8
Het restaurant joeg ons eruit door de lichten te doven. Toen bleek dat Sonia ons met het vervolg van haar verhaal de halve nacht had beziggehouden.
In haar verliefdheid had ze het verhaal van de clandestiene begrafenis meteen aan haar jeugdige minnaar bekend. ‘Het was tenslotte wel een goed onderwerp voor een film!’ Zo goed inderdaad dat het onderwerp Korda ter ore kwam en misschien ook zijn baas Dansey of zelfs Churchill, die gek was op komische verhalen maar vooral op gestaalde karakters. Kortom, de Intelligence Service had de heldin in dienst genomen en een jaar later zette Sonia voet op Parijse bodem als modiste bij Coco Chanel, waar ze dikke maatjes waren met de bezetter.
‘Ik moet zeggen dat dat de beste springplank was om onbeschroomd in de nazi-elite terecht te komen!’
Spionne dus, op haar zeventiende, die ‘had gedaan wat gedaan moest worden’, totdat een zekere Adolf Hitler definitief in het doublé cross verstrikt raakte.
We zorgden dat we haar niet onderbraken. Het restaurant liep langzaam leeg en wij hoorden haar vertellen over vier jeugdjaren die met gemak vier hele levens hadden kunnen vullen.
We hadden het tijdstip van de laatste metro al lang achter ons. In de taxi die ons naar haar huis terugbracht, boog Sonia zich na een lange stilte naar mij over: ‘Ik weet heel goed wat u nu denkt.’
Zelf wist ik dat niet zo precies. Ik verteerde dit levensverhaal in de versufte staat van een leerling-boa wiens oog groter was geweest dan zijn maag.
Sonia werd expliciet: ‘U denkt dat u daar een geweldig onderwerp voor een roman te pakken hebt.’
Het vervolg liet niet op zich wachten.
‘Ik verbied u hier ook maar één woord over te schrijven.’
Er was een soort woede in haar stem: ‘Met uw voorliefde voor de hagiografie weet ik precies wat ik kan verwachten…’
Toen sloot haar hand zich om mijn pols. Ze trilde.
‘Daniel…’ (het was de eerste en de laatste keer dat ze me bij mijn voornaam noemde) ‘probeer het u voor te stellen in zijn realiteit: natuurlijk, we waren twintig, we waren de geestdrift zelf, de zaak was opwindend, we verdedigden hem met een waanzinnige heftigheid, met een moed die gevoed werd door een soort blinde scherpzinnigheid, een waakzame onbedachtzaamheid, we waren heldhaftig, daar valt niets op af te dingen, en toch bewaar ik aan die vijf jaar een herinnering van vreselijke angst, een mensonwaardige, onbeschrijfelijke angst die iedere minuut aanwezig was. Alsublieft…valt u me daar niet mee lastig.’
Maar toen de taxi voor haar woonblok gleed, bood ze opgeruimd aan: ‘Kan ik u een kopje heet water aanbieden?’
Tijdens de kruidentheeceremonie vroeg ze me: ‘En u, hoe loopt uw verhaal af?’
‘Mijn verhaal?’
‘Uw dubbelgangersverhaal! Hoe laat je zo’n roman aflopen? Dat wil ik wel weten! U bent toch zeker niet van plan ons te dumpen na de dood van de eerste dubbelganger? En de tweede? Quidover de tweede? En de andere? Hoeveel waren er eigenlijk?’
Minne zat – met haar neus in de kruidenthee – stilletjes te lachen. Ik was nu al bijna drie jaar aan haar kop aan het zeuren met dat boek dat in de voorwaardelijke wijs geschreven was. Ze trakteerde zichzelf op het plezier van een beetje verraad: ‘Ja, waar zou dat verhaal eigenlijk over gaan?’
‘We willen het weten!’ riep Sonia.
Ze keken me allebei aan alsof ze dit duettistennummer al hun leven lang opvoerden.
‘Nou, eh…’ begon ik.
‘Nee, nee,’ onderbrak Sonia, ‘we willen niet dat u het ons vertelt, we willen het lezen!’
Toen kwam ze met een hele serie eisen: ‘Maar houdt u alstublieft rekening met mijn leeftijd. Uw vrouw is van een generatie die wat dan ook kan lezen, maar mij moet u behandelen als honderdjarige, ik kom verdorie bijna uit de negentiende eeuw! Ik wil klassieke kost: de juiste werkwoordstijden, goed geschreven en goed in elkaar gezet. En fictie alstublieft, val me niet lastig met uw mengsel van verbeelding en eigen ervaring, daarvan zou ik bijna aan mijn eigen bestaan gaan twijfelen! Een beknopte stijl ten dienste van een rechtlijnig en geserreerd verhaal, dat heb ik nodig. Hoort u: ge-ser-reerd, het verhaal! Bespaar me uw uitweidingen, ik heb niet het eeuwige leven, ziet u.’
Ze was een beetje buiten adem toen ze besloot: ‘En als u klaar bent, schrijf er dan het woord ‘einde’ onder, zoals vroeger. Dat was handig, daarmee deed je het boek dubbel dicht voordat het zijn plaats in de boekenkast vond.’
En ten slotte, over de leuning hangend, terwijl wij haar trap af liepen: ‘O! en begin ook eens met een mooi vrouwenportret. Er zitten eigenlijk niet genoeg vrouwen in uw onderneming.’