Hoofdstuk 27

Informatie over Wesley, of de man die zich zo noemde, leek veel op Wesley zelf: het waren zeldzame flitsen, fel en snel, die dan weer verdwenen. Drie dagen lang waren we aan het werk in mijn kantoor of bij mij thuis, en probeerden we uit aantekeningen, foto's en uitgeschreven gesprekken die we hadden gevoerd tastbaar bewijs over de identiteit van deze man te destilleren. We gebruikten contacten op het kantoor van de kentekenregistratie, bij de politie van Boston en justitie, en zelfs agenten van de FBI met wie ik ooit had samengewerkt, en via verschillende computersystemen ging Wesleys foto naar alle denkbare opsporingsdiensten, inclusief Interpol. En het leverde niets niemendal op.

'Wie die man ook is,' zei Neal Ryerson van justitie,'hij is mysterieuzer dan die vent van de sherry.'

Via Ryerson kregen we ook een lijst van de eigenaars van alle Shelby Mustang GT-500 cabriolets uit 1968. In Massachusetts waren dat er drie, één vrouw en twee mannen. Angie gaf zich uit als verslaggeefster van een autotijdschrift en ging bij alle drie op bezoek. Geen van hen was Wesley. Wesley was verdomme niet eens Wesley.

Ik herinnerde me wat Stevie Zambuca over Wesley had gezegd, dat iemand uit Kansas City garant voor hem had gestaan, maar op onze lijst kwam er in heel Kansas City niet één Shelby '68 voor.

'Wat is het vreemdste?' Angie gebaarde met haar hand naar de berg papier op mijn eettafel. 'Van dit alles? Wat springt eruit?'

'Ik weet het niet,' zei ik. 'Alles?' Angie trok een gezicht en nam een slok van haar Dunkin' Donuts-koffie. Ze pakte de lijst die de Dawes voor ons hadden opgesteld, van alle adressen waar twee keer per maand geld naar toe was gestuurd, voor zover ze zich die konden herinneren.

'Dit zit me niet lekker,' zei ze.

Ik knikte. Het zat mij ook niet lekker.

'Misschien moeten we niet proberen om Wesley te vinden, maar kijken wat die adressen betekenen.'

'Best. Maar ik durf te wedden dat het niets oplevert. Het zijn vast grote huizen waarvan hij wist dat de bewoners er niet waren, zodat de postbode het pakje voor de deur moest achterlaten. Als de postbode weg was, hoefde Wesley het alleen maar weg te halen.'

'Dat zou kunnen,' zei ze. 'Maar stel nou dat er een adres bij is van iemand die Wesley kent, of wie die kerel dan ook is?'

'Dan is het de moeite waard. Je hebt gelijk.'

Ze legde de lijst voor zich op tafel. 'Het zijn bijna allemaal plaatselijke adressen. We hebben een adres in Brookline, twee in Newton, een in Norwell, Swampscott, Manchester-by-the- Sea...'

De telefoon ging en ik nam op. 'Hallo.'

'Patrick,' zei Vanessa Moore.

'Vanessa, wat is er?'

Angie keek op van de lijst, rolde met haar ogen.

'Ik denk datje gelijk had,' zei Vanessa.

'Waarover?'

'Over die vent op het terras.'

'Wat is er met hem?'

'Ik denk dat hij kwaad wil.'

Haar neus was gebroken en de kas van haar linkeroog vertoonde een cirkelvormige bruine bloeduitstorting, met een zwarte streep eronder. Haar weelderige haar was onverzorgd, de punten waren gespleten, en onder haar rechteroog zat een kring die even donker was als de bloeduitstorting. Haar anders ivoorkleurige huid was grijs en vaal. Ze rookte de ene sigaret na de andere, ook al had ze me eens verteld dat ze vijf jaar geleden was gestopt met roken en het nooit had gemist.

'Wat is het vandaag?' zei ze. 'Vrijdag?'

'Ja.'

'Een week,' zei ze. 'In één week tijd is mijn wereld ingestort.'

'Wat is er met je gezicht gebeurd, Vanessa?'

Ze draaide het onder het lopen naar me toe. 'Schattig, hè?' Ze schudde haar hoofd, zodat haar verwarde haar voor haar gezicht viel. 'Ik heb hem niet eens gezien. De vent die het heeft gedaan. Zelfs geen glimp.' Ze gaf een ruk aan de hondenriem. 'Kom op, Clarence, loop eens mee.'

We liepen in Cambridge langs de Charles. Twee keer per week gaf Vanessa een college op Radcliffe. Ze kreeg de baan aangeboden in de tijd dat wij een relatie hadden, en aanvankelijk was ik verbaasd geweest dat ze erop was ingegaan. Het salaris dat Radcliffe betaalde was niet eens genoeg om een jaar lang de stomerij van te betalen, en ze zat echt niet te springen om werk. Toch had ze de kans met beide handen aangegrepen. Zelfs met al haar andere werk vormde deze parttime baan als docent een bevestiging van iets wat ze niet precies onder woorden kon brengen. Bovendien mocht, ze Clarence meenemen naar de collegezaal, wat werd beschouwd als een excentriek trekje van een briljant juriste.

Ik had haar opgehaald bij Radcliffe, en we waren de rivier overgestoken, waar Clarence zich kon uitleven op het gras. Vanessa had al een hele tijd niets gezegd. Alleen sigaretten gerookt.

Toen we over het pad voor joggers naar het westen liepen, begon ze eindelijk te praten. We schoten niet erg op, want Clarence snuffelde aan elke boom, kauwde op elke afgevallen tak, likte aan elke lege koffiebeker. De eekhoorns kregen in de gaten dat hij aan een riem zat en begonnen hem uit te dagen. Ze kwamen veel dichterbij dan ze anders durfden, en ik weet zeker dat een zo'n beest grijnsde toen Clarence een sprong maakte en door een ruk aan de riem op zijn buik in het gras belandde. Hij bedekte zijn ogen met zijn poten alsof hij zich schaamde.

Op dit pad waren geen eekhoorns meer, en nu liep hij te teuten, kauwend op gras als een kalf.

Vanessa ergerde zich mateloos.' Clarence,' snauwde ze,'hier!'

Clarence keek haar aan, registreerde het bevel en liep de andere kant op.

Vanessa klemde de riem in haar hand en leek van plan er zo'n harde ruk aan te geven dat ze het arme beest zou onthoofden.'Clarence,' zei ik op de besliste toon waarmee Bubba zijn honden altijd tot de orde riep, en ik liet er een fluitje op volgen. 'Kom hier, jongen. Hou op met klojen.'

Clarence dribbelde naar ons toe en bleef keurig vlak voor Vanessa uit lopen, zijn achterwerk wriemelend als dat van een Parijs hoertje voor de Bastille.

'Hoe komt het dat hij wel naar jou luistert?' vroeg Vanessa.

'Hij hoort de spanning in je stem. Dat maakt hem nerveus.'

'Nou, ik heb alle reden om gespannen te zijn. Hij is een hond, wat kan hem nou gespannen maken - dat hij een dutje mist?'

Ik legde een hand in haar nek, kneedde de spieren en pezen tussen mijn vingers. De harde knobbels leken wel een boomstronk.

Vanessa slaakte een diepe zucht. 'Dank je.'

Ik masseerde nog wat langer, voelde alles wat losser komen. 'Doorgaan?'

'Zo lang als je kunt.'

'Komt voor elkaar.'

Ze glimlachte aarzelend naar me. 'Je zou een goede vriend zijn, Patrick. Ja toch?'

'Ik ben je vriend.' Ik zei het zonder te weten of het waar was, maar soms worden dingen vanzelf waar door ze hardop te zeggen.

'Mooi,' zei ze. 'Ik heb er een nodig.'

'Vertel eens wat meer over de man die je heeft geslagen.'

Meteen voelde ik weer harde kiezels in haar nek.

'Ik liep naar de deur van een coffeeshop. Kennelijk stond hij aan de andere kant te wachten. Die deur was van rookglas. Hij kon wel naar buiten kijken, ik niet naar binnen. Net toen ik voor de deur stond, ramde hij hem open, pal in mijn gezicht. Ik viel op de grond, en hij sprong gewoon over me heen en liep weg.'

'Getuigen?'

'In de coffeeshop, ja. Twee mensen konden zich herinneren dat ze hem hadden gezien, een slanke vent met een honkbalpet en een Ray Ban - over zijn leeftijd waren ze het niet eens, maar ze wisten wel het merk van zijn zonnebril - die voor de deur stond en een folder in zijn hand bekeek.'

'Dat was alles?'

'Bijna. Hij droeg autohandschoenen. Zwart. Hartje zomer, die vent draagt handschoenen en niemand vindt hem verdacht. Jezus.'Ze bleef staan om haar derde sigaret op te steken. Clarence beschouwde dat als een teken om weer van het pad af te gaan en aan een drol te snuffelen. Dit kleurrijke aspect van hun karakter is waarschijnlijk de voornaamste reden waarom ik nooit een hond heb gehad. Nog dertig seconden en Clarence zou proberen of de drol eetbaar was.

Ik knipte in mijn vingers. Hij keek me aan met de enigszins verwarde, enigszins schuldige blik die zo typerend is voor zijn soort.

'Afblijven,' zei ik, mijn toon opnieuw nageaapt van Bubba.

Na een laatste spijtige blik op de drol draaide Clarence zich om, en we begonnen allemaal weer te lopen.

Het was opnieuw een vochtige en benauwde augustusdag, zonder dat het echt warm was. De zon ging schuil achter grijze wolken, en de temperatuur schommelde rond de vijfentwintig graden. De fietsers, joggers, snelwandelaars en skaters leken allemaal door een massa dunne, transparante spinnenwebben langs ons te komen.

Langs dit deel van de rivier ging het pad van tijd tot tijd door tunneltjes, niet meer dan twintig meter lang en vijf meter breed, van de voetgangersbruggen die de twee rivieroevers met elkaar verbonden. In de tunnels moest ik een beetje gebukt lopen, het waren net speelhuizen van een kind. Ik voelde me een reus en een beetje belachelijk.

'Mijn auto is gestolen,' zei Vanessa.

'Wanneer?'

'Zondagnacht. Ik vind het nog steeds onvoorstelbaar dat het nog maar een week geleden is. Wil je een verslag van maandag tot donderdag?'

'Graag.'

'Op maandagavond lukte het iemand om de beveiliging te omzeilen en de hoofdschakelaar van de elektriciteit onklaar te maken. Er was ongeveer tien minuten geen stroom. Geen ramp, tenzij je een elektrische wekker hebt die de volgende ochtend niet afgaat. Ik was dus vijfenzeventig minuten te laat op de rechtbank. Het was een belangrijk proces en ik moest een pleidooi houden.' Ze onderdrukte een zachte kreet en veegde met de rug van haar hand over haar ogen.

'Toen ik dinsdagavond thuiskwam, stonden er pornografische boodschappen op mijn antwoordapparaat.' 'Een mannenstem, neem ik aan.'

Ze schudde haar hoofd. 'Nee. De beller had de hoorn vlak bij een televisie gelegd en het geluid van pornofilms opgenomen. Een hele hoop gekreun en "Voel je dat, teef" en "Kom klaar in mijn gezicht" en meer van dat soort ellende.' Ze gooide haar sigaret in het vochtige zand naast het pad. 'Normaal gesproken zou ik mijn schouders hebben opgehaald, maar ik begon me een beetje bang te voelen, en het waren in totaal twintig boodschappen.'

'Twintig.'

'Ja. Twintig verschillende opnames van pornofilms. Woensdag,' vervolgde ze met een diepe zucht,'steelt iemand mijn portemonnee uit mijn tas als ik op het terras van de federale rechtbank zit te lunchen.' Ze klopte op de tas die over haar schouder hing. 'Ik heb nu alleen nog contant geld en de paar creditcards die ik gelukkig thuis had gelaten omdat mijn portemonnee anders zo uitpuilde.'

Links van me bleef Clarice plotseling staan, Hij hield zijn

kop hoog en een beetje schuin.

Vanessa bleef staan, te moe om aan de riem te trekken, en ik deed hetzelfde.

'Zijn de creditcards gebruikt voordatje ze kon blokkeren?'

Ze knikte. 'In een winkel voor jagers en sportvissers in Peabody. Een man - die achterlijke winkelbediende herinnert zich wel dat het een man was, maar hij heeft niet gezien dat de creditcard op naam stond van een vrouw - kocht een paar meter touw en een jagersmes.'

Een meter of honderdvijftig voor ons uit kwamen drie tienerjongens op rollerblades uit een tunnel, hun bovenlichaam gebogen, hun armen maaiend in het ritme van hun soepel schaatsende benen. Zo te zien maakten ze gein met elkaar, ze lachten, spoorden elkaar aan.

'Donderdag,' zei Vanessa, 'gebeurde dat met die deur. Ik moest met een ijszak op mijn neus teruglopen naar de rechtbank en vragen om schorsing van het proces.'

Een ijszak, dacht ik, en ik raakte voorzichtig mijn kaak aan. Op bepaalde dingen had Wesley het patent.

'Vanochtend,' ging ze verder, 'kreeg ik verschillende telefoontjes over post die nooit was aangekomen.'

Clarence gromde diep in zijn keel, zijn kop nog steeds schuin, zijn hele lijf als een snaar zo gespannen. 'Wat zei je?' Ik keek van Clarence naar Vanessa, en voelde een tinteling door me heen gaan. Dit was het verband waar Angie en ik steeds naar hadden gezocht.

'Ik zei dat bepaalde poststukken niet zijn aangekomen. Op zichzelf is dat natuurlijk niet zo erg, maar wel in combinatie met al het andere.'

We gingen opzij omdat de skaters naderden, de wieltjes gonzend op het asfalt, en ik hield één oog op Vanessa en één op Clarence, want hij beschouwde alles wat sneller ging dan hij als een uitdaging en ging er dan zonder waarschuwing vandoor.

'Je post kwam niet aan,' herhaalde ik.

Clarence blafte, maar niet naar de skaters; zijn neus wees in de verte, in de richting van de tunnel.

'Nee.'

'Waar doe je post op de bus?'

'In de brievenbus voor mijn huis.'

'Back Bay,' zei ik, verbijsterd dat ik het niet eerder had gezien.

De eerste twee jongens zoefden langs, en toen zag ik de elleboog van de derde omhooggaan. Ik pakte Vanessa beet en trok haar naar me toe, zag in een flits de grijns op het gezicht van de jongen toen hij zijn elleboog liet zakken en de band van Vanessa's tas pakte.

De snelheid van de jongen, de kracht waarmee hij trok, en de onhandige beweging waarmee ik Vanessa naar me toe had getrokken, veroorzaakten een chaos van slecht evenwicht en maaiende armen. Toen de band van Vanessa's schouder werd gerukt, probeerde ze instinctief haar tas te pakken. Haar arm ging naar achteren en omhoog, terwijl ik probeerde het joch te laten struikelen. Dit gebeurde allemaal in minder dan een seconde voordat Vanessa naar voren werd getrokken en tegen me aan knalde, waardoor ik languit achteroverviel.

De skates van de jongen gingen de lucht in en vlogen over mijn uitgestrekte vingers heen, en Vanessa liet de riem los toen ze met haar heup tegen de grond kwakte en mijn knie in haar buik kreeg. Ik hoorde de lucht met een plof uit haar longen ontsnappen, de kreet van pijn toen haar heup het pad raakte. Het joch keek over zijn schouder op het moment dat zijn skates weer landden. Hij lachte.

Vanessa rolde van me af.

'Gaat het?'

'Geen lucht.'

'Haal diep adem. Blijf hier. Ik ben zo terug.'

Ze knikte, snakte naar adem, en ik ging het joch achterna.

Hij had de anderen weer ingehaald en het groepje had een voorsprong van zo'n twintig meter tegen de tijd dat ik de achtervolging inzette. Met elke tien meter die ik rende, werd de afstand vijf meter groter. Ik rende zo hard mogelijk, en ik ben behoorlijk snel, maar ik verloor steeds meer terrein, en inmiddels bereikten zij een recht stuk, zonder bochten, zonder tunnels.

Onder het lopen liet ik een arm zakken, ik raapte een steen op, en na nog vier passen richtte ik op de rug van de jongen met Vanessa's tas. Ik gooide onderhands, met alle kracht die ik in me had. Mijn voeten gingen van de grond alsof ik Ripkin was die van het derde naar het eerste honk werpt.

De steen raakte de jongen tussen zijn schouderbladen, en hij klapte naar voren alsof hij een stomp in zijn maag had gehad.

Zijn slungelige lichaam helde sterk naar links, en één skate kwam van de grond. Zijn armen, met Vanessa's tas in zijn linkerhand, leken wel propellers, en opeens ging het mis. Hij dook naar voren met zijn hoofd op het plaveisel af en zijn handen gingen te laat naar voren. De tas vloog weg en viel in het gras, terwijl hij een driedubbele salto op asfalt uitvoerde.

Zijn vrienden wierpen een geschrokken blik over hun schouder en verhoogden hun tempo. Bij een bocht in de verte verdwenen ze uit het zicht, net toen ik de acrobaat bereikte.

Ondanks knie- en elleboogbeschermers zag hij eruit als iemand die uit een vliegtuig is gevallen. Zijn armen, benen en kin waren één grote, rauwe schaafwond. Hij rolde zich op zijn rug, en ik stelde opgelucht vast dat hij ouder was dan ik had gedacht - minstens twintig. Ik raapte Vanessa's tas op.

'Ik bloed, klootzak,' zei de jongen.

In het gras lagen een poederdoos, een sleutelbos en een doosje aspirine, maar verder leek de inhoud van Vanessa's tas intact. Biljetten in een zilveren clip en creditcards met een elastiekje erom lagen onderop, tussen sigaretten, een aansteker en een lippenstift.

'Bloed je?' zei ik. 'O jee. Oeps.'

De jongen probeerde te gaan zitten, bedacht zich en viel weer terug.

Mijn mobiele telefoon ging.

'Daar zul je hem hebben,' hijgde de jongen.

Het was zo benauwd als de hel, maar er ging ijs over mijn rug. 'Wat?'

'De vent die ons honderd dollar heeft gegeven om jou weg te lokken. Hij zei dat hij zou bellen.' Hij deed zijn ogen dicht en siste tussen zijn tanden van de pijn.

Ik haalde de telefoon uit de zak van mijn spijkerbroek en keek om naar de bocht waar ik Vanessa had achtergelaten. Vergeet die jongen, dacht ik. Hij zou me toch niets wijzer kunnen maken.

Ik zette het op een drafje, de telefoon tegen mijn oor. 'Wesley.'

Ik hoorde gesnuif en geslobber vlak bij de telefoon, en Wesleys galmende stem op de achtergrond, alsof hij in een badkamer stond.

'Goed zo, brave hond. Lekker hè, ouwe jongen? Goed zo.

Jammie. Dat smaakt.'

'Wesley.'

'Krijg je thuis niks te eten?' zei Wesley op de achtergrond, en ik hoorde Clarence luidruchtig kauwen.

Ik kwam de bocht om, zag Vanessa opstaan, met haar rug naar de tunnel honderdvijftig meter achter haar, en daar zag ik de donkere contouren van een hond en een lange man die zich over hem heen had gebogen, zijn hand onder de snuit.

'Wesley!'brulde ik.

De man in de tunnel richtte zich op, en Vanessa draaide zich met een ruk om.

Wesleys stem klonk nu rechtstreeks in de telefoon. 'Leuk, joh, zo'n hondenfluitje. Wij horen niks, maar die mormels worden helemaal wild.'

'Wesley, luister naar - '

'Je weet nooit wanneer een vrouw breekt als een eitje, Pat. De lol zit 'm in het proberen.'

Hij verbrak de verbinding, en de man in de tunnel verdween aan de andere kant uit het zicht.

Inmiddels was ik bij Vanessa, en in het voorbijgaan wees ik op haar verwilderde gezicht. 'Blijf hier. Hoor je me?'

Ze probeerde te lopen. 'Patrick?' Ze greep haar heup beet en haar gezicht vertrok, maar toch probeerde ze nog te rennen. 'Blijf hier!' schreeuwde ik. Ik hoorde de wanhoop in mijn eigen stem en bleef rennen, mijn torso naar haar gedraaid.

'Nee. Wat doe-'

'Geen stap meer, verdomme!' Ik smeet de tas naar haar toe, zodat de inhoud voor haar over het pad rolde. Ze volgde het bundeltje geld met haar blik en bukte zich. Ik draaide me weer helemaal om, dwong mezelf nog harder te rennen.

Mijn benen haperden toen ik de tunnel naderde, er groeide iets in mijn borst, het welde op in mijn keel en bleef daar vastzitten, brandend, zelfs al voordat ik hem zag.

Clarence waggelde uit het donker op me af, en zijn verdrietige hondenogen stonden verward en angstig.

'Hier jongen,' zei ik zacht. Ik liet me op mijn knieën vallen, voelde de brandende nattigheid in mijn keel naar mijn ogen gaan.

Hij nam nog vier stappen op wankele poten en ging zitten. Vanonder hangende oogleden staarde hij me aan. Het leek wel of hij mc iets vroeg.

'Hé,' fluisterde ik,'hé, jongen. Rustig maar. Ik ben bij je.'

Ik dwong mezelf naar zijn niet-begrijpende snoet te blijven kijken, de pijn in zijn ogen, die zoekende vraag.

Langzaam liet hij zijn kop zakken en hij braakte een pikzwarte golf uit.

'O Jezus.' Het was niet meer dan een hese fluistering.

Ik kroop naar hem toe, en toen ik zijn kop aanraakte, voelde ik dat hij koorts had, vurig gloeiend. Hij rolde zich op zijn zij en bleef hijgend liggen. Ik ging naast hem liggen, en hij keek me aan terwijl ik zijn trillende ribbenkast en verhitte kop aaide.

'Hé,' fluisterde ik toen zijn ogen wegrolden. 'Hé, je bent niet alleen, Clarence. Ik ben bij je.'

Zijn bek ging open alsof hij gaapte en er ging een langgerekte stuiptrekking door zijn hele lijf, van zijn achterpoten tot zijn gloeiende kop.

'Godverdomme,' zei ik toen hij doodging. 'Godverdomme.'