers knippert. Dave weet dat Anna verliefd op hem is; ze schijnt niet te willen accepteren dat Cecile en hij iets met elkaar hebben. ‘Ja, natuurlijk,’ zegt hij zijn schouders ophalend. ‘Jij mag me ook bellen als je dat wilt.’
‘Maar niet als ik de telefoon opneem,’ zegt Cecile en ze geeft Anna een por in haar ribben.
‘Au!’
Ze lachen. Dave kijkt de Camaro na terwijl die wegscheurt. Hij weet dat zijn vrienden teruggaan naar Gino’s om pizza’s te eten. Ze brengen de dag net zo door als andere groepen jongeren. Voor de zoveelste keer stoort Dave zich eraan dat hij met dit lot zit opgescheept en voor de zoveelste keer wenst hij dat hij een doodgewone jongen was. Niet dat hij niet geboeid wordt door zijn Nachtvleugelafkomst of dat hij op bepaalde momenten zijn Krachten niet gaaf vindt. Maar hij heeft er genoeg van in angst en onzekerheid te moeten leven. Hij wilde dat hij gewone dingen kon doen, zoals zich aansluiten bij het basketbalteam van school. Maar omdat hij pas in oktober op school kwam, was het te laat om mee te doen met de terreinwedstrijden van het team. Dit voorjaar wil hij solliciteren bij het juniorenteam honkbal. En misschien kan hij meedoen met het toneelstuk van school. Maar hij betwijfelt of hij ooit tijd heeft om die dingen te doen. In plaats daarvan moet hij naar Rolf en zich door oude teksten heen worstelen en magische kristallen in zijn handen houden, terwijl zijn vrienden rondhangen en pizza’s kunnen eten. Hij wordt begroet door Roxanne, Rolfs vriendin. ‘Zo, goedemiddag, Dave Martens,’ zegt ze en ze bekijkt hem met haar vreemde gouden ogen. Ze is buitengewoon mooi, lang met een diepbruine huid en een soort Jamaicaans accent. ‘Ik dacht al dat we je vandaag zouden zien.’
‘Je lijkt altijd te weten wanneer ik kom, Roxanne.’
‘Je hebt honger. Ik zal de kok zeggen dat hij even wat te eten voor je in elkaar flanst.’
Ze heeft gelijk: hij heeft honger. Ze moet helderziend zijn – extra sensorische perceptie, of hoe ze het ook noemen. Volgens Rolf is Roxanne heel erg wijs. Een ‘intuïtieve’ noemde hij haar.
‘Rolf is in zijn kantoor,’ zegt Roxanne. ‘Loop maar verder.’
Er zijn maar een paar gasten in het restaurant, mensen van buiten de stad die de besneeuwde klippen getrotseerd hebben. Waarschijnlijk komen ze uit Newport. Dave loopt langs hen heen naar het kantoor van Rolf. Hij hoopt dat ze naar Rolfs huis kunnen, waar de boeken en kristallen liggen. En in ieder geval dat Rolf tijd heeft om naar zijn verhaal te luisteren.
Hij klopt zachtjes op de deur. ‘Binnen,’ roept Rolf. Door de klank van zijn diepe, volle stem ebt Daves bezorgdheid over de vorige dag meteen weg.
‘Dave!’ Rolf begroet hem warm. ‘Ben je er alweer? Problemen?’
‘Misschien,’ zegt Dave.
De man komt achter zijn bureau vandaan en gebaart Dave in een luie stoel aan de zijkant te gaan zitten. Rolf is een grote, donkere man met doordringende, diepliggende, groene ogen. Hij is halverwege de dertig en heeft de zwierige gang van iemand die zijn rijkdom helemaal zelf en met veel pijn en moeite bij elkaar gesprokkeld heeft. De vijf jaar in de gevangenis hadden hem niet kapotgemaakt; die jaren hadden zijn voornemen om zo succesvol te worden als hij kon, zodra hij vrijkwam, alleen maar sterker gemaakt. Maar hoe hij zo rijk was geworden, is een beetje een raadsel; hij onderhield Dave en zijn vrienden met verhalen over oliedeals in Saoedi-Arabië, over verstopte juwelen in de piramides van Egypte en vreemde connecties in China en Japan. Maar het enige wat belangrijk is, is dat Rolf nu hier is en dat hij de enige is die Dave kan helpen antwoorden te vinden.
‘Vertel me wat er gebeurd is,’ zegt Rolf, die tegenover Dave zit.
‘Er is een nieuwe huismeester op het landgoed.’ Hij wacht even. ‘Een gnoom.’
‘Een gnoom? Wat is een gnoom?’
‘Ik hoopte dat jij dat zou weten.’
Rolf schudt zijn hoofd. ‘Misschien staat het in een van mijn vaders boeken, maar die liggen thuis.’
‘Nou, het is in ieder geval een kleine man en hij verleidde me een Hellegat in te gaan.’
‘Wat?’
‘Ik probeerde informatie van hem te krijgen. Hij weet alles over Horatio Ensuivre en de geschiedenis van de tovenarij van de Ensuivres. Toen ik over de toren begon, zei hij dat ik via zijn badkamer daar naartoe kon.’
Rolf trekt een gezicht. ‘Via zijn badkamer?’
‘Ik weet dat het vreemd klinkt. Luister gewoon even, goed? Dus ik opende de deur van zijn badkamer en er was een trap naar beneden. Ik zag en hoorde en voelde de demonen, Rolf. De hitte. De hitte was intens.’
Rolf staat op. ‘Dave, er is maar één weg naar het Hellegat van het Huis met de Raven en dat is door de Poort van de oostelijke vleugel. Dat weet ik zeker. En toen jij uit de Poort kwam, nadat je Alexander had gered, heb je de Poort met je eigen Krachten verzegeld.’
‘Wat was die trap dan, waar ik van af ben gegaan? Ik zag dingen, Rolf…’
Rolf kijkt hem aan. ‘Wat voor dingen?’
‘Er waren mensen bijeengekomen die riepen om de verbranding van de Afvallige.’ Dave vindt Rolfs starende blik veelbetekenend. ‘Zo noemden ze Antoine Ensuivre, weet je nog? De Afvallige. De ketter, de afvallige tovenaar. Er was een man die me van de trap af het publiek in wilde leiden.’
Rolf schudt zijn hoofd. ‘Dat was geen Hellegat. Maar als het is wat ik denk…’
‘Wat Rolf? Wat denk je?’
‘Ik heb de boeken van mijn vader nodig.’
‘Laten we dan gaan, Rolf. Laten we naar jouw huis gaan.’
De oudere man zucht. ‘Mijn auto staat in de garage. Dat duurt nog wel een uur, of zo.’
Dave weet dat het veel te lang zou duren als ze zouden liften naar Rolfs huis, dat ver weg op de steile rotswand van een van de steilste klippen van Misery Point staat.
‘Ik zou mijn truc kunnen proberen,’ biedt Dave aan. ‘Maar het werkt niet altijd.’
‘Misschien deze keer wel,’ zegt Rolf, ‘want nu zou je hem gebruiken om kennis te zoeken. Maar of je mij kunt meenemen, weet ik niet.’
‘Wil je het proberen?’ vraagt Dave.
Rolf knikt. Hij buigt voorover en grijpt Daves handen.
De jongen sluit zijn ogen en denkt aan Rolfs studeerkamertje, dat drie muren van glas heeft met uitzicht op de zee met schuimkoppen. De vierde muur is vanaf de grond tot aan het plafond bedekt met boeken. Wetenschappelijke boeken. Boeken over de geschiedenis van de Nachtvleugels. En als hij zijn ogen opent, is hij er en Rolf is er ook.
‘Dit is zo gaaf,’ zegt Dave.
‘Ja,’ zegt Rolf een beetje lachend, ‘dat is het zeker.’
Hij loopt naar zijn boekenplanken en laat zijn hand langs de ruggen van de boeken gaan. Tussen de boeken in gepropt, staan de schedels waarin ergens de oeroude kennis ligt opgeslagen. De zwarte oogkassen staren Dave aan.
‘Hier,’ zegt Rolf en trekt een boek naar beneden. ‘Een encyclopedie over tovenarij, geschreven rond de eerste eeuwwisseling door de Nachtvleugel Johann de Wijze uit Holland. Het blijft het standaardwerk.’
Hij blaast het stof van het boek en bladert het door.
‘Wat zoek je?’ vraagt Dave.
‘Gnoom,’ zegt Rolf. ‘Ah, hier is het.’ Hij begint te lezen: ‘“Een onderaards wezen dat verantwoordelijk is voor het bewaken van de schatten der Nachtvleugels; zowel de juwelen als de kennis. Handig met toverdrankjes en geneesmiddelen. Lichamelijk heel erg sterk. Kan honderden jaren oud worden. Komt voornamelijk voor in Scandinavië en Rusland.”’ Hij houdt het boek open zodat Dave het kan zien. ‘Kijk, hier heb je een tekening.’
Dave ziet dat de getekende gnoom veel weg heeft van Bjorn Forkbeard, met zijn sterke schouders en puntige nagels.
‘Hij zei dat hij zeshondertweeënzestig jaar is,’ zegt Dave. ‘Dan maakte hij dus geen grapje. En hij zei dat hij in een mijn in Finland is geboren. Dit klopt, Rolf.’
‘Vreemd dat Amanda zo’n soort wezen inhuurt als huismeester,’ mijmert Rolf. ‘Net zo vreemd als waarop ze al die jaren met die schoft van een Simon bleef doorgaan.’ Hij wacht even. ‘Natuurlijk, ze kon natuurlijk niet zomaar iedere oude huismeester inhuren, niet voor een huis als dit.’
‘Wat zou ze in de toren verbergen, Rolf? Ik weet zeker dat ze daarom Bjorn genomen heeft – om iets te bewaken, wat het ook mag zijn. Net zoals Simon het bewaakt heeft.’
‘Ik kan me er niets bij voorstellen,’ zegt Rolf. ‘Maar het moet heel belangrijk zijn. Misschien zelfs gevaarlijk.’
‘Denk je dat het een ander Hellegat is?’
Hij denkt er even over na, maar schudt dan zijn hoofd. ‘Nee. Ik herinner me de ramp waarbij mijn vader en ook Amanda’s vader vermoord werden. Er is maar één weg naar het Hellegat en die is in de oostelijke vleugel.’
‘Maar wat was dan die trap in Bjorns badkamer?’
Rolf zucht. ‘Het antwoord daarop staat niet in deze boeken.’ Rolf loopt weg van de boekenkast en kijkt uit over de zee. Met een woestheid die hem altijd melancholiek maakt, breken de golven tegen de rotsen. Dave vermoedt dat Rolf als hij op de rotsen neerkijkt, altijd moet denken aan de twee jonge mensen die in zijn auto gedood werden en van wie de lichamen met de zee weggespoeld werden.
Zelfs al had hij niet gereden, hij had gedronken – en Dave denkt niet dat Rolf zichzelf ooit helemaal kan vrijspreken.
De jongen staat op en legt zijn hand op de rug van zijn vriend. ‘Rolf, waar denk je aan?’
‘Aan alle geheimen en alle kennis die verloren ging toen de Waanzinnige mijn vader en meneer Ensuivre vermoordde.’ Hij draait zich om en kijkt Dave aan. ‘Informatie die jij nu nodig hebt en antwoorden die ik je niet kan geven. Na die ramp is niemand van ons ooit nog gelukkig geweest.’
‘Je zou een geweldige Wachter geweest zijn, dat weet ik zeker.’
Rolf kijkt hem verdrietig aan. ‘Denk je? Zelfs nu je weet wat ik gedaan heb?’
‘Het was jouw schuld niet, Rolf. Jij zat niet achter het stuur.’
‘Volgens Amanda wel.’
‘Ze heeft gelogen. Ze was kwaad op je en ze wilde wraak.’
Een kleine glimlach kruipt over Rolfs gezicht. ‘Ja, maar op een andere manier dan waarop ik nu wraak wil nemen. En dat ga ik doen, Dave. Ik zorg ervoor dat ze geen zaken meer kunnen doen en dan kun jij bij mij komen wonen.’
Dave worstelt met Rolfs behoefte aan wraak. Hij begrijp zijn verlangen om mevrouw Krandel terug te pakken wel, omdat ze gelogen heeft, maar Dave wil niet dat Cecile en Alexander er de dupe van worden.
Als de Ensuivres geen zaken meer konden doen, zou dat zeker ook effect op hen hebben. Zoals gewoonlijk, wanneer Rolf over deze dingen begint, verandert Dave van onderwerp.
‘Vertel me eens over de trap, Rolf. Als het geen Hellegat was, wat was het dan wel volgens jou?’
Rolf zucht. ‘Ik herinner me iets – iets wat mij fascineerde toen ik nog jong was.’
‘Wat dan?’
‘Ik herinner me verhalen over hoe Horatio Ensuivre een Trap in Tijd bouwde. Dat was een magische trap, die op verschillende plekken in het hele huis steeds opnieuw te voorschijn kwam. Het was een ongelooflijke prestatie van Horatio’s meesterlijke tovenarij. Zo kon hij terug in de tijd om te overleggen met de grote Nachtvleugels uit het verleden. En hij kon ook naar de toekomst.’
‘Fantastisch,’ zucht Dave.
‘Maar toen tovenarij werd verbannen van het landgoed, dacht ik dat de Trap in Tijd voor altijd verdwenen was. Maar als wat jij zegt waar is, vermoed ik dat hij terug is. Door jou is de trap weer terug, Dave, omdat jij een tovenaar bent met ongeschonden Krachten.’
‘Dus het was geen Hellegat… het was een trap door de tijd.’
‘Dat denk ik,’ zegt Rolf. Hij kijkt weer naar de zee. ‘Maar ik weet niet of Bjorn wist dat jij daarvoor kon zorgen, of dat er iets was wat hij jou wilde leren.’
Dave denkt ergens over na. ‘En was het dom van me te denken dat mevrouw Krandel me wilde vermoorden?’
‘Dave, vriendje van me,’ zegt Rolf terwijl hij zijn handen op de jongen zijn schouders legt. ‘Ik verbaas me nergens over bij die vrouw. Blijf maar op je hoede.’
Het lukt Dave nog een keer om zichzelf en Rolf door middel van wilskracht terug te transporteren naar het restaurant, waar hij aanvalt op de sandwich met kip en sla en de patat die Roxanne hem voorzet. ‘Nog één ding,’ zegt hij tegen Rolf tussen twee happen door. ‘Ben je er al achter waarom ik mijn vaders ring niet aan het werk krijg?’
Ted Martens had hem een kristallen ring nagelaten. Iedere Wachter heeft een Kristal van Kennis die de Nachtvleugel nodig heeft. Dave was een hoop te weten gekomen toen hij het Kristal van Rolfs vader in zijn handen hield – en hij had er ook een paar angstige visioenen door gekregen. Maar de ring van zijn vader bleek waardeloos te zijn.
‘Nee, het spijt me, Dave,’ zegt Rolf. ‘Hij is waarschijnlijk op de een of andere manier beschadigd. Of misschien wordt hij om de een of andere reden tegengehouden. Ik zal blijven doorlezen over de Kristallen.’
Het is donker geworden en buiten waait een scherpe koude wind vanuit de haven. Dave is moe en heeft niet veel zin in de lange wandeling terug naar het Huis met de Raven. Hij probeert zichzelf erheen te denken, maar zoals altijd in dit soort gevallen, laat de tovenarij hem in de steek.
Het is niet bedoeld om de dingen gemakkelijker te maken als er geen hoger doel mee gemoeid is, helpt de Stem hem herinneren. Dat weet je toch.
Ja, ja, antwoordt Dave. Maar zo af en toe zou wel fijn zijn.
En dus neemt hij het lange traject over de uitgehouwen trap in de klippen, zich haastend over het met sneeuw bedekte kerkhof, waar de engel met de gebroken vleugel de grafzerk van de Waanzinnige markeert. Dave werpt een snelle blik op de marmeren obelisk in het midden met de naam Dave erin gegraveerd. Wat betekent het? Is er een verband met hem?
Terwijl hij in het huis de sneeuw van zijn laarzen schudt, komt de achtjarige Alexander Ensuivre met grote stappen de trap af. ‘Dave!’ schreeuwt hij. ‘Je bent thuis!’
‘Hé vriendje, wat is er aan de hand?’
‘We zijn de kerstboom aan het optuigen,’ roept hij. ‘Bjorn heeft er een gekapt op het landgoed, vanmiddag. Het is echt een heel grote.’
Het is fijn om de jongen zo levendig te zien. Toen Dave voor het eerst in het Huis met de Raven kwam, was Alexander somber en zwaarmoedig, een zuurkijkend boosaardig elfje vol kwaadaardige kattenkwaad. Maar de laatste paar weken is hij in een goed humeur en Cecile zegt dat dat dankzij Dave is.
‘Help je mee met versieren?’ vraagt Alexander en hij trekt aan Daves hand.
Dave geeft de jongen een aai over zijn bol. ‘Tuurlijk,’ zegt hij. ‘Wat denk je, dat ik de een of andere oude vrek ben?’
Dit wordt Daves eerste kerst zonder zijn vader. Een beetje bedroefd kijkt hij toe hoe Cecile de dozen uitpakt, die ze uit de kelder gezeuld heeft. Dozen gevuld met oude glazen versieringen. Ze legt ze rond de blauwe spar in de woonkamer. Dave vraagt zich af wat er met de versiering is gebeurd die hij en zijn vader ieder jaar van dennenappels en popcorn maakten en die ze goed ingepakt in de garage opsloegen. De advocaat van zijn vader had al die spullen opgeruimd. Hij had ze waarschijnlijk gewoon weggegooid.
‘Je mist je vader, hè Dave?’
Dave kijkt de jongen aan. Het lijkt wel of Alexander zijn gedachten kan lezen.
‘Ja,’ zegt Dave. ‘Ik geloof het wel.’
Alexander hangt een glazen ijspegel aan een takje van de boom en gaat dan naast Dave op de bank zitten.
‘Mijn vader heeft beloofd dat hij terugkomt met Kerstmis,’ zegt de jongen, ‘maar tante Amanda heeft gezegd dat we daar niet op moeten rekenen.’
Dave voelt een golf van medelijden. Terwijl het kind hier in een Hellegat gevangenzat, had zijn vader een lekker leventje, trekkend door de Côte d’Azur. Edward schreef of belde zelden om te horen hoe het met zijn zoon ging. Het enige wat Alexander wel eens kreeg, was af en toe een kaartje of een heel duur cadeau uit het een of andere exotische oord. Dave denkt dat de jongen zijn vader al bijna een jaar niet meer gezien heeft.
‘Hij heeft beloofd dat we op safari gaan als ik tien ben,’ vertelt Alexander. ‘Hij is al heel vaak op safari geweest. Giraffen en olifanten en neushoorns – hij heeft ze allemaal gezien.’
En jij hebt nog veel meer gezien, jochie, denkt Dave. Maar gelukkig heeft de jongen geen herinnering aan zijn tijd in het Hellegat.
Die nacht valt Dave, terwijl hij aan zijn vader denkt, in een diepe slaap. Hij droomt. Dwars door de mist die over de klippen uit de oceaan opkomt, hoort hij zijn vader roepen. En uiteindelijk ziet hij zijn vader op Devil’s Rock, het uiterste puntje van het landgoed van de Ensuivres, waar een afgrond is van zestig meter en waar Emily Ensuivre, de vrouw van de Waanzinnige, haar akelige dood tegemoet sprong.
‘Dave,’ roept zijn vader. ‘De toren. Het geheim is in de toren.’
Dave zit rechtop in bed. Zijn vaders stem trilt nog na in zijn oren.
‘De toren,’ zegt iemand. ‘We moeten de toren verlaten.’
Dave beseft dat dit niet zijn vaders stem is. Het komt van veraf. Een gesprek tussen twee mensen. Maar hoe komt het dat hij het zo duidelijk kan verstaan, terwijl de deur van zijn slaapkamer dicht is? Het lijkt wel of hij ineens een supergoed gehoor heeft ontwikkeld.
‘Kom nou maar mee. Er gebeurt niets.’
‘Maar waarheen? Waar neem je me mee naartoe?’
‘Ga nou maar mee. Vertrouw me maar. Er gebeurt niets.’
Dave kruipt stiekem uit bed en loopt naar de deur. Hij luistert. De stemmen zijn weg, maar hij hoort wel voetstappen de trap af komen.
Ik kan horen wat er in de toren gebeurt, beseft Dave. Op de een of andere manier ben ik daarop afgestemd en kan ik horen wat er daar gebeurt. Hij sluipt zijn kamer uit, de gang in. Het huis is bijna pikdonker. Dave loopt langzaam naar de overloop vanwaar je kijkt op de vestibule en de ingang naar de toren. Ineengedoken achter de balustrade ziet hij in de donkere schaduwen van de nacht de deur opengaan en twee figuren verschijnen. Hij kan ze nauwelijks onderscheiden, maar hij weet zeker dat de stem die hij hoorde van Bjorn was. Een van de figuren is heel erg klein; dat moet de gnoom zijn.
De andere figuur is in het wit gekleed. Dat is alles wat hij kan zien. Hij heeft er al eerder een figuur in wit gezien, een figuur van wie hij aannam dat het een vrouw was. Ze verdwijnen onder de overloop naar een ander deel van het huis. Daves vermogen om hen te horen, neemt af. Als hij ze probeert te achtervolgen, loopt hij het risico ontdekt te worden. Het zou beter zijn als hij terug naar bed ging. Als mevrouw Krandel hem betrapt…
Maar dan bedenkt hij dat Bjorn de deur naar de toren op een kier heeft laten staan. Dave weet dat hij het risico moet nemen. Als de deur gesloten is, krijgt hij hem nooit open. Dit is de kans waarop hij gewacht heeft. Door middel van wilskracht verplaatst hij zich naar de vestibule beneden. Snel glipt hij door de schaduwen de toren in. Hij is al eens zo ver gekomen. Weken geleden was hij naar binnen gepiept en hij was al halverwege het gedraaide stenen trappenhuis toen Simon hem aanviel. Uit die ervaring had Dave in ieder geval geleerd dat er na drie trappen naar boven een deur was. Een deur naar een kamer waarvan hij zeker weet dat daar een geheim over zijn verleden te vinden is.
Met iedere ademhaling weet hij zeker dat iemand hem zal vangen. Hij probeert met wilskracht gewoonweg in de kamer te verschijnen, maar het lukt hem niet. Ik moet hieraan werken, redeneert hij. Ik moet uitzoeken wie ik ben.
Omdat hij geen licht heeft, moet Dave vertrouwen op het blauwe schijnsel van de maan dat door de torenraampjes binnenkomt. Op de tast gaat hij verder, stapje voor stapje. Zijn hand gaat langzaam langs de muur en zijn handpalmen ontdekken ieder scheurtje in het metselwerk en af en toe een harige spin.
Eindelijk is hij bij de deur van de torenkamer. Ooit droomde hij dat hij de Waanzinnige hier vond. In plaats daarvan denkt hij nu iets anders te vinden: het geheim van wie hij is. En het mag gek klinken, maar dit vooruitzicht maakt hem banger dan het vinden van Antoine Ensuivre.
Als hij de deur opent, beseft hij dat het een gewone kamer is. Een kleine, simpele, ronde kamer met een bed, een bureau, een tafel en twee stoelen. Het bed is afgehaald en het bureau is leeg. Dave kijkt uit het raam en ziet het terras van de woonkamer beneden. Ja, dit is het raam waar hij zo vaak het licht heeft gezien, waar hij ooit een vrouw zag – een geest? – die zijn naam riep.
In de kamer is niets te vinden van de persoon die zo snel door Bjorn weggevoerd is. Dave is een beetje teleurgesteld, maar dan ziet hij iets op de vloer. Hij bukt zich om het op te pakken. In het afgezwakte maanlicht ziet hij dat het een pop is. Een blote, paarse, babypop van plastic – waarvan het hoofdje plotseling van de romp valt. Een gigantische bruine spin kruipt over Daves hand.
Meteen daarop wordt de kamer gevuld met afschuwelijk gelach.