Chet als luistervink

Frank kwam met een plof op de grond terecht en bleef doodstil liggen. Het was precies op tijd. De pijl miste maar net zijn schouder.

Tien minuten verstreken. Er vlogen geen pijlen meer over de jongen heen. Voorzichtig richtte hij zich wat op, om door de struiken te kunnen kijken. Nog geen zes meter van hem vandaan lag een korte pijl. Bij de inkeping aan de achterkant zaten drie witte veren. Hetzelfde soort pijl als waarmee vader neergeschoten is! zei Frank verbaasd in zichzelf.

De jongen kroop over de grond en pakte de pijl beet. Geen twijfel aan. De pijl was een broertje van de andere. Hij kwam waarschijnlijk uit dezelfde koker! Maar waarom was de onbekende boogschutter van Bayport naar Nieuw-Mexico gereisd? Voorzichtig stond Frank op en keek om zich heen. Hij zag niemand. Toen wikkelde hij de pijl in zijn zakdoek en bond hem aan zijn zadel.

Frank zag een tweede pijl in een boom op een paar meter afstand. Uit de stand van de pijl kon hij ongeveer afleiden van welke plaats de pijl afgeschoten was. Goed oplettend of hij niets zag bewegen tussen de bomen, liep Frank voorzichtig om het schootsveld van de aanvaller heen en naderde de plek van achteren.

Maar toen hij aankwam op de kleine open plek, waar de aanvaller kennelijk gestaan had, was er niemand te bekennen.

Frank schrok op door het geluid van naderende voetstappen. Misschien kwam Pete terug. Of zou het de geheimzinnige boogschutter zijn?

De jongen leidde vlug zijn paard een geul in en toen dook hij onder wat dichte struiken om het verdere verloop van de gebeurtenissen af te wachten.

Tot zijn grote opluchting zag hij plotseling Joe en Pye tussen de bomen verschijnen. Het tweetal schrok toen Frank geruisloos op het pad verscheen.

’Hij stil als roodhuid,’ grinnikte Pye.

’Jij zou zelf ook wel voorzichtig zijn,’ antwoordde Frank, ’als er iemand door het bos sloop, die met pijl en boog op je schoot!’

De Indiaan keek zeer verbaasd toen Frank zijn verhaal vertelde. 'Niemand op Crowhead gebruiken pijl en boog,’ verklaarde hij.

'Ben jij de enige Indiaan daar?’ vroeg Joe.

Pye knikte.

'Geen meer Indianen werken voor mevrouw Hardy.’

'Is er hier een Indianenreservaat in de buurt?’ vroeg Frank.

Pye dacht even na.

'Reservaat hier honderdvijftig kilometer vandaan,’ antwoordde hij toen.

’Dan lopen er hier vast en zeker geen Indianen rond,’ was Joe’s redenering.

’Ga eens met mij mee,’ zei Frank tegen de anderen.

Hij ging hen voor naar het rotsblok, waarin de verbogen pijl uitgehouwen was.

De jongen lette goed op Pye’s gelaatsuitdrukking. De blik van de Indiaan was echter even verbaasd als die van Joe.

’Heb je zo’n pijl, of iets dergelijks al eens eerder gezien?’ vroeg Frank, hoewel hij er zeker van was dat het antwoord ontkennend zou zijn.

’Pye nooit slechte pijl gezien. Indiaan maken geen slechte pijl,’ zei hij trots en toen voegde hij er grinnikend aan toe: 'Alleen bleekgezicht.’

Bleekgezicht!

Deze opmerking gaf de Hardy’s te denken.

Na het chemisch onderzoek van het horlogebandje was algemeen aangenomen dat de boogschutter een Indiaan was. Maar als de roodhuiden zo’n minachting hadden voor verbogen pijlen, dan was het mogelijk dat alleen blanken iets te maken hadden met het mysterie en dat zij probeerden detective Hardy en zijn zoons om de tuin te leiden door hen te laten denken dat Indianen de misdadigers waren.

’Gaan nu terug naar ranch,’ zei Pye. 'Zijn lange rit.’

Het drietal ging op de terugweg. Ze spraken onderweg maar weinig. Na een aantal hete, vervelende uren te paard, bereikten ze de uitnodigende koelte van de gebouwen van de ranch. Frank ging regelrecht naar het slaapverblijf om Hank te spreken. De voorman keek de jongen argwanend aan.

’Wat is er nu weer aan de hand?’ vroeg hij.

’Ik zoek Pete,' zei Frank. 'Is hij al terug? We zagen hem een poosje geleden in het bos. Hij zei dat hij zijn paard kwijtgeraakt was en dat hij het zocht.’

’Pete is al vanaf vanochtend vroeg weg,’ gromde Hank. ’En laat me nou met rust.’

De avond viel. Pete was nog steeds niet terug. Frank en Joe hoorden dat het paard van de cowboy alleen terug gekomen was, maar zonder zadel.

’Ik begrijp het niet,’ zei tante Ruth tegen Frank. ’Je ziet wat er gebeurt. De ene dag is hij nog hier en de andere dag is hij zonder verklaring verdwenen.’

Frank zei dat hij rapport wilde uitbrengen aan zijn vader en hij belde naar huis. Meneer Hardy nam zelf het gesprek aan.

Frank beschreef in het kort de geheimzinnige gebeurtenissen. Toen hij van het rotsblok in het bos vertelde met de verbogen pijl, merkte de jongen dat zijn vader zeer verbaasd was.

’Wezen die pijl en die andere die je vanuit de lucht in het bos zag in dezelfde richting?’ vroeg hij.

’Tjonge, ja dat is inderdaad zo, vader,’ antwoordde Frank.

’Blijf dan naar nog meer aanwijzingen in dat bos zoeken,’ adviseerde de detective. 'Maar wees voorzichtig en ga er niet ver in, zonder dat je een betrouwbaar iemand van Crowhead bij je hebt.’

'Dat zal Pye dan wel worden. Dat is een fijne kerel.’

Nadat de jongens hun verhaal verteld hadden, vertelde meneer Hardy hun van de laatste ontwikkelingen van het mysterie in Bayport. De auto in de garage van Langzame Mo was nog steeds door niemand opgeëist. Al uit de sigarenzaak bleef koppig zwijgen. Er waren geen polshorloges met verbogen pijlen meer gevonden, maar de telefoonlijn liep bijna gloeiend bij het volgende belangrijke nieuws: men had vastgesteld dat de Pijlsigaretten een onbekend gas bevatten!

’Sam Radley en regeringsambtenaren,’ zei meneer Hardy, ’hebben verschillende verkopers van Pijlsigaretten in Bayport en omliggende plaatsen gearresteerd. Maar de aanvoerder, wie dat dan ook zijn mag, is nog niet gegrepen.’

'Misschien is het Pijlen-Charlie wel,’ opperde Frank.

’We hebben een val voor hem uitgezet als hij hierheen komt,’ zei de detective. ’Maar misschien duikt hij wel in jullie buurt op. Wees maar voorzichtig!’

Dat beloofden de jongens en dat was het einde van het gesprek. Frank en Joe brachten de avond door in de buurt van de kraal en het slaapverblijf, maar ze ontdekten niets nieuws. Tot twaalf uur vertrokken of arriveerden geen ruiters en Pete kwam niet terug. De jongens gingen ten slotte maar naar bed.

De volgende ochtend stonden Chet Morton en de Hardy’s vroeg op.

Daar hij zich de vorige dag niet goed had gevoeld doordat hij te veel gegeten had, was Chet erg voorzichtig met het ontbijt.

’Wat is er aan de hand, Chet?’ plaagde Joe, toen de jongens van tafel opstonden. ’Heb je je gezonde eetlust verloren?’

’Ik doe vanaf vandaag wat voorzichtiger aan,’ verklaarde de jongen, ’Ik neem beslist geen derde portie meer.’

’Dus twee is genoeg voor je, Chet?’ grinnikte Frank. ’Ben je niet bang dat je dood hongert?’

Chet maakte korte metten met zijn tweede stapeltje flensjes en ging toen met zijn vrienden mee, voor een wandeling om de gebouwen van de ranch heen. Toen ze in de buurt van het slaapverblijf kwamen, riep een opgewekte stem vanuit de deuropening:

’Goeiemorgen! Kom binnen, ik wil jullie iets laten zien.’

Het was Terry, de zingende cowboy. Hij hield de deur voor hen open. Een lange tafel stond in het midden van het verblijf van de cowboys. Daarop lagen drie stapels cowboykleding.

’Een paar van de mannen hadden het gevoel dat ze hun excuus moesten maken,’ zei hij. ’In ieder geval tegen Frank en Joe. We hoorden van Pye dat jullie goed kunnen paardrijden. Dus hebben een paar van ons wat spullen voor jullie bij elkaar gebracht.’

’Dat is erg aardig,’ zei Frank. ’Welbedankt!’

’We hadden wat moeilijkheden om een broek te vinden, die groot genoeg was voor jullie vriend hier,’ zei Terry, terwijl hij met zijn duim naar Chet wees.

De jongens trokken enthousiast hun nieuwe uitrusting aan. Chet zette een breedgerande hoed schuin op zijn hoofd.

’Geef me nou maar een paar schietijzers!’ riep hij uit, terwijl hij zijn voeten wijd uit elkaar zette en op zijn heupen sloeg. ’O, jongens, ik ben tegen alles opgewassen!’

De cowboys lachten en Frank bedankte hen voor hun gulheid en voegde eraan toe dat ze zoiets niet hadden verwacht van Hank.

’Hank weet hier niets van,’ antwoordde Terry, ’en zijn vrienden Muff en Red ook niet. Praat er dus maar niet over, wil je? Ga nu maar, want daar komt Hank net.’

Chet en de Hardy’s bedankten Terry nogmaals en verlieten haastig het slaapverblijf. Toen ze bij de kraal waren, draaide Chet zich plotseling om.

’Oei, ik heb mijn halsdoek vergeten,’ riep hij uit. Hij liep snel terug naar het slaapverblijf. Terry was er niet meer. De halsdoek lag op de grond naast de tafel.

Toen Chet zich bukte om hem op te rapen, hoorde hij Hank’s stem. De voorman sprak door de telefoon, die aan de wand aan de andere kant van het slaapverblijf hing. Chet kon er niets aan doen dat hij hoorde wat er gezegd werd.

’Niet voordat die wijsneuzen uit Bayport hier weg zijn,’ zei de gemelijke cowboy. Hij hing de hoorn op en draaide zich om, om de deur uit te gaan. Toen hij Chet bij de tafel zag staan, werd hij woedend.

'Vervelende bemoeial!’ brulde hij. ’Wat doe je hier?’

’Ik kwam mijn halsdoek halen,’ stotterde Chet.

'Dat lieg je,’ snauwde Hank. 'Je stond me af te luisteren!’

Hij liep met grote stappen naar Chet toe en greep hem bij zijn hemd beet. Hij draaide zijn vuist om en tilde de jongen bijna van de grond.

Plotseling schoot Chet iets te binnen! ’Laat je door niemand in een hoek drukken,’ had zijn judoleraar tegen hem gezegd. ’Brute kracht is heus niet alles.’

De jongen hoorde het hem in gedachten nog zeggen. Hij herinnerde zich de armgreep die Rus Griggs hem geleerd had. Met een snelle beweging greep Chet de linkerpols van Hank beet met zijn rechterhand. De voorman, die hierop niet bedacht was, liet zijn greep op Chet’s hemd verslappen. Met een tweede snelle beweging, drukte Chet zijn linkerhand als een hefboom onder Hank’s schouder. Er kwam een uitdrukking van hevige pijn op het gezicht van de man, toen Chet zijn arm naar achteren boog. En toen gooide Chet de man met een ruk door het vertrek. Hank struikelde achteruit en kwam ten slotte met een klap tegen een brits in de hoek van het slaapverblijf terecht. Chet kon zijn ogen nauwelijks geloven. Hij had met succes een worp toegepast op de sterke voorman!

Hank krabbelde overeind en brulde om hulp.

’Ik laat jullie de ranch afgooien!’ schreeuwde hij. ’Muff! Red!’

Twee cowboys, die hun baas hadden horen roepen, renden het gebouw in.

’Grijp die knul!’ beval Hank, terwijl hij naar Chet wees. ’Hij heeft geprobeerd me te vermoorden!’

De vrienden van Hank kwam op Chet toe en grepen hem beet.

’Wat zullen we met hem doen?’ vroeg een van hen.

’Bind hem maar aan de staart van een stier!’ bulderde Hank.