17
En dan volgt er een duistere herinnering: het familiehuis van de fazendeiro die, ten behoeve van het verhaal, de vader is geworden van Manuel Pereira da Ponte Martins, dictator met zwijgzame jeugd. Een van de grootste landeigenaars van het noordoosten. Maar hij leidde geen luxeleven aan de kust, zoals de meesten van zijn gelijken die hun land gewoon hadden toevertrouwd aan intendanten. Hij woonde ter plaatse, midden in zijn imperium, met zijn mensen. Het was een kleine, vriendelijke arts, die regeerde over een grondgebied dat de grootte had van een Frans departement. Hij kon via de spoorweg vanaf zijn land naar Fortaleza. Zijn landrover reed op de rails: ‘Veel sneller dan over de weg.’ Om hem te laten passeren hoefden alleen de treinen maar te worden stilgezet.
Hij ontving ons met zachte stem in een monumentaal vertrek waar boerinnen zaten te borduren. De dochter van de doutor ging over zes maanden trouwen, deze vrouwen waren aan haar uitzet bezig. Ze werkten bij het licht van de vensters dat alleen hun werk verlichtte. Het midden van het vertrek, waar de doutor (hij hield altijd zijn witte jas aan) zich met ons onderhield, bleef in schemerdonker gehuld. De doutor fluisterde ons toe hoe zwaar het leven hier was met de droogte in de sertão, de strenge marktwetten, zijn lange dagen in het ziekenhuis waar hij de boeren gratis verzorgde (hij gaf de uitgedroogde kinderen een coca-colakuur) en met alle ellende om hem heen: ‘Ik luister vooral naar hen, ze praten tegen me en ik luister naar hen.’ Vanuit de naastliggende keuken steeg de geur op van een gaarkeukensoep die, op een paar versiersels na, tevens de dagelijkse familiekost vormde. Vrouwen en kinderen stonden op de drempel te wachten met een eetketeltje in de hand. ‘Wij zijn een grote familie en iedereen moet te eten krijgen.’ En de familieleden konden het goed met elkaar vinden: vaderliefde van de fazendeiro voor zijn sertanejos, kinderliefde van de sertanejos voor de doutor, stralende liefde van allen voor het meisje dat ging trouwen, onbetwistbare liefde van de kinderen voor de vader, innemende liefde van de zuster voor de broers, liefde van allen voor Christus, die in elk vertrek aan het kruis hing…Dat ik geen herinnering heb aan de moeder komt waarschijnlijk doordat ze overal en nergens was, als onzichtbaar bindmiddel van deze liefdevolle bechamelsaus.
Ik praat er nu met ironie over, maar ik herinner me heel goed dat ik me heb laten betoveren door die feodale rust. De sfeer contrasteerde met de openlijk aan de dag gelegde meedogenloosheid van de plaatselijke machthebbers: de zelfingenomen minachting van de dictator, de gevoelloze milities van de gouverneurs, de wegversperringen van de politie die de reizigers in de omgeving van de steden afperste, de moorden op vakbondsleiders of Amazone-milieubeschermers, de slachtingen van indianen, de martelingen van studenten, de verbannen tegenstanders, de door honden verscheurde demonstranten uit Sao Paulo, de in de heuvels van Rio neergeschoten kinderen…Absoluut onvoorstelbaar in het huis van de doutor. Geen geweld in dit toevluchtsoord, en geen lelijke woorden. Trouwens, bijna helemaal geen woorden.
Wat voor zoon zou ik zijn geweest, wat voor man zou ik zijn geworden als ik in deze cocon was geboren? Welke weg kon een kind, dat bij de doutor was verwekt, volgen om vanuit dit liefdesnest in de vreemde contreien van het recht te belanden? Hoe kon hij, als hij uit het raam keek, zich voorstellen dat dit geluk hier van dezelfde orde was als dat geweld daar? Hoe kon hij weten dat de voedende vader tevens de veroorzaker van de honger was, en zijn vaderlijke liefdadigheid de aureool van een moordend paternalisme?
Nee, als de demonen van het binnenland op een dag wakker worden en de doutor om hals brengen, zullen zijn kinderen dat niet begrijpen. En als drie of vier generaties later de geschiedenisboeken deze slachting legitiem verklaren, zullen zijn achterkleinkinderen het evenmin begrijpen. Zo’n goed mens…
§
Toen de zon verdween, lieten de borduursters ons alleen en deed de dokter het licht aan. Het was een peertje van zestig watt dat kaal aan een lange draad hing. Het verlichtte alleen het midden van het vertrek, de muren en de plafonds vervaagden. Je stak het peertje aan door het een kwartslag te draaien in de fitting. Een kwartslag naar rechts, en er was licht; een kwartslag naar links, naar bed.
Hadden de jezuïetenjagers hun orders gekregen onder dit peertje? Of onder een soortgelijk exemplaar?
Hoe het ook zij, als men op een dag de geschiedenis vertelt van Manuel Pereira da Ponte Martins, ontredderd dictator, zou ik hem moeiteloos geboren zien worden in dit soort paradijs.