HOOFDSTUK 10
De volgende ochtend zei Ebenezer: ‘Die vrije avond heeft je goed gedaan, zo te zien.’
‘Af en toe moet ik een poosje alleen zijn,’ zei Thomasina, druk bezig plakken ham te snijden. ‘Ik heb fijn weer eens gedichten gelezen.’
‘Ik zal je het plakboek van mijn vrouw laten zien,’ zei Ebenezer. ‘Georgiana knipte allerlei gedichten en artikelen uit . Ze schreef zelf ook weleens wat.’
Hij ging het boek halen en las haar Georgiana’s lievelingsgedicht voor. Thomasina luisterde met stralende ogen.
Toen hij zweeg hoorden ze Derry plotseling heel prozaïsch zeggen: ‘Ik heb kaartjes voor de schouwburg, voor vanavond. Twelfth Night. Goed hè? Ik geef niet zo erg om Shakespeare, maar ik weet dat hij er wel van houdt.’
‘Ik hoop dat de anderen er ook van houden,’ zei Thomasina beleefd. ‘Ik zal vragen of Peggy vanavond op de kinderen kan passen .. .’
‘Je loopt te hard van stapel,’ zei Paul. ‘Wij gaan niet mee, alleen jij en Derry. Het had zijn afscheidsavond moeten zijn.’
‘Had moeten zijn? Wat is er dan gebeurd, Derry? Is er iets tussen gekomen?’
Ze slaagde er in haar stem zo gewoon mogelijk te laten klinken, maar ze had moeite zich te beheersen. Derry had al genoeg schade aangericht in de korte tijd dat hij hier was.
‘Mijn chef heeft de reis uitgesteld,’ zei Derry. ‘Hij is verliefd geworden op Ilena. Ze schijnen vlak bij elkaar in de buurt te wonen. We zouden drie dagen in Los Angeles doorbrengen, en drie in New York.
Nu gaan we rechtstreeks naar New York, dus ik kan drie dagen langer bij jou blijven.’
‘Meen je dat? Dat hij verliefd is op Ilena? Wat gek, ik dacht dat hij veel ouder zou zijn dan zij.’
‘Dat is hij ook, maar het is een aantrekkelijke vent. Ilena wijst hem bepaald niet af.’
Thomasina begon de tafel af te ruimen. Paul en Ebenezer verdwenen en Derry stond erop haar met de vaat te helpen. Hij praatte maar over Nieuw-Zeeland, hoe mooi het er was, en dat hij er best zou willen blijven als hij de kans kreeg. Ze kon wel gillen!
Toen ze het aanrecht afveegde, zei hij plotseling vol bewondering: ‘Jij weet hoe je met die oude man moet omspringen, Thomasina. Al die onzin over vroeger, die jou natuurlijk geen lor interesseert. Je hebt het handig aangepakt, dat moet ik je nageven, Tom.’
Ze gooide de vaatdoek néér en draaide zich naar hem om. Ze was vuurrood van woede. ‘Derry Ford! Hou onmiddellijk je mond! Je geeft me het gevoel dat ik onoprecht en hebzuchtig ben! Alles wat ik zei, kwam recht uit mijn hart. Ik ben dol op Ebenezer, en al had hij geen cent, dan zou ik nog dol op hem zijn. Het is een voorrecht om met hem in hetzelfde huis te mogen wonen, en meer wens ik niet. Jammer dat jij niet verliefd bent geworden op Ilena. Die is geen haar beter dan jij. Waar haal je het lef vandaan om hier naar toe te komen en je te laten uitnodigen? Ik wilde dat je zo vlug mogelijk weer ophoepelde. Ik zal je niet voor schut zetten waar de anderen bij zijn, maar pas op je tellen! Ik ga vanavond alleen met je uit omdat er anders maar gekletst zou worden. En nog iets, Peggy heeft me verteld dat je in Ebenezers papieren hebt gesnuffeld. Denk er om dat dat niet nog eens gebeurt, anders laat ik je wegsturen!
Halverwege de trap draaide ze zich om, boog zich over de leuning en zei heftig: ‘En noem me geen Tom meer. Dat mogen alleen mensen tegen me zeggen van wie ik houd. Ik zou je aanraden naar buiten te gaan en de mannen te helpen. Daar kun je weinig kwaad doen.’ Ze verdween.
Vreemd genoeg voelde ze zich na die uitbarsting een stuk beter. Ze zou Derry niet toestaan een schaduw te werpen over haar geluk. Het was de moeite waard voor Paul te vechten.
Derry was behoorlijk geschrokken en de mannen achternagegaan, te paard. Ze kwamen pas laat terug voor het middageten. Thomasina zorgde er voor uiterst beleefd tegen Derry te zijn. Die was op zijn hoede en prees de gerechten die ze hen voor schotelde. Ze verbeeldde zich dat Paul af en toe naar haar keek.
Na het eten zei hij: ‘Ik ga even kijken of er post is.’ Toen hij het vertrek al uit was riep hij: ‘Thomasina, kan ik je even spreken?’
Ze liep hem na.
‘Ik heb liever dat jij vanavond rijdt als jullie naar de stad gaan,’ zei Paul. ‘Ik heb hem gisteren een stukje laten rijden. Hij rijdt me veel te hard.’
‘Dat weet ik,’zei Thomasina. ‘Mijn vader werd er ook al zenuwachtig van. Je auto heeft in mijn handen minder te lijden.’
‘Daar zeg ik het niet om,’ zei Paul met gefronste wenk blauwen. 'Maar ik was bang dat hij met jein het water zou rijden.’ Even keken ze elkaar recht aan, maar Ebenezer kwam er aan en Paul liep naar de garage Hij was snel terug met een hele stapel post, voornamelijk voor Thomasina. ‘Je krijgt het er nog druk mee als je die allemaal moet beantwoorden,’ zei hij. ‘Er is er zelfs een bij uit Zuid-Afrika.’
‘Ik ken daar niemand. Die is vast niet voor mij.’
‘Hij is van ene Mrs. Golders in Durban, per adres Mrs. Mitcham.’ ‘Ken ik niet,’ zei Thomasina lachend. Ze opende de envelop. Er kwam een kleinere uit en een paar velletjes papier.
Ze staarde naar de kleine envelop. Hij was aan haar geadresseerd in Ebenezers handschrift. Spoed stond er op.
Ebenezer, Paul en Thomasina staarden er alle drie naar. Derry had zijn aandacht bij een brief uit Christchurch die Paul hem had gegeven. Gesmoord zei Thomasina: ‘Dat is die brief die ik niet gekregen had! Hoe kan die nu in vredesnaam uit Zuid-Afrika komen?’
Ze bogen zich over de brief. Mrs. Golders schreef dat ze Canadese was maar haar vakantie doorbracht bij haar dochter in Durban. De post werd haar weliswaar nagestuurd, maar drukwerk werd niet per luchtpost verzonden en bereikte haar dus veel later. Daarbij was ook een prospektus geweest van haar vriendin, Mrs. Aaron Copperfield in Ngahuru-Marama. Toen die haar ten slotte had bereikt en ze het opende, was Thomasina’s brief eruit gevallen. Haar schoonzoon had de moeite genomen het postkantoor in Greenchester op te bellen en daar hadden ze hem Thomasina’s nieuwe adres opgegeven. En of Thomasina alsjeblieft even terug wilde schrijven dat de brief haar bereikt had. Mrs. Golders hoopte maar dat het lange uitblijven ervan haar niet in moeilijkheden had gebracht.
Ze waren allemaal sprakeloos.
‘Dat is dan opgelost,’ zei Derry. ‘Nu vraag ik me alleen af waar die beide brieven van mij zijn gebleven.’
Thomasina voelde dat hij afgunstig was omdat zij en Paul zich kennelijk tot elkaar aangetrokken voelden. ‘O, die komen misschien ook nog wel,’ zei ze. ‘Zo, en nu ga ik naar mijn kamer om mijn brieven te lezen.’
Er was een brief bij van de uitgever van haar vader. Zeker over dat feuilleton dat Jeremy wilde plaatsen. Tot haar grote vreugde schreef de uitgever dat van een boek van haar vader de televisierechten waren verkocht. De opnamen zouden binnenkort beginnen en het zou haar een heleboel geld opbrengen, evenals de goedkope editie die zou verschijnen en natuurlijk over de hele wereld verkocht zou worden.
Het liefste was ze meteen naar beneden gehold om Ebenezer en Paul te gaan opzoeken. Maar het was beter er niet over te praten waar Derry bij was. Ze kon het zelfs niet aan de kinderen vertellen, want die zouden vast hun mond voorbij praten. Langzamerhand begon het tot haar door te dringen dat het een groot verschil zou maken in de verhouding tussen haar en Paul. Binnenkort had ze zelf geld en kon hij de hele boerderij krijgen.
De brief van Mrs. Bruce had ze tot het laatst bewaard. Die stond zoals gewoonlijk vol met bijzonderheden over het leven in het dorp. Maar het belangrijkste was het Post Scriptum.
Mrs. Bruce schreef dat Derry Ford had opgebeld om naar Thomasina’s adres te vragen. Zelf was ze niet thuis geweest en haar nichtje had hem het adres van het postkantoor in Christchurch gegeven en gezegd dat Thomasina van plan was een ver familielid in de buurt van Christchurch te bezoeken. Derry had gezegd dat hij wel zou schrijven tijdens die conferentie, als hij eenmaal in Nieuw-Zeeland was. Mrs. Bruce wond er geen doekjes om dat ze Derry voor geen cent vertrouwde.
Verbijsterd staarde Thomasina naar de brief. Hoe kon dat nu? Waarom had Derry dan dat hele verhaal verteld, dat hij vanuit Engeland had geschreven. Daarnet was hij er nog weer over begonnen. Elizabeth had vast gelijk. Ilena had hem in Queenstown zeker gezegd dat hij maar moest zorgen dat Paul en zij niet te dik bevriend raakten. Ze had zeker gehoord dat ze samen hadden gedanst in de Sickle. Net iets voor Ilena. Die had nu een man op het oog die nog veel rijker was dan Paul, maar aan het begin van de conferentie was dat natuurlijk nog niet aan de orde geweest.
Thomasina was razend. Maar ze was dolblij dat Mrs. Bruce dat nu had geschreven. Ze had tot dusver het gevoel gehad dat zij in een nadelige positie verkeerde. Nu zou ze Derry precies vertellen waar het op stond en hem vragen te vertrekken. Hij moest niet denken dat hij nog langer misbruik kon maken van Ebenezers gastvrijheid. Maar plotseling besefte ze dat Ebenezer een oude man was. Stel je voor dat hem iets overkwam als zij hier in huis een enorme scène maakte met Derry?
Ze besloot die avond met hem naar Christchurch te rijden. Maar als ze daar eenmaal waren, zou ze niet met hem naar de schouwburg gaan, maar hem zeggen dat ze hem naar zijn hotel bracht en dat ze hem nooit meer wilde zien.
Op dat moment hoorde ze Derry roepen: ‘Thomasina, ben je daar?’ Hij kwam halverwege de trap op en riep nog eens. Ze hield zich doodstil. Als ze hem nu te woord stond zou ze zich niet langer kunnen beheersen.
Hij riep nog een keer, daarna hoorde ze hem zachtjes zeggen: ‘Mooi!’
Wat had dat in vredesnaam te betekenen? Ze sloop naar het raam om te zien of hij door de voordeur naar buiten kwam. Misschien ging hij haar buiten zoeken.
Of zou hij soms Ilena willen opbellen als er niemand in de buurt was?
Maar als beneden iemand de hoorn van de haak nam was dat altijd aan het toestel boven te horen. Ze hoorde niets.
Ze sloop naar de overloop, boog zich over de leuning en luisterde. Vaag hoorde ze beneden iets bewegen. Opeens herkende ze een bepaald geluid ... Er werd een la opengetrokken. Hij was in het kantoor!
Daar lagen zeker papieren waar hij belangstelling voor had. Maar waarom dan? Thomasina was ijzig kalm. Dat zou hem niet glad zitten!
Ze deed haar schoenen uit en liep zachtjes de trap af. Vanaf de onderste tree zag ze, hoe Derry iets stond te lezen en goedkeurend knikte. Toen pakte hij een stapeltje tiendollarbiljetten, telde ze en nam er twee af.
Thomasina vloog het kantoor binnen en schreeuwde. ‘Geef hier dat geld, misselijke, armzalige dief! Ik heb altijd wel geweten dat je een geldwolf was, maar dat het zover met je zou komen had ik nooit gedacht. Geef hier!’
Derwent Ford werd doodsbleek en gaf het geld zonder een woord te zeggen. ‘Ga achter dat bureau weg. Eruit, zeg ik je!’
Hij schoof achter het bureau vandaan. Zij liep er naar toe, trok de la open en legde het geld terug. ‘En nou naar boven. Ik heb je iets te zeggen en dat doe ik liever onder vier ogen. Ebenezer is veel te oud om zoiets nog te kunnen verdragen.’
‘Ja maar, dat papier ... Thomasina, doe eens kalm aan. Ik kwam even in de verleiding, dat is alles. Ik had juist jouw belangen op het oog. Dat papier gaat over een nieuwe verdeling van de boerderij in jouw voordeel. Kijk dan!’
Ze wierp er een blik vol afschuw op en borg het weg. ‘Ik wil het niet weten. Vooruit, naar boven!’
Ze joeg hem naar zijn eigen kamer. ‘Zo, Peggy heeft me verteld dat je al liep rond te snuffelen toen je hier net was. Misschien heb je toen ook al wel geld weggenomen. Je verlaat onmiddellijk dit huis, dat regel ik zelf. Ik zou het ook wel aan Paul kunnen overlaten, maar die breekt je de nek als hij het hoort.'
Smekend zei Derry: ‘Toe nou, Thomasina, die oude man heeft geld genoeg. Daar merkt hij immers toch niets van.’
‘Pak onmiddellijk je koffer,’ zei ze. ‘Ebenezer en Paul komen zo thuis. Je zegt maar dat je chef heeft opgebeld, dat je onmiddellijk weg moet en dat ik je bij je hotel af zal zetten als we naar de schouwburg zijn geweest.’
‘Ga je dan wel mee?’
‘Geen denken aan, ik doe alleen maar alsof. Als ik vanavond terugkom liggen de kinderen in bed, dan zal ik Paul en Ebenezer vertellen wat er aan de hand is. Maar ik waarschuw je, als je nog één keer probeert me bij Paul in een verkeerd daglicht te stellen, vertel ik ze alles waar je bij staat! Pak je spullen. Ik blijf er bij, zodat je niet de kans krijgt nog iets mee te pikken. En schiet een beetje op, want ik wil niet dat ze me hier vinden Ik laat me niet nog eens door jou compromitteren!’
Derry deed wat hem was gezegd. Toen de mannen thuis kwamen, stond het eten klaar. ‘Zeg,’ zei Paul, ‘Derry is niet teruggekomen. Is hij hier?’
‘Ja, hij staat onder de douche. Zijn chef heeft opgebeld. Hij moet morgenochtend aan het werk, dus hij heeft meteen gepakt en vanavond zet ik hem bij zijn hotel af als we uit de schouwburg komen.’
‘Wat jammer nu,’ zei Paul met een boosaardige twinkeling in zijn ogen. ‘Maar hij moet maar een taxi nemen naar zijn hotel. Het is vlak bij het vliegveld en dan wordt het zo vreselijk laat voor jou. Je moet ook nog door de heuvels terug. Je kunt beter eerst zijn spullen naar het hotel brengen.’
Thomasina vond het best. De gedachte dat Derry over een uur Corrieside voorgoed zou verlaten, vrolijkte haar aanzienlijk op.
Toen ze na het eten naar beneden kwam, zei Edwina teleurgesteld: ‘Waarom heb je geen lange jurk aan?’
‘Dat is nergens voor nodig,’ zei Thomasina. ‘Er zijn altijd maar een paar dames die een lange jurk dragen, en je kunt er niet mee autorijden.’
Paul maakte haar een complimentje. ‘Ze ziet er zo toch ook schitterend uit, Edwina?’
Thomasina schoot in de lach. ‘Deze jurk hoorde ook nog bij de opbrengst van de prijsvraag.’
Ze liepen allemaal naar buiten om haar en Derry na te zwaaien. Thomasina keek om zich heen. ‘Ik weet zeker dat de weerman zich vergist,’ zei ze. ‘Het ziet er helemaal niet naar uit dat er regen komt.’
‘Kijk maar eens naar die wolken daar in het zuiden. Daar kun je aan zien dat de wind gaat draaien. Denk er om dat je vanuit de schouwburg rechtstreeks naar huis komt, Thomasina. Je hebt dat korte jasje toch wel bij je, hè? Het kan wel koud zijn tegen de tijd dat je terugkomt,’ zei Paul.
Ze schoof achter het stuur, draaide het raampje omlaag. ‘Edwina, je mag tot negen uur naar de televisie kijken, als je huiswerk af is. En Matthey denk erom dat je je tanden poetst.’
Paul lachte en zei: ‘Maak nu maar dat je weg komt, wij zullen wel op de kinderen letten.’
Plotseling boog hij zich over het omlaag gedraaide raampje en zei zacht, zodat alleen zij en Derry het konden horen. ‘Ik bied je mijn verontschuldigingen aan, Tom, omdat ik zo uit de hoogte tegen je deed toen ik je met Derry in de eetkamer aantrof. Gisteren drong het tot me door dat je werkelijk dat boek kwam halen. Je moet het hebben opgezocht voor Derry binnenkwam, want je wist precies waar het lag, zo kwaad als je op me was. Het was dus helemaal geen rendez-vous.’
Derry zei natuurlijk niets. Thomasina glimlachte. ‘Ik ben blij dat je daar zelf achter bent gekomen. Ik was anders toch al van plan geweest het je vanavond uit te leggen.’
Plotseling kuste hij haar tot haar verbazing op de mond. ‘Prettige avond,’ zei hij.
Derry begon onmiddellijk te praten. Hij wilde niet dat ze iets tegen Ilena zou zeggen over het feit dat hij geld had weggenomen. ‘Ze is nogal dikke vriendjes met mijn chef en die ...’
‘Over het geld zeg ik geen woord. Ik begrijp trouwens niet hoe je zo hebt kunnen worden. Je hebt zulke schatten van ouders.
Maar het belangrijkste is dat je vertrekt. Onder het rijden praat ik liever niet te veel, maar als we bij het hotel zijn, heb ik nog een appeltje met je te schillen.’
Het was nog schemerig toen ze het parkeerterrein van het hotel opreden. Thomasina parkeerde de auto en haalde de brief van Mrs. Bruce te voorschijn. ‘Ik zou wel eens willen weten waarom Paul zo nodig de indruk moest krijgen dat we contact met elkaar had den gehad en dat ik wel wist, dat je me zou komen opzoeken.’
‘Dat was Ilena’s idee,’ zei hij nors. ‘Die vertelde dat ze verliefd op Paul was en jullie uit elkaar wilde drijven.’
‘Hoe kan dat nu, ik heb haar voor het eerst pas ontmoet toen ze uit Queenstown terugkwam,’ zei Thomasina verbaasd.
‘Paul had het haar geschreven. Ze was woedend. Hij prees je hemelhoog. Je was een fidele meid en je was absoluut niet van plan met een deel van de erfenis te gaan strijken. Hij zei dat ze je behoorlijk moest behandelen als ze terugkwam. Maar van Corrieside moest ze wegblijven.’
Thomasina was dolgelukkig toen ze dat hoorde. Dus toen had Paul haar al niet langer gewantrouwd. Dan was die dag in Akaroa dus echt het begin van een romance geweest!
‘Als ik kans zag de indruk te wekken dat je van mijn komst afwist maar erover had gezwegen, zou Paul wel genoeg van je krijgen, dacht Ilena.’
‘En toen begon jij je allerlei ideeën in je hoofd te halen,’ zei Thomasina. ‘Je dacht dat ik Ebenezer wel zo ver zou krijgen dat hij mij de helft van Corrieside na zou laten, en dat ik dan toch nog wel met jou zou trouwen. Maar dat zat je niet glad. Ik wil er geen cent van hebben. Paul heeft er al die jaren hard voor gewerkt, ik vind dat het hem allemaal toekomt.’
‘Kunst,’ zei Derry meesmuilend. ‘Je rekent erop dat hij met je trouwt, dan is het allemaal van jou. Maar kun je ooit helemaal zeker van hem zijn? Misschien trouwt hij ook alleen maar met jou omdat hij op de andere helft van de erfenis hoopt.’
Thomasina had nog met geen woord gerept over het sukses dat haar vader na zijn dood had gehad met zijn boeken. ‘Als Paul me vraagt of ik met hem wil trouwen, dan staan we als gelijken tegenover elkaar. Van vaders boeken worden televisieseries gemaakt. Ik heb helemaal geen erfenis nodig. En nou d’r uit, mispunt! Je hebt al het mogelijke gedaan om mijn geluk te verstoren. Ik wil naar huis, ik wil ze precies vertellen wat voor soort gast ze onderdak hebben verleend.’
Ze stapte uit, haalde zijn koffer achter uit de auto en duwde hem die in zijn handen. ‘En nog iets. Om te voorkomen dat Ilena probeert Paul of mij nog meer schade te berokkenen, ga ik meteen naar die telefooncel daar en bel ik haar op. Over het geld zal ik niets zeggen, maar van die streken van haar ben ik niet gediend.’
Ze wandelde naar de telefooncel.
Ilena nam op en toonde zich verbaasd toen ze hoorde, dat het Thomasina was die opbelde. ‘Ik heb geen tijd,’ zei ze vlug. ‘Ik verwacht elk ogenblik een belangrijk telefoongesprek.’
‘Ik ben zo klaar, Ilena. Maar ik zeg wat ik te zeggen heb en als je de verbinding verbreekt bel ik Conrad op en geef ik hem de boodschap door. Ik heb Derry net teruggebracht naar zijn hotel. Ik ben er achter gekomen wat jullie hadden af gesproken. Maar Paul en ik zijn geen van beiden op ons achterhoofd gevallen. Als ik jou was zou ik me op Corrieside maar niet meer laten zien. Anders maak ik de hele zaak publiek.’
Waarschijnlijk kwam er iemand het vertrek binnen, want Ilena zei vlug: ‘O ja, ik wilde je nog vertellen dat ik wegga. Wilfred wil proberen nog een plaats voor me te krijgen in hetzelfde vliegtuig waarmee hij teruggaat. Ik heb geen tijd meer om afscheid te nemen. Jij wilt de mensen op Corrieside wel de groeten van me doen, hè?' Even was het stil, toen liet ze er op volgen; ‘Conrad kwam even binnen. Hij is nu weer weg. Thomasina, ik wil niet dat Wilfred er iets van te weten komt, ik ... ’ ‘Van mij en van Derry krijgt hij niets te horen,’ zei Thomasina. ‘En tegen de familie Martensen zullen we ook niets zeggen. Maar pas op je tellen!’
Toen ze terugliep naar de auto, drong het opeens tot haar door dat het papier, dat Derry haar had voorgehouden, in Pauls handschrift geschreven was. Hij had het dus samen met zijn oom zo geregeld dat zij en de kinderen een deel vanaf de erfenis zouden krijgen.
Ze was dolgelukkig. Nog even en ze zou weer thuis zijn. Ze keek naar de muntjes die ze nog in de hand hield. Impulsief liep ze terug naar de telefoon om Elizabeth op te bellen en haar alles te vertellen, behalve dan Derry’s diefstal.
Elizabeth was enthousiast, vooral toen ze ook nog even begon over de brief van de uitgever. ‘Kun je op de terugweg niet even bij Jerry’s kantoor langsgaan? Die werkt juist aan een artikel om dat feuilleton aan te kondigen.’
‘Dat is best. Ik heb het contract meteen getekend, en dat ga ik nu posten. Daarna loop ik even zijn kantoor binnen. Morgen kom ik even bij je langs.’
Jerry was opgetogen. Ze liet hem de brief van de uitgever lezen Hij bestelde koffie voor haar. Ze zag er al veel beter uit dan de avond tevoren, toen ze donkere kringen onder haar ogen had gehad 'Wat heerlijk voor je. Jammer dat je vader en je stiefmoeder zijn succes niet meer kunnen meemaken, maar je zult vast het gevoel hebben dat ze heel dicht bij je zijn.’
Hij liep met haar mee de trap af, keek omhoog naar de hemel en zei: ‘Er komt vast storm. Maar ik denk dat die pas uitbreekt als wij al thuis zijn. Ik ben nog een uurtje bezig, dan kom ik achter je aan. Paul zegt dat je prima rijdt, maar wees alsjeblieft voorzichtig, wil je?’
De winkels waren allemaal verlicht, de etalages zagen er verleidelijk uit. Hier en daar lagen ook al dingen voor Kerstmis. Thomasina wist dat ze dit jaar royaal kon zijn als ze cadeautjes voor de kinderen kocht. Op haar gemak bekeek ze de etalages. Ze wilde pas thuiskomen als de kinderen sliepen. Dat ogenblik mocht door niets bedorven worden. Nu zouden ze in staat zijn de draad weer op te vatten.
Tegen de tijd dat ze de helling naar Dyer’s Pass opreed, stroomde de regen langs de voorruit. De ruitenwissers konden het bijna niet aan. Hevige zijwinden beukten tegen de auto toen ze de bossen had gepasseerd en over open terrein reed. Ze vond het wel een beetje griezelig worden, maar ten slotte bereikte ze de beschutting van de heuvels.
Ze was blij dat ze Governor’s Bay voorbij was. Dit gedeelte van de weg kende ze veel beter. Het was nu ook niet ver meer.
Plotseling kwam er een complete wolkbreuk. Ze zat rechtop en tuurde door de drijfnatte voorruit. De ruitenwissers piepten afschuwelijk, maar ineens hield het piepen op. De ruitenwissers werkten niet meer. Ze zag niets meer en durfde zo niet verder. Heel langzaam reed ze door, omdat ze zo vlak bij een bocht niet kon stoppen. Ze draaide het raampje omlaag en stak in de stromende regen haar hoofd naar buiten. Een meter of twintig verderop was de weg plaatselijk wat breder, daar kon ze beter stoppen. Voorzichtig stuurde ze de wagen er op af. Opgelucht bedacht ze dat ze zo lang in de stad was gebleven, dat Jerry zo meteen wel achter haar aan zou komen. Er lag altijd een zaklantaarn in de auto, daarmee kon ze zijn aandacht trekken. En anders werd het misschien wel gauw weer droog, dan kon ze gewoon doorrijden.
Ze draaide het raampje weer omhoog, stak de binnenverlichting aan en vond de lantaarn. Nu hoefde ze alleen maar te wachten tot ze de koplampen van Jerry om de bocht zag komen, dan had ze nog tijd genoeg om uit de auto te springen. Dan moest de wagen hier maar tot morgen blijven staan.
In de verte zag ze lichten opdoemen. Zodra ze verdwenen om de volgende bocht stapte ze uit. Ze kon beter doornat worden dan hem missen. Want dan zou ze te voet verder moeten, en drie kilometer lopen in dit weer was bepaald geen pretje. Ze moest wel oppassen dat ze hem niet met de lantaarn verblindde. Ze liep twee stappen voorbij de achterkant van de auto. Verder durfde ze niet, want anders stond ze op het asfalt. In elk geval zou de auto langzaam rijden, wie er ook aan het stuur zat. De storm rukte aan haar, zodat ze moeite had om overeind te blijven. Nog nooit had ze de wind zo tekeer horen gaan. Het leek warempel wel of de hele heuvel omlaag kwam! Haar hoofdhuid begon te prikken. Er kwam inderdaad een lawine van zand en stenen naar beneden!
Ze besefte het gevaar te laat. Ze probeerde iets te onderscheiden in het donker, te schatten in welke richting de aardmassa zich bewoog. Maar ze had geen tijd meer om zich uit de voeten te maken. Eén ogenblik van panische angst, toen draaide ze zich om. Daar kwam het allemaal over haar heen, keien, modder, struiken. Ze werd over de rand geduwd en gilde het uit. Het gekraak van metaal drong tot haar door, de auto kwam blijkbaar achter haar aan. Ze wierp zich opzij. Haar laatste gedachte was: jammer dat het geen water is. Dan zou ze tenminste nog een kans hebben gehad. Toen raakte ze buiten bewustzijn.
Jeremy zat gespannen voor zich uit te kijken terwijl hij de bocht om kwam. In het licht van de koplampen zag hij dingen die er niet hoorden te zijn .. . boomtakken, stenen. Hij remde behoedzaam af en kwam tot stilstand, op nog geen meter afstand van een angstaanjagende stroom modder, ontwortelde bomen en keien. Er vormde zich al een grote plas water die niet weg kon. Met veel moeite wist hij de wagen te keren en opgelucht reed hij terug in de richting waar hij vandaan was gekomen. Hij moest zo snel mogelijk de dichtstbijzijnde telefoon zien te bereiken en opbellen naar Governor’s Bay en Harvest Moon om te zorgen dat niemand die weg zou oprijden. Wat een geluk dat Thomasina zo vroeg terug was gegaan. Die moest nu allang veilig thuis zijn.
Hij kende elk huis langs de weg. Dat van Akens was het dichtstbijzijnde. Het was nog een flink eind rijden, maar hij zou van verre al klaxonneren, zodat ze vast hun huis uitkwamen. Hij had geen tijd te verliezen.
Bij Akens kwamen ze onmiddellijk in actie. Ze waarschuwden Governor’s Bay en Harvest Moon, en daarna de Kiwi om te zeggen dat er niemand meer over de pas kon, en Lyttelton en Christchurch. Jeremy belde vervolgens zijn vrouw op. Die schrok erg toen ze hoorde dat hij aan zo’n groot gevaar was ontsnapt. ‘Thomasina is bij me geweest,’ zei Jeremy, ‘maar die moet allang thuis zijn. Wil je toch voor alle zekerheid de Corrieside even bellen, schat? Ik kan niet zo lang beslag leggen op de telefoon hier.’
Paul nam aan. Hij was stomverbaasd toen Elizabeth plompverloren vroeg of Thomasina al thuis was.
‘Nee, we verwachten haar nog lang niet. Die voorstelling is pas tegen elf uur afgelopen. Ik heb besloten met de auto van mijn oom naar de schouwburg te rijden en haar op te halen. De andere wagen laten we wel zolang in een garage staan. Ik ..
‘Paul, vlug! Ze is niet naar het theater gegaan. Ik kan het je niet allemaal uitleggen, maar ze heeft Derry in zijn hotel afgezet en dat was alles. Ze had hem op het een of ander betrapt en belde mij op. Ze had ook nieuws dat interessant was voor Jeremy, daarom vroeg ik haar bij hem langs te gaan. Ze is een uur voor hem weggegaan, dus ze had nu thuis moeten zijn. Hij belde me net op uit het huis van Akens. Er is een aardverschuiving geweest bij Blowhole Gully. Wat moeten we doen, Paul? Ze houden nu overal het verkeer tegen, maar... Paul, je denkt toch ook dat ze al aan deze kant van Blowhole Gully is, hè?
‘Ik haal meteen de Landrover uit de garage’ zei Paul gejaagd. ‘Probeer jij Aaron te pakken te krijgen, of Andrew, het doet er niet toe wie. Laat die er naar toe rijden. Ik ben weg!'
Tegen zijn oom zei hij kortaf: ‘U moet Josh gaan halen, die moet me nakomen. Ze moet er voorbij zijn, als ze een uur voor Jeremy is weggegaan. Maar misschien zijn er Ook landverschuivingen geweest tussen Blowhole en hier en kan ze niet wegkomen. Dan is ze natuurlijk doodsbang. U moet bij de kinderen blijven, ik ben weg.’ Hij schoot een oliejas aan.
‘Pas goed op jezelf,’ zei Ebenezer, ‘anders kun je haar ook niet helpen.’
Hij stopte bij de wegversperring en vertelde dat Thomasina ergens op de weg moest zijn. Aaron Copperfield, een reus van een vent, sprong bij hem in de auto. Een paar anderen zouden achter hen aankomen.
‘Als ze eronder is gekomen heeft ze natuurlijk de auto niet meer kunnen verlaten,’ zei Paul schor. ‘Maar dan is ze natuurlijk gewond .. . Die ellendige regen, ik zie geen steek!’
‘Kalm aan, man,’ zei Aaron. ‘Het is toch niet zeker dat ze erin terecht is gekomen.’
Maar ze volgden de drie bochten voor Blowhole Gully en zagen onderweg niets. En toen ze de plaats van de aardverschuiving bereikten, wisten ze allebei zeker dat ze meegesleurd moest zijn in de diepte.
Er zat nog maar weinig beweging in de massa, die blijkbaar gestuit werd door de bomen verder omlaag langs de helling. Ze reden zo dicht ze durfden naar de kant en schenen met hun zaklantaarns naar beneden. Vervolgens klauterden ze omlaag langs de modderstroom.
Plotseling hield de regen op, alsof er iemand een kraan dichtdraaide. Ze staken de stroom schuin over en schenen voortdurend in het rond met hun lantaarns. Plotseling kreeg Aaron de auto in het oog. Hij hing op zijn kant tegen een boom. De ruiten waren verbrijzeld, maar de karosserie was nog tamelijk gaaf.
Ze worstelden om dichterbij te komen, gehinderd door omgevallen boomstammen en dikke lagen modder.
Tegelijk bereikten ze de auto, op het ergste voorbereid. Maar toen ze door de kapotte ruit naar binnen schenen zagen ze alleen haar tas liggen. Thomasina was niet in de auto.
‘Ze is weg!’ zei Paul hees. Hij kon het bijna niet geloven.
‘Ze heeft de veiligheidsgordel nog kunnen losmaken, dus zwaai ge wond kan ze niet zijn. Ik zie ook helemaal geen bloed,’ zei Aaron.
‘Ze zou de deur nooit hebben kunnen openkrijgen,’ bracht Paul daar tegenin. ‘Die is helemaal verwrongen. Aaron, ze heeft de aardverschuiving natuurlijk zien aankomen en ze moet geprobeerd hebben weg te komen. Lieve hemel, dan moet ze erdoor zijn overvallen!’
Ze begonnen allebei luidkeels haar naam te roepen. Maar er kwam geen antwoord. Alleen het gieren van de wind en het zwiepen van de boomtakken was te horen. Wanhopig staarden ze omlaag.
‘Ik neem deze kant, jij die kant,’ zei Aaron. ‘En blijf roepen.’
Paul zocht als een bezetene, maar hij had alle hoop laten varen. Het enige wat hij wilde was haar lichaam redden uit die afschuwelijke massa modder en boomtakken.
Uit de tegenovergestelde richting zag hij autolampen naderbij komen. Nog meer mensen om te helpen zoeken. Het volgende ogenblik gleed het licht van zijn lantaarn over iets dat glansde. Het was een goudkleurige ceintuur en hij bukte zich en begon in de blubber te klauwen. Even later hield hij de ceintuur in zijn handen, maar van Thomasina was verder geen spoor te bekennen.
Hij riep Aaron. ‘Kom gauw, ze moet hier ergens zijn!’
Terwijl Aaron naar hem toe kwam bleef hij met zijn handen graven.
Aaron bukte zich en zei: ‘Ik denk dat ze wat verder omlaag is gegleden. Dan is er nog hoop, man, de modder is daar niet zo dik en er staan bomen ..
Paul scheen met zijn lantaarn omlaag en plotseling zagen ze tegen een groot rotsblok iets liggen, dat nog het meeste weg had van een slappe lappenpop.
Het volgende ogenblik waren ze bij haar. Ze zag er afschuwelijk uit, maar ze had geen modder over zich heen gekregen. Die was voor het grootste deel langs het rotsblok heen gevloeid.
Paul legde zijn handen tegen haar wangen. Opgewonden schreeuwde hij: ‘Ze is nog warm! Ze leeft!’
Ze hoorden stemmen naderbij komen uit de richting van Harvest Moon. Paul zei: ‘We moeten haar laten liggen. Ze moet op een draagbaar worden vervoerd, want misschien heeft ze iets gebroken. Hij trok zijn oliejas uit, zijn jasje en zijn trui. De trui legde hij voorzichtig onder haar hoofd, met de andere kledingstukken dekte hij haar doornatte lichaam toe.
Hij keek op en daar was Andrew ook al, die Thomasina grondig onderzocht. ‘Ik weet niet precies wat voor letsel ze heeft opgelopen, maar er zijn in elk geval geen botten gebroken en ik geloof niet dat ze hoofdletsel heeft. Waarschijnlijk een shock. De draagbaar komt er al aan. Ze moet heel voorzichtig vervoerd worden. We zijn zo met haar in Cherrington Hospital.’ Hij legde zijn hand op Pauls schouder. ‘Kop op, kerel. Het had een stuk erger kunnen zijn.’
Paul begon hevig te rillen.
Plotseling was Jeremy er ook met een paar mannen. Paul vroeg of één van hen terug wilde gaan naar Akens om de Corrieside op te bellen en de oude man te vertellen dat zijn lieveling was gevonden en dat ze nog leefde.
Het was een heel karwei om de draagbaar naar boven te slepen. Op de weg stonden andere mannen klaar om hem over de rand te tillen. De arts onderzocht Thomasina daarna nog een keer bij het licht van de koplampen.
Hij gromde vergenoegd. ‘Ik denk dat ze het wel zal halen. Ze zit natuurlijk vol blauwe plekken, en we zullen röntgenfoto’s maken, maar het is een wonder dat ze het er levend heeft afgebracht. Volgens mij heeft ze een shock. Ze kan elk ogenblik bij bewustzijn komen.’
‘Nu bijvoorbeeld,’ zei een zwakke stem vanaf de draagbaar. ‘Ik heb het allemaal gehoord.’
Paul en de dokter lagen nog steeds op hun knieën. Ze tuurden naar haar in het halfdonker. Thomasina glimlachte flauwtjes. ‘Ik houd toch geen littekens in mijn gezicht over, hè?’ vroeg ze bezorgd.
‘Vrouwen!’ gromde de dokter. ‘Zelfs op een ogenblik als dit zijn ze nog ijdel. Nee hoor.’
‘O, het regent nog steeds,’ zei Thomasina.
Maar Paul zei: ‘Nee, Tom, het regent niet. Dat ben ik, ik huil.’ Het kon hem niets schelen of al die mannen het hoorden. Ze leefde!
Ze stak haar hand uit naar de zijne. ‘Niet doen, ik word wel weer beter. O, is dat Jeremy? Dus je bent veilig. Ik was uit de auto gestapt want mijn ruitenwissers werkten niet meer. Ik wilde je met de zaklantaarn beduiden dat je moest stoppen. Toen gebeurde het.’
‘Als je meteen naar huis was gegaan, was er niets aan de hand geweest,’ zei Jeremy streng.
Elizabeth en Ebenezer waren al in het ziekenhuis; Peggy paste op de kinderen. Ebenezer sloeg zijn armen om haar heen, zo modderig als ze was. ‘Meiske toch, mijn meiske.’
De verpleegsters baadden Thomasina en wasten en droogden voorzichtig haar haren. Daarna werd ze in een klein kamertje gelegd, doodsbleek maar gelukkig. Elizabeth en Ebenezer praatten nog een poosje met haar, toen lieten ze haar alleen met Paul. Alleen Andrew was er nog, die zat aan een tafel te schrijven.
Plotseling was Thomasina verlegen met de situatie. Iedereen scheen nu van hen te verwachten dat ze zich zouden verloven. Sedert ze had ontdekt dat Derry en Ilena met opzet hadden getracht haar in diskrediet te brengen, was ze dolgelukkig geweest. Maar nu begon de twijfel aan haar te knagen. Had ze de situatie misschien verkeerd geïnterpreteerd? Was het soms toch alleen maar vriendschap tussen haar en Paul? Hij hield er niet van als vrouwen te veel achter zijn woorden zochten, dat wist ze.
Ze voelde zich slecht op haar gemak. ‘Wat afschuwelijk dat ik je auto heb verspeeld. Misschien was hij in Derry’s handen uiteindelijk toch veiliger geweest.’
‘O, de auto,’ zei Paul onverschillig. ‘Daar is de verzekering goed voor.’
Hij draaide zich om en grijnsde tegen Andrew: ‘Je bent hier teveel, ik wil je patiënte een aanzoek doen. Dat wordt hoog tijd.’
‘Ik vind het prima,’ zei Andrew, ‘maar dat zal je niet meevallen. Ik heb haar een slaapmiddel gegeven. Thomasina, zeg maar gauw ja voor je in slaap valt.’
Slaperig mompelde ze: ‘Dat doe ik niet! Ik zeg niet ja. Ik wil eerst een echt... huwelijksaanzoek... Op de Corrieside...’ Plotseling giechelde ze: ‘Paul, je hebt eens gezegd dat een meisje het beslist wel zou merken als jij haar een aanzoek deed ... Lieve hemel, ik ben helemaal suf... ik denk dat ik het me later niet eens meer herinner.’
Ze was zich vaag bewust van zijn lippen op de hare, maar ze kon haar ogen niet meer openhouden. Het moest Paul zijn. De dokter kon het niet zijn, vast niet. Dokters kussen hun patiënten niet. Met inspanning van al haar krachten mompelde ze nog: ‘Welterusten, Wenkbrauw,’ en daarna wist ze van niets meer.