Hoofdstuk 10
Het huis van juffrouw Smith was groen en nog nieuwer dan het huis waarvoor ik vroeger in de avond op Sheila had zitten wachten. De tuin was nog niet helemaal klaar. De boom voor het huis was een kleine treurwilg van de geelgroene variëteit - in kringen van landschap- en tuinarchitecten - als chiquer wordt beschouwd dan de ouderwetse donkergroene kleur. Er waren geen driewielers of rolschaatsen te bekennen.
Toen ik terugkwam, was het concert voor die avond, of althans voor dat moment, voorbij. Ik moest twee keer op de bel drukken eer er binnen iets gebeurde. Toen kwamen er voetstappen naar de voordeur. Er deed zich dat rare moment voor dat aanbreekt wanneer je wellicht op het keerpunt van een karwei staat, wanneer je niet weet of de deur gewoon zal worden geopend of de wereld onder je neus uit elkaar zal ploffen. Het lampje boven de stoep ging aan. Een ketting werd van de haak genomen, een slot ontsloten, de deur zwaaide open en daar stond ze.
Ze mocht er zijn. Ik zag een heleboel dun, kunstmatig uitziend roze-blond haar dat in een ingewikkelde toestand op haar hoofd zat gekruld en gepend. Het leek op het nylonhaar dat ze tegenwoordig voor poppen gebruikten. Ze had lichtblauwe ogen met lange zwarte wimpers en een heleboel toepasselijke make-up, van het soort dat er naar uitziet dat het in het donker oplicht. Ze had een grote, zachte, veelbelovende, rode mond en een figuur dat zó gebouwd was dat het die belofte ondersteunde, en het figuur werd min of meer bedekt door een kort, zwart negligé, als een gerimpelde, halfdoorzichtige tot op de knie vallende mantel.
Wat ze onder de negligé droeg, leek me, al werd het gedeeltelijk bedekt, eveneens zwart, kort en erg interessant. Ze had een paar zeer mooie benen in donkere kousen en een paar hooggehakte, slaapkamerachtige slippers met weinig om ze aan de voeten te houden, afgezien van een paar kleine, zwarte rozetjes op de tenen. Het was nogal duidelijk dat juffrouw Smith bezoek had verwacht op haar muzikale uitnodiging en zich er navenant op had gekleed.
'Ja-a-a?' vroeg ze met hese stem.
'Het spijt me dat ik u lastig val, mevrouw,' zei ik nederig. 'Mijn naam is Evans, mevrouw. Ik werk voor een firma die het Genootschap voor Marktonderzoek heet. We doen een enquête in deze buurt en ik zou u willen vragen of u zo vriendelijk zou willen zijn een paar vragen te beantwoorden ...'
'Een enquête?' Ze deed ongeduldig. 'Wat voor enquête?.
'We bestuderen de koopgewoonten van de mensen, mevrouw,' zei ik, 'vooral op het gebied van televisietoestellen, radio's, pick-ups en bandrecorders. Het is wel een beetje brutaal, maar het is de bedoeling dat ik er achterkom wat u op dat gebied in huis hebt, wanneer u het gekocht hebt, waar u het hebt staan en hoe vaak u het gebruikt.'
Ze bekeek mijn gezicht een ogenblik. De blauwe ogen met de door mascara zwart gemaakte wimpers stonden verrassend scherp. Ze was bepaald niet de domme seksbom die ze voorgaf te zijn. Ik wist wat ze dacht. Ik was niet degeen die ze verwacht had. Ik kon inderdaad een zeer onschuldig ondervrager zijn van een zeer onschuldig enquêtebureau, een onbetekenende overlast. Maar het kon ook dat ik iets anders was.
'Oh, nou, goed dan,' zei ze onwillig. 'Komt u binnen, meneer Evans. Ik hoop dat het niet zo lang duurt. Het is al laat.'
'Ik zal zo snel mogelijk zijn, mevrouw,' zei ik. 'Ik stel het echt op ...'
'Ja, laat u maar. Kom binnen en stel uw verdomde vragen.'
'Goed, mevrouw.'
Binnen lag een muur-tot-muur tapijt en er stonden in massafabricatie vervaardigde meubelen van min of meer modern ontwerp. Er stonden wat kisten en dozen in de hoeken geschoven en er lagen sliertjes houtwol, wat erop wees dat er kort geleden uitgepakt was. In de huiskamer stond een stereo-pick-up met beide luidsprekers gericht naar het raam van de eetkamer, die een deel van de woonruimte vormde. Naast het apparaat lag een stapel platen. Bovenop lagen enkele lege hoezen, kennelijk van de platen die op dat moment op de wisselaar lagen. Juffrouw Smith sloot de voordeur en kwam binnen om een lamp bij de sofa aan te steken. Ze wees naar de lage, met een glasplaat afgedekte tafel.
'Daar kunt u uw spullen neerleggen. Wat wilde u eigenlijk weten?' Ze keek hoe ik ging zitten, mijn tas opende en een vragenlijst te voorschijn haalde eer ik antwoordde. 'Mijn God,' zei ze, 'als we samen een boek gaan schrijven, lust ik wel een borreltje. En u?'
Ik had het nog druk met het rangschikken van mijn papieren en het luisteren naar haar stem. Ze was goed, zeer goed, maar ze had een te moeilijke rol gekozen. Ze deed erg haar best te klinken als een rauw en kennelijk Amerikaans type, maar ze werd verraden door een spoortje van een accent. Het moeilijkste ter wereld is overtuigend te vloeken in een taal die niet de jouwe is.
'Wat zei u, mevrouw?' vroeg ik.
'Wilt u iets drinken?
'Oh, nee, dank u, mevrouw.' Ik deed ook erg mijn best, maar ik wilde haar dan ook laten merken dat ik een rol speelde. Het zou interessant zijn om te zien wie ze dacht dat ik was, als ik niet enquêteur Henry Evans was. 'Nee, dank u. Goed, het adres is toch 103 Maple Drive? En op de brievenbus staat dat u Smith heet, Catherine Smith. Klopt dat?'
Ze was naar de hoek gelopen om zich een glas in te schenken aan de kleine kast die schijnbaar als bar dienst deed.
'Zo is het. U hebt scherpe ogen, meneer Evans.'
'Oh, we leren wel dat soort dingen op te merken,' zei ik zelfvoldaan. 'En bent u het vrouwelijk hoofd van het gezin, juffrouw Smith?'
Ze lachte. 'Nou, ik ben een vrouw, ik betaal de rekeningen en liet is mijn huis. Ik heb het net gekocht. Zoals u kunt zien zijn we nog niet helemaal op orde.'
'Dus u woont hier niet alleen?'
'Nee, mijn vader woont bij me. Papa is gepensioneerd, en hij is niet meer helemaal gezond sinds mama is gestorven ...'
'Wat doet u nu?'
Ze boog zich over me heen, wat verontrustend was. Ik snoof een sterke concentratie van een zwaar parfum op. Gelukkig was ik nooit erg gevoelig voor geuren geweest; ik reageer beter op visuele stimulansen. Maar ook daar was ze bijzonder scheutig mee.
Ik schraapte mijn keel en zei: 'Tja, dit is een statistisch formulier, juffrouw Smith. Ik vul uw naam in dit kadertje in, zo. Dan vul ik de naam van uw vader in ...'
'Herman Smith,' zei ze, toen ik zweeg. 'Het was vroeger Schmidt, een goede Duitse naam, maar papa heeft hem laten veranderen.'
Ik schreef het op. 'Herman Smith. Goed. Een statisticus van onze zaak heeft een X gezet in het kadertje van dit formulier voor degeen die ik moet ondervragen als het gezin uit twee personen bestaat. Ieder formulier heeft dat. Dat is om ervoor te zorgen dat ik niet alleen de mooie meisjes ondervraag in de huizen die ik bezoek.'
Ik keek op en grinnikte brutaal. Ze glimlachte terug, maar haar ogen bleven scherp en onderzoekend.
'Bedoelt u dat ze u niet vertrouwen, meneer Evans?' Haar stem klonk luchtig. 'Nou, u ziet er voor mij erg betrouwbaar uit! Ik zou u op dit uur van de avond nooit hebben binnengelaten als u er niet betrouwbaar uitzag.'
Ik schraapte mijn keel weer. 'Ach, ze hebben een heleboel enquêteurs. Laten we zeggen dat ze ze niet allemaal vertrouwen op hun, eh, objectiviteit. Het hoofdkantoor wil er zeker van zijn dat ze van elk blok dat we bezoeken, een goede doorsnee krijgen.'
'Dus u doet dit hele blok?'
'Ja, mevrouw. Dat wil zeggen, ik doe het samen met mijn assistente. Als een man de deur opendoet, is het leuker als er ook een meisje bij staat. Zij is hier de hele dag al in de buurt geweest. Misschien hebt u haar wel gezien, een meisje in een blauwe Volkswagen. Ze was vanavond nogal moe, daarom maak ik het werk af.'
De blauwe ogen keken niet begrijpend. Nu had ik een assistente; ik bewerkte het hele blok, niet alleen Catherine Smith. Het was een grote zaak. Ik had een handvol vragenlijsten, die er allemaal erg authentiek uitzagen. Ik zag er dom uit en sprak als een sufferd. Misschien was ik ten slotte toch een onschuldige aanbeller.
Ik keek neer op de lijst op tafel. Ik keek op en keek haar bedachtzaam aan. 'In dit geval, juffrouw Smith, komt het erop neer dat het de bedoeling is dat ik het vrouwelijk hoofd van het gezin ondervraag.'
Ze begreep het. Ze mompelde: 'Dat treft u, want papa is toevallig naar de bioscoop.'
Haar stem was droog. Ze glimlachte vaag. Ze kende me nu. Ze wist in elk geval, omdat ik het haar verteld had, dat als mijn vragenformulier niet specifiek het vrouwelijke hoofd van het gezin had vermeld, ik het wel zo gedraaid zou hebben dat het daar toch van kwam - en om eerlijk te zijn was dat ook het geval. Ik beantwoordde haar glimlach met een veelbetekenende blik die ze mocht interpreteren zoals ze wilde. Ik gokte op een echte reactie en die kreeg ik.
Ze liep naar de pick-up en keek weifelend naar me om. Ze was er nog steeds niet zeker van. Toen trok ze haar schouders roekeloos op en boog zich over het apparaat. Er klonk wat geruis en gekras voor ze de goede groef op de goede plaats vond, gevolgd door enkele noten die van alles konden betekenen. Opeens vulde het Horst Wessel-lied de kamer en het scheen van alle kanten op ons af te komen.
Ik ben nooit zo dol op stereo geweest. Het idee een plaat armzalig weergegeven te horen van twee kanten in plaats van één kant heeft me nooit getroffen als een echte akoestische triomf. Maar in dit geval, misschien omdat het volume zo hoog stond, misschien omdat de muziek sterke associaties voor me had, was het effect bijna hypnotiserend. Ik kon de zware laarzen praktisch weer op de stenen horen neerkomen in die belachelijke ganzenpas die in die tijd helemaal niet leuk was geweest.
Ik stond langzaam op. Catherine Smith stond bij de pick-up naar me te kijken. Ze was een knappe vrouw die zich gekleed had voor de liefde, als je het zo wilde noemen, maar op het ogenblik zei het me niets en haar, zag ik, evenmin. De even geopende lippen, de heldere ogen waarmee ze luisterde naar het lied dat eens de wereld schokte, waren tekenen van een ander soort hartstocht.
Zij had haar zet gedaan. Nu was het mijn beurt. Ik keek haar aan, wachtte tot de instrumenten zich door een fraai stukje orkestratie hadden gewerkt en de melodie zelf weer bereikten.
Die Fahne hoch,' zei ik, terwijl ik de woorden op de maat van de muziek sprak, 'die Reihen fest geschlossen, SA marchiert mit ruhig festem Schritt ...' Mijn accent was niet eens zo slecht, dacht ik. Ik keek de vrouw in de ogen en ging onbewogen door: 'Dat is Duits, juffrouw Smith. Het betekent: 'De vanen hoog, de rijen aaneengesloten, SA marcheert met kalme vaste tred." SA staat voor Sturmabteilung. De stormtroepen, weet u wel.'
Haar ogen verlieten mijn gezicht niet. We waren nu aan het trom- en koperwerk toe. Ze wachtte. Het thema klonk luid en verontrustend. Tenminste, ik had het ooit goed genoeg gekend om erdoor verontrust te worden. Het was alsof een slang weer tot leven kwam nadat je hem de kop had afgeslagen.
Catherine Smith neuriede zacht met de muziek mee. Ze liet de eerste tonen uitgalmen. Haar accurate alt nam de melodie en de laatste woorden op: '... es schaut auf Hakenkreuz voll Hoffnung schon Millionen. Der Tag für Freiheit und fiir Brot bricht an!'
Het lied kwam abrupt tot een eind. Ze stak een hand uit en draaide de pick-up af zonder ernaar te kijken. Haar ogen waren zeer blauw en helder en keken me strak aan.
'Het Hakenkreuz, dat is de swastika, weet u wel.' Haar stem klonk zacht.
'Dat weet ik,' zei ik. Ik hoopte dat ik op de goede manier reageerde.
Het was erg stil in de kamer nu de pick-up was afgezet.
'Vrijheid en brood!' mompelde ze. 'Die grote tijd is lang geleden, Henry Evans. Lang geleden. Maar misschien komt die tijd weer terug!'