41 Muziek heeft haar charmes

Roger MacKenzie baande zich een weg door de menigte, knikte hier en daar naar een bekend gezicht, maar liep stug door, zonder iemand de kans te geven een gesprek met hem aan te knopen. Roger was niet in een spraakzame bui.

Brianna was even weggegaan om de kleine te voeden en hoewel hij haar miste, was hij blij dat ze even uit zicht was. Hij vond het maar niets dat mannen zo naar haar keken. Wanneer ze naar haar gezicht keken was dat uit pure bewondering, maar wel met respect. Maar hij had die rotzak van een Forbes naar haar achterwerk zien kijken met een blik die veel leek op de blikken waarmee de mannen naar de naakte, marmeren godin op het gazon keken.

Tegelijkertijd was hij heel erg trots op haar. Ze zag er prachtig uit in haar nieuwe japon en wanneer hij naar haar keek deed hij dat met het trotse gevoel van de bezitter. Toch werd dat aangename gevoel een beetje tenietgedaan door de onprettige gedachte dat zij eruitzag alsof ze hier thuishoorde en de meesteres was van dit alles...

Daar kwam alweer een slavin langs gerend. Met haar rokken over haar arm gedrapeerd haastte ze zich met een schaal verse broodjes op haar hoofd en een andere onder haar arm naar het grote huis. Hoeveel slaven hield Jocasta Cameron er eigenlijk op na? vroeg hij zich af.

Dat alleen al sloot uit dat Brianna River Run ooit zou erven. Zij zou het houden van slaven nooit gedogen, nooit. Hijzelf trouwens ook niet. Toch was het prettig te denken dat het niet alleen zijn eigen trots was die Bree haar rechtmatig erfdeel onthield.

Opeens hoorde hij het klaaglijke geluid van een viool uit het huis komen en hij spitste zijn oren. Natuurlijk zou er muziek zijn op het feest. En met een beetje geluk een paar nieuwe liedjes die hij nog niet kende.

Hij liep het terras over, naar het huis. Hij had geen papier bij zich, maar Ulysses had vast wel iets. Hij boog voor mevrouw Farquard Campbell, die er in roze zijde uitzag als een uitzonderlijk lelijke, maar peperdure lampenkap. Hij liet haar als eerste naar binnen gaan en beet op zijn wang toen haar rok, met een doorsnede van anderhalve meter, een ogenblik klem kwam te zitten in de negentig centimeter brede deuropening. Ze draaide zich echter handig om en schuifelde als een krab zijdelings de hal in terwijl Roger haar op respectvolle afstand volgde.

De viool zweeg, maar hij hoorde wel de geluiden van andere instrumenten die werden opgepakt en gestemd. Ze bevonden zich in de grote salon, die openslaande deuren had, zodat de dansers straks ook gemakkelijk de hal in konden. Op dit moment zaten er slechts enkele gasten in de salon, een beetje over ditjes en datjes te praten.

Roger liep langs Ulysses, die, onberispelijk met zijn pruik en in zijn groene livrei, bij de haard stond toe te kijken hoe twee dienstmeisjes een gigantisch vat verse rumpunch bereidden. Zijn blik ging automatisch naar de deur, zag dat het Roger was, en gleed weer terug naar het vat met punch.

De muzikanten zaten bij elkaar aan de andere kant van de kamer en wierpen zo nu en dan dorstige blikken op de haard terwijl zij hun instrumenten in gereedheid brachten.

‘Wat krijgen we vandaag te horen?’ vroeg Roger aan de violist. Hij keek de man glimlachend aan. ‘Ewie wi’ the Crooked Horn, misschien, of Shawn Bwee?’

‘O, in godsnaam, sir, niks bijzonders hoor.’ De leider van het kleine ensemble, een broodmagere Ier wiens kromme rug in tegenspraak was met zijn heldere oogopslag, wuifde vriendschappelijk spottend naar zijn allegaartje aan muzikanten. ‘Meer dan jigs en reels kunnen ze niet spelen, hoor.

Maar meer zullen de mensen die hier vanavond dansen ook niet verwachten,’ voegde hij er praktisch aan toe. ‘We zijn hier tenslotte niet in een balzaal in Dublin, of zelfs maar in Edenton. Met een goede violist komen we al een heel eind.’

‘En dat bent u zelf, neem ik aan?’ vroeg Roger lachend terwijl hij naar de gebarsten vioolkist keek die de orkestleider op een etagère had gezet, zodat niemand erop zou gaan staan of zitten.

‘Ja, dat ben ik,’ antwoordde de man, met een keurige buiging. ‘Seamus Hanlon, sir, om u te dienen.’

‘Het is mij een genoegen, sir. Roger MacKenzie, van Fraser’s Ridge.’ Hij retourneerde de buiging, een ouderwetse formaliteit waar hij plezier in had, en schudde Hanlon de hand, heel voorzichtig, met het oog op de kromme vingers en knokige gewrichten.

Hanlon zag Rogers zorg voor zijn jichtige hand en grijnsde. ‘O, die hoeven alleen een beetje te worden doorgesmeerd, dan is er geen vuiltje meer aan de lucht.’

Hanlon spande de spieren van zijn hand even aan, knipte toen nonchalant met zijn vingers en keek Roger opgewekt aan. ‘En uzelf, sir? Ik voelde het eelt op uw vingertoppen. U bent misschien geen violist, maar u speelt toch wel het een of andere snaarinstrument?’

‘Ik speel wel eens wat, maar dat is vast niet te vergelijken met wat u doet.’ Roger knikte beleefd naar het ensemble dat, nu alles was uitgepakt, bleek te bestaan uit een oude cello, twee violen, een trompet, een fluit en iets dat ooit misschien was begonnen als een jachthoorn, hoewel er sindsdien allerlei wonderlijk gevormde buizen aan toe waren gevoegd die alle kanten uitstaken.

Hanlon wierp hem een pientere blik toe en keek naar zijn brede borstkas. ‘Luister eens naar die stem! U bent vast en zeker een zanger, meneer MacKenzie.’

Rogers antwoord werd onderbroken door een harde klap en een klaaglijk ploink achter hem. Toen hij zich omdraaide zag hij dat de cellist zich breeduit over zijn instrument boog, als een kip over een groot kuiken, om het te behoeden voor verdere schade door de man die er in het voorbijgaan per ongeluk tegenaan had geschopt.

‘Kijk toch uit!’ snauwde de cellist. ‘Onhandige zak!’

‘O?’ De indringer, een gezette man in een marine-uniform, keek de cellist dreigend aan. ‘Hoe durvu... hoe durvu zo tegen mij te shpreken?’ Zijn gezicht had een ongezond rode kleur en hij wankelde lichtjes. Roger rook de alcoholdampen op twee meter afstand.

De officier hief een wijsvinger op naar de cellist en leek op het punt te staan om iets te zeggen. Het puntje van zijn tong stak tussen zijn tanden, maar er kwam geen geluid. Zijn knalrode wangen trilden even, maar toen staakte hij zijn poging, draaide zich om en liep weg, waarbij hij nog maar net een bediende wist te ontwijken die net binnenkwam met een dienblad vol drankjes. Toen hij de hal in liep botste hij nog even tegen de deurstijl.

‘Kijk maar uit, meneer O’Reilly,’ zei Seamus Hanlon droogjes tegen de cellist. ‘Als we vlak bij zee waren, zou er straks waarschijnlijk een ronselaarsbende op je staan te wachten. Maar nu denk ik dat hij je straks staat op te wachten met een harpoen of zoiets.’

O’Reilly spuwde welsprekend op de grond. ‘Ik ken hem wel,’ zei hij minachtend. ‘Wolff, heet hij. Maar hij lijkt meer op een hond, en nog een schurftige ook. Hij is straalbezopen. Over een uur weet hij niet meer wie ik ben.’

Hanlon keek peinzend naar de deuropening waardoor de luitenant was verdwenen. ‘Dat mag wel zo wezen,’ gaf hij toe, ‘maar ik ken dat heerschap ook en volgens mij is zijn hoofd een stuk scherper dan zijn gedrag doet vermoeden.’

Hij bleef even staan, tikte met de strijkstok van zijn viool in zijn handpalm en wendde zich toen tot Roger. ‘Fraser’s Ridge, zei u? Bent u dan familie van mevrouw Cameron, of mevrouw Innes, zoals ik nu moet zeggen?’ verbeterde hij zichzelf.

‘Ik ben getrouwd met de dochter van Jamie Fraser,’ zei Roger geduldig, omdat hij er inmiddels achter was dat dit de meest efficiënte beschrijving was. Bijna iedereen leek te weten wie Jamie Fraser was en het voorkwam verdere vragen over Rogers eigen familie.

‘Ho-ho,’ zei Seamus, zichtbaar onder de indruk. ‘Zo, zo. Hm!’

‘Wat heeft die zuiplap hier trouwens te zoeken?’ wilde de cellist weten, die nog steeds de inmiddels verdwenen officier na stond te kijken. Hij streelde zijn instrument zorgzaam. ‘Iedereen weet dat hij met mevrouw Cameron wilde trouwen om River Run in handen te krijgen. Ik vraag me af hoe hij zich hier vandaag durft te vertonen!’

‘Misschien om te laten zien dat hij geen wrok koestert,’ opperde Roger. ‘Een verzoenend gebaar – de beste heeft gewonnen, en zo. Dat kan toch?’

De muzikanten lieten een medley horen van gegrinnik en gebulder.

‘Dat kan, ja,’ zei de fluitist hoofdschuddend. ‘Maar als Duncan Innes een vriend van u is, zeg dan maar dat hij tijdens het dansen goed uit zijn doppen kijkt.’

‘Ja, doe dat,’ zei Seamus Hanlon. ‘Ga maar gauw naar hem toe, jongeman, maar zorg dat je daarna meteen weer terugkomt.’

Hij wenkte met zijn vinger een wachtende bediende en pakte een beker van het aangeboden dienblad. Hij hief de beker op en grijnsde Roger over de rand toe. ‘Misschien kan je me nog een paar nieuwe deuntjes leren.’

 

 

Reiziger-cyclus 05 - Het vlammende kruis
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html
section-0117.html
section-0118.html
section-0119.html
section-0120.html
section-0121.html
section-0122.html
section-0123.html
section-0124.html
section-0125.html
section-0126.html
section-0127.html
section-0128.html
section-0129.html
section-0130.html
section-0131.html
section-0132.html
section-0133.html
section-0134.html