Hoofdstuk 6

 

De ranch ligt in zuidelijk Arizona. Om er te komen rijd je eerst naar Tucson en belt een bepaald telefoonnummer op, waarna je de stad verlaat via een voorgeschreven route, zelden twee maal dezelfde. Op zeker ogenblik rijd je langs een man die de band van een bestelwagen aan het verwisselen is of de radiator van een jeep bijvult of gewoon naast een personenauto een foto aan het maken is. Als de deur van het voertuig open staat, kun je doorrijden. Als hij gesloten is, betekent het dat je door iemand gevolgd wordt en dan moet je teruggaan naar Tucson om nadere instructies af te wachten.

De ranch is een toevluchtsoord - voor sommigen het op één-na-laatste toevluchtsoord. Het is de enige plaats ter wereld waar een agent zich kan ontspannen zonder zich er zorgen over hoeven te maken wie er achter hem zit. Evenals de meeste Nirwara's heeft het ook zijn nadelen, maar het is er veilig; en met doet alles om het zo te houden.

We kregen het alles veilig signaal bij de eerste poging en bleven doorrijden. Ik zat te bidden. De auto waar ze me mee opgescheept hadden, was een enorme oude Pontiac stationcar, gebouwd in de dagen toen stationcars nog van hout gemaakt werden. Nu, na ongeveer zestig uur aan één stuk doorrijden van Washington - nou ja, ik had af en toe een tukje van een uur op de voorbank gedaan - rammelde hij verder op slechts vijf cilinders en drie wielen, tenminste die indruk kreeg ik. Het hoefde niet per see waar te zijn. Na vijfendertighonderd kilometer met de bruut geworsteld te hebben, was ik niet zo erg gevoelig meer voor indrukken. Het enige wat op dit moment werkelijk indruk op me kon

maken, was een bed. Ik hoopte niet dat ik er op het laatste ogenblik nog door panne van zou worden weggehouden.

Het hek leek op alle hekken rond alle ranches in die streek. Er was schrikdraad voor het vee en ik zag het gebruikelijke 'vriendelijke bord:

 

GEEN DOORGANG

GEEN JACHT

GEEN HOUT SPROKKELEN

 

Vanaf het hek liep de landweg acht kilometer terug in de woestijn. Hier was opnieuw een hek aangebracht, geen koeienhekje ditmaal, maar een echt hek met een poort en weer een bord waar opstond:

 

PARTICULIER TERREIN

GEEN DOORGANG

 

Ik kreeg het antieke monster met enige moeite tot stilstand - de remmen werkten ook niet goed meer - en tuimelde naar buiten in de hoop dat het arme oude beest niet zou sterven zodra ik het de rug had toegekeerd. Stationair draaiend maakte het inderdaad een erg ziek geluid. '

Ik kreeg het hek open, omdat ik me herinnerde hoe je dat moest doen, en dat was niet op de manier waarop je meestal een ranchhek opent. Dat vertelde de man die ergens op een nabije varkensrug door een verrekijker zat te kijken dat liet in orde was en hij me niet hoefde dood te schieten. Ik reed de wagen door het hek, strompelde terug om het op een bepaalde manier weer te sluiten, stapte weer in de auto en reed verder. Na nog eens ruim drie kilometer liep de weg omlaag naar een groen dal en daar lag de ranch, een groot wit gebouw omringd door katoenstruiken.

Het was vroeger een gastranch geweest die failliet was gegaan. Het heette nu het eigendom van een rijke, oude gek met religieuze waanideeën te zijn, die vaak bezocht werd door vrienden die even gek waren als hij. Nou, daar leek het inderdaad veel op, afgezien van de religieuze kant.

In werkelijkheid is de tent eigendom van rijke, oude Oom Sam, en ik vermoed dat we wel voor zijn vrienden kunnen doorgaan en als wij niet gek waren, zouden we niet in dit werk zitten. Ik liet de oude wagen van de heuvel afzakken op de compressie die er nog in de resterende cilinders zat en liet hem op het erf uitrollen.

Wc werden verwacht. Een man in een sporthemd kwam naar buiten en liep op ons toe. De dokters dragen op de ranch geen witte jas en de verpleegsters dragen geen uniform, maar je kunt ze er toch wel uithalen.

'Je mag wakker worden,' zei ik over mijn schouder. 'We zijn er.'

Ik hoorde mijn passagiere bewegen op de achterbank. De knaap met het felgekleurde sporthemd kwam naderbij. Hij was jong, keek ernstig, droeg een bril met een metalen montuur en had alle kwalificaties van een goede dokter, behalve gezond verstand en een gevoel voor humor - welk soort gevoel ook trouwens, om helemaal eerlijk te zijn. Maar dit is natuurlijk slechts een persoonlijke opinie, gebaseerd op vorige bezoeken.

Hij was zo'n voornamen-strooier. Hij heette dr. Thomas Stern en hij leidde de tent met alle soorten van gezag, maar hij dacht altijd dat je kwaad op hem was als je hem niet Tom noemde.

'Dag Tom,' zei ik. 'Ze zit achterin. Geef haar de kans om haar schoenen aan te trekken.'

'Hoe voelt ze zich?'

'Ik ben de chauffeur maar,' zei ik. 'Ik ben alleen de vent die haar een lift heeft gegeven, omdat ik toevallig dezelfde kant uit moest. Telepathie is mijn sterkste punt niet ... Nee, probeer niet haar te helpen.'

Hij was naar de achterkant van de wagen gelopen. Hij bleef staan met gefronste wenkbrauwen. 'Waarom niet, Eric?'

'Haal een verpleegster, iets met een rok aan,' zei ik. 'Ze is aan mij een beetje gewend geraakt, wat er op neerkomt dat ze me stilzwijgend verdraagt, maar ik weet niet hoe ze op jou zou reageren.' Ik hinkte naar de achterkant van de wagen, trok het raampje open en liet de achterdeur zakken. 'Okay, Dunne,' zei ik. 'Kom er maar uit.'

Het kleine, magere meisje dat op de dekens in de achterbak van de stationcar zat, zag er veel menselijker uit dan het wezen dat ik uit het oerwoud van Costa Verde had helpen slepen, maar ze was nog geen toonbeeld van stralende gezondheid en ideale aanpassing. Ze keek me alleen maar zwijgend aan en kroop naar de achterdeur, waarna ze wachtte tot ik flink opzij was gestapt voor ze haar benen over de rand sloeg en zich op de grond liet glijden.

Ze droeg een nauw toelopende katoenen broek in een lichtbruine kleur en een wit jongenshemd met korte mouwen. In Washington hadden ze er schoon en fris uitgezien, maar nu leken ze voornamelijk op een vuile pyjama. Nou ja, wie was ik om kritiek uit te oefenen? Mijn pak zag er niet beter uit. En zij had tenminste geen baardstoppels.

Ik had haar dwars door het hele land milkshakes en ander spul gevoerd, als ze tenminste wakker genoeg was om iets tot zich te nemen, maar ze wierp nog steeds nauwelijks een schaduw af. Haar linkerhand zat nog in verband. Haar gezicht bestond alleen uit beenderen en ogen, voornamelijk ogen. Haar haar had weer een lichtbruine kleur, zoals haar signalement in het dossier vermeldde, en het hakwerk van de machete was zo goed mogelijk hersteld. Eigenlijk zag het er niet veel slechter uit dan de korte, warrige kapsels waar sommige meisjes nog geld voor betalen, in deze tijd van bijenkorven en hooistapels.

Maar het waren de ogen die het hem deden. Ze waren groot en grijs en glanzend en soms waren ze groot en geel en glanzend, en ze schenen nooit dicht te gaan. Ze waren voortdurend attent, wachtend op iets afschuwelijks.

'Je mag haar helemaal hebben,' zei ik tegen dr. Stern.

'Tot ziens, Dunne. Bedankt voor het gezelschap, als je dat zo kunt noemen.' Ik zag de ogen veranderen, een klein beetje maar. Ik begon contact met haar te krijgen. Als ik haar nog zestig uur bij me had gehouden, zou ik er misschien zelfs in geslaagd zijn haar met de ogen te doen knipperen. Dr. Stem keek me afkeurend aan. Hij vond kennelijk dat ik een gebrek aan tact en medeleven toonde. Een ferme verpleegster in een bloemetjesjurk stond me woedend aan te gluren.

'Oh, jij arme kleine,' zei ze tegen het meisje, terwijl ze haar arm beschermend om de smalle schouders sloeg. 'Kom maar mee, liefje, deze kant uit. Je zult het hier fijn vinden. Dat zul je zien.'

Ik voelde dat de ogen me volgden toen ik naar de voorkant van de auto liep om mijn hoed van de voorbank te pakken. Toen leidde de verpleegster haar weg. Ik voelde me een beetje raar, bijna alsof ik haar zou gaan missen. Ik had haar benen achttien kilometer door het oerwoud gedragen, ik had haar vijfendertighonderd kilometer gereden. Ze had nog geen woord tegen me gezegd, maar ik denk dat je er aan gewend raakt iemand in de buurt te hebben, ook al moet je haar niet aanraken en wil ze niets zeggen.

'Het materiaal dat je moet bestuderen, is gisteren per luchtpost aangekomen. Het ligt in je kamer,' zei Tom Stern. 'Maar je kunt beter eerst even meegaan naar kantoor. We moeten eens naar dat been van je kijken.'

'Val om met dat been,' zei ik. 'Wijs me een bed en verdwijn dan.'

'Nou, morgenochtend dan,' zei hij. 'Je moet Washington opbellen als je je huiswerk gemaakt hebt. Wat wil je dat we met de auto doen?'

Sheila verdween net in het gebouw, een spook in een broek naast de stevige verpleegster in haar bloemetjesjurk. Ik heb nooit kans gezien erg veel belangstelling te tonen voor een vrouw met een broek aan, maar zij was eigenlijk niet echt een vrouw, alleen maar een paar geel-grijze ogen. Ik keek naar de Pontiac en schudde spijtig mijn hoofd.

'Je kunt hem het beste doodschieten,' zei ik. 'Het is niet humaan om hem zo te laten lijden.'

Ik volgde een van de huisjongens het gebouw in. Twee mensen zaten in rolstoelen op de veranda, of zoals ze het in die streek noemen, het portal, met de klemtoon op de laatste lettergreep. De man had slechts een half gezicht, zoutzuur had de andere helft weggenomen. De vrouw zag er goed uit, maar omdat ik haar tijdens een vorig bezoek, toen ik hier voor een speciale training was, had gezien, wist ik dat ze daar onbeweeglijk zou blijven zitten tot ze haar weer naar binnen brachten, haar te eten gaven en in bed stopten. Haar ogen bezorgden me niet veel last. Die waren gewoon dood. Dit waren mensen die dezelfde fout als Sheila hadden begaan; ze waren ergens door iemand gegrepen. En als u denkt dat het bij elkaar plaatsen van permanente invaliden en agenten voor nieuwe training of kort herstel, zoals ik, toevallig of uit economische overwegingen gebeurde, mag ik u uit de droom helpen. Het was de bedoeling dat we hen daar zagen zitten, degenen die het niet helemaal gehaald hadden. Het was een zachte waarschuwing voor wat er gebeurde als je faalde. Zoals ik al zei, de tent is veilig, maar hij heeft zijn nadelen.

Ik had een mooie kamer met een bureau. Er lag een heleboel spul op het bureau. Ik begon de pakjes te openen en liet het toen maar zo. En het kon me evenmin schelen dat het buiten nog dag was. Ik trok de jaloezieën omlaag, kleedde me uit, stapte in bed en ging slapen.