13

 

Premian rolde zich op zijn buik en duwde zijn handen vol brandblaren in de koude modder. Drie mannen die vlak bij hem in de buurt hadden gestaan, waren door de bliksem getroffen. Ze waren nu onherkenbaar geworden. Hij kwam wankelend overeind. Zijn benen waren slap en hij voelde een golf van duizeligheid over zich heen komen. De doden en stervenden lagen overal om hem heen en de levenden waggelden als dronkemannen in het rond.

Een eindje links van hem zag Premian heer Gargan naast een dood paard zitten. De man zag er oud uit en hield zijn hoofd in zijn handen. Premian had geen wapenrusting gedragen - Gargan had hem wegens insubordinatie gedegradeerd en tot dertig zweepslagen veroordeeld - maar het feit dat zijn lichaam tijdens het onweer niet in metaal gehuld was geweest, had zijn redding betekend.

Langzaam liep hij naar de generaal toe. Gargan keek op toen Premian dichterbij kwam en de jongeman moest zijn afschuw onderdrukken toen hij het gezicht van de generaal zag. Diens halve gezicht was zwart en één grote brandwond. Het linkeroog was verdwenen en het bloed vloeide uit de lege oogkas.

'Helemaal afgelopen,' mompelde de generaal. 'Die wilden hebben gewonnen.'

Premian knielde bij hem neer en pakte zijn hand. Hij wist niet wat hij tegen de generaal moest zeggen.

'Ze hebben mijn moeder vermoord,' zei Gargan. 'Ik was vijf jaar. Ze heeft me onder wat zakken verborgen. Ze verkrachtten haar en vermoordden haar toen. En ik zag het allemaal gebeuren. Ik... wilde haar helpen. Ik kon het niet. Ik lag daar maar en plaste in mijn broek van angst. En toen werd mijn zoon...' Sidderend haalde Gargan adem. 'Geef me mijn zwaard.'

'U hebt geen zwaard nodig, heer. Het is allemaal voorbij.'

'Voorbij? Denk je dat het voorbij is? Het zal nooit voorbij zijn. Het is zij of wij, Premian. Voor nu en altijd.' Gargan helde over naar rechts. Premian ving hem op en liet hem op de grond zakken. 'Ik hoor paarden,' fluisterde de generaal. En hij stierf.

Premian keek op en zag de colonne cavalerie in zijn richting rijden. Hij ging staan toen ze dichterbij kwamen. Een cavaleriegeneraal kwam naar voren en keek naar de dode heer van Larness.

'Ik had opdracht hem te arresteren en onmiddellijk te executeren,' zei hij. 'Het is maar goed dat hij al dood is. Ik had veel respect voor hem.'

'Arresteren? Op wat voor beschuldiging?' vroeg Premian.

'Wie ben jij?' vroeg de generaal.

'Premian, generaal.'

'Aha, mooi. Ik heb ook bevelen voor jou bij me. Jij moet het commando over de lansiers op je nemen en terugkeren naar Gulgothir.' Hij draaide zich rond in het zadel en bekeek de chaos. 'Je strijdmacht zal niet zo erg groot zijn, vrees ik. Wat is hier gebeurd?'

Snel bracht Premian hem van alles op de hoogte. Tenslotte vroeg hij: 'Moeten we de aanval voortzetten, generaal?'

'De vernietiging van het mausoleum? Lieve hemel, nee! Wat een verspilling van goede soldaten. Ik kan me gewoon niet voorstellen wat Gargan bezield moet hebben om een dergelijke dwaze onderneming te leiden.'

'Ik geloof dat hij daartoe zijn bevelen had, generaal.'

'Alle bevelen zijn inmiddels herroepen, Premian. We hebben een nieuwe koning. De gek is dood - vermoord door zijn eigen lijfgarde. Het gezonde verstand heerst gelukkig weer in Gulgothir.'

'De Bron zij geprezen,' zei Premian uit de grond van zijn hart.

 


Op de muren van het mausoleum zagen Druss, Talisman en de andere verdedigers een ruiter uit het verwoeste kamp langzaam hun kant op komen. Hij droeg geen wapenrusting en zijn zilverwitte haar glinsterde in het zonlicht.

'Bij de kloten van Shemak, dat is Majon!' zei Sieben. 'Hij zit op z'n paard met de gratie van een zak wortelen.'

'Wie is Majon?' vroeg Talisman, zijn gezicht grauw van de pijn van zijn wonden.

'De ambassadeur van de Drenai. Je kunt je mannen beter het bevel geven niet op hem te schieten.'

Talisman gaf het bevel door terwijl Majon dichterbij kwam; zijn langwerpige gezicht was vertrokken van spanning en Druss kon duidelijk zien hoe bang de man was.

'Hallo, Druss!' riep Majon. 'Ik ben ongewapend. Ik kom als heraut.'

'Niemand zal je een haar krenken, Majon. We zullen een touw voor je laten zakken.'

'Ik voel me hier uitstekend op mijn gemak, dank je wel,' antwoordde hij met een trillende stem.

'Nonsens,' riep Druss terug. 'Onze gastvrijheid is wijd en zijd bekend en mijn vrienden hier zouden zich beledigd voelen als je niet bij ons kwam.'

Er werd een touw neergelaten en de ambassadeur steeg af. Nadat hij zijn hemelsblauwe cape had afgedaan, die hij over zijn zadel hing, pakte hij het touw en werd hij naar de kantelen omhoog gehesen. Toen hij eenmaal daar was, stelde Druss hem aan Talisman voor. 'Hij is een van de koningen van de Nadir,' zei Druss. 'Een heel belangrijk man.'

'Het is een genoegen u te ontmoeten, sire,' zei Majon.

'Wat voor bericht breng je ons van de vijand?' antwoordde Talisman.

'Er zijn hier geen vijanden, sire,' zei Majon tegen hem. 'Het... beleg is opgeheven. De cavaleriecolonne die u daarginds ziet was gestuurd om de rebel Gargan te arresteren. De generaal, Cuskar, heeft me gevraagd u te verzekeren dat aan alle vijandelijkheden een eind is gekomen en dat het mausoleum door geen enkele Gothirse soldaat ontheiligd zal worden. Uiteraard mogen u en uw mannen gaan en staan waar ze willen. Uw verzet tegen de rebel Gargan zal niet als een misdaad tegen de nieuwe koning beschouwd worden.'

'Nieuwe koning?' vroeg Druss.

'Ja, inderdaad. De gek is dood - vermoord door twee van zijn lijfwachten. Er heerst een nieuwe orde in Gulgothir. Het was fantastisch om te zien hoe men in de stad reageerde, Druss. De mensen dansten en zongen in de straten. De nieuwe regering van de koning wordt geleid door een uitzonderlijk beschaafde en erudiete minister: hij heet Garen-Tsen en het schijnt dat hij achter de schermen al een tijdje bezig was met het scheppen van een klimaat om de god-koning van de troon te stoten. Een buitengewoon innemende man met veel talent voor diplomatie. We hebben al drie handelsverdragen kunnen sluiten.'

'Je bedoelt dat we gewonnen hebben?' zei Sieben. 'En we blijven allemaal leven?'

'Ik geloof dat een en ander daar in het kort wel op neer komt,' zei Majon. 'Een kleinigheidje nog, Druss, mijn vriend,' voegde de ambassadeur eraan toe terwijl hij de bijlvechter een eindje meenam tot buiten gehoorsafstand van de anderen. 'Garen-Tsen vroeg me of ik nog even iets onder je aandacht wilde brengen: er zouden hier juwelen verborgen zijn.'

'Er waren hier geen juwelen,' zei Druss verbitterd. 'Alleen ouwe botten en een heleboel nieuwe doden.'

'Je... eh... hebt de sarcofaag doorzocht, nietwaar?'

'Ja. Niets. Het is niet meer dan een mythe.'

'Ach. Nou ja, het doet er verder ook niet zoveel toe, neem ik aan.' Nadat hij naar Talisman teruggelopen was, boog de ambassadeur opnieuw. 'Generaal Cuskar heeft drie doktoren bij zich. Hij wil uw gewonden met alle plezier door hen laten verzorgen.'

'Wij hebben zelf een goede dokter, maar dank de generaal voor zijn vriendelijkheid,' zei Talisman. 'Als tegenprestatie voor een dergelijk vertoon van goede wil kunt u de generaal zeggen dat hij zijn waterwagens naar de muur mag rijden. Ik zal er dan voor zorgen dat de tonnen gevuld worden.'

Druss en Gorkai lieten Majon weer op de grond zakken. De ambassadeur steeg op zijn paard, zwaaide nog een keer en ging toen in draf terug naar het Gothirse kamp.

Talisman liet zich tegen de kantelen zakken. 'We hebben gewonnen,' ze hij.

'Dat hebben we, jochie. Maar het scheelde maar een haartje.'

Talisman stak zijn hand uit. 'Jij bent een kerel uit één stuk, Doodsbode. Ik dank je, namens mijn volk.'

'Jij zou moeten maken dat je terugkomt in het lazaret, zodat die goede dókter van ons je kan verzorgen.'

Talisman glimlachte en met hulp van Zjoesai en Gorkai klom hij de trap naar de binnenplaats af. Daar stonden de Nadir in groepjes bij elkaar er praatten opgewonden over de strijd. Lin-tse stond kalm naar hen te kijken maar er was droefheid in zijn ogen.

'Is er iets mis?' vroeg Sieben.

'Niets wat een gajin zou opvallen,' zei de krijger en hij liep weg.

'Wat bedoelde hij daarmee, Druss?'

'Ze staan allemaal weer met hun eigen stamleden bij elkaar. Het is afgelopen met de verbroedering. Ze hebben zich voor dit ene gevecht aaneengesloten, en nu vervreemden ze alweer van elkaar - zo zijn de Nadir misschien.' Druss zuchtte. 'Ach, wat ben ik moe, dichtertje. Het wordt tijd dat ik Rowena terugzie en de berglucht weer inadem. Bij de hemel, het zal heerlijk zijn om de zoete lucht weer in te ademen die over het lange gras en de naaldbosser aan komt waaien.'

'Zeg dat wel, Druss, ouwe jongen.'

'Eerst moeten we naar Gulgothir terug. Ik wil Klay bezoeken. We zullen nog een paar uur rusten en dan vertrekken we.'

Sieben knikte. 'Niobe komt met ons mee. Ik ga met haar trouwen, Druss Ik ga baby's bij haar verwekken en ik geef haar ook een ijzeren vuuremmer!

Druss grinnikte. 'Ik neem aan dat het in die volgorde zal gaan.'

Sieben ging terug naar het lazaret, waar Talisman vast in slaap was. In hel kleine kantoortje vond hij een reep perkament, een ganzenveer en een inktpot die bijna droog was. Nadat hij de inkt met wat water had aangelengd schreef hij een korte mededeling op het perkament. Toen de inkt droog was vouwde hij het stuk perkament in vieren en liep het grotere vertrek weer in Nadat hij bij Talisman was neergeknield, schoof hij de boodschap achter hel verband rond zijn borst en gebruikte de kracht van de Ogen van Alchazzal om de aanvoerder van de Nadir te genezen.

Een voor een ging hij de gewonden af en liet ze allen in een diepe slaap achter terwijl hun wonden allemaal verdwenen waren.

Tenslotte liep hij naar de deur en keek daar nog een keer om, innig tevreden. Vele mannen waren bij het verdedigen van het mausoleum gedood, maar er waren anderen, onder wie Talisman, die gestorven zouden zijn als hij er niet geweest was. Die gedachte deed de dichter immens plezier.   

Hij keek omhoog naar de vestingmuur, waar Druss zich had uitgestrekt en sliep. Sieben klom de trap naar de kantelen op en genas hem ook.

Lin-tse en zijn Hemelruiters waren druk bezig met het afbreken van de muur achter de poort. Sieben ging boven op de vestingmuur naar hen zitten kijken. De hemel was stralend blauw en zelfs de hete wind proefde heerlijk op zijn tong.

Ik leef, dacht hij. Ik leef en ben verliefd. Als er nog een beter gevoel op de wereld te vinden was, dan moest hij dat genoegen nog smaken, concludeerde hij.