Hoofdstuk 33
De avond daarvoor hadden we met Nelson afgesproken dat hij rechtsomkeert zou maken zodra de politie hem was gepasseerd. Dan zou hij een eindje bij de hoek van Congress vandaan in zijn auto blijven zitten en Pearses gebouw in de gaten houden om te zien of hij ergens naar toe ging als de politie weer weg was.
Zolang hij zijn werk deed, vond ik het niet erg om Nelson duizend dollar per week te betalen. Het was een kleine prijs voor informatie over Pearses doen en laten.
Maar het was een veel te hoge prijs voor een blunder.
'Ik héb hem in de gaten gehouden,' zei Nelson toen ik hem te pakken had. 'En dat doe ik nu ook. Man, ik kleef aan hem als een Siamese tweeling.'
'Vertel me hoe het gisteravond is gegaan.'
'De politie heeft hem naar het Meridian Hotel gebracht. Hij is uit de auto gestapt en naar binnen gegaan. De politie gaat weg. Hij komt weer naar buiten en houdt een taxi aan, gaat terug naar zijn straat.'
'Is hij teruggegaan naar zijn zolder?'
'Jezus, nee. Maar hij is wel het gebouw binnengegaan. Ik kon niet precies zien waar.'
'Wat, er ging nergens licht aan? Geen -'
'Dat pand beslaat een hele straat, man. Een kant zit in Sleeper Street, een kant in Congress, en er zijn twee stegen. Hoe kan ik die hele handel nou in de gaten houden?'
'Maar hij is naar binnen gegaan en gebleven.'
'Ja. Totdat hij vanochtend naar zijn werk ging. Ongeveer een halfuur geleden kwam hij terug, en zo te zien had hij de smoor in. Hij ging naar binnen en heeft zich niet meer laten zien.'
'Hij heeft gisteravond iemand vermoord.'
'Lulkoek.'
'Sorry, Nelson, maar er moet een uitgang zijn die wij niet kennen.'
'Waar woonde het slachtoffer?'
'Ze logeerde in Canton. Ze hebben haar vanmiddag uit de Mystic gevist.'
'Lulkoek,' zei hij weer, nu twee keer zo hard. 'Patrick, het was een uur of vier 's ochtends toen de politie gisternacht met hem klaar was. Hij ging om zeven uur naar zijn werk. Hoe kan hij dat gebouw uitglippen zonder dat ik het zie, goddomme helemaal naar Canton gaan, het lichaam het hele eind naar North Shore brengen,en dan... dan wat? Dan komt hij terug,glipt weer langs me en maakt zich klaar om naar zijn werk te gaan? Dan staat hij zich vrolijk fluitend te scheren? Hoe moet hij dat allemaal klaarspelen?'
'Dat kan niet,' beaamde ik.
'Precies, wat hen je toch een bolleboos. Hij kan een hoop rotzooi uithalen, Patrick, maar de afgelopen tien uur heeft hij echt niks gedaan.'
Ik hing op, drukte mijn handen tegen mijn ogen.
'Wat is er?' vroeg Angie.
Dat vertelde ik haar.
'En Nelson weet het zeker?' vroeg ze toen ik klaar was.
Ik knikte.
'Dus als Pearse haar niet heeft vermoord, wie dan wel?'
Ik weerstond de verleiding om met mijn hoofd tegen het bureau te bonken. 'Ik weet het niet.'
'Carrie?'
'Carrie?' Ik trok een wenkbrauw op. 'Waarom?'
'Misschien heeft ze ontdekt dat Siobhan voor Pearse werkte.'
'Hoe? Wij hebben het haar niet verteld.'
'Maar ze is niet gek. Misschien dat ze...' Ze stak haar handen in de lucht en liet ze weer zakken. 'Shit. Ik weet het niet.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik zie het haar niet doen. Carrie gaat naar Canton, vermoordt Siobhan, rijdt naar de Mystic en gooit het lijk erin? Hoe tilt ze het op? Die vrouw weegt minder dan jij. En waarom zou ze in godsnaam helemaal naar de andere kant van de stad rijden om het lijk te dumpen?'
'Misschien heeft ze haar niet in Canton vermoord. Misschien heeft ze haar uit haar schuilplaats gelokt en hadden ze ergens afgesproken.'
'Iemand heeft haar uit haar schuilplaats gelokt, dat ben ik met je eens. Maar niet Carrie. Ik zeg niet dat ze geen moord kan plegen - dat kan ze wel. Maar het dumpen van het lijk zit me niet lekker. Het is te koelbloedig. Te doordacht.'
Angie leunde achterover op haar stoel, nam de hoorn van de haak en drukte op een toets. 'Hai,' zei ze toen er was opgenomen. 'Ik kan je geen kaartjes aanbieden, zoals Patrick, maar zou je alsjeblieft één vraag kunnen beantwoorden?'
Ze luisterde terwijl Devin iets terugzei.
'Nee, daar heeft het niets mee te maken. De vrouw die ze net uit de Mystic hebben gehaald, wat was de doodsoorzaak?' Ze knikte. 'Tegen haar achterhoofd? Oké. Waarom kwam ze zo snel bovendrijven?' Ze knikte opnieuw, een paar keer. 'Bedankt. Wat? Dat vraag ik even aan Patrick, dan bel ik je terug.' Glimlachend keek ze naar mij. 'Ja, Dev, we zijn weer bij elkaar! Ze legde haar hand over de hoorn en zei tegen mij: 'Hij wil weten voor hoelang.'
'In elk geval tot het kerstbal,' zei ik.
'In elk geval tot het kerstbal. Bof ik even,' zei ze tegen hem. 'Ja, tot gauw.'
Ze hing op. 'Er zat een touw om Siobhans middel toen ze haar vonden. Volgens de theorie zat ze vast aan een zwaar voorwerp en is ze naar de bodem gezakt, waar iets het touw en een stuk van haar heup heeft aangevreten. Het was niet de bedoeling dat ze boven zou komen.'
Mijn stoel viel omver toen ik opstond en naar het raam liep om naar buiten te kijken.
'Wat hij ook gaat doen, het gaat snel gebeuren.'
'Toch zijn we het erover eens dat hij haar niet vermoord kan hebben.'
'Maar hij zit erachter,' zei ik. 'Die klootzak zit overal achter.'
We verlieten de klokkentoren en gingen naar mijn huis, waar de telefoon rinkelde. Net als die middag op het City Hall Plaza wist ik al voordat ik opnam dat hij het was.
'Grappig hoor,' zei hij, 'om mij door de posterijen te laten schorsen. Ha, Patrick! Ha ha!'
'Dat voelt niet goed, hè?'
'Geschorst worden?'
'Weten dat iemand rotgeintjes met je uithaalt en er misschien nog een hele tijd mee doorgaat.'
'De ironie ontgaat me niet, dat mag je best weten. Ik weet zeker dat ik hier op een dag aan terugdenk, en dan lach ik me een kriek.'
'Of niet.'
'Misschien niet, nee,' zei hij kalm. 'Luister, laten we zeggen dat we quitte staan. Oké? Onze wegen scheiden zich.'
'Ik vind het best, Scott,' zei ik. 'Oké.'
Het bleef een hele tijd stil aan zijn kant.
'Ben je er nog?' vroeg ik.
'Ja. Zeg, Patrick, ik ben verbaasd. Meen je het, of hou je me voor de gek?'
'Ik meen het,' zei ik.' Ik verlies geld, en jij kunt de Dawes niet meer chanteren, dus dat komt neer op gelijkspel.'
'Als dat zo is, waarom heb je mijn huis dan aan gruzels
geschoten, makker? Waarom heb je mijn busje gestolen?'
'Om misverstanden te voorkomen.'
Hij grinnikte. 'Nou, dat is je gelukt. Prima werk, meneer. Prima. Mag ik je wat vragen? Ontplof ik, de volgende keer dat ik mijn auto start?' Hij lachte.
Ik lachte ook. 'Waarom denk je dat, Scott?'
'Nou,' zei hij vrolijk,'eerst mijn huis, toen mijn baan. Het lijkt me logisch dat mijn auto daarna aan de beurt is.'
'Je auto ontploft niet als je start, Scott.'
'Nee?'
'Nee. Maar ik weet dan ook vrij zeker dat je hem nooit meer kunt starten.'
Een bulderende lach. 'Heb je met mijn auto gerotzooid?'
'Ik had het je liever niet zelf verteld, maar het is wel zo.'
'O Jezus!' Zijn lach werd eerst nog luider, maar ging geleidelijk over in een zacht grinniken. 'Suiker in de benzinetank, zuur in de motor? Dat soort dingen?'
'Suiker, ja. Zuur, nee.'
'Wat dan wel?' Zijn verstarde glimlach was hoorbaar.'Je lijkt me nogal vindingrijk.'
'Chocoladestroop,' zei ik,'en ongeveer een pond bruine rijst.'
Hij kraaide van pret. 'In de motor?'
'Ja.' 'Heb je de motor een tijdje laten lopen, geschifte klootzak?'
'De motor liep toen ik wegging,' zei ik. 'Het klonk niet goed, maar hij liep wel.'
'Hééé!' riep hij. 'Dus... dus je hebt een motor vernield waar ik jaren aan heb gewerkt. En... en... je hebt de benzinetank gemold, de filters, ik bedoel, alles behalve het binnenwerk.'
'Klopt, Scott.'
'Ik zou...' Hij giechelde. 'Ik zou je op dit moment kunnen vermoorden, makker, met mijn blote handen.'
'Dat dacht ik al. Scott?'
'Ja?'
'Je bent nog niet klaar met de Dawes, hè?'
'Je hebt mijn auto gemold,' zei hij zacht.
'Ja of nee?'
'Ik moet ophangen, Patrick.'
'Welk plan hou je achter de hand?' vroeg ik.
'Ik ben bereid je die schorsing te vergeven, en zelfs het vernielen van mijn huis, maar voor mijn auto is tijd nodig. Ik laat je weten wat ik ga doen.'
'Waar kun je ze op pakken?' vroeg ik.
'Wat?'
'De Dawes,' verduidelijkte ik. 'Wat weet je van ze, Scott?'
'Ik dacht dat we een afspraak hadden, Patrick. Zo wilde ik dit gesprek eigenlijk afsluiten - met de afspraak dat we elkaar nooit meer zullen zien.'
'Op voorwaarde dat je de Dawes met rust laat.'
'Aha. Juist.'
'Maar dat kun je niet, hè Scott?'
Hij slaakte een diepe zucht. 'Volgens mij kun jij aardig schaken, Patrick. Klopt dat?'
'Nee. Ik heb het nooit onder de knie gekregen.'
'Waarom niet?'
'Een vriend van me zegt dat ik de tactiek wel snap, maar dat het me niet lukt om het hele bord te overzien.'
'Ha!' zei Scott Pearse. 'Dat dacht ik al.'
En hij hing op.
Ik keek naar Angie en legde de hoorn terug op de haak.
'Patrick,' zei ze hoofdschuddend.
'Ja?'
'Misschien moet je voorlopig de telefoon niet opnemen.'
We besloten Nelson op wacht te laten staan voor Pearses huis, en Angie en ik reden naar de Dawes om hun huis in de gaten te houden.
We zaten halverwege de straat in de auto, tot lang nadat het licht binnen was uitgegaan en de lampen buiten waren gaan branden.
Terug in mijn appartement lag ik in bed te wachten tot Angie uit de douche zou komen. Ik moest vechten tegen de slaap, de vermoeidheid en stijve spieren van te veel dagen en nachten in auto's of op daken zitten, de knagende angst in mijn achterhoofd waaraan ik wist dat ik iets over het hoofd had gezien omdat Pearse meerdere zetten vooruitdacht.
Mijn ogen vielen dicht, en ik deed ze meteen weer open, hoorde het lopen van de douche, en stelde me Angies lichaam voor onder de straal water. Ik besloot op te staan, niet meer te denken aan wat ik in plaats daarvan kon ervaren.
Maar mijn lichaam bewoog zich niet, en mijn ogen vielen weer dicht. Het bed leek onder me zachtjes te golven, ik lag op een vlot, dobberend op een glinsterend meer.
Ik hoorde de douche niet eens uitgaan. Ik merkte niet eens dat Angie naast me kwam liggen en het licht uitdeed.
'Hierheen.' Mijn zoon trekt aan mijn hand als we de stad uit lopen. Clarence draaft zacht hijgend naast ons. Het is kort voor zonsopgang, en er hangt een metaalachtig blauw waas over de stad. We stappen van een trottoir, de hand van mijn zoon in de mijne, en de wereld wordt rood en mistig.
We zijn bij het cranberryveld. Ik ben me ervan bewust dat ik droom, en ik bedenk vluchtig dat het onmogelijk is om in de stad van een trottoir te stappen en dan in Plymouth te staan, maar dan zeg ik tegen mezelf dat het een droom is, en dat soort dingen gebeuren nu eenmaal in dromen. Je hebt geen zoon, denk ik, en toch is hij er, hij trekt aan je hand. En Clarence is dood, en toch niet.
Dus ik ga verder. De ochtendmist is dicht en wit. Ergens voor ons uit in de mist blaft Clarence, en mijn zoon en ik stappen van de zachte oever op het houten kruis. Onze voetstappen weergalmen op de planken als we door de dikke witte deken lopen, en met elke stap die we zetten, kan ik de contouren van het hutje met de pomp duidelijker zien.
Clarence blaft weer, maar we zijn hem kwijtgeraakt in de mist.
'Zo'n ding maakt veel kabaal,' zegt mijn zoon.
'Wat?'
'Het is groot,' zegt hij. 'Vier plus twee plus acht is veertien.'
'Dat is waar.'
Met elke stap zou het hutje dichterbij moeten komen, maar dat is niet zo. Ik zie het twintig meter verderop in de mist, en we lopen snel, maar het blijft in de verte.
'Veertien is zwaar,' zegt mijn zoon. 'Dat maakt veel kabaal. Je zou het horen. Zeker hier.'
'Ja.'
'Je zou het horen. Waarom hoorde je het dan niet?'
'Ik weet het niet.'
Mijn zoon geeft me een boek met landkaarten, opengeslagen bij deze plek. Het veen is niet meer dan een stipje, aan alle kanten omringd door bos, behalve aan de kant waar ik aan ben komen rijden. Ik laat het boek vallen. Opeens begrijp ik iets, maar ik ben het meteen weer vergeten.
'Flossen is leuk,' zegt mijn zoon. 'Het is een lekker gevoel als dat draadje tussen je tanden glijdt.'
'Goed zo.' Ik voel de planken bewegen onder mijn voeten en hoor rommelen in de verte. Het komt snel dichterbij door de mist. 'Dan krijg je mooie tanden.'
'Hij kan niet praten zonder tong,' zegt hij.
'Nee,' beaam ik. 'Dat gaat niet.'
Het rommelen wordt luider. Het hutje wordt opgeslokt door de mist. Ik kan de planken onder mijn voeten niet meer zien. Ik kan mijn voeten niet meer zien.
'Ze zei "ze".'
'Wie?'
Hij kijkt me aan en schudt zijn hoofd. 'Niet "hij", maar "ze".'
'Je hebt volkomen gelijk.'
'Mama is toch niet in dat hutje?'
'Nee. Mama kijkt wel beter uit.'
Ik tuur voor me uit in de dichte mist. Ik wil zien wat er zo rommelt.
'Veertien,' zegt mijn zoon, en als ik weer op hem neerkijk, heeft zijn kleine lichaam het hoofd van Scott Pearse gekregen. Wreed grijnzend kijkt hij me aan. 'Veertien maakt een kolereherrie, stomme eikel.'Het rommelen is nu vlakbij, en turend in de mist zie ik een donkere vorm de lucht in gaan, die door de witte suikerspin met gespreide armen op me afkomt.
'Ik ben slimmer dan jij,' zegt het gedrocht Pearse/mijn zoon.
En met een snelheid van 150 kilometer per uur barst er een grommende tronie uit de mist - grommend en glimlachend en hijgend, tanden ontbloot.
Het is het gezicht van Karen Nichols, dan dat van Angie op Vanessa's naakte lichaam, en dan is het Siobhan met een grauwe huid en dode ogen. Uiteindelijk wordt het Clarence, en hij raakt me met zijn vier poten tegen mijn borst en ik val op mijn rug. Ik had op de planken in het bos moeten landen maar die zijn weg, en ik val in de mist die me dreigt te verstikken.
Ik schoot overeind in bed.
'Ga maar weer slapen,' mompelde Angie met haar gezicht in het kussen.
'Pearse is niet met de auto naar het bos gekomen,' zei ik.
'Niet met de auto,' zei ze in het kussen. 'Oké.'
'Hij is komen lopen,' zei ik. 'Van zijn huis.'
'Je droomt nog.'
'Nee. Nu ben ik wakker.'
Ze tilde haar hoofd een klein eindje op en keek me glazig aan. 'Kan het niet tot morgen wachten?'
'Ja hoor.'
Met gesloten ogen viel haar hoofd terug op het kussen.
'Hij heeft een huis,' zei ik zacht in het donker,'in Plymouth.'