22
Het was dus met het stellige voornemen te ‘worden’ dat hij op een ochtend zag hoe Manhattan zijn mistige armen voor hem opende en het Vrijheidsbeeld uit de golven opdoemde om hem persoonlijk te verwelkomen.
‘Eerlijk gezegd was ik vooral getroffen door de stilte. Het leek wel of de boot over sprakeloosheid gleed.’
Toen waren er de kreten van het tussendek – ‘New York!’ – vermengd met het loeien van de sirenes, het oneindige gejuich van de uitgekomen dromen, de omhelzingen, de koortsachtigheid van de voorbereidselen, het trage afmeren van de Cleveland, en het eindeloos durende van boord gaan van de stilgevallen passagiers, terwijl hijzelf de dag in zijn hut doorbracht omdat kapitein Polcinelli hem had aangeraden – omwille van de discretie – tot de avond te wachten, als het schip helemaal leeg zou zijn en de limousine die Morasecchi hem per se ter beschikking had willen stellen, zou zijn gearriveerd: ‘U hoeft de chauffeur maar aan te geven waar u heen wilt, wij stellen ons garant voor zijn discretie.’
Als de avond valt, is hij dus de laatste die de loopplank afgaat. Morasecchi en Polcinelli leunen over de reling en zwaaien hem uit. Ze hebben hem uitgebreid bedankt: een onvergetelijke overtocht, dankzij hem, bedankt en nogmaals bedankt, de purser en de kapitein weten niet hoe ze uiting moeten geven aan hun dankbaarheid. Hij heeft hen vriendelijk op de schouder getikt: ‘Kom op, geen gejank alstublieft, dat zou te gek worden…En we zien elkaar toch weer terug, ik zal niet nalaten de Cleveland aan te bevelen bij de Fairbanks.’
Nu gaat hij naar beneden…Met het lange perspectief vanaf de loopplank op die auto met het glimmende dak, daalt hij af naar het stadsrumoer; hij vraagt zich af welke bestemming hij gaat opgeven aan de chauffeur, bij wie de bagage al is afgeleverd en die op de kade, naast het portier, met zijn pet in de hand op hem staat te wachten. Hij gaat naar beneden en zinkt met bonzend hart weg in een parfum dat is samengesteld uit olie, stilstaand oceaanwater, vet plaatstaal en touwwerk, vochtige stenen en fris ondoken natuur. New York! Hij is er! Americky, het vaderland van de cinematografie, het is hem gelukt! Hij is de immigratiedienst te slim af geweest! Hij draait zich om, steekt een laatste keer zijn hand op naar de kapitein en de purser, van wie hij daarboven nog slechts de silhouetten kan onderscheiden tegen een vaalgrijze lucht, terwijl de stem van de chauffeur hem goedenavond wenst en het portier in stilte wordt geopend, waarbij een geur van kostbaar leer en Franse tabak naar buiten komt.
Hij stapt in, zich nog steeds afvragend (hij kan de slappe lach nauwelijks onderdrukken) welke bestemming hij aan de chauffeur zal opgeven, en merkt dan dat hij niet alleen is achter in deze limousine.
Pereira zit er ook, en Charlie Chaplin – de echte deze keer.
Achter in de auto.
Die gaat rijden.