Diefstal bij klaarlichte dag

Frank en Joe renden naar voren. De vreemdeling bleef, verrast door hun binnenkomst, staan. Toen draaide hij zich bliksemsnel om en holde de zijdeur van de garage uit.

Terwijl Frank zich over Langzame Mo heen boog, ging zijn broer de man achterna, die regelrecht naar het station rende. De jongen was nog maar een paar meter achter hem, toen de man met drie treden tegelijk de houten trap van het oude station van Pleasantville oprende. Juist op dat moment reed er een trein weg. De man greep de stang van de laatste coupé beet en hees zich naar binnen. De trein reed inmiddels al heel snel.

Teleurgesteld ging Joe terug naar de garage, en hij vertelde zijn belevenissen aan Frank, die het hoofd van Langzame Mo bette met koud water.

’Hoe is het met hem?’ vroeg Joe.

’Hij komt al bij,’ antwoordde Frank.

Langzame Mo knipperde met zijn oogleden en deed zijn ogen ten slotte open.

’W-waar ben ik?’ vroeg hij versuft.

’In uw kantoor,’ antwoordde Frank. ’Houd u maar kalm.’

’Nu weet ik het weer,’ zei de man. ’Een grote kerel gaf me een mep. Waar is hij gebleven? Heeft hij de auto meegenomen?’

Toen Frank hem vertelde dat de geheimzinnige vreemdeling verdwenen was, maar zonder auto, slaakte Langzame Mo een zucht van verlichting.

’Ik ben blij dat hij gevlucht is. Hij had jullie wel iets kunnen doen. Ik zou niet graag willen dat er door mij iets met de zoons van Fenton Hardy zou gebeuren.’

Toen de jongens ervan overtuigd waren dat Langzame Mo weer voldoende hersteld was om alleen gelaten te kunnen worden, reden ze naar het politiebureau om commissaris Jake te vertellen wat er gebeurd was.

’Ik zal een alarm uitsturen naar de zeven omliggende staten,’ zei de politieofficier verontwaardigd. 'Ik laat niemand ongestraft naar Pleasantville komen om mijn zwager neer te slaan!’

’Dat zaakje bevalt me niks, Joe,’ zei Frank een paar minuten later, toen ze terugreden naar Bayport.

Daar was zijn broer het mee eens.

’Wat denk jij ervan? Geloof je dat het werkelijk de auto van die man was?’

’Nee. Hij probeerde de wagen waarschijnlijk op te halen voor de man, die hem daar achtergelaten had.’

’Maar waarom had hij dan zo’n haast om de garage uit te komen? Ik wed dat hij probeerde die wagen te stelen!’

'Misschien weet vader wel een oplossing,’ zei Joe.

Toen ze thuisgekomen waren, liepen de jongens snel naar de werkkamer van hun vader. Toen zijn zoons binnenkwamen, legde de detective een map met politieverslagen, waarin hij had zitten lezen, opzij.

’Zo, jongens,’ zei hij. ’Hoe is het gegaan bij Langzame Mo?’

Frank vertelde zijn verhaal en liet toen zijn vader het gebroken horlogebandje en de dasspeld zien.

’Wat denkt u ervan, vader?’ vroeg Joe ongeduldig.

'Jongens,’ antwoordde meneer Hardy, ’ik geloof dat jullie een paar aanwijzingen hebben gevonden, die wel eens iets te maken zouden kunnen hebben met een zaak waar ik aan werk.’

’Wat voor zaak is dat dan?’ vroeg Frank verbaasd.

’Jullie hebben toch wel gelezen over die golf van diefstallen in en om Bayport, nietwaar?’

De jongens knikten en de detective vervolgde: ’De Associatie van Zakenlieden heeft mij aangesteld om de misdadigers op te sporen. Ze vinden dat de politie een beetje te langzaam werkt,’ voegde hij er glimlachend aan toe.

’Zijn die papieren de politieverslagen van de diefstallen?’ vroeg Joe, terwijl hij naar de map op het bureau wees.

’Ja,’ antwoordde de detective. ’Het zijn verklaringen van de slachtoffers, waaronder bankbedienden, kassiers van warenhuizen en gewone burgers, die op straat zijn beroofd, terwijl ze grote sommen geld bij zich hadden. Ik ben erachter gekomen dat in alle gevallen steeds hetzelfde gebeurd is. Onmiddellijk nadat de slachtoffers aangesproken waren, voelden ze zich duizelig worden en verloren ze het bewustzijn. Een paar minuten later kwamen ze dan weer bij, maar zonder hetgeen ze van waarde bij zich hadden.’

’Waar werden ze zo duizelig van?’ vroeg Joe.

’Dat probeer ik nu juist te ontdekken,’ was het antwoord van meneer Hardy.

’Zeg, vader,’ vroeg Frank, ’hoe komt u erbij dat die zaak van u iets te maken heeft met die auto bij Langzame Mo?’

Fenton Hardy glimlachte.

’Door die dasspeld van die verbogen pijl,’ zei hij. ’De enige aanwijzing die ik tot dusver heb kunnen vinden in mijn zaak, komt van een bandrecorder, die ik in een goedkoop restaurant bij de haven heb opgesteld. Dat restaurant heet Mike’s Eethuis. Iemand heeft daar de woorden 'verbogen pijl’ gebruikt.’

Op dat moment kwam juist een grote, wat hoekige vrouw de werkkamer van de detective binnen.

’Ha, die tante Gertrude,’ zeiden de jongens en ze stonden op om haar een stoel aan te bieden.

’Hallo,’ zei ze en toen barstte ze uit. ’Je moest je schamen, Fenton Hardy. Ik hoorde je net praten over een nieuwe zaak. Dus daarom ga je niet naar het westen om die arme Ruth te helpen.’

Tante Gertrude, de ongetrouwde zuster van meneer Hardy, bracht een groot deel van haar tijd door bij de Hardy’s en ze had het gevoel dat het haar taak was, de mannelijke leden van het gezin een beetje op hun plichten te wijzen. Op het ogenblik bracht mevrouw Hardy zelf een bezoek aan een jeugdvriendin in een andere stad.

’Als jij er niet snel heengaat,’ zei tante Gertrude, ’dan ga ik zelf!’

’Het komt heus wel goed met Ruth,’ antwoordde meneer Hardy. ’Ga maar eens zitten, Gertrude, dan zal ik je eens wat vertellen over die nieuwe zaak, die we onder handen hebben.’

’Ik wil er geen woord over horen,’ zei ze nadrukkelijk. ’Die arme Ruth zit daar maar alleen op die ranch met een stel onbetrouwbare knechten, die haar ieder moment kunnen vermoorden!’

’Zo erg is het nu ook weer niet, geloof ik,’ zei meneer Hardy sussend. ’Maar ik ga in ieder geval binnen een week naar haar toe. Is dat goed?’

’Nou, als je maar zorgt dat het zo snel mogelijk gebeurt,’ sputterde tante Gertrude en liep de kamer weer uit.

Frank en Joe grinnikten.

’Zo, nou weet u wat u te doen staat, vader,’ merkte Joe op.

’Och, ik neem het haar niet kwalijk dat ze zich zorgen maakt,’ zei meneer Hardy. 'Ruth zit echt in moeilijkheden en ik zou er eigenlijk zo snel mogelijk heen moeten om haar te helpen.’

’Vader,’ zei Frank, ’wat zou u ervan denken als ik dat horlogebandje eens naar een laboratorium bracht om het te laten onderzoeken? Misschien kunnen we erachter komen wat het voor iemand is, die het heeft gedragen.’

’Dat is een goed idee,’ stemde zijn vader toe.

Het was al te laat om Frank’s voorstel die dag nog in praktijk te kunnen brengen, maar de volgende ochtend vroeg brachten Frank en Joe het bandje naar een scheikundige in Bayport. Hij kende de jongens goed en beloofde dat hij het resultaat van het onderzoek binnen vierentwintig uur zou geven.

Toen de jongens even later door een straat in een van de buitenwijken van Bayport reden, sprong een stoplicht op rood en Frank stopte. Op de hoek van de straat zagen ze twee mannen staan, die in een gesprek gewikkeld waren.

Terwijl de jongens wachtten tot het licht op groen zou springen, liep een van de mannen op het trottoir weg. Enkele seconden later zakte de andere man plotseling in elkaar. De eerste draaide zich om en rende terug. Hij boog zich even over de gevallen man heen, legde hem tegen een lantaarnpaal en liep toen weer snel weg.

’Hé, wat zeg je me daar nou van?’ merkte Frank op. ’Die man kan wel ziek zijn. We kunnen hem beter even gaan helpen.’

De jongens sprongen uit de wagen en hielpen de man overeind. Terwijl ze hiermee bezig waren schudde de man zich hevig.

’Hé, laat me los!’ beval hij. ’Waarom houden jullie me vast?’

’U bent in elkaar gezakt,’ zei Frank. ’Uw vriend is niet blijven wachten. Hoe gaat het nu?’

’Mijn vriend?’ vroeg de man.

’De man waarmee u stond te praten,’ zei Joe.

’Dat was geen vriend van me,’ zei de man. ’Hij vroeg me alleen om een vuurtje en...’

Plotseling voelde de man naar zijn achterzak en er kwam een verschrikte uitdrukking op zijn gezicht. Toen pakte hij Frank en Joe beet en brulde: 'Help! Help! Ik ben beroofd! Arresteer die twee jongens!’