19

ALEXANDRA

18-28 februari

Dag één van het actieplan en Chloe is naar school geweest en lijkt rustiger. Ik heb driehonderd posters geprint en een emmer, lijm en twee kwasten gekocht. We hebben besloten om te beginnen op de plek waar het is gebeurd en dan naar buiten te werken. Tijdens de rit van anderhalf uur naar Point Lonsdale zegt Chloe dat ze haar vader niet wil bellen. Na zijn reactie op haar televisieoptreden wil ze hem nooit meer spreken en nooit meer zien. Nooit. Ooit zou dat me een inwendige glimlach hebben ontlokt. Maar nu niet. Ik voel een steek in mijn maag.

Noah wordt nu drie dagen vermist en in het stadje is geen enkel teken zichtbaar van wat er is gebeurd. Het terrein tegenover de kruidenier is niet langer afgezet. Er staan een paar mensen voor de lagere school aan de overkant te kletsen. Er lopen wat goedgemutste toeristen op het strand. Alles is gesloten vandaag, behalve de supermarkt. We plakken posters om een paar lantaarnpalen heen in de hoofdstraat, maar die blijken eigenlijk te dun en het is moeilijk te lezen wat er staat als ze eenmaal opgeplakt zijn. We hangen er een bij het openbaar toilet in het park, een op de ramen van allebei de gesloten cafés, een bij de bakker en een bij de cadeauwinkel, en de vrouw van de supermarkt hangt er ook twee voor ons op. ‘We bidden allemaal voor zijn veilige terugkeer,’ zegt ze triest.

Het verbaast me hoeveel Chloe weet als we door de verlaten hoofdstraat lopen. Dat is het huis dat ze hebben gehuurd. Dat is waar de persoon in de Japara is gezien. Daar stonden ze geparkeerd toen hij verdween.

Op de terugweg zwijgen we, en ik denk dat dat komt doordat het allemaal zo vreselijk deprimerend is. Langs de weg van Point Lonsdale naar Geelong zie ik in de verte stukken verbrand terrein; zwartgeblakerde, donkere staketsels van bomen steken als klauwen in de lucht. Het is een uitzicht dat even triest is als onze stemming.

Dag twee van ons actieplan is nog erger. Als ik de politie bel, weigert die me informatie te geven. Ik ben moe na mijn werk in het café. De hele weg naar Geelong zeggen we niets. We beginnen posters op te hangen in het belangrijkste winkelgebied en in de straten rondom het huis van Alistairs moeder. Maar het voelt zinloos. Chloe slaapt de hele weg naar huis.

Dag drie en het actieplan valt officieel in duigen. We zijn weer terug in Geelong en een groot deel van de posters die we gisteren hebben opgeplakt heeft al losgelaten. Eén poster is overgeplakt met een poster van een vermiste kat. Herman heet hij.

Op weg naar huis zegt Chloe: ‘Hij is dood. Ik wil dit niet meer.’

Chloe is nu al een week thuis van school. Ze sluit zich op in haar kamer. Ze rouwt. Ik maak me geen zorgen meer dat ze iets gevaarlijks of ongepasts doet. Alistair heeft nog twee keer gebeld in de eerste week en beide keren een boodschap achtergelaten dat er geen nieuws is en dat hij hoopt dat alles goed met haar is. Buiten dat heeft hij geen pogingen ondernomen haar te zien en al zeven dagen niet gebeld. Dat zal ik hem nooit vergeven, hoe moeilijk hij het nu zelf ook heeft.

Chloe heeft gelijk: Noah is hoogstwaarschijnlijk dood. Dat denkt iedereen. En met het verstrijken van de tijd groeit de achterdocht jegens Alistair en Joanna.

De politieke blogger die altijd al de pik op Alistair had, James Moyer, heeft vandaag gepost dat Labour op het punt staat hem eruit te gooien. Hij schrijft:

De verdenkingen stapelen zich op tegen de Labour-goeroe en zijn maîtresse... Hoe bestaat het dat Alistair Robertson nog steeds adviseur, woordvoerder en spindoctor is van die klotepartij? Uit betrouwbare bron weet ik dat ze waarschijnlijk binnen korte tijd zullen worden opgepakt als verdachten. Hij kan er nu elk moment uit geschopt worden. En wie neemt dat Labour kwalijk nu er zoveel onbeantwoorde vragen zijn omtrent de vermissing van baby Noah (de beste site is www.lonniebabydebewijzen.com) en er zoveel weerzin en wantrouwen jegens de ouders bestaat?

‘Lonniebaby, de bewijzen’ is inderdaad vernietigend. Degene die erachter zit lijkt alles te weten. De site is veelomvattend en indrukwekkend, met elke dag nieuwe informatie en stelt vragen die niemand anders lijkt te stellen. Ik kijk de ‘onbeantwoorde vragen’-lijst even door, die elke dag langer wordt.

Hoe kan Alistair Robertson precies weten wat iemand aanhad (een Japara) op een afstand van honderd meter terwijl het regende dat het goot?

Toen ze in het vakantiehuisje aankwamen, stopten ze een was in de machine met daarin de stoffen bekleding van Noahs autozitje/buggy. Waarom?

Ik kan begrijpen dat ze gauw even een winkeltje in duikt, maar zou je dan de auto niet op slot doen? De auto was open, er was geen teken van braak.

Waarom zaten er geen andere vingerafdrukken op het achterportier van de auto? Alleen die van Lindsay en van Alistair Robertson?

Als we Alistair Robertsons verklaring moeten geloven voor het feit dat er aarde onder zijn vingernagels zat – dat hij in de modder viel terwijl hij naar Noah zocht – zou hij dan niet helemaal onder de modder hebben gezeten? Een bron zegt dat hij alleen aarde onder zijn vingernagels had en een beetje op zijn knieën. Waarom? Vallen mensen echt zo netjes? Zijn dit niet eerder sporen van op je knieën vallen en met je handen in de aarde wroeten?

Als Joanna iemand is die in staat is te liegen, te bedriegen en iemands man af te pikken, waartoe is ze dan nog meer in staat?

Waarom huilt ze niet?

Een van mijn anonieme bronnen heeft details verschaft over Joanna’s eerste ondervraging door de politie. Toen haar werd gevraagd of haar baby sliep toen ze naar de kruidenier ging, was haar antwoord: ‘Hij was stil.’ Stil? Ik weet niet wat jullie vinden, maar ik vind het een raar antwoord.

Is ze geestelijk gestoord? Buren hebben gezien dat haar echtgenoot haar, één week na Noahs vermissing, vanaf de overkant van de straat naar het huis van haar schoonmoeder droeg. Anoniem1 zegt dat ze hallucinaties had en tegen een boom stond te praten. En kort daarna is er een dokter het huis binnengegaan.

Joanna Lindsays vader heeft toen ze dertien was het gezin in de steek gelaten. Welk effect heeft dat op haar gehad?

Wat voor een lerares is Joanna Lindsay? Zelfs haar leerlingen beginnen aan haar te twijfelen. Een ervan heeft me verteld dat ze ‘oppervlakkig’ was, een andere noemt haar ‘vluchtig’ en weer een andere zegt dat ze ‘geobsedeerd was door boeken over zelfmoord’.

Waarom is er niemand van Joanna’s familie of vrienden naar Australië gekomen om te helpen zoeken en haar te steunen?

Is ze aan de drugs? Heeft de politie haar daarop getest?

Als Joanna Lindsay borstvoeding gaf, waarom kocht ze dan tampons? Moeders die borstvoeding geven menstrueren niet.

De vragen van vandaag zijn verhit en boos.

Waarom heeft de politie het huis van de schoonmoeder niet doorzocht?

Ligt er een belangrijk bewijsstuk in het huis van de schoonmoeder? Anoniem1 zegt dat dat zo is.

Waarom hebben de politiehonden alleen de gehuurde auto gecheckt?

Waren de honden wel accuraat? Het komt vaak voor dat dat niet zo is.

Hoe meer ik lees, hoe meer ik besef dat de beschuldigende vinger naar háár wijst, niet naar hem. Tot mijn verbazing vind ik alle haat die over haar worden uitgestort vervelend om te lezen en ik besluit de site nooit meer te bezoeken.

Mijn advocaat heeft net gebeld om te vertellen dat de hoorzitting over de voogdij gewoon doorgaat en ze wil me vanmiddag zien om er zeker van te zijn dat we goed zijn voorbereid. Ik vraag me af of ze nou echt vinden dat de hoorzitting moet doorgaan met alles wat er is gebeurd. Het lijkt gestoord, maar het is typisch iets voor Alistair om geen uitstel aan te vragen. Hij zal nooit een strijd verliezen, zelfs niet als hij bezig is een veel zwaardere te voeren.

Het kantoor ligt op de drieëntwintigste verdieping van het Rialto-gebouw in Melbourne. De lift zoeft zo snel en soepel omhoog dat het wel tovenarij lijkt. Als ik uitstap, moet ik even stil blijven staan om zeker te weten dat ik een vloer onder mijn voeten voel. Ik heb hoogtevrees dus loop ik door het midden van de gang en hou de hele weg naar de receptie mijn ogen strak op mijn voeten gericht om maar vooral geen glimp van het peperdure uitzicht op te vangen. Het tapijt is zacht en smetteloos. De achtergrondmuziek is irritant sereen. Ik ben twee minuten te laat, tijd die pa zal moeten betalen, wat de totale kosten tot zover op 2270 dollar brengt. De receptioniste is jong en bloedmooi. Je kunt bijna horen wat er tijdens de bespreking om haar aan te nemen is gezegd: Lekkere meiden met lekkere tieten zijn goed voor de mannelijke klandizie. Als vrouwen het voor het zeggen hadden zou er een Brad Pitt achter de receptiebalie staan.

‘Een cappuccino, mevrouw Donohue?’ Het zal wel in haar computer staan dat ik graag een cappuccino drink. Ik neem niks omdat ze me de eerste keer dat ik kwam en ‘Ja, graag’ zei negen dollar hebben gerekend. Het koekje waar ik niet om had gevraagd was drie dollar.

Even later vraagt mijn advocaat me plaats te nemen en informeert ze hoe het met me gaat, maar ik heb geleerd dit soort kostbare kletspraat te vermijden. ‘Goed. Gaat de hoorzitting werkelijk door?’ Ik heb een lijstje met vragen op een notitieblok voor me liggen en ben van plan om daar duidelijke en heldere antwoorden op te krijgen.

‘Ik heb geen andere berichten ontvangen, dus moeten we ervan uitgaan dat het doorgaat en ons voorbereiden. Maar de datum is nog niet vastgesteld.’

Ik stap over op vraag twee van mijn lijstje. ‘Op welke manier zal wat hun is overkomen mijn kansen beïnvloeden?’

‘Goede vraag.’ Ze wipt haar luxueuze leren stoel heen en weer.

‘Ja. Kunt u hem ook beantwoorden, alstublieft?’

Ze schrikt niet van mijn botheid. Ik ben mensenrechtenadvocaat geweest voordat Alistair me naar Groot-Brittannië meesleepte. Advocaat, gelukkig, vriendin. Daar mocht ik mijn beroep niet uitoefenen en ik ben nog niet zover dat ik mijn werk weer heb opgepakt sinds ik terug ben. Het is nou niet bepaald een alleenstaande-moedervriendelijke job en bovendien staat mijn hoofd er helemaal niet naar.

‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand dit een verstandig moment vindt om hun de zorg over Chloe te geven. Er gaan veel geruchten over hen. Ze komt totaal niet goed over: de affaire, dat ze hem alleen in de auto heeft achtergelaten. Er is een website opgezet die zich toelegt op de vermeende bewijzen tegen hen: “Lonniebaby, de bewijzen”. Die wordt meer dan tienduizend keer per dag aangeklikt. Maar aan de andere kant kan er ook sympathie door worden opgewekt en dat kan hun kansen weer vergroten. En natuurlijk hangt het ook af van het feit of alles thuis, tussen u en Chloe, nog steeds goed gaat?’

‘Het gaat prima,’ zeg ik en ik besluit dat twee dagen spijbelen van school na een tragische gebeurtenis niet iets is om je zorgen over te maken. ‘Dit is een referentie van mijn baas.’ Ik overhandig haar het papier, de derde referentie waar ze me om heeft gevraagd. Deze is van Giuseppe van het ’Burg Café en er staat in dat ik daar nu twaalf maanden vijftien uur in de week werk en eerlijk en betrouwbaar ben.

‘Leuke plek om te werken?’

‘Ja.’ Ik ga door. ‘Ik ben bezig met dit plakboek.’ Ik leg het voor haar op het bureau. ‘Er zitten foto’s in van dingen die we samen doen, kaartjes van uitjes, verjaardagskaarten, tekeningen en briefjes die ze me schrijft – dat soort dingen.’

De advocaat slaat het plakboek open en begint erdoorheen te bladeren. Dat gaat te lang duren. Ik pak het weer terug. ‘Ik dacht dat u dit misschien kunt gebruiken bij de hoorzitting.’

‘Oké,’ zegt ze, ‘geef het me maar als het klaar is, dan zal ik het bekijken.’ Ik vraag me af of ze het wel even indrukwekkend vind als ik. Ik ga over naar het volgende punt.

‘Alistair heeft Chloe op 16 februari gebeld en een boodschap ingesproken dat hij haar snel weer zou bellen en dan zou afspreken om met z’n tweeën ergens heen te gaan. Daarna heeft hij in die eerste week nog twee boodschappen ingesproken, maar verder heeft hij niets meer laten horen. Chloe wil hem niet zien of spreken. Dat is iets wat u kunt gebruiken. Is er nog iets anders wat ik kan doen?’

Ze vertelt dat er een van de komende dagen een maatschappelijk werker bij me langs zal komen om mijn thuissituatie te beoordelen. Dat bezoek wordt niet aangekondigd; juist het verrassingselement is cruciaal voor de beoordeling. Ze overhandigt me een formulier dat ik moet ondertekenen waarin ik de maatschappelijk werker toestemming verleen contact op te nemen met Chloes school en mijn huisarts. Onder normale omstandigheden zou ik hier veel meer vragen over stellen, maar dat wordt te kostbaar voor mijn ouders en ik heb niets te verbergen.

‘Hoe schat u mijn kansen in?’

‘Tachtig procent in uw voordeel, tenzij er iets gebeurt waardoor dat verandert.’

‘Zoals?’ vraag ik.

‘Zoals wanneer Chloe van gedachten verandert en niet bij u wil wonen. Daar is ze nog altijd heel zeker van?’

‘Meer dan ooit.’ Ik denk dat ik de waarheid spreek.

‘Of als ze officieel als verdachten worden aangemerkt, wat een reële mogelijkheid is. De verdenkingen tegen hen worden steeds sterker. Ik ken een politieagent in Geelong die beweert dat er wordt overwogen een huiszoekingsbevel voor de woning van de schoonmoeder aan te vragen. Dat is blijkbaar nooit gebeurd.’

‘Waarom?’

‘Geen idee. Maar daar moet een reden voor zijn. En als ze officieel worden verdacht door de politie, zit u gebeiteld. Dus tenzij er iets gebeurt waardoor u een nog slechtere moeder bent dan Joanna – wat me heel moeilijk lijkt –, hebt u niets om u zorgen over te maken.’

Ik onderteken het toestemmingsformulier, bedank haar, zeg dat het in totaal vijf minuten heeft geduurd en ik geen cappuccino of koekje heb gebruikt, en maak me uit de voeten voordat ze me kan vragen waar ik mijn schoenen heb gekocht.

Als ik thuiskom is er iets gebeurd waardoor ik een nog slechtere moeder lijk dan Joanna. Er staan twee politieagenten voor de deur en mijn dronken veertien jaar oude dochter staat te kotsen op de oprit. In plaats van naar school te gaan, zeggen ze, heeft ze een halve fles wodka leeggedronken op het strand, en daarna is ze betrapt terwijl ze probeerde in te breken bij haar oma. Het zijn agenten uit Geelong en ze doen heel begripvol, ze hebben haar helemaal naar huis gebracht (met het raampje van de auto open). Een van de agenten is een vrij jonge Vietnamese agent in burger. Ik heb hem in het televisienieuws op de achtergrond zien staan. Hij heet Phan en lijkt vriendelijk. Chloe heeft tegen hem gezegd dat ze dacht dat er niemand thuis was en ‘gewoon even binnen wilde kijken’. Joanna was thuis; ze lag te slapen. Ze wilde geen aanklacht indienen.

Ik heb de voordeur nog niet eens open wanneer ik een mannenstem achter me hoor zeggen: ‘Mevrouw Robertson?’ Ik draai me om en er staat een derde officieel uitziend iemand op de stoep. Hij laat zijn ID zien. ‘Tim Shaw... maatschappelijk werker.’

Ik kan het rapport dat hij voor de rechtszaak zal schrijven al voor me zien, dit broekie van tweeëntwintig dat nog nooit langer dan een uur alleen met een kind is geweest, laat staan fulltime voor een kind heeft gezorgd. (Ja, mijn eerste reactie was: ‘Maar... hoe oud ben je?’ En ja, dat had ik niet moeten zeggen want dat is inderdaad beledigend en bevooroordeeld, en zal uiteindelijk resulteren in een nog slechter rapport dan het slechte rapport dat mijn kotsende dochter en de twee politieagenten al garandeerden.) Het lag waarschijnlijk aan het feit dat hij zo jong was dat hij de energie had om in het uur dat het me kostte thuis te komen zoveel voor elkaar te krijgen. Hij had mijn advocate gebeld en haar gevraagd het toestemmingsformulier te faxen dat ik net had ondertekend om informatie over mij en Chloe te kunnen inwinnen bij de relevante personen en organisaties. Hij had Chloes school gebeld en wist dat ze drie dagen ongeoorloofd afwezig was geweest en dat ze zich in vijf van de acht lessen zo had misdragen (wat ik niet wist) dat er een speciale lerarenvergadering was gepland voor de dag erop om over haar te spreken. Hij had ook mijn huisarts gebeld en wilde daarover met me praten zodra de politie weg was en Chloe goed en wel in bed lag.

‘Als ze nog eens wegloopt, bel ons dan meteen,’ zegt Phan als hij gaat.

O, god.

In de tram naar huis had ik me voorgenomen een bloemetjesjurk aan te trekken en een oermoederlijke cake te bakken voor het geval de maatschappelijk werker langskwam. Ik had me voorgesteld dat Chloe uit school kwam en haar dieren te eten en mij een knuffel gaf, en dat we haar fantastische thuis zouden laten zien.

In plaats daarvan zit Chloe op haar knieën voor de wc met de deur open. Maatschappelijkwerkbroekie, wiens pak niet het beoogde effect heeft en hem niet ouder maakt en ook niet slimmer, houdt haar haar naar achteren terwijl ze zulke afschuwelijke kotsgeluiden maakt dat ik bang ben dat ze straks haar eigen tenen uitkotst.

Als haar maag eindelijk leeg is breng ik haar naar bed, zoals hij me heeft opgedragen. Alsof ik dat niet zou hebben gedaan als hij me dat niet had bevolen op die irritante betweterige toon van hem. (Zou ik haar in bed hebben gestopt? Misschien niet. Misschien had ik haar op de bank gelegd.) ‘Ga maar slapen,’ zeg ik, terwijl ik haar instop en haar beertje tegen haar aan leg. ‘Dan praten we hier later over.’

‘Mam?’ zegt ze met dubbele tong.

Ik blijf staan bij de deur. ‘Ja?’

Ze steekt haar hand uit, maar ik ben te kwaad om terug naar het bed te lopen en die vast te pakken.

‘Mam! Kom hier!’ zegt ze zo hard dat maatschappelijkwerkbroekie het in de keuken kan horen.

Ik loop terug, pak haar linkerbovenarm tussen mijn duim en wijsvinger en fluister: ‘Weet je dat ik je hierdoor kwijt kan raken? Weet je dat wel? Ik ben zo verdomde kwaad op je, Chloe Robertson!’

Als ik haar loslaat begint ze te huilen op een manier zoals ze nog nooit eerder heeft gehuild. Een dronken, oorverdovend, angstaanjagend en gestoord gehuil. ‘Au!’ gilt ze. ‘Mam, ik hou van je! Niet boos zijn, alsjeblieft! Mam!’

Maatschappelijkwerkbroekie staat in de deuropening.

‘Ik ben niet boos op je,’ zeg ik tegen Chloe.

‘Je zei: “Ik ben zo verdomde kwaad op je Chloe Robertson!” En je hebt me geknepen!’

Ik pak haar hand. ‘Sst, sst, schatje. Nee, nee. Je hebt te veel gedronken en je voelt je raar. Het is een gevoel dat je niet kent. Toch? Het is vreselijk. Ik ben niet boos op je. Dit is een afschuwelijke tijd. Je maakt iets vreselijks mee, iets afgrijselijks. Je moet eens flink huilen, goed uithuilen. Ik ben niet boos op je. Je bent mijn lieverd. Ik hou van je.’

‘Jij bent ook mijn lieverd. Ik hou van je,’ zegt ze.

Het broekie staat nu naast me en trekt zijn wenkbrauwen op terwijl hij naar Chloes bovenarm tuurt, waar nog een rode vlek te zien is van iets wat inderdaad moet zijn uitgedraaid op knijpen.

Tien minuten later is ze volkomen onder zeil. Het broekie blijft er de hele tijd bij en kijkt toe, terwijl de rode plek op haar arm langzaam lichtroze wordt, maar niet helemaal verdwijnt.

Als we teruggaan naar de keuken, zie ik dat hij de halfvolle fles wijn en de onafgewassen borden opmerkt. Intussen heb ik mezelf er bijna bij neergelegd dat deze dreumes mijn dochter zodra ze wakker wordt zal overdragen aan Alistair of in een of ander tehuis zal plaatsen, en ik zou het liefste de aanstootgevende fles wijn in één keer leeggieten in mijn mond en hem daarna op mijn kop stukslaan tot ik dood ben. Ik weet me in te houden en bied hem thee of koffie aan. Het liefst thee, graag, met melk, zonder suiker. De ketel lijkt er een uur over te doen om aan de kook te komen.

Hij neemt een slokje, zet de mok terug op de keukentafel en buigt zich naar voren. ‘Hoe gaat het nu met de depressie?’

Hij beschikt nu duidelijk over alle informatie over Chloes verwaarlozing en mishandeling die hij nodig heeft en stapt over op de oorzaken ervan. Ik ben twee keer naar de huisarts geweest om iets kalmerends te vragen. Twee jaar geleden en zes maanden geleden, leg ik uit. Allebei de keren omdat ik genoeg had van de doorlopende discussies met Alistair in mijn hoofd, genoeg had van het malen over wat hij me had aangedaan, de hele dag en de hele nacht. Ik wilde iets wat de haat deed verdwijnen. Ik wilde iets wat me onverschillig maakte. ‘Het was geen depressie.’ Ik hoor dat ik defensief klink. ‘Ik was van de kaart door de scheiding. Geen van de medicijnen hielp, dus heb ik alles zonder iets te slikken verwerkt.’ In feite had ik van allebei maar één pil ingenomen en me er beide keren krankzinniger door gevoeld dan ik ooit in mijn leven ben geweest.

‘En alcohol, hoe zit het daarmee?’ Hij knikt even naar de wijn die op de tafel staat.

‘Ik probeer me aan de limiet van veertien glazen per week te houden.’

Hij trekt zijn wenkbrauwen op.

‘Dat lukt me meestal niet, maar meer dan drie glazen per avond drink ik zelden. In Schotland dronk ik meer. Ik voelde me eenzaam daar.’ Ik vertel hem dat, omdat het toch ter sprake zal komen in de rechtszaak. Ik kan nu maar beter eerlijk zijn. ‘Dat zijn er eenentwintig en dat is nog steeds te veel. Ik weet dat het niet goed is voor mijn gezondheid, maar ik drink nooit zoveel dat ik aangeschoten raak, niet sinds ik in mijn eentje voor Chloe zorg.’ Ik pijnig mijn hersens. Heb ik mijn huisarts hetzelfde verteld? Het is de waarheid, dus ik neem aan van wel.

‘U bent in januari beboet voor rijden onder invloed.’

‘Ik had bij de lunch twee glazen wijn gedronken. Het is geen excuus, maar dat bleek net over de limiet. Ik dacht dat dat niet zo zou zijn, maar ik vermoed dat het kwam doordat ik weinig had gegeten.’ Kon ik nog meer klinken als een alcoholist?

Hij maakt geen aantekeningen, maar ik kan de kassa in zijn hoofd bijna horen rinkelen van alle punten in mijn nadeel.

Hij vraagt naar mam en pap en ik vertel hem dat we hen op zijn minst drie à vier keer per week zien en dat Chloe hun enige kleinkind is. Ze wonen nu in een kleine bejaardenflat en zijn oud en misschien wat minder actief, maar ze zijn echt dol op haar. Hij zegt dat hij hen misschien zal bellen, als ik dat goedvind. Dan wil hij het huis bekijken. Hij knikt afkeurend bij bepaalde dingen die hij ziet, zoals de twee dvd’s op de salontafel die voor boven de achttien zijn, en de wodka- en ginflessen op de plank in de eetkamer.

In een ingeving pak ik het plakboek uit mijn tas en duw dat in zijn handen. ‘Chloe en ik maken dit samen. Dat doen we al jaren,’ zeg ik. ‘Een soort moeder-dochterdagboek.’

Ik kijk naar zijn gezicht als hij de pagina’s omslaat en van verjaardagskaarten met lieve wensen naar de foto’s van ons tweetjes gaat waarop we allerlei dingen samen doen. Er is er een van ons op rollerskates, een van ons met allerlei tasjes in de tram na het winkelen, een van ons terwijl we cupcakes bakken, als we basketballen in het park, als we Phils hond uitlaten, als we onze nagels laten doen. Ik kan nauwelijks ademhalen, zo tevreden ben ik met mijn creatie.

‘Mooi, die zilveren zigzag op zwart,’ zegt hij, terwijl hij op een close-up van Chloes nagels wijst.

Ik kijk naar de nagelfoto. We hadden allebei hetzelfde patroon, Chloe in zwart-met-zilver en ik in wit-met-zilver.

Hij bladert door de rest van de foto’s. ‘Vreemd dat jullie nagellak er tijdens al die activiteiten niet af is gegaan en dat er geen enkele nagel is gebroken.’ Hij wijst onze nagels op elke foto aan, ze zijn steeds perfect gelakt en onbeschadigd.

‘En dat Chloe steeds dezelfde vlek op haar witte T-shirt heeft. Is dat chocoladecakemix?’

Ik geneer me dood dat ik betrapt ben. Al die activiteiten zijn van één dag, de dag nadat Alistairs advocaat had gebeld om te zeggen dat Alistair een verzoek tot voogdij zou indienen. Ik sleepte Chloe met me mee door de stad en schoot als een krankzinnige overal plaatjes van, terwijl Chloe klaagde dat het echt het stomste idee van mijn hele leven was.

‘O, die vlek is er gewoon niet uit te krijgen!’ Het is een zwakke reddingspoging. Dat weten we allebei. Ik klap het boek dicht en stop het terug in mijn tas.

‘Joehoe!’ Daar zijn mam en pap. ‘Ben je er, schatje?’ In alle commotie ben ik vergeten de voordeur dicht te doen en ze zijn zo naar binnen gestapt. Alstublieft, God, zorg dat mijn vader en moeder me redden.

Broekie praat langer dan een halfuur met hen in de zitkamer en ik hou het nauwelijks uit. Ik ga kijken hoe het met Chloe gaat. Ze ligt als een ouwe zuipschuit te snurken. De knijpvlek is verdwenen. Ik doe de afwas en doorzoek de koelkast zodat ik iets te eten kan maken, zoals een goede moeder doet. Er liggen wat kant-en-klare gehaktballen in. Ik haal ze uit de verpakking, gooi die in de vuilnisbak, besef dan dat het broekie die daar misschien ziet liggen en keer hem ondersteboven. Ik vind gelatinesuiker (verdomme, er is geen bloem) en strooi die over het aanrecht, ruk de kant-en-klare ballen uit elkaar en maak er één homp vlees van, voeg er wat gedroogde rozemarijn aan toe en begin er nieuwe ballen van te rollen, die ik bedek met een laagje gelatinepoeder. Als ze eindelijk tevoorschijn komen is de keuken keurig rommelig en ben ik halverwege het draaien van de nieuwe ballen. Mam, pap en het broekie glimlachen alle drie. Ik heb nog geen idee of dat een goed teken is.

Hij steekt zijn hand uit om de mijne te schudden.

‘Sorry, ik zit onder het gehakt! Als ze wakker wordt zal ze iets te eten nodig hebben.’

Zijn ogen gaan even naar het vlees aan mijn handen. ‘Uw moeder vertelde dat Chloe vegetarisch is.’

‘O...’ Ik werp een dodelijke blik op mijn moeder die net zo roze wordt als haar vestje. ‘Deze, eh... zijn voor mij.’

Fuck!