11
Ik dacht in het vliegtuig dat olie verloor natuurlijk niet aan Geraldo Markan, maar Irene heeft me zojuist verteld dat hij dood is. Ze hebben hem thuis, in zijn huis in Fortaleza gevonden. Was dat nog dat huis waar die fontein ruiste, in de hal?
Of we er nu in geloven of niet, de voorstelling die wij van het hiernamaals hebben is een herzien en verbeterd hiernumaals. Ons innerlijke paradijs is bevolkt met degenen die ons bestaan dragelijk hebben gemaakt. Uitverkoren door het beeld dat wij ons van hen vormden, tronen zij daar rechts van onze afwezigheid gedurende de jaren die wij nog te gaan hebben. (Met een paar etterbakken voor het contrast.) De vraag of we hen bij ons eigen uitstappen zullen terugzien is alleen relevant als we erover discussiëren met een aardige vriend, zo mogelijk in een hangmat en zo mogelijk ook in een huis dat is ontworpen voor Corto Maltese.
Zo was de situatie op die novembermiddag in 1980 toen Geraldo Markan en ik, elk in onze hangmat, aan het keuvelen waren op de veranda in Maraponga. (Waar hadden we het over? Mijn geheugen heeft alleen het gezicht en de stem van Geraldo onthouden, de kwijnende modulatie van zijn gedachten, de vriendelijkheid in zijn ogen, de wijsheid die sprak uit zijn kleinste grapjes, zijn voortijdige glimlach; de meeste onderwerpen, die zijn mettertijd verloren gegaan. Maar zijn innerlijke muziek heeft Geraldo me nagelaten.)
Dat neemt niet weg dat we die middag in Maraponga werden onderbroken door een dronkelap die opeens van onder de bomen opdook. Hij was haveloos gekleed, broodmager, in een staat van hevige opwinding, zijn ogen puilden uit door de cachaca. Hij kwam slalommend tussen de kokospalmen op ons af gerend. Hij stootte angstkreten uit, beweerde achtervolgd te worden door een geest. Hij had dringend twintig cruzeiros nodig om een kaars te branden voor santa Rita, opdat ze de geest ‘terug naar boven’ zou sturen. Als wij goede christenen waren, dan…
Geraldo gaf het geld zonder commentaar.
Verbaasd hield Cachaca op met zijn geschreeuw en begon te onderhandelen over een verhoging. Met vijftig cruzeiros zou de kaars dikker zijn en het opstijgen van de geest sneller.
Geraldo weigerde: ‘Ik ken die geest van je, het was mijn buurman, een goeie kerel, met heel weinig zonden op zijn geweten, die weegt niet zwaar, twintig cruzeiros is ruim voldoende voor santa Rita om hem weer naar boven te krijgen.’
Cachaca had een moment van achterdocht.
‘Als jij hem kent, waarom heb je dan zelf geen kaars gebrand?’
‘Omdat ik gierig ben. Als jij ze verbrandt, die twintig cruzeiros, dan is het jouw geld dat je opmaakt.’
Dat was dat. Snorrenkammetje.