60 Spoedvergadering
Jamie kwam lang na het avondeten terug van het spoedoverleg van het militaire opperbevel, en vertelde de mannen in het kort wat Tryon van plan was. De reacties waren dan wel niet enthousiast, maar toch redelijk positief.
‘Het is gut om nu te gaan,’ zei Ewald Mueller terwijl hij zijn lange armen uitrekte en tegelijkertijd al zijn knokkels liet kraken. ‘Als we hier nog langer blijven, gaat er nog mos op ons groeien!’
Zijn woorden werden ontvangen met gelach en instemming. De stemming klaarde merkbaar op bij het vooruitzicht dat er morgen iets ging gebeuren. De mannen gingen bij het vuur zitten praten en de stralen van de ondergaande zon glinsterden in tinnen bekers en de glimmend gepoetste lopen van de musketten die aan hun voeten lagen.
Jamie maakte snel een inspectierondje, beantwoordde hier en daar wat vragen, stelde de mannen gerust en kwam toen bij mij zitten bij ons kleinere vuur.
Ik nam hem nauwlettend op. Ondanks de spanning van de situatie straalde hij een soort onderdrukte tevredenheid uit die onmiddellijk mijn argwaan wekte.
‘Wat heb je gedaan?’ vroeg ik terwijl ik hem een grote homp brood en een kom stoofpot overhandigde.
Hij nam niet eens de moeite te ontkennen dat hij iets had gedaan. ‘Ik heb na de vergadering nog even met Cornell gesproken en hem gevraagd of hij iets van Stephen Bonnet wist.’ Hij trok met zijn tanden een stuk van het brood en slikte het na een minimum aan kauwen door. ‘Christus, ik ben uitgehongerd. Ik heb de hele dag als een slang op mijn buik door de braamstruiken gekropen, en nog niet gegeten.’
‘Samuel Cornell zat toch zeker niet tussen de braamstruiken?’
Cornell maakte deel uit van de Koninklijke Raad van de gouverneur. Hij was een rijke, gezette koopman uit Edenton, en qua positie, lichaamsbouw en temperament volkomen ongeschikt om op zijn buik door de braamstruiken te kruipen.
‘Nee, dat kwam pas later.’ Hij doopte het brood in zijn kom, nam nog zo’n enorme hap en wuifde met volle mond met zijn hand. Ik gaf hem een beker cider, die hij gebruikte om alles weg te spoelen.
‘We waren de linies van de rebellen aan het verkennen,’ vertelde hij toen hij zijn mond leeg had. ‘Ze zijn niet ver weg. Hoewel “linies” er wel een erg groot woord voor is,’ voegde hij eraan toe terwijl hij nog meer stoofpot opschepte met zijn brood. ‘Ik heb niet meer zo’n rommeltje meegemaakt sinds ik in Frankrijk aan het vechten was en wij een dorpje innamen waar een bende wijnsmokkelaars zat. De helft zat bij de hoeren en ze waren allemaal dronken. We moesten ze van de grond plukken om ze te kunnen arresteren. Voor zover ik kon zien was dit stel niet veel beter. Alleen waren er minder hoeren,’ voegde hij er eerlijkheidshalve aan toe, en schoof de rest van het brood in zijn mond.
Op dat moment verkeerde minstens de helft van het leger van de gouverneur in lichtelijk beschonken toestand, maar dat was zo normaal dat niemand er meer iets van zei. Ik gaf hem nog een stuk brood en legde me toe op het belangrijkste onderwerp van het gesprek.
‘Dus je bent iets over Stephen Bonnet te weten gekomen?’
Hij knikte, kauwde en slikte. ‘Cornell kent hem zelf niet, maar heeft over hem horen praten. Het schijnt dat hij telkens in de buurt van de rivier wordt gesignaleerd en dan opeens een maand of drie, vier verdwijnt. En op een dag duikt hij dan opeens weer op in de kroegen van Edenton of Roanoke en vliegen de goudstukken zijn zakken uit.’
‘Dus hij neemt goederen mee uit Europa en verkoopt ze hier.’ Drie of vier maanden was precies de tijd die een schip nodig had om naar Engeland en weer terug te varen. ‘Smokkelwaar, neem ik aan?’
Jamie knikte. ‘Cornell denkt van wel. En weet je waar hij het spul aan land brengt?’ Met een grimmig lachje veegde hij met de rug van zijn hand zijn mond af. ‘Bij Wylie’s Landing, althans, dat wordt beweerd.’
‘Wat, je wilt toch niet zeggen dat Phillip Wylie met hem onder een hoedje speelt?’ Ik was geschokt en lichtelijk uit het veld geslagen door dit nieuws.
Maar Jamie schudde zijn hoofd. ‘Dat zou ik niet durven zeggen. Maar de aanlegplaats grenst wel aan Phillip Wylie’s plantage. En die kleine rotzak was wel in gezelschap van Bonnet op de avond dat hij naar River Run kwam, ook al ontkende hij dat later.’
Hij wapperde met zijn hand, om Phillip Wylie even op een zijspoor te zetten. ‘Maar Cornell zegt dat Bonnet inmiddels weer is verdwenen. Hij is al een maand weg. Waarschijnlijk zijn mijn tante en Duncan voorlopig dus even veilig. Dat is al een hele geruststelling, en dat is fijn, want ik heb al genoeg aan mijn hoofd.’
Hij sprak zonder enige ironie en keek het kamp rond dat zich om ons heen uitstrekte. Nu het donker begon te worden, gloeiden de vuren door de schemering heen, als honderden vuurvliegjes langs de oevers van de Great Alamance.
‘Hermon Husband is hier,’ zei hij.
Ik keek op van de nieuwe kom stoofpot die ik stond vol te scheppen. ‘Heb je hem gesproken?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik kon niet bij hem in de buurt komen. Hij bevindt zich in het kamp van de Regulators, snap je? Ik zat op een kleine heuvel omlaag te kijken naar de overkant van de rivier, toen ik hem in de verte zag. Hij stond tussen een heleboel andere mannen in, maar die kleding van hem zie je niet zo gemakkelijk over het hoofd.’
‘Wat denk je dat hij doet?’ Ik gaf hem de volle kom. ‘Hij zal in elk geval niet vechten, of hen toestaan om te vechten.’ Ik was geneigd Husbands aanwezigheid als een hoopvol teken te zien. De Regulators hadden geen leider, maar Hermon Husband was degene die het dichtst bij die positie in de buurt kwam. Ik wist zeker dat ze naar hem zouden luisteren.
Jamie schudde bezorgd zijn hoofd. ‘Ik weet het niet, Sassenach. Zelf zal hij de wapens niet opnemen, maar wat de anderen betreft...’ Hij zweeg peinzend. Opeens kwam er een vastberaden blik op zijn gezicht. Hij gaf mij de kom terug, draaide zich om en liep het kamp in.
Ik zag hem Roger op de schouder tikken en hem apart nemen. Ze stonden even met elkaar te praten en toen haalde Jamie iets wits uit zijn jaszak en gaf het aan Roger. Roger keek er even naar, knikte toen en stopte het weg in zijn eigen jas.
Jamie sloeg hem op de schouder en kwam weer teruggelopen terwijl hij onderweg nog even wat grove opmerkingen uitwisselde met de gebroeders Lindsay.
Hij kwam lachend terug en pakte de kom weer van mij aan. Hij leek opgelucht. ‘Ik heb Roger Mac gevraagd er morgenochtend meteen op uit te gaan om Husband te zoeken,’ zei hij, met hernieuwde eetlust op de stoofpot aanvallend. ‘Indien mogelijk moet hij Husband meenemen om hier met Tryon te komen praten. Als hij Tryon niet kan overtuigen, en dat zal beslist niet gebeuren, kan Tryon Husband er misschien van overtuigen dat het hem ernst is. Als Hermon ziet dat het tot bloedvergieten zal komen, zal hij zijn invloed misschien aanwenden om zijn mannen ertoe over te halen het op te geven.’
‘Denk je dat nu echt?’ Het had vanmiddag een beetje geregend en in het oosten was de hemel nog steeds bewolkt. De randen van de wolken hadden een roodachtige glans, niet van de schuin invallende stralen van de zonsondergang, maar van de vuren van de Regulators, die onzichtbaar aan de overkant van de Alamance hun tenten hadden opgeslagen.
Jamie veegde zijn kom leeg, nam een laatste hap brood en schudde zijn hoofd. ‘Ik weet het niet,’ zei hij eenvoudig. ‘Maar ik zou niet weten wat we anders nog kunnen proberen, jij wel?’
Ik knikte en bukte me om nog wat hout op het vuur te gooien. Niemand zou vanavond vroeg gaan slapen.
De kampvuren hadden de hele dag gebrand, rokend en sputterend in een lichte miezerregen. Nu was het echter droog en de wolken dreven uiteen, versnipperd in langgerekte, dunne paardenstaarten die vurig schitterden tegen de westelijke hemel en de miezerige inspanningen van de aardgebonden vlammen veruit overtroffen. Toen ik het zag, legde ik een hand op Jamie’s arm.
‘Kijk,’ zei ik.
Hij draaide zich om, bang dat er weer iemand met een nieuw probleem voor hem zou staan, maar zijn gezicht werd kalm toen ik naar de lucht wees.
Wanneer ik er bij Frank op had aangedrongen dat hij naar het een of andere wonder van de natuur zou kijken terwijl hij met iets heel anders bezig was, keek hij net lang genoeg op om niet al te onbeleefd te wezen, zei: ‘O ja, prachtig, hè?’ en ging meteen verder met waar hij mee bezig was. Jamie hief zijn gezicht naar de vlammende glorie van de hemel en bleef doodstil staan.
Wat mankeert jou? berispte ik mezelf. Kan je Frank Randall nu niet eens in vrede laten rusten?
Jamie sloeg een arm om mijn schouders en zuchtte.
‘In Schotland,’ zei hij, ‘was de hemel vaak de hele dag loodgrijs en zag je zelfs in de schemering niet veel meer dan de zon die als een vurige kanonskogel in zee zonk. Zulke luchten als deze heb ik daar nooit gezien.’
‘Waarom denk je nu opeens aan Schotland?’ vroeg ik, geïntrigeerd omdat zijn geest kennelijk net zo werkte als de mijne, zodat hij ook aan het verleden dacht.
‘Ochtendgloren en schemering, en de tijd van het jaar,’ zei hij, en zijn brede mond krulde omhoog bij de herinnering. ‘Altijd wanneer er iets verandert in de lucht om me heen, doet me dat denken aan wat geweest is en hoe het nu is. Thuis gebeurt het me niet vaak, maar wanneer ik in de open lucht slaap, word ik vaak wakker uit dromen over mensen die ik ooit heb gekend, en dan zit ik soms in de schemering een hele tijd aan andere tijden en andere plaatsen te denken.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘En nu gaat de zon hier onder en denk ik aan Schotland.’
‘O,’ zei ik, gerustgesteld door deze uitleg. ‘Dat zal het dan wel zijn.’
‘Hoe bedoel je?’ De ondergaande zon baadde zijn gezicht in goud en verzachtte de strakke lijnen toen hij naar me keek.
‘Ik dacht ook aan andere tijden en andere plaatsen,’ zei ik, en legde mijn hoofd tegen zijn schouder. ‘Maar op dit moment... kan ik alleen maar hieraan denken.’
‘O?’ Hij aarzelde een ogenblik en zei toen, heel voorzichtig: ‘Ik heb het er niet vaak over, Sassenach, want als het antwoord “ja” luidt, is er niet zoveel wat ik eraan kan veranderen, maar verlang je nog vaak naar... die andere tijden?’
Er gingen drie hartslagen voorbij voordat ik hem antwoordde, en ik sloot mijn linkerhand en voelde het gladde metaal van de gouden ring aan mijn vinger.
‘Nee,’ zei ik, ‘maar ze zijn nog wel in mijn herinnering.’