Een springvloed

Pye’s waarschuwing niet te schieten werd gevolgd door een angstaanjagend gesnuif en geloei.

Frank draaide zich om. Een woedende stier, die over een hek was gesprongen, stormde regelrecht op hem en de andere jongens af. Vliegensvlug greep Pye de boog en de pijl uit Frank’s handen. Met een handige, vloeiende beweging spande hij de boog en liet de pijl wegvliegen... recht op de stier af!

De stompe pijl raakte het dier vlak tussen de ogen. De stier stortte voor Pye’s voeten neer, verdoofd door de hevige klap.

’Lieve help!’ riep Joe uit. ’Wat een schot!’

’Je h-hebt ons leven gered,’ stotterde Chet.

Frank was niet zo opgetogen als de anderen. Hij was natuurlijk blij dat de pijl doel had getroffen, maar het gebeurde deed hem toch enige argwaan krijgen ten opzichte van Pye. Zou de ogenschijnlijk zo vriendelijke Indiaan dan toch degene kunnen zijn, die de pijlen met de witte veren had afgeschoten? Pye leek wel heel ongevaarlijk, maar Frank besloot toch op zijn hoede te zijn.

De Indiaan keek wat verlegen toen hij de boog aan Frank teruggaf. ’Pye niet weten hij nog recht kunnen schieten,’ zei hij grinnikend.

’Het lijkt er anders wel op, dat je de laatste tijd nogal wat geoefend hebt,’ was Frank’s commentaar.

Pye keek de jongen verbaasd aan.

’Ik niet geschoten sinds ik jongen was!’ Plotseling drong het tot hem door wat Frank bedoelde. ’Geen schieten pijl in bos,’ zei hij. ’Pye niet geprobeerd jou te doden.’

’Dat is waar,’ zei Joe nu. ’Pye heeft al die tijd vlak naast me gereden.’

’Het spijt me dat ik aan je getwijfeld heb, Pye,’ zei Frank verontschuldigend.

Eén van de mannen, die bezig waren de stier weg te slepen, keek op. ’Waar hebben jullie het over?’ vroeg hij verschrikt.

Voor de jongens Pye het zwijgen konden opleggen, vertelde de kleine Indiaan opgewonden wat Frank had meegemaakt in het bos. De cowboys keken zeer verbaasd en hun blikken gingen naar Joe.

’Nou begrijp ik waar je gisteren op doelde,’ zei een van hen. ’Ik zal me beslist niet in dat bos aan de noordkant wagen!’

Toen de Hardy’s en Chet de anderen goedenacht gewenst hadden en naar het ranchhuis liepen, zei Frank:

’We zijn niet veel nieuws te weten gekomen, maar ik verwed er wat onder, dat, als die bossen iets te maken hebben met het verdwijnen van die cowboys, de rest van de mannen er hun neus niet zullen laten zien!’

De volgende ochtend wilden de Hardy’s graag met Pye en Terry het spoor van de geheimzinnige boogschutter gaan volgen in het bos, maar Hank zei kortaf dat hij al zijn mannen nodig had om de afrastering van de ranch te inspecteren. Hij wilde de bezoekers alleen maar toestaan met Terry en Pye mee te gaan.

’We zien jullie wel bij de kraal,’ zei Terry.

Pye zocht een paar goede paarden voor de jongens uit. Frank en Joe stegen snel op en Chet klom met moeite in het zadel. Toen vertrokken de vijf ruiters in een gelijkmatige draf.

Ten slotte kwamen ze door het inspecteren van het vee en de afrastering in de buurt van het bos, waar Frank bijna geraakt was door de pijlen. Plotseling hield de jongen zijn paard in.

’Ik ga toch eens kijken of ik een aanwijzing kan vinden bij die steen,’ zei hij. 'Ik ben zo terug.’

Frank reed een honderd meter het bos in en bleef toen even staan om zich te oriënteren. Plotseling zag hij iets dat hem zijn hart in de keel deed kloppen. Op enige afstand vóór hem, in de schaduw van een grote boom zat een cowboy op een paard. Zijn grote hoed had hij diep over zijn gezicht getrokken, zodat het door de schaduw van de brede rand niet te zien was.

Frank onderdrukte zijn eerste opwelling om naar de man toe te rijden. Denkend aan de waarschuwing van zijn vader en ervan overtuigd dat het geen cowboy van Crowhead was, draaide hij voorzichtig zijn paard, reed snel terug naar zijn vrienden en vertelde wat hij gezien had.

’Als jullie op verschillende plaatsen in het bos gaan staan, dan zal ik die man eens ondervragen,’ zei Frank. ’Als hij niets te maken heeft op Crowhead, dan horen we meteen wat hij hier komt doen.’

Toen de vier anderen ieder op hun afgesproken plaats stonden, reed Frank weer naar de plek waar hij de onbekende ruiter gezien had.

De man was echter verdwenen!

De jongen reed naar de grote boom. De hoefafdrukken van het paard van de indringer waren duidelijk te zien... en nog iets anders ook. Opgewonden sprong Frank van zijn paard en hij bukte zich. Er lag een pakje sigaretten op de grond. Het pakje was felgekleurd in goud, blauw en geel. Frank raapte het op en las: Ramiro Cigarillos, Mexico.

Op hetzelfde moment schrok hij op doordat hij hoefslagen hoorde aan de andere kant van het bos. Frank sprong op zijn paard en zette onmiddellijk de achtervolging op de onbekende ruiter in. Een paar minuten later kwam hij bij de rand van het bos. Hij kon de paarden horen van twee van zijn vrienden, die ook de achtervolging hadden ingezet. Joe en Terry reden over het terrein alsof ze een snelheidsrecord wilden breken. Maar even later hielden ze stil, keerden en kwamen terugrijden.

’Hij is ontsnapt,’ zei Joe, terwijl zijn paard het schuim van de nek schudde.

Een stofwolk heel in de verte was het bewijs dat het een zeer snel paard was, waarop de ruiter hen ontsnapt was. Een achtervolging zou geen zin hebben.

Nu kwam ook Pye aangereden.

’Man op weg naar slechte gebied. Krijgen ongeluk,’ zei hij met een strak gezicht.

’Hij had wel haast om weg te komen,’ merkte Frank op. ’Ik wilde wel dat ik hem wat beter had kunnen opnemen.’

’Waar is Chet?’ zei Joe plotseling.

’Daar,’ antwoordde de Indiaan wijzend.

Ze zagen Chet op zijn paard zitten, met beide handen aan de ogen. Even later kwam hij op een drafje naar hen toe. In zijn rechterhand hield hij een verrekijker.

’Ik zag hem!’ riep hij opgewonden uit.

’Hoe zag hij eruit?’ vroeg Joe.

’Het was dezelfde vent die op de boerderij in Bayport kwam en die me al die vragen stelde!’ verklaarde Chet opgewonden. ’En later was hij op het vliegveld van El Paso. Weet je nog wel?’ Chet keek waarderend naar de verrekijker en voegde eraan toe: ’Het is maar goed dat ik jullie tante heb gevraagd of ik dat ding mocht lenen. Ik dacht zo, misschien zie ik nog eens iets interessants!’

’Nou, dat heb je gedaan ook!’ riep Joe uit.

’We hoeven er nu bijna niet meer aan te twijfelen,’ zei Frank, ’of de man die al die moeilijkheden veroorzaakt op Crowhead en degene die onder één hoedje speelt met de dieven in Bayport één en dezelfde is!’

’Maar waar is het verband tussen die twee?’ vroeg Joe. ’Zouden die handelaren in Pijlsigaretten zich hier in de omgeving verborgen houden?’

'Misschien hebben ze wel een hut in het bos,’ opperde Chet. ’Het kan best zijn dat het vliegtuig voedsel voor hen uitwerpt.’

’En Ramirosigaretten,’ zei Frank. Hij liet zijn broer en Chet het pakje zien dat hij gevonden had.

’We komen nog wel eens terug om een onderzoek hier in de buurt in te stellen,’ besloot Joe. ’En gauw ook.’

Terry en Pye gingen terug naar de ranch, gevolgd door Joe, Frank en Chet.

De jongens waren zo diep in gesprek gewikkeld over het gedrag van de man in het bos, dat ze plotseling merkten dat ze een heel stuk achter geraakt waren.

Plotseling verscheen als bij toverslag een zwarte wolk aan de horizon. Het volgende ogenblik sloeg een zware stortbui met grote kracht neer. ’We moesten maar direct over die geul naar hoger gelegen terrein rijden,’ waarschuwde Frank.

Net toen de jongens in het diepste gedeelte van de geul waren, hoorden ze een angstaanjagend geluid. Het was het geluid van snelstromend water, dat aanzwol tot een donderend lawaai.

De jongens werden overvallen door een springvloed!