De geheimzinnige auto

De nieuwe open auto van de Hardy’s reed met grote snelheid de stad Bayport uit.

Frank, de oudste van de twee broers, liet zijn handen licht op het stuur rusten. Joe zat naast hem.

’Wat is dat voor een verhaal dat iemand zijn auto vergeten heeft?’ vroeg Joe.

'Een man en een vrouw hebben die wagen twee maanden geleden achtergelaten in de garage van Langzame Mo, in Pleasantville. Tot dusver zijn ze er nog niet om terug geweest,’ antwoordde Frank.

De vader van de jongens, detective Fenton Hardy, had Frank de bijzonderheden van de zaak verteld en hij had voorgesteld dat ze eens een onderzoek zouden instellen.

’Waarom heeft Langzame Mo niet geprobeerd erachter te komen wie de eigenaar van de wagen is bij het bureau dat de nummerplaten uitreikt?’ vroeg Joe.

’Dat heeft vader hem ook gevraagd. Maar toen Langzame Mo naar het nummer ging kijken, waren de platen verdwenen!’

’Wie heeft ze er dan afgehaald?’

’Dat is nu juist wat wij moeten uitzoeken,’ zei Frank.

Een half uur later stopte Frank voor een vervallen gebouwtje in het slaperige plaatsje Pleasantville.

’Dat is zeker Langzame Mo,’ zei Frank, toen een man van middelbare leeftijd in een overall naar hen toekwam.

’Zo, jongens,’ zei hij. ’Wat kan ik voor jullie doen?’ Toen hij hoorde wie ze waren, vroeg hij verbaasd: ’Waar is jullie vader?’

’Hij is bezig met een andere zaak,’ antwoordde Joe. ’Hij heeft ons gestuurd om u te helpen.’

De man fronste zijn wenkbrauwen.

’Ik wilde eigenlijk dat jullie vader die zaak zou onderzoeken. Hij is de beste detective in dit deel van het land.’

’Daar hebt u gelijk in,’ zei Frank. ’Maar ik geloof dat we wel vast kunnen beginnen met deze zaak. We helpen vader dikwijls bij het oplossen van de gevallen die hij onder handen heeft.’

Langzame Mo wreef met een groezelige vinger over zijn snor.

’Nou, ik weet het nog zo net niet,’ zei hij. ’Maar kom maar in mijn kantoortje, dan zal ik jullie vertellen wat er gebeurd is.’

’Wat denkt de politie ervan?’ vroeg Frank hem, terwijl Joe en hij de man volgden.

’Ik heb ze er niks van verteld,’ zei Langzame Mo. ’Jake, de commissaris — dat is een zwager van me — heeft in geen dertig jaar een zaak opgelost. Daarom heb ik jullie vader opgebeld.'

De man liep door de muf ruikende garage en ging een klein vertrekje binnen. Het lag er vol met lege olieblikken en oude banden. Aan de wand hing een verkleurde kalender van enkele jaren oud.

’Ga maar zitten,’ zei de garagehouder, en hij wees op een paar vaten.

De jongens gingen zitten en Langzame Mo begon met zijn verhaal. Het grootste deel ervan kenden ze al. Op een gegeven ogenblik onderbrak Joe de verteller om een beschrijving te vragen van het echtpaar dat de wagen had achtergelaten.

Langzame Mo keek een ogenblik peinzend voor zich uit en toen zei hij: ’Nou, het waren gewone mensen, van normale lengte, en gekleed zoals iedereen.

Joe schudde zijn hoofd. De beschrijving van Mo was van toepassing op een paar miljoen mensen!

’Waar zijn ze heen gegaan, nadat ze de wagen hier hadden achtergelaten?’ vroeg Frank.

’Ze hebben de trein genomen,’ antwoordde Langzame Mo. ’Daar is het station,’ zei hij wijzend.

’Wat is het motornummer van de auto?’ vroeg Frank.

’Tjonge, dat weet ik zo niet,’ antwoordde Langzame Mo. ’Daar had ik eigenlijk wel eens naar kunnen kijken. Maar ik heb er geen moment aan gedacht.’

Hij ging de Hardy’s voor naar het achterste deel van de garage, waar een zwarte gesloten auto in een hoek stond.

Frank deed de motorkap open en keek naar de motor.

’Hebt u een lantaarn?’ vroeg hij aan Langzame Mo.

Toen de garagehouder hem er een gegeven had, bekeek Frank de motor.

’Net wat ik dacht!’ riep hij uit. ’Het nummer van de motor is weggevijld.’

’Waarom zou iemand dat nou doen,’ vroeg Langzame Mo, terwijl hij zijn vingers door zijn borstelige haar haalde.

’Om de identificatie van de wagen onmogelijk te maken,’ legde Frank uit. ’En,’ voegde hij eraan toe, ’dit is een zaak voor de politie, of je het prettig vindt of niet.’

Langzame Mo belde de commissaris op. Niet lang daarna kwam een kleine dikke man de garage in.

’Ha, die Jake,’ zei Langzame Mo. ’Dit zijn de gebroeders Hardy. De zoons van Fenton Hardy, de detective.’

’Zo, wat hebben ze uitgehaald?’ vroeg Jake. ’Moet ik ze arresteren?’

’Nee,’ zei Frank lachend. ’We willen dat u degene arresteert, die het nummer van de motor van deze auto heeft weggevijld.’

’De vent die de wagen hier achterliet is me nog twee maanden stalling schuldig,’ voegde Langzame Mo eraan toe.

Er kwam een enthousiaste uitdrukking op het gezicht van commissaris Jake.

’Reken er maar op dat ik die vent inreken. Waar is hij?’

’Daar willen we nu juist graag achter komen,’ zei Frank. 'Langzame Mo zegt dat hij hier twee maanden geleden vertrokken is.’

’Dan heeft hij wel een flinke voorsprong, hè?’ constateerde Jake. ’Maar ik krijg hem wel te pakken. Achteruit, jongens, dan kijk ik of ik wat aanwijzingen kan vinden.’

Joe onderdrukte een lach toen de commissaris een enorm vergrootglas uit zijn zak haalde. Na een onderzoek van wel vijf minuten zei hij ernstig:

’Ik geloof dat die auto gestolen is.’ Toen voegde hij er gewichtig aan toe: ’Ik zal een oproep door de zeven omliggende staten verspreiden.’ Met die woorden liep de commissaris de garage uit.

’Dat was het dan wel, denk ik,’ zei Langzame Mo, terwijl hij zijn schouders ophaalde.

’Wat was wat wel?’ vroeg Joe.

’De oplossing van de zaak,’ antwoordde Mo. ’Zo lost hij alle zaken in Pleasantville op; verder doet hij er niets aan.’

Toen zei Frank:

’Als dat zo is, wat zou u er dan van zeggen als Joe en ik eens keken of we wat aanwijzingen konden vinden?’

'Best hoor, ga je gang maar,’ zei de garagehouder.

Frank begon systematisch de bekleding van de wagen te onderzoeken, terwijl Joe de matten uit de auto haalde. Even later haalde Joe uit het handschoenenkastje, dat verder geheel leeg was, een smal riempje. Aan een kant was het helemaal versleten.

’Dat ziet er uit als een stuk van een horlogebandje,’ was zijn commentaar. ’Ik vraag me af, waarom iemand zoiets zou willen bewaren.’

Frank was nog bezig met het nazoeken van de kussens. Hij trok de achterbank los en voelde met zijn hand achter de bekleding. Hij vond een haarspeld, een geldstukje van tien dollarcent en een soort sierspeld.

’Dat is een dasspeld,’ zei hij.

’Het is een pijl, maar hij is verbogen,’ merkte Joe op.

Langzame Mo keek aandachtig naar de pijl die ongeveer de vorm had van een S.

'Waarschijnlijk verbogen toen iemand erop ging zitten,’ zei hij.

’Dat geloof ik niet,’ antwoordde Frank. ’Het lijkt mij toe dat het ding zo gemaakt is.’

De Hardy’s staken het stukje horlogeband en de dasspeld in hun zak, namen afscheid van Langzame Mo en liepen de garage uit.

Net toen ze op het punt stonden weg te rijden, kwam een man het pad af en ging de garage in.

’Wie zou dat zijn?’ vroeg Joe. ’Hij ziet eruit als een bokser.’

’We kunnen beter eens even gaan kijken wat hij gaat doen,’ zei Frank.

De broers stapten uit en gingen naar binnen. Terwijl ze de garage in gingen, hoorden ze de onbekende tegen Langzame Mo snauwen:

’Goed dan, ik heb die wagen niet bij je achtergelaten! En het kan me niet schelen of de nummerplaten verdwenen zijn. Maar ik neem die wagen toch mee!’

Met die woorden gaf hij Langzame Mo een hevige slag. De garagehouder struikelde achteruit en viel.

Zijn hoofd kwam met een harde klap tegen de betonnen vloer en hij bleef bewusteloos liggen.