De giftige pijlpunt

Chet kwam met een klap op de grond terecht. Frank en Joe snelden hem te hulp. Toen de oudste van de jongens naast hem neerknielde, keek Chet op en zei heel gewoon:

’Ha, die Frank! Wat zeg je van die salto?’

De Hardy’s stonden verbaasd te kijken, toen Chet opstond en de jongeman, die hem op de grond gegooid had, riep.

’Kom eens hier, Russ!’ Hij grinnikte, ’Ik wil je even voorstellen aan twee vrienden van me.’

Een jonge man met een vriendelijk gezicht groette hen. Hij had smalle heupen en brede schouders, die nog breder leken doordat hij heel kort geknipt haar had.

’Dit is Russ Griggs,’ zei Chet, toen de jongeman Joe en Frank de hand schudde. ’Hij leert me judo.’

’Chet is een goede leerling,’ zei Russ. ’Maar je hebt een hele vracht aan hem als je hem over je schouder moet gooien.’

’Russ is marinier geweest,’ vervolgde Chet trots. ’Hij heeft die grepen geleerd toen hij in de Oriënt was.’

’Tjonge,’ zei Joe, ’we dachten dat je Chet wilde vermoorden!’

’Wij kennen ook een paar judogrepen,’ zei Frank, ’maar die laatste greep die je op Chet toepaste was machtig.’

’Hij is gemakkelijk genoeg, als je maar snel bent,’ zei Russ. ’Hier, ik zal je eens laten zien hoe het gaat.’

Frank deed een stap naar voren en Russ liet hem de onderdelen van de greep stuk voor stuk zien.

'Probeer het nu maar eens op mij,’ zei hij.

De woorden waren nauwelijks uit zijn mond, toen de stevige Russ als een raket door de lucht schoot. Frank bleek een snelle leerling te zijn.

’Hé,’ zei Russ. ’Ik verwachtte niet dat je zo snel zou zijn.’

’En laat nu de boef maar komen!’ zei Chet.

Toen de jonge man afscheid had genomen, vertelden Frank en Joe snel aan Chet dat hun vader was overvallen.

’Neergeschoten met een pijl?’ riep Chet verbaasd uit.

’We zullen onze kampeertrip moeten uitstellen,’ zei Joe.

’Dat begrijp ik,’ zei Chet. ’Jullie willen natuurlijk in de buurt van je vader blijven.’

’Nee, er is een andere reden,’ zei Frank. ’Hij wil dat we naar Nieuw-Mexico gaan. Een tante van ons, die daar eigenaresse is van de Crowhead ranch, zit in moeilijkheden.’

’Wat zou je ervan denken om met ons mee te gaan, Chet?’ vroeg Joe plotseling.

’Yippie!’ riep Chet uit. ’Ik word een cowboy! Ik ga direct mijn spullen pakken... dekens en een bakpan en een zij spek.’

’Wacht eens even,’ lachte Frank. Hij gaf Joe een knipoogje. ’Je zult op dieet moeten, Chet. Je moet magerder worden, omdat je op de ranch veel en hard zult moeten paardrijden.’

'Frank heeft gelijk,’ zei Joe, die op het plagerijtje van zijn broer doorging. ’Een paard zou zijn rug breken als jij op hem zat.’

’Ach, hou nou op met die grapjes,’ zei Chet.

Op dat moment klonk de stem van Iola van de veranda.

’Ik heb wat lekkers voor jullie,’ riep ze.

Frank en Joe hielden Chet even vast en toen renden ze voor hem uit naar de veranda.

Terwijl ze aten, rinkelde de telefoon en mevrouw Morton nam de hoorn op.

’Het is voor jou, Frank,’ zei ze.

Frank ging naar binnen, sprak een paar woorden en kwam toen weer terug op de veranda.

’Het was Langzame Mo,’ zei hij tegen Joe. ’Hij heeft nieuws voor ons en hij wil ons spreken.’

’Hoe wist hij dat jullie hier waren?’ vroeg Chet.

’Tante Gertrude heeft hem verteld waar hij ons waarschijnlijk zou kunnen vinden,’ zei Frank, ’Ik vind het niet leuk dat we nu alweer weg moeten, maar het kan niet anders.’

Iola en Chet liepen mee naar de auto van de Hardy’s en wuifden de jongens na, toen ze de laan uitreden en de richting van Pleasantville insloegen. Toen ze voor de garage van Langzame Mo stopten, kwam deze naar hen toe slenteren.

’Weer iets geks aan de hand,’ kondigde hij aan.

’Wat is er dan gebeurd?’

’Een of andere vent heeft gisteravond geprobeerd die wagen weg te halen,’ antwoordde hij. ’Maar ik ben hem te slim af geweest.’

’Hoe dan?’ vroeg Joe.

Langzame Mo wreef eens over zijn snor en grinnikte:

’Nou, hij is door een raam geklommen, maar toen hij de garagedeur wilde opendoen, ging de alarmbel werken en daardoor is hij op de vlucht gejaagd!’

’Mooi werk!’ zei Frank. 'Wanneer hebt u die alarminstallatie aangebracht?’

’O, dat is al heel lang geleden,’ antwoordde Langzame Mo. Hij keek wat verlegen, ’Ik heb er nog nooit eerder aan gedacht het ding aan te zetten.’

De jongens gingen de garage in en keken om zich heen. De geheimzinnige wagen was een eind door de garage gereden, alsof de indringer hem daar had achtergelaten om de deuren open te maken.

'Hebt u nog sporen gevonden?’ vroeg Frank.

’Niets,’ zei Langzame Mo, 'behalve dan dat die kerel een kippenboer moet zijn.’

’Hoe komt u daarbij?’ vroeg Joe.

’Hij heeft een kippenveer op de bank van de wagen achtergelaten,’ antwoordde hij. ’Hier, kijk maar.’

De man stak zijn hand in zijn zak en haalde er een witte veer uit, die nu wat beduimeld was.

’Tjonge!’ riep Joe uit. 'Dat is nog eens een aanwijzing.’

’Dat een aanwijzing?’ Langzame Mo keek verbaasd. ’Aan die mogelijkheid heb ik helemaal niet gedacht. Voor mij is het niets anders dan een kippenveer.’

Frank en Joe bedankten Langzame Mo voor de inlichtingen en ze vertrokken weer naar Bayport.

'Ik geloof dat we nu een belangrijke aanwijzing in handen hebben,’ zei Frank. ’Die veer lijkt tenminste heel erg op de veer, die aan de pijl zat waarmee vader gewond is.’

Nadat ze de auto voor het politiebureau hadden neergezet, gingen de jongens snel naar binnen. De commissaris was er niet, maar de brigadier van de wacht liet hen welwillend nog eens de pijl zien. Frank vergeleek de veren.

’Kijk eens, Joe!’ riep hij opgewonden uit. 'Ze lijken precies op elkaar!’

’Dan kon die kerel, die deze veer bij Langzame Mo heeft laten vallen, wel eens dezelfde zijn die vader heeft neergeschoten,’ riep Joe uit. ’We moeten hem zien te vinden.’

Toen de brigadier de naam van meneer Hardy hoorde, was hij direct een en al aandacht.

’Hele nare geschiedenis,’ zei hij meelevend. 'Ik begrijp hoe jullie je voelen.’

’Wat is een hele nare geschiedenis?’ vroeg Frank snel.

’Heb je het dan nog niet gehoord?’ vroeg de politieman verbaasd. ’De pijl waarmee je vader is neergeschoten was vergiftig. Als hij dood gaat...’

Zonder de rest van de zin af te wachten renden de jongens naar hun auto en ze reden in recordtijd naar het ziekenhuis. Toen ze in de kamer van hun vader kwamen, zagen ze dat hij erg ziek was. Mevrouw Hardy zat bij het bed. Meneer Hardy was te zwak om te spreken, maar hij glimlachte flauwtjes naar de jongens.

'Jullie moesten maar liever naar huis gaan,' zei mevrouw Hardy. 'Ik bel wel op als ik jullie nodig heb.’

Zeer ongerust door deze onverwachte wending liepen de jongens de trap af en gingen naar huis. Nadat mevrouw Hardy vanuit het ziekenhuis had opgebeld dat de toestand van hun vader wat beter was, maar dat ze toch bij hem bleef, aten de jongens hun avondeten en toen gingen ze naar bed.

De volgende ochtend belde hun moeder op dat het veel beter ging met meneer Hardy. Door dit goede nieuws leefden de jongens weer een beetje op.

’Joe,’ zei Frank, ’we zullen vandaag heel anders te werk moeten gaan, om de boef te pakken te krijgen. We hebben gisteren precies helemaal niets bereikt.’

’Daar heb je gelijk in,’ gaf Joe toe. ’Ik weet wat. Laten we iedere onbekende in de stad vragen hoe laat het is. Misschien ontdekken we zo nog meer mensen die een horloge dragen met een verbogen pijl erop.’

De jongens reden naar de drukke winkelwijk en daar parkeerden ze hun wagen. Toen begonnen ze aan het eentonige werk om iedereen die ze niet kenden te vragen hoe laat het was. Terwijl de uren verstreken, gaven de mensen hun steeds beleefd de juiste tijd:

’Half twaalf...’, ’kwart over een...’, ’kwart voor vier...’ Maar de jongens bleven volhouden.

Om ongeveer vier uur sprak Frank een zwaargebouwde kerel aan, die zijn pet diep over zijn ogen getrokken had. In plaats van de jongen de tijd te zeggen, legde de man snel zijn hand over zijn horloge en gromde: ’Opzij!’