HOOFDSTUK 9

 

 

 

Later besefte ze dat dat nu precies het moment was geweest waarop Pauls houding jegens haar veranderde. Blijkbaar was het toen pas tot hem doorgedrongen dat de Derwent Ford waar Ilena het over had gehad, dezelfde was als de Derry over wie ze hem op een avond had verteld dat hij haar in de steek had gelaten.

Ebenezer straalde, die vond het natuurlijk prachtig dat een vriend van de andere kant van de aardbol helemaal hier naar toe was gekomen om haar te bezoeken.

Zelf slaagde ze erin vriendelijk te blijven, maar was het nu werkelijk nodig dat Derry naar haar toe kwam, haar handen in zijne nam en zich bukte om haar te kussen? Instinctief wendde ze haar gezicht af, zodat zijn kus op haar wang belandde. Ze kon het niet uitstaan dat iemand anders haar kuste, zo kort nadat Paul haar voor het eerst had gekust.

Ze mompelde iets over hoe klein de wereld toch was, en hoe aardig het van hem was dat hij dat hele eind was gekomen om haar even op te zoeken.

Derry keek haar verbaasd aan. ‘Maar je wist toch dat ik kwam?’

Verbijsterd zei ze; ’Hoe kan ik dat nu weten? Of heb je dat soms tegen Ilena gezegd? Dan heeft ze het in elk geval niet doorgegeven. Ze begon pas over je toen we al in de auto zaten, waar of niet?’ Ze keek naar Paul en Ebenezer, maar Derry zei:

‘Ik heb het niet tegen Ilena gezegd. Ik heb je een brief geschreven. Heb je die dan niet gekregen?’

‘Nee hoor. En trouwens, je wist toch niet waar ik was? Voor je Ilena ontmoette had je mijn adres niet. Je bedoelt zeker dat je vanuit Queenstown hebt geschreven, nadat je haar had ontmoet, hè? Maar waar is die brief dan?’

‘Ik heb je vanuit Engeland geschreven,’ zei Derry verwonderd. ‘Ik bofte geweldig dat ik met Wilfred Steenson mee kon en dat ik de gelegenheid had jou terug te zien.’

Thomasina slikte. ‘Hoe wist je dan waar ik was?’

‘Mrs. Bruce heeft me je adres gegeven. Je zou hier uiteindelijk wel naar toe komen.’

‘Nou, die brief heb ik dan niet gekregen,’ zei Thormasina. Paul?’

Paul haalde altijd de post op. Stijfjes zei hij: ‘Ik heb in elk geval die brief niet gezien. Aarzelend liet hij er op volgen: ‘Het lijkt wel of er altijd iets is met die post van ons. Mijn oom schreef naar Engeland dat Thomasina hier naar toe moest komen. Hij wist niet dat Thomasina die prijsvraag had gewonnen. Die brief moet haar net gemist hebben. Matthew stelde voor dat ze ons hier zouden komen verrassen. Gek eigenlijk, nu heeft Thomasina in Greenchester op het postkantoor gezegd dat ze haar de post moesten nasturen naar Christchurch, en vandaar sturen ze het weer hier naar toe. Maar die speciale brief is hier nooit aangekomen.’

‘Mrs. Bruce zei niets over een prijsvraag,’ zei Derry. ‘Die heeft alleen verteld dat je je oom ging opzoeken. Van haar heb ik dit adres gekregen, niet dat in Christchurch.’

‘Dat zal best,’ zei Thomasina, ‘tegen die tijd had ik haar al hier vandaan geschreven.’

Hij dacht na en zei tenslotte: ‘Maar ik heb twee brieven geschreven.

Die kunnen toch niet allebei zoek zijn geraakt? In de eerste brief schreef ik dat ik komen zou. In de tweede heb ik precies geschreven wanneer, en ook dat je me deze week kon verwachten.’

‘Zo gemakkelijk raken hier de brieven niet weg,’ zei Paul. ‘Als je er op hebt gezet: p/a E. Swainson, Corrieside, Ngahuru Marama, dan moet het overkomen. Stond dat er op? Nou dan.’

Ebenezer zei luchtig: ‘Die zullen dan wel komen als jij allang weer in Engeland bent, jongen.’ Maar het was wel gek dat er twee brieven waren zoekgeraakt, dat beseften ze allemaal.

‘Jammer dat je weg was toen Derwent kwam, Thomasina,’ zei Ebenezer. ‘Ik heb maar gevraagd of hij hier blijft logeren tot hij vertrekt vanuit Christchurch.’

Thomasina deed net of ze dat leuk vond, omdat ze niet onbeleefd wilde lijken. Maar Derry was voor haar iemand uit een ver verleden, wiens vertrek ze indertijd nauwelijks had betreurd. Ze kon hem hier helemaal niet gebruiken op een tijdstip dat zij en Paul voorzichtig verliefd op elkaar begonnen te worden. Paul was net goed en wel zo ver dat hij haar begon te vertrouwen. Misschien dacht hij nu al wel de idiootste dingen over haar gevoelens voor Derry.

Thomasina had er zich op verheugd de volgende dag het verslag over de tocht naar Akaroa te schrijven. Nu zou ze zich met Derry moeten bemoeien en extra zorg aan de maaltijden besteden.

Ze was blij toen het tijd was om naar bed te gaan. Ze trok een kort nachthemdje aan en begon haar haren te borstelen. Langzamerhand kwamen de herinneringen aan die betoverende dag terug. Tenslotte stond ze op om het boek uit de eetkamer te halen dat Paul haar had aangeraden. Het ging over Akaroa.

Ze schoot in haar peignoir en liep naar beneden om het boek te zoeken. Ze had het net gevonden toen achter haar de deur openging. Dat moest Paul zijn. Nu kon ze hem meteen zeggen dat het haar speet dat Derry was komen opdagen en dat ze blij zou zijn als hij weer opkraste.

Glimlachend keek ze om. Het was Derry.

De glimlach bestierf haar op het gezicht. Dat kon hem niet zijn ontgaan, maar hij zei: ‘Ik hoorde iemand lopen en ik hoopte dat jij het was. Er waren vanavond veel te veel mensen naar mijn zin.’

Koeltjes zei ze: ‘Als je soms om een praatje verlegen bent, Derry, ik heb een lange dag achter de rug en ik kwam alleen even een boek halen. We hebben nog tijd genoeg om te kletsen.’

Hij staarde haar vol bewondering aan. ‘Je ziet er geweldig uit,’ zei hij. ‘Vanavond ook al, in dat broekpak. Ik wist wel dat je er goed uit kon zien als je wat meer geld uitgaf aan kleren.’

Thomasina haalde haar schouders op. ‘Daar had ik geen geld voor. Deze kleren kon ik kopen van de opbrengst van de prijsvraag. Als ze versleten zijn kan ik me niet meer zulke dure kleren veroorloven.’ ‘En de wolprijzen gaan nog wel omhoog,' zei hij verbaasd.

‘Dat heeft er niets mee te maken. Ik werk hier als huishoudster en ik krijg een goed salaris, maar daar kan ik geen bokkensprongen van maken.’

‘O, maar Mr. Swainson schijnt je anders als zijn erfgename te beschouwen,’ zei Derry.

Thomasina gooide driftig het hoofd in de nek. ‘Daar komt niets van in, Derry. Als er iemand is die de hele erfenis verdient dan is het Paul. Hij heeft hier jarenlang hard gewerkt. Ik kan me best redden zonder erfenis, en van de royalty’s van vaders boeken spaar ik voor later, als de kinderen gaan studeren.’

‘Laat me niet lachen,’ zei Derry. ‘Die royalty’s stellen vast niet veel voor, want zoveel had je vader nog niet geschreven...’

‘Vijf boeken,’ viel Thomasina hem in de rede, ‘en het zesde heb ik uitgewerkt na zijn dood. Het is echte ontspanningslektuur, ja, maar wat doet dat er toe? Je moest eens weten hoeveel brieven van lezers binnenkomen. Die zijn allemaal dankbaar voor de ontspanning die hij hun heeft bezorgd. Maar jij leest geen boeken, dus jij kunt daar niet over oordelen. Doe maar niet zo neerbuigend over de boeken van mijn vader. Het enige wat jij eventueel kunt schrijven is een eenvoudig verslag.’

Derry begon te lachen. ‘Je bent veranderd,’ zei hij, ‘je hebt veel meer temperament dan ik had gedacht.’ Hij kwam naar haar toe, maar ze week achteruit. De boekenkast sneed haar echter de terugtocht af.

Hij pakte haar beet en ze wist slechts met moeite zijn kus te ontwijken. Ze draaide zich om toen ze iets hoorde en zag de tuindeuren opengaan. Paul stond op de drempel. Ze wist precies wat hij nu moest denken. Het leek natuurlijk net alsof ze zich alleen had losgerukt omdat ze de deur had horen opengaan. En dat ze hier in haar peignoir stond gaf natuurlijk ook te denken.

Ze voelde zich ellendig.

Paul glimlachte spottend. ‘O, neem me niet kwalijk. Ik zal jullie niet langer storen.’ Hij sloot de tuindeuren af en liep de kamer door.

Wanhopig zei Thomasina: ‘Paul, ik kwam dat boek halen over Akaroa. Toen kwam Derry naar beneden. Zocht jij soms ook een boek, Derry?’

Maar Derry zei lachend: ‘Je zei immers net nog dat ik geen boeken lees?’

Thomasina werd vuurrood van woede. Maar Paul zou die blos natuurlijk anders uitleggen. Ze greep het boek. ‘Ik heb het al, welterusten,’ en liep snel tussen de beide mannen door de kamer uit.

Terug in de veilige beslotenheid van haar kamer wierp ze zich neer op het bed en begon te huilen van verdriet en boosheid en wanhoop. Om die broze droom die was verstoord door Derry, nog voor hij goed en wel was begonnen.

 

De volgende ochtend stond ze met tegenzin op, hoewel het prachtig weer was. Ze zong ook niet tijdens het klaarmaken van het ontbijt. Gelukkig ging alles goed en zag ze kans tamelijk normaal aan de gesprekken deel te nemen, zodat Ebenezer niets merkte.

Paul maakte een ergerlijk opgewekte indruk. Ze had hem horen fluiten in de stal en tegen Derry was hij uitgesproken vriendelijk.

‘We helpen allemaal met de afwas,’ zei hij. ‘Ik heb mijn bed al opgemaakt. Peggy komt om tien uur, dan doen we allemaal samen de ronde door het bedrijf. Oom staat erop dat jij ook meegaat, Thomasina. ’

‘Ebenezer, ik blijf liever thuis,’ zei Thomasina. ‘Ik ben tenslotte geen expert op het gebied van de schapenfokkerij in Nieuw-Zeeland, en als ik hier blijf kunnen jullie te paard gaan. Derry rijdt uitstekend. Als Peggy vandaag toch komt kan ik dat artikel over Akaroa schrijven, nu de indrukken nog vers in mijn geheugen liggen.’

‘Komt niets van in, meid,’ zei Ebenezer. ‘We willen dat jij meegaat. Dat artikel heeft geen haast.’

‘Je hebt trouwens vast dat dikke boek nog niet uit,’ zei Paul sarcastisch, ’dus vanwaar die haast?’

‘Ik wil regelmatig een artikel naar de luchtvaartmaatschappij sturen,’ zei ze. ‘Dan kan ik wat sparen voor de kinderen, voor later.’

Ebenezer zuchtte. Je bent veel te veel op je onafhankelijkheid gesteld. Dat hoeft nu toch niet meer?’

‘Zie je nu wel,’ zei Derry. ‘Je oom vindt ook dat je overdrijft.’ Hij wendde zich tot de anderen. ‘Dat vond mijn moeder ook. Ze heeft Thomasina nog gevraagd niet zo trots te zijn. Toen het dorp gespaard bleef en alleen Thomasina’s huis moest verdwijnen, vonden de mensen dat zo naar dat ze geld wilden inzamelen voor Thomasina. Nou ja, voorde kinderen eigenlijk. Maar dat wilde ze niet accepteren.’

Thomasina zag een eigenaardige uitdrukking op Pauls gezicht komen. Ze beet op haar lip. Nu dacht Paul natuurlijk dat ze ruzie hadden gemaakt over dat geld, en dat Derry daarom niet met haar was getrouwd. Of misschien dacht hij dat ze het aanbod had afgeslagen omdat ze op Corrieside haar slag hoopte te slaan.

‘Het waren allemaal arme mensen,’ zei Thomasina. ‘Ik kon het gewoon niet aannemen. Het zou een enorm offer voor hen hebben betekend.’

Ebenezer redde de situatie. ‘Dat zou ik ook niet hebben gekund. Maar het is iets anders hulp te weigeren van een familielid dat best wat kan missen. Thomasina, je ziet er moe uit. Je gaat vandaag niet achter de schrijfmachine zitten. We gaan er op uit met de Landrover en Peggy kookt voor ons.’

Ebenezer liet Derry alles zien, Thomasina vond het vervelend dat Derry telkens informeerde naar prijzen en opbrengsten en speciaal belangstelling toonde voor de stand van zaken op Corrieside, alsof hij er persoonlijk belang bij had. Ze zag Paul af en toe van Derry naar haar kijken.

Toch deed het uitje haar goed. Ach, over een dag of drie zou Derry weer vertrekken en dan zou Paul vast wel weer bij draaien. Ze zou hem de situatie wel uitleggen. Als ze maar zeker was van zijn gevoelens! Die kus had voor hem misschien niets te betekenen! Stel je voor dat zij zou proberen zich te rechtvaardigen en dat Paul dan zou zeggen: ‘Wat gaat mij dat aan?’ Hij was er toe in staat.

Peggy scheen met Derry ook al niet veel op te hebben. Na het eten stond Thomasina erop haar te helpen afwassen. ‘Mooi,’ zei Peggy tegen Paul, ‘dan kunnen we meteen overleggen op welke dag in de week ik dan nog meer hier zal komen werken, zodat zij meer tijd heeft om te schrijven.’

Thomasina wist niet hoe ze het had. Ze had nooit gedacht dat Paul daar na wat er de vorige avond was gebeurd nog aan had gedacht. Onzeker keek ze zijn kant uit. Hij stond op en bracht het volle dienblad naar de keuken. Thomasina pakte de theepot en het melkkannetje en liep hem na. Peggy bleef nog even staan praten.

Op scherpe toon zei Paul: ‘Wat keek je verbaasd daarnet? Dacht je soms dat ik je die kans zou onthouden? Lijkt je dat niet tamelijk bekrompen van jezelf?’

‘Hoezo, bekrompen?’ zei Thomasina.

‘Och, omdat alle vrouwen nu eenmaal bekrompen zijn,’ zei hij.

Ze wierp het hoofd in de nek. ‘Ik hou niet van generaliseren. Ik heb in mijn leven genoeg kleingeestige mannen meegemaakt en genoeg vrouwen die juist ruimdenkend zijn. En je eigen moeder dan, op wie je toch dol schijnt te zijn. Is die soms ook bekrompen?’

‘Je hebt gelijk, ik had niet mogen generaliseren. Maar ik bedoelde eigenlijk de huidige generatie, waar jij en Ilena toe behoren.’

Thomasina had moeite zich te beheersen. ‘Ga alsjeblieft mijn keuken uit,’ zei ze boos. ‘Peggy komt er zo aan en als je niet opkrast bega ik nog een ongeluk. Ik heb schoon genoeg van die buien van jou.’

Hij draaide zich om bij de deur: ‘Jouw keuken?’

Thomasina durfde Peggy niet te laten merken hoe boos ze was. Ze pakte de schaal met de overgebleven sla en vluchtte er mee naar de kippenren. Ze raapte een paar eieren en had toen haar zelfbeheersing hervonden.

‘Zeg,’ zei Peggy, ‘die kippen van jou leggen beter dan de onze.’ ‘Mijn kippen, Peggy? Zeg liever Pauls kippen, of die van Ebenezer.’ ‘Ach, dat. komt toch op hetzelfde neer,’ zei Peggy goedmoedig. Toen vroeg ze: ‘Hoe lang blijft die vent?’

‘O, niet langer dan een dag of twee, hoop ik.’

‘Meen je dat nou?’

‘Nou en of. Als ik gisteren thuis was geweest toen hij kwam, had ik er wel voor gezorgd dat hij niet hier bleef logeren.’

‘Waarom?’

‘Omdat hij me vroeger een paar keer mee uit heeft genomen en als een haas de benen nam toen vader en Maddy waren overleden en hij besefte dat ik verantwoordelijk was voor de kinderen.’

‘Vond je dat niet naar?’

‘Nee hoor, ik voelde me eerder opgelucht. Ik had toch al genoeg van hem. En nu heb ik het gevoel dat hij...’

‘Dat hij je nu een betere partij vindt,’ zei Peggy op de man af. ‘Precies. Ik heb hem gezegd dat ik niet de erfgename van Ebenezer ben. Maar hij doet wat al te aanhalig, als je bedenkt dat hij maanden geleden al uit mijn leven is verdwenen.’

‘Hou hem maar in de gaten.’

‘Jij mag hem helemaal niet, hè?’ zei Thomasina.

‘Nee. Gisteren trof ik hem in Ebenezers kantoor. Hij stond gewoon in de rekeningen te neuzen.’

‘Hoe durft hij!’ zei Thomasina. ‘Hij deed ook al zo vreemd toen hij hier kwam. Hij zei dat hij mij twee brieven had gestuurd en vond het eigenaardig dat ik die niet had gekregen. Het was net of ik zijn komst verborgen wilde houden.’

Peggy dacht na. Toen zei ze: ‘Hij heeft er zeker lucht van gekregen dat jij en Paul bezig zijn verliefd op elkaar te worden en hij wilde natuurlijk een spaak in het wiel steken.’

Thomasina bloosde en ontkende natuurlijk.

‘Ik zal het echt niet verder vertellen,’ zei Peggy. ‘maar mij maak je niets wijs. Die vent wil het weer met je in orde maken. Het zou me niets verbazen als Ilena daar achter zat.’

‘Doe niet zo idioot,’ zei Thomasina. ‘Het verbaast me dat Derry niet op haar verliefd is geworden.’

‘Mij niet. Die vent is alleen uit op geld.’

‘Nou ja,’ zei Thomasina, ‘nog twee dagen, dan is hij hopelijk weer weg. Wil jij alsjeblieft Elizabeth opbellen als je thuis bent, en vragen of ze me voor vanavond uitnodigt om te komen oppassen of zo?’

Peggy schoot in de lach en beloofde het.

 

Elizabeth belde vlak na het eten op. Blijkbaar had Peggy haar goed geïnstrueerd. Ze vroeg tenminste of Thomasina alsjeblieft op de tweeling wilde passen die avond.

‘Ja, natuurlijk,’ zei Thomasina. ‘Mag ik dan jouw schrijfmachine gebruiken? Ik heb nog wat werk liggen. Ik kom meteen na de afwas.’ Thomasina genoot van de verbaasde gezichten om haar heen, vooral dat van Paul. Nu had hij tenminste iets om over na te denken.

Maar tot haar ontzetting zei hij: ‘Derry zal je wel wegbrengen.’ Dat wimpelde ze vlug af. ‘Het is vlakbij en Jerry brengt me vanavond wel thuis. Ik neem de sleutel mee, dus jullie hoeven niet voor mij op te blijven.’

Toen ze in Cherrington Lodge arriveerde, nam Jerry haar verbaasd op. ‘Ik kom net binnen en hoor dat je komt oppassen,’ zei hij. ‘Maar we gaan niet eens uit. Ik weet alleen dat ik van de telefoon moet afblijven. Wat heeft dat allemaal te betekenen?’

‘Niets aan de hand,’ zei Thomasina. ‘Maar we hebben een logé, een vent uit Engeland die ik van vroeger ken. Ebenezer heeft hem gevraagd een paar dagen te blijven. Ik was namelijk met Paul uit toen hij kwam. Hopelijk gaat hij overmorgen weer weg. Maar ik had geen zin de hele avond bij hem te blijven zitten. En misschien krijgen ze het door, nu ik er tussenuit ben getrokken.’

‘Krijgen ze het door? Bedoel je soms dat hij het door moet krijgen?’ Verward zei Thomasina: ‘Paul schijnt te denken dat we zo half en half verloofd zijn, dat vind ik niet zo prettig.’

‘O, maar als het om jou en Paul gaat, wil ik graag een handje helpen.’

Haastig zei Thomasina: ‘Het is anders dan je denkt. Het is een nogal pijnlijke situatie. Maar ik wil het jullie wel vertellen, als het onder ons blijft.’

Ze vertelde hun over de brief van Ebenezer, die ze was misgelopen en die haar nog steeds niet was nagestuurd, en over de eerste ontmoeting met Paul. Elizabeth en Jerry vonden het een kostelijk verhaal. Ze vertelde over hun bezoek aan de familie Martensen en over Ilena die zo vreemd had gedaan, alsof Thomasina best wist dat Derry in Nieuw-Zeeland was.

‘Ik heb zo’n idee dat ze me in een kwaad daglicht wilde stellen, maar ik snap niet waarom,’ zei Thomasina.

‘Ik wel,’ zei Jerry. ‘Omdat ze niet kan uitstaan dat jij en Paul zo goed met elkaar kunnen opschieten. Paul is snel genoeg op andere gedachten gekomen. Die ochtend dat ze alle drie in de vijver waren gevallen, heeft hij me gevraagd nog even te wachten met het vervolgartikel. Hij dacht dat je wel zou blijven om Ebenezer een plezier te doen.’

‘Toen al?’ zei Thomasina verbaasd. ‘We hebben anders nog wel vaker ruzie gemaakt, maar we hebben een heerlijke dag doorgebracht in Akaroa.’ Ze kleurde. ‘Voor het eerst had ik het gevoel dat we goede vrienden waren, maar toen we thuis kwamen was Derry er. Hij deed net of ik van zijn komst op de hoogte moest zijn. Ik heb wel gezegd dat ik die brieven van hem niet had gekregen, maar dat vonden ze wel erg toevallig. Paul ook. En nu is hij natuurlijk weer even achterdochtig als in het begin.. .

En Derry is zo uitgekookt,’ ging ze door. ‘Peggy heeft gezien dat hij in Ebenezers papieren snuffelde. Ebenezer is natuurlijk veel te openhartig geweest, in de veronderstelling dat het een vriend van mij is.’ Haar onderlip begon te trillen. ‘Ik wilde dat ik weer thuis was,’ zei ze. ‘Ook al zaten we dan krap, in elk geval zou niemand mijn motieven wantrouwen. Maar de kinderen vinden het hier zo heerlijk. Ze zijn dol op Ebenezer en ook op Paul. Dat kan ik ze niet afnemen? Maar ik kan er niet tegen dat ik word gewantrouwd.’

‘Het komt allemaal wel weer goed,’ zei Elizabeth. ‘Derry gaat vlug genoeg weer weg. Veel kwaad kan hij dus niet doen. Neem geen overhaaste beslissingen, Thomasina. Ebenezer weet zich geen raad van verdriet als je weer weggaat.’

‘Dat doe ik ook niet,’ zei Thomasina. ‘Maar Ebenezer maakt het allemaal nog veel moeilijker voor me. Hij wil er een complete idylle van maken. Ik heb het gevoel dat hij me gewoon in Pauls armen drijft.’ Jerry knikte. ‘Dat is vervelend. Ik zal hem wel eens zeggen dat hij dat niet moet doen.’

‘Misschien helpt dat, als jij het zegt, Jeremy. Ik wilde dat Paul verliefd werd op een of ander aardig meisje hier in de buurt. Dan ben ik van al dat gezeur af.’

‘Waarom?’ vroegen Elizabeth en Jerry allebei tegelijk.

‘Omdat er geld mee gemoeid is, daarom,’ zei Thomasina. ‘Als ik verliefd zou worden op Paul, zou hij misschien denken dat ik mijn zinnen heb gezet op de hele erfenis.’

‘Dan hoef je alleen maar de boot af te houden. Des te harder zal hij achter je aan lopen.’

‘Ja, maar het werkt van twee kanten,’ zei Thomasina. ‘Als ik er Ebenezer niet van kan weerhouden zijn testament te veranderen, zal Paul me nooit vragen, uit angst dat ik op mijn beurt zou denken dat hij het had gemunt op de andere helft van de erfenis.’

‘Dat is inderdaad een probleem,’ zei Jeremy, ‘maar komt tijd, komt raad. Nu eens iets anders. Ik zou graag een van je vaders boeken willen publiceren als feuilleton. En ter inleiding zou ik de week van te voren een artikel willen plaatsen over het feit dat jij nu hier woont.’ Thomasina bloosde hevig. ‘O nee, dat kan ik niet aannemen.’ Jeremy schoot in de lach. ‘Ik begin te begrijpen waarom Ebenezer het zo moeilijk heeft met jouw verlangen naar onafhankelijkheid. Je denkt toch niet dat ik dat alleen doe uit sympathie? Ik ben al een paar weken met de uitgever in onderhandeling. Ik heb vandaag een brief gekregen, daar had ik je over willen opbellen.’

Hij ging de brief halen. Hij was bijna een week oud. Graham Whistler liet weten dat hij Miss Meade zou schrijven op haar adres in Nieuw-Zeeland.

Thomasina was opgetogen. Wat zou haar vader blij zijn geweest als hij dit nog had mogen meemaken.