47 De verlangens van Venus
Roger liep van de salon het terras op en baande zich een weg door de menigte, die rijen dik om de buffettafels dromde. Hij had het warm en zweette en de avondlucht voelde verfrissend koel aan op zijn gezicht. Hij bleef even staan in de schaduwen aan het eind van het terras, waar hij onopvallend zijn vest los kon knopen en zijn overhemd wat heen en weer kon wapperen om wat frisse lucht toe te laten.
De toortsen langs het terras en de klinkerpaden flakkerden in de wind en wierpen woeste schaduwen over de massa feestgangers. Het vuur weerkaatste in zilver en kristal, in goudgalon en schoengespen, in oorhangers en jasknopen. Van een afstandje leek het net of de mensenmassa werd verlicht door vuurvliegjes, die aan en uit knipperden in de donkere massa ruisende stoffen. Brianna droeg niets reflecterends, dacht hij, maar vanwege haar lengte moest ze toch gemakkelijk te herkennen zijn. Hij had de hele dag alleen maar gekmakende glimpjes van haar opgevangen. Ze was voortdurend in de weer geweest voor haar tante, of met Jemmy, of ze was in druk gesprek met een van de tientallen mensen die ze nog kende van haar eerdere verblijf op River Run. Niet dat hij haar die lol niet gunde. Op Fraser’s Ridge kregen ze bijna nooit visite, en hij was blij dat zij het zo naar haar zin had.
Zelf had hij zich ook prima geamuseerd. Zijn keel voelde aangenaam schor aan van het vele zingen en hij had drie nieuwe liedjes geleerd van Seamus Hanlon. Uiteindelijk had hij het kleine orkestje achtergelaten in de salon, waar ze in een dampende nevel van inspanning, zweet en alcohol de sterren van de hemel speelden.
Daar was ze. Hij zag haar haar toen ze naar buiten kwam uit de salon en iets tegen de vrouw zei die achter haar liep.
Toen ze zich weer omdraaide, kreeg ze hem in de gaten en haar gezicht lichtte op, zodat hij het meteen al weer warm kreeg onder zijn vest, dat hij net had dichtgeknoopt.
‘Daar ben je! Ik heb je bijna de hele dag niet gezien. Hoewel ik je af en toe wel heb gehoord,’ voegde ze eraan toe, met een knikje naar de openslaande deuren.
‘O ja? En, klonk het een beetje?’ vroeg hij nonchalant, schaamteloos naar complimentjes vissend.
Zij grinnikte en tikte met haar gesloten waaier op zijn borst, met het gebaar van een behaagzieke vrouw – wat zij niet was.
‘O, mevrouw MacKenzie,’ zei ze, met een hoog stemmetje door haar neus pratend, ‘wat zingt uw man toch hemels! Als ik u was, zou ik elke dag uuurenlang naar die stem willen luisteren!’
Lachend herkende hij er juffrouw Martin in, de jonge en niet al te aantrekkelijke gezelschapsdame van de oude mevrouw Bledsoe, die de hele middag met grote ogen en diepe zuchten in de salon had rondgehangen om naar hem te luisteren.
‘Je weet best dat je goed bent,’ zei ze, met haar eigen stem. ‘Dat hoef ik je niet te vertellen.’
‘Misschien niet,’ gaf hij toe. ‘Maar dat wil nog niet zeggen dat ik het niet graag hoor.’
‘O? Heb je er niet genoeg aan dat hele volksstammen aan je voeten liggen?’
Hij wist niet hoe hij daarop moest antwoorden, en pakte in plaats daarvan lachend haar hand.
‘Wil je dansen?’ Hij knikte naar de andere kant van het terras, waar de deuren naar de salon open stonden, zodat de vrolijke akkoorden van Duke of Perth naar buiten dreven, en vervolgens wees hij naar de tafels. ‘Of wil je eerst wat eten?’
‘Geen van beide. Ik wil hier even weg. Ik krijg hier gewoon geen lucht.’ Er gleed een zweetdruppel in haar hals, rood glinsterend in het licht van de toortsen, totdat zij hem wegveegde.
‘Prima.’ Hij trok haar arm door de zijne en nam haar mee naar de border met overblijvende planten naast het terras. ‘Ik weet een goed plekje.’
‘Fijn. O, wacht even. Misschien wil ik toch wel iets eten.’ Zij hield een slavenjongen aan, die vanuit het kookhuis net het terras op kwam met een kleine, afgedekte schaal waar een verrukkelijk ruikende damp van afkwam. ‘Wat is dat, Tommy? Mag ik daar iets van?’
‘U mag alles hebben wat u wilt, juffrouw Bree.’ Hij lachte, haalde het servet weg en liet haar een keur aan lekkere hapjes zien. Zij snoof de geur op.
‘Ik wil ze allemaal,’ zei ze, de schaal van hem aanpakkend. Roger, die zijn kans zag, fluisterde de slaaf zijn eigen verzoek in. De jongen knikte, verdween, en kwam even later terug met een geopende fles wijn en twee glazen. Roger pakte ze aan, en vervolgens liepen ze samen het pad af dat van het huis naar de aanlegsteiger voerde, terwijl ze intussen nieuwtjes uitwisselden en duivenpasteitjes snoepten.
‘Heb jij nog bewusteloze gasten in het struikgewas gevonden?’ vroeg zij, haar woorden gedempt door een mondvol champignonpastei. Ze slikte en was meteen beter verstaanbaar. ‘Toen Da je vanmiddag vroeg om wat rond te gaan kijken, bedoel ik.’
Hij snoof verongelijkt en koos een bolletje bladerdeeg uit dat gevuld was met worst en gedroogde pompoen. ‘Weet jij het verschil tussen een Schotse trouwerij en een Schotse begrafenis?’
‘Nee, vertel.’
‘Bij de begrafenis hebben ze een dronkelap minder.’
Ze lachte zo hard dat de kruimels in het rond vlogen en pakte een gevuld ei.
‘Nee,’ zei hij, haar behendig naar de rechterzijde van de steiger leidend, in de richting van de wilgen. ‘Nu zie je hier en daar wel wat voeten onder de struiken vandaan komen, maar vanmiddag hadden ze nog geen tijd gehad om zich tot hun nek toe vol te laten lopen.’
‘Wat zeg je dat toch weer mooi,’ zei zij waarderend. ‘Ik ben nog met de slaven gaan praten. Ze waren er allemaal, en de meesten waren nog nuchter ook. Een paar vrouwen gaven toe dat Betty wel eens loopt te pimpelen op feestjes.’
Hij snoof. ‘Als we je vader moeten geloven, doet ze wel heel wat meer dan pimpelen. Volgens hem was ze straalbezopen.’ Er sprong iets kleins en donkers over het pad. Het was een kikker. Hij hoorde ze kwaken in het bos.
‘Mmm. Mama zei dat het later wel wat beter met haar ging, ondanks het feit dat dokter Fentiman haar per se wilde aderlaten.’ Ze huiverde en trok met een hand haar omslagdoek wat dichter om zich heen. ‘Ik krijg helemaal de kriebels van die dokter. Hij lijkt op een dwerg en hij heeft de meest klamme handen die ik ooit heb gevoeld. En hij stinkt ook nog een uur in de wind.’
‘Ik heb nog niet het genoegen gehad,’ zei Roger geamuseerd. ‘Kom.’ Hij duwde de hangende sluier van wilgentakken opzij, en lette goed op of ze geen vrijend paartje stoorden dat hen voor was geweest. Maar de kust was veilig. Iedereen was bij het huis om te dansen en te eten en te drinken en het bruidspaar straks een serenade te brengen. Duncan en Jocasta liever dan wij, dacht hij, met zijn ogen rollend om de dingen die hij had horen voorstellen. Op elk ander moment had hij best eens zo’n charivari willen meemaken, zodat hij de oorsprong ervan kon bestuderen, maar nu verdomme even niet.
Het was opeens heel stil onder de wilgen. De meeste geluiden uit de richting van het huis werden hier overstemd door het ruisen van water en het monotone gekwaak van kikkers. Het was ook pikkedonker en Brianna voelde om zich heen naar het bankje, opdat zij haar dienblad kon neerzetten.
Roger kneep zijn ogen stijf dicht en telde tot dertig. Toen hij ze weer opendeed kon hij in elk geval haar gestalte onderscheiden, afgetekend tegen het schemerige licht dat door de wilgen scheen, en de horizontale lijn van het bankje. Hij zette de glazen neer en schonk de wijn in.
Hij stak een hand uit en liet die langs haar arm omlaag glijden, tot hij haar hand vond en haar het glas kon aangeven. Hij hief zijn eigen glas.
‘Op alles wat mooi is,’ zei hij, en liet een glimlach doorklinken in zijn stem.
‘Op een beetje privacy,’ zei zij, en nam een slok. ‘O, dat is lekker,’ zei ze even later, op dromerige toon. ‘Hoe lang had ik al geen wijn gedronken? Een jaar? Nee, bijna twee. In elk geval niet meer sinds Jemmy is geboren. Eigenlijk al niet meer sinds...’ Ze zweeg abrupt en vervolgde toen, iets trager: ‘Sinds onze eerste huwelijksnacht. In Wilmington, weet je nog?’
‘Ik weet het nog.’ Hij legde een hand om haar wang en streelde met zijn duim zachtjes haar gezicht. Het was geen wonder dat ze juist nu aan die nacht terugdacht. Toen was het begonnen, onder de overhangende takken van een enorme paardenkastanje, die hen beschutte tegen het lawaai en het licht uit een nabijgelegen taveerne. Hun huidige situatie leek eigenaardig en ontroerend veel op die donkere, geheimzinnige plek waar zij bij elkaar hadden gelegen. Het lawaai van de wellustige boomkikkers verving de herrie uit de taveerne.
Die bewuste avond was het echter heel warm geweest, zo benauwd en vochtig dat hun lichamen bijna letterlijk met elkaar versmolten. Nu was het zo koud dat zijn lichaam naar haar warmte hunkerde, en werden zij omringd door de voorjaarsgeuren van groene bladeren en een snelstromende rivier, in plaats van de muffe lucht van rottende bladeren en modderpoelen.
‘Denk je dat ze met elkaar naar bed gaan?’ vroeg Brianna. Ze klonk een beetje hijgerig; misschien kwam het door de wijn.
‘Wie? O, Jocasta, bedoel je, en Duncan? Waarom niet? Ze zijn toch getrouwd?’ Hij dronk zijn glas leeg en zette het neer.
‘Het was een mooie trouwerij, vond je niet?’ Ze protesteerde niet toen hij het glas uit haar hand pakte en naast het zijne neerzette. ‘Ingetogen, maar heel erg mooi.’
‘Ja, heel mooi.’ Hij kuste haar zacht en hield haar dicht tegen zich aan. Op haar rug voelde hij de veters van haar japon, kruislings onder de dunne gebreide omslagdoek.
‘Mmm. Je smaakt lekker.’
‘O, ja, naar worstjes en wijn. Jij ook.’ Zijn hand kroop langzaam langs de rand van de omslagdoek, gleed eronder en begon aan het eind van de veter te frunniken, ergens halverwege haar rug. Ze drukte zich tegen hem aan om het hem gemakkelijker te maken.
‘Denk je dat wij nog steeds zin hebben om te vrijen wanneer we zo oud zijn als zij?’ fluisterde zij in zijn oor.
‘Ik wel,’ verzekerde hij haar terwijl hij eindelijk het strikje voelde waarmee de veter was dichtgeknoopt. ‘En jij hopelijk ook. Het lijkt me niet leuk het alleen te moeten doen.’
Ze lachte en haalde diep adem, zodat haar rug opeens uitzette en de strakke veter los werd getrokken. En dan zat er verdomme ook nog een korset onder. Met twee handen ging hij op zoek naar de sluiting. Zij kromde behulpzaam haar rug, zodat haar borsten vlak onder zijn kin omhoog kwamen. Toen hij dat zag haalde hij onmiddellijk zijn hand van haar rug, om zich bezig te houden met deze nieuwe, verrukkelijke ontwikkeling.
‘Ik heb mijn... ik bedoel, ik ben vergeten...’ Ze deinsde weifelend een stapje terug.
‘Je hebt die zaadjes vandaag toch wel ingenomen?’ Pizza’s en wc-papier konden hem gestolen worden, dacht hij, op dit moment wilde hij elk vooruitzicht aan modern sanitair onmiddellijk ruilen voor een rubberen condoom.
‘Jawel.’ Ze klonk nog steeds aarzelend, en hij verstevigde knarsetandend zijn greep, alsof hij bang was dat ze ervandoor zou gaan.
‘Het geeft niet,’ fluisterde hij, met zijn gezicht langs de zijkant van haar hals naar die verrukkelijke welving glijdend waar haar hals en schouder samenkwamen. Zij voelde glad aan onder zijn lippen, haar naakte huid was koel, terwijl ze onder haar golvende haren warm was en lekker rook. ‘We hoeven niet... ik bedoel... ik zal niet... ik zal alleen...’
De halslijn van haar japon was modieus diep en hing nu open, en haar borst voelde zwaar en zacht aan in zijn hand. Hij voelde de tepel zo groot en zo rond als een rijpe kers tegen zijn handpalm drukken en bukte zich om hem in zijn mond te nemen.
Zij verstijfde, maar ontspande zich toen met een vreemd zuchtje, en hij voelde een warme, zoete smaak op zijn tong, gevolgd door een vreemd kloppen en het toestromen van de... Hij slikte automatisch. Hij schrok ervan, maar raakte er ook verschrikkelijk opgewonden van. Hij had er niet bij nagedacht. Het was niet zijn bedoeling geweest... Maar zij trok zijn hoofd tegen zich aan en hield hem vast.
Hij ging verder en duwde haar zachtjes naar achteren, totdat zij op de rand van het bankje zat en hij voor haar neerknielde. Hij had opeens iets bedacht, daartoe aangezet door de pijnlijke herinnering aan dat stukje in haar droomboek.
‘Wees maar niet bang,’ fluisterde hij haar toe. ‘We nemen... geen enkel risico. Laat mij mijn gang maar gaan... voor jou.’
Zij aarzelde, maar stond toe dat hij zijn handen onder haar rokken liet glijden, over de zijdezachte welvingen van haar kuit en ronde, blote dijbeen, onder de platte welving van haar billen, koud en naakt op het stenen bankje, onder de wolk van petticoats. Een van de liedjes van Seamus beschreef de heldendaden van een man ‘in de verlangens van Venus’. De woorden dreven als stromend water door zijn hoofd en hij was vast van plan zich eervol te onderscheiden in die verlangens.
Misschien kon zij het niet beschrijven, maar hij zou ervoor zorgen dat ze wist dat het gebeurde. Ze beefde tussen zijn handen en hij schoof een hand tussen haar dijen.
‘Juffrouw Bree?’
Ze verstijfden tegelijkertijd en Roger trok zijn hand weg alsof hij zich had gebrand. Hij voelde het bloed in zijn oren razen – en in zijn ballen.
‘Ja, wat is er? Ben jij dat, Phaedre? Wat is er aan de hand, is er iets met Jemmy?’
Hij zat duizelig op zijn hurken en probeerde adem te halen. Hij zag de bleke glans van haar borsten boven zich toen zij opstond, zich omdraaide naar de stem en haastig haar halsdoekje in haar decolleté stopte en haar omslagdoek over haar openhangende jurk trok.
‘Ja, mevrouw.’ Phaedre’s stem klonk onder de wilg die het dichtst bij het huis stond. Van de slavin was niets anders te zien dan haar witte mutsje, dat in de schaduwen leek te zweven. ‘Het arme kind, hij werd helemaal warm en onrustig wakker en wilde geen pap en geen melk en toen begon hij akelig te hoesten. Teresa vond dat we dokter Fentiman erbij moesten halen, maar ik zei...’
‘Dokter Fentiman!’
Brianna verdween met een woest geritsel van wilgentakken en hij hoorde haar geslipperde voeten wegrennen in de richting van het huis, met Phaedre op haar hielen.
Roger stond op en bleef even staan met zijn hand op zijn gulpknopen. De verleiding was groot. Het zou in een minuutje gebeurd zijn – minder waarschijnlijk, gezien zijn huidige staat van opwinding. Maar nee, misschien moest hij Bree helpen met die Fentiman. De gedachte aan een dokter die smerige instrumenten gebruikte op Jemmy’s zachte velletje was voldoende voor hem om tussen de wilgen door achter hen aan te stormen. De verlangens van Venus moesten nog maar even wachten.
Hij vond Bree en Jemmy in Jocasta’s boudoir, te midden van een klein groepje vrouwen, die allemaal verbaasd, en zelfs lichtelijk geschokt, leken door zijn verschijning. Zonder acht te slaan op opgetrokken wenkbrauwen en verontwaardigde geluiden, baande hij zich tussen de rokken door een weg naar Brianna.
De kleine zag er slecht uit en Roger voelde zijn maag samenkrimpen van angst. Jezus, hoe had dat zo snel kunnen gebeuren? Hij had Jem een paar uur geleden nog gezien tijdens de huwelijksplechtigheid, met roze wangetjes heerlijk opgekruld in zijn geïmproviseerde wiegje, en hij was even daarvoor nog zijn goedmoedige, luidruchtige zelf op het feest. Nu hing hij, met vuurrode wangetjes en zware oogleden, een beetje te jengelen tegen Brianna’s schouder, terwijl er wat helder snot uit zijn neusje drupte.
‘Hoe is het met hem?’ Hij legde heel even zijn hand op het rood aangelopen wangetje. God, hij gloeide!
‘Hij is ziek,’ zei Brianna kortaf. Bij wijze van bevestiging begon Jemmy te hoesten, een vreselijk geluid, hard en half verstikt, als een zeehond die zich verslikt in zijn vis. Zijn toch al rode gezichtje werd nog roder en zijn ronde blauwe ogen puilden uit van de inspanning die het hem kostte om tussen het hoesten door adem te kunnen halen.
‘Shit,’ zei Roger. ‘Wat nu?’
‘Koud water,’ zei een van de vrouwen die naast hem stond op gebiedende toon. ‘Dompel hem onder in een bad vol koud water en laat hem ook koud water drinken.’
‘Nee! God, Mary, zo vermoord je het kind!’ Een andere jongedame stak haar hand uit om Jemmy op zijn trillende ruggetje te kloppen. ‘Het is kroep. Die van mij hebben het ook wel eens gehad. Gesneden knoflook verwarmen en op zijn voetzolen leggen,’ zei ze tegen Brianna. ‘Dat kan soms heel goed helpen.’
‘En als het niet helpt?’ vroeg een andere vrouw sceptisch.
Het gezicht van de eerste vrouw verstrakte en haar vriendin schoot haar te hulp.
‘Johanna Richards is al twee baby’s kwijtgeraakt aan de kroep. Ze waren in een keer weg!’ Ze knipte met haar vingers, en Brianna’s gezicht vertrok alsof ze een van haar eigen botten voelde breken.
‘Wat staan we nu te kissebissen terwijl er een medicus in de buurt is? Jij daar, meisje, ga jij dokter Fentiman eens halen! Dat had ik je toch al gezegd?’ Een van de vrouwen klapte in haar handen naar Phaedre, die met haar rug tegen de muur naar Jemmy stond te kijken. Voordat zij haar kon gehoorzamen, schoot echter Brianna’s hoofd omhoog.
‘Nee! Hem wil ik er niet bij hebben!’ Ze keek met een dreigende blik om zich heen en keek toen smekend naar Roger. ‘Ga mama voor me halen. Snel!’
Hij draaide zich om en liep de kamer uit, zijn angst even gesust door de kans om daadwerkelijk iets te kunnen doen. Waar had hij de grootste kans om Claire te vinden? Help, dacht hij, help me haar te vinden, help hem om beter te worden. Hij zond het onsamenhangende gebed naar iedereen die maar luisteren wilde: God, de dominee, mevrouw Graham, de bruid, Claire zelf – hij was niet zo kieskeurig.
Hij denderde de trap af naar de hal en zag dat Claire net aan kwam rennen. Iemand had het haar al verteld. Ze keek hem aan, vroeg met een korte blik naar boven: ‘Jemmy?’ en rende op zijn ademloze knikje meteen door naar boven, een hal vol starende mensen achter zich latend.
Boven in de hal haalde hij haar in en was nog net op tijd om de deur voor haar open te houden, en een onverdiende maar zeer gewaardeerde blik van dankbaarheid van Bree in ontvangst te nemen.
Hij ging hijgend aan de kant staan en keek verwonderd naar wat er gebeurde. Op het moment dat Claire de kamer binnenkwam, sloeg de atmosfeer van bezorgdheid en halve paniek onmiddellijk om. De vrouwen keken nog steeds zorgelijk, maar weken ook zonder aarzeling en vol respect uiteen om Claire door te laten, die meteen naar Bree en Jemmy liep, zonder acht te slaan op de anderen.
‘Hallo, schatje. Wat is er, voelen we ons helemaal niet lekker?’ Ze mompelde een beetje tegen Jem terwijl ze intussen zijn hoofd omdraaide en voorzichtig onder zijn rode, vlezige kaken en achter zijn oortjes voelde. ‘Arm kind. Geeft niks hoor, liefje, mammie is bij je, oma is bij je, het komt helemaal goed... Hoe lang is hij al zo? Heeft hij al iets gedronken? Ja, schatje, vervelend hè? Heeft hij pijn bij het slikken?’
Ze wisselde troostende woorden tegen de baby af met vragen aan Brianna en Phaedre, en allemaal op dezelfde geruststellend kalme toon, terwijl ze intussen hier en daar voelde en drukte en streelde. Roger merkte dat het hem ook beïnvloedde en toen hij diep inademde voelde hij het gespannen gevoel in zijn borst een beetje wegtrekken.
Claire pakte een vel van Jocasta’s dikke schrijfpapier van de secretaire, rolde er een holle buis van en gebruikte die om ingespannen naar Jemmy’s borst en ruggetje te luisteren toen hij weer van die zeehondengeluiden begon te maken. Roger zag dat haar haar op een of andere manier was losgeraakt. Ze moest het naar achteren strijken om te kunnen luisteren.
‘Ja, natuurlijk is het kroep,’ zei ze afwezig, in antwoord op een half-vragende diagnose die voorzichtig door een van de omstanders werd geopperd. ‘Maar dat is alleen het hoesten en het moeilijke ademen. Je kunt gewoon kroep hebben, om het maar zo te zeggen, maar het kan ook een vroeg symptoom zijn van een aantal andere dingen.’
‘Zoals?’ Brianna hield Jemmy stevig vast en haar gezicht was bijna even wit als haar knokkels.
‘O...’ Claire leek heel ingespannen te luisteren, maar niet naar Bree. Meer naar wat er binnen in Jemmy gebeurde, die nu niet meer hoestte en uitgeput en zwaar en moeizaam ademend tegen zijn moeders schouder hing. ‘Eh... coryza, dat is de gewone neusverkoudheid. Influenza. Astma. Difterie. Maar dat is het niet,’ voegde ze er haastig aan toe terwijl ze snel even naar Brianna opkeek.
‘Weet je dat zeker?’
‘Ja,’ antwoordde Claire vastberaden terwijl ze zich oprichtte en haar geïmproviseerde stethoscoop weglegde. ‘Het voelt absoluut niet als difterie. Ik heb trouwens helemaal niet gehoord dat dat op het moment ergens heerst. Bovendien geef je hem nog borstvoeding, dus profiteert hij nog van de immuniteit...’ Ze zweeg abrupt, zich opeens bewust van de vrouwen die stonden toe te kijken. Ze schraapte haar keel en boog zich nogmaals over Jemmy. Hij kreunde een beetje en begon weer te hoesten. Roger had het gevoel dat er een rotsblok op zijn borst lag.
‘Het is niet ernstig,’ zei Claire op vastberaden toon. ‘Maar we moeten hem wel in een kroeptent leggen. Breng hem maar naar de keuken. Phaedre, wil jij alsjeblieft voor een paar oude spreien zorgen?’
Ze liep naar de deur en joeg de vrouwen voor haar uiteen als even zovele kippen.
Toegevend aan een opwelling waar hij verder maar niet over nadacht, stak Roger zijn armen naar de baby uit. Na een korte aarzeling gaf Brianna Jemmy aan hem. Jemmy protesteerde niet, maar hing lusteloos en zwaar tegen hem aan. Het slappe gewicht was heel wat anders dan zijn normale stuiterende beweeglijkheid. De wang van de baby brandde door de stof van Rogers overhemd heen toen hij het ventje naar beneden droeg, met Bree naast zich.
De keuken bevond zich in de uit bakstenen opgetrokken kelder van het huis, en toen zij langs de donkere achtertrap afdaalden in de schaduwrijke diepten van de keuken, had Roger even een visioen van Orpheus die afdaalde naar de onderwereld, op de voet gevolgd door Eurydice. In plaats van een magische lier, droeg hij echter een kind dat helemaal gloeide en zich zijn longetjes uit zijn lijf hoestte. Als hij nu maar niet achterom keek, dacht hij, zou Jem weer helemaal beter worden.
‘Een beetje koud water zou ook geen kwaad kunnen.’ Claire legde haar hand op Jemmy’s voorhoofd en schatte zijn temperatuur. ‘Heb je soms oorontsteking, ventje?’ Ze blies zachtjes in beide oortjes van de baby. Hij knipperde met zijn ogen, hoestte schor en wreef een mollig handje over zijn gezicht, maar verder vertrok hij geen spier.
De slaven waren in een hoek van de keuken druk bezig. Ze sleepten kokend water aan en speldden de spreien aan elkaar om op Claire’s aanwijzingen een tent te bouwen.
Claire nam de baby uit Rogers armen om hem te wassen, en hij stond er een beetje verloren bij, totdat Brianna zijn hand pakte en er hard in kneep.
‘Hij wordt weer beter,’ fluisterde ze. ‘Echt waar.’
Zonder iets te zeggen kneep hij terug.
Toen was de tent klaar en ging Brianna onder de afhangende sprei zitten. Ze stak haar armen uit naar Jemmy, die nu afwisselend hoestte en huilde. Hij had het koude water helemaal niet lekker gevonden. Claire had een slaaf haar medicijnkistje laten halen. Ze rommelde er wat in en haalde er tenslotte een flesje uit met een lichtgele olie en een potje vuilwitte kristallen.
Voordat zij er echter iets mee kon doen, kwam Joshua, een van de stalknechten, half buiten adem de trap af gerend.
‘Mevrouw Claire! Mevrouw Claire!’
Kennelijk hadden een paar mannen ter verhoging van de feestvreugde hun pistolen afgevuurd en had een van hen daarbij een verwonding opgelopen, hoewel Josh niet leek te weten wat er nu precies was gebeurd.
‘Hij is niet zwaar gewond,’ verzekerde de stalknecht Claire, ‘maar hij bloedt als een rund, en dokter Fentiman, tja, die staat niet meer zo vast op zijn benen als aan het begin van de avond. Kunt u komen, mevrouw?’
‘Ja, natuurlijk.’ Zij duwde het flesje en het potje in Rogers handen. ‘Ik moet weg. Hier. Doe hier wat van in heet water en laat hem de stoom inademen totdat hij ophoudt met hoesten.’
Toen klapte ze snel haar kistje dicht, gaf het aan Josh om het voor haar te dragen en was al bij de trap voordat Roger zelfs maar zijn mond open had kunnen doen om haar iets te vragen.
Door de opening in de tent ontsnapten wolkjes stoom. Toen hij dat zag, trok hij zijn jas en vest uit, liet ze in een slordig hoopje op de grond vallen en bukte zich, met het flesje en het potje in zijn handen, om de duistere tent binnen te gaan.
Bree zat op een stoel, met Jemmy op haar schoot, en een grote, witte puddingschaal vol stomend water aan haar voeten. Even viel het licht van de haard op haar gezicht en Roger glimlachte haar bemoedigend toe voordat hij de sprei achter zich op zijn plek liet vallen.
‘Waar is mama? Is ze weg?’
‘Ja, er was een noodgeval. Maar het komt allemaal in orde,’ zei hij vastberaden. ‘Ze heeft me spul gegeven om in het water te doen en ze heeft gezegd dat hij in de stoom moet blijven zitten totdat hij ophoudt met hoesten.’
Hij ging op de grond zitten, bij de schaal met water. Het was heel schemerig in de tent, maar niet helemaal donker. Toen zijn ogen eenmaal gewend waren, kon hij vrij goed zien. Bree keek nog steeds bezorgd, maar was lang niet meer zo bang als ze boven was geweest. Hij voelde zich zelf ook beter. Hij wist in elk geval wat hij moest doen, en Claire had het niet zo’n probleem gevonden om haar kleinzoon achter te moeten laten, dus kennelijk verwachtte ze niet dat hij ter plekke zou stikken.
In het flesje zat dennenolie, die scherp en harsig rook. Hij wist niet hoeveel hij moest gebruiken, dus goot hij maar een flinke scheut in het water. Toen hij de kurk van het potje trok, kwam de doordringende geur van kamfer hem al tegemoet. Het waren niet echt kristallen, zag hij. Het waren klontjes van een of andere gedroogde hars, korrelig en een beetje kleverig. Hij goot er wat van in zijn handpalm en wreef het eerst fijn tussen zijn handen alvorens het in het water te gooien. Terwijl hij dit deed vroeg hij zich af waarom dit zo’n instinctief vertrouwd gebaar was.
‘O, dat is het,’ zei hij toen hij het opeens besefte.
‘Wat?’
‘Dit.’ Hij gebaarde om zich heen door het knusse tentje, dat zich nu snel vulde met welriekende stoom. ‘Ik herinner me dat ik in mijn ledikantje lag, met een deken over mijn hoofd. Mijn moeder gooide dit spul in heet water. Het rook precies hetzelfde. Daarom kwam het me al zo bekend voor.’
‘O.’ De gedachte leek haar gerust te stellen. ‘Heb jij dan ook kroep gehad toen je klein was?’
‘Ik denk het, hoewel ik het me niet kan herinneren. Alleen deze geur.’ De hele tent stond nu vol stoom. Hij ademde de scherpe geur diep in zijn longen en gaf een klopje op Brianna’s been.
‘Wees maar niet bang. Dit helpt,’ zei hij.
Prompt begon Jemmy zijn longen weer uit zijn lijf te hoesten met zeehondengeluiden, maar ze leken nu minder beangstigend. Of het nu de duisternis was, de geur, of gewoon de huiselijke keukengeluiden van buiten de tent, alles leek opeens veel rustiger. Hij hoorde Bree een diepe zucht slaken en voelde hoe zij zich enigszins ontspande.
Ze zaten een tijdje zwijgend te luisteren hoe Jemmy hoestte, hijgde, naar adem hapte, weer hoestte en tenslotte, nog een beetje nahikkend, weer even rustig werd. Hij jengelde niet meer, waarschijnlijk omdat hij zich beter op zijn gemak voelde nu zijn vader en moeder allebei bij hem waren.
Roger had de kurk van de kamferpot op de grond laten vallen. Hij tastte om zich heen tot hij hem gevonden had en drukte hem weer stevig op zijn plek.
‘Ik vraag me af wat je moeder met haar ringen heeft gedaan?’ zei hij, op zoek naar een gemakkelijk gespreksonderwerp om de met stoom gevulde stilte te doorbreken.
‘Waarom zou zij daar iets mee hebben gedaan?’ Brianna streek een lok haar naar achteren. Ze had het voor vanavond opgestoken, maar het raakte telkens los en plakte dan vochtig aan haar gezicht.
‘Ze had ze niet om toen ze mij dit spul gaf.’ Hij knikte naar de kamferpot, die hij veilig bij de muur had neergezet. Hij zag heel duidelijk haar handen voor zich, met de lange, witte en lege vingers. Het was hem opgevallen omdat hij haar nog nooit zonder die ringen had gezien.
‘Weet je dat zeker? Ze doet ze nooit af, of het moet bij een wel heel erg smerig karweitje zijn.’ Ze grinnikte – een nerveus, onverwacht geluid. ‘De laatste keer die ik me kan herinneren is toen Jem zijn boebie in de kamerpot had gegooid.’
Roger lachte. Jems boebie was de ijzeren ring, bedoeld als neusring voor vee, waar hij zo graag op kauwde. Het was zijn favoriete speeltje, en hij ging niet graag slapen als hij het niet bij zich had.
‘Boe-boe?’ Jem keek met half gesloten oogjes op. Hij ademde nog steeds moeizaam, maar begon al wat meer belangstelling voor andere dingen te tonen dan zijn eigen ongemak. ‘Boe-boe!’
‘Oeps! Dat had ik beter niet kunnen zeggen.’ Bree liet hem voorzichtig paardje rijden op haar knie en begon heel zacht een liedje te zingen om hem af te leiden.
‘In a can-yon, in a ca-vern, exca-va-ting for a mine... Dwelt a min-er, forty-nin-er, and his daugh-ter, Clementine...’
De donkere beschutting van de tent deed Roger ergens aan denken. Hij realiseerde zich dat hier dezelfde rustige beslotenheid heerste als bij het bankje onder de wilgen, hoewel het in de tent een stuk heter was. Zijn linnen overhemd hing al slap om zijn schouders, en hij voelde de zweetdruppels over zijn rug rollen.
‘Hé.’ Hij gaf een tikje tegen Bree’s been. ‘Wil je niet even naar boven gaan om je nieuwe jurk uit te trekken? Er blijft niets van over als je hier te lang blijft zitten.’
‘Och....’ Ze aarzelde en beet op haar lip. ‘Nee, ik blijf hier. Laat maar.’
Hij stond op, hoewel hij zich wel moest bukken onder de spreien, en tilde een hoestende en proestende Jem van haar schoot.
‘Ga nu maar,’ zei hij. ‘Dan kan je meteen zijn b- zijn je-weet-wel meenemen. En wees nu maar niet bang. Je ziet al dat die stoom helpt. Voor je het weet is hij weer helemaal de oude.’
Er was nog wel enige overredingskracht voor nodig, maar tenslotte gaf ze zich gewonnen. Roger ging op de vrijgekomen stoel zitten, met Jemmy lekker in de holte van zijn arm. De harde houten zitting herinnerde hem nog wel even aan wat er onder de wilgen was gebeurd, en hij ging iets verzitten om het ongemak te verlichten.
‘Ach, je houdt er heus geen blijvend letsel aan over,’ mompelde hij tegen Jemmy. ‘Vraag maar aan een willekeurig meisje. Die weten er alles van.’
Jemmy snoof en snuffelde en zei iets onverstaanbaars dat met ‘Boe-?’ begon en begon opnieuw te hoesten, maar niet meer zo langdurig. Roger legde de rug van zijn hand tegen het zachte, ronde wangetje. Hij dacht dat het koeler aanvoelde. Het was hier echter zo warm dat hij het niet met zekerheid kon zeggen. Het zweet liep nu in straaltjes langs zijn gezicht en hij veegde het weg met zijn mouw.
‘Boe-boe?’ vroeg een krakend klein stemmetje tegen zijn borst.
‘Ja, even wachten. Stil nu maar.’
‘Ba-ba. Ba-ba!’
‘Ssst.’
‘Ba –’
‘Light she was, and like a fairy...’ Hij zocht naar de woorden van het liedje.
‘Ba –’
‘And her shoes were number nine!’ Roger begon automatisch harder te zingen, hetgeen een verschrikte stilte binnen en buiten de tent veroorzaakte. Hij schraapte zijn keel en liet zijn stem zakken tot slaapliedjes-niveau.
‘Eh... Herring boxes without topses... Sandals were for Clementine. Oh, my darling, oh, my darling, oh, my darling Clementine... Thou art lost, and gone for-ev-er, oh, my darling... Clementine.’
Het zingen leek wel effect te hebben. Jemmy’s oogleden waren al half dichtgevallen. Hij stak een duim in zijn mond en begon te zuigen, maar kon niet goed ademen door zijn verstopte neus. Roger trok het duimpje er voorzichtig uit en hield het kleine vuistje in zijn hand. Het was nat en kleverig en heel erg klein, maar voelde geruststellend stevig aan.
‘Fed the duck-lings, by the water, every morn-ing just at nine... Hit her foot a-gainst a splin-ter, fell into the foaming brine.’
De oogleden knipperden even, gaven de strijd toen op en vielen helemaal dicht. Jemmy zuchtte en werd helemaal slap terwijl de hitte in golven van zijn lijfje dampte. Op elk wimpertje trilden piepkleine druppeltjes – tranen, zweet, stoom, of alle drie.
‘Ruby lips a-bove the wa-ter, blowing bub-bles soft and fine... Alas for me, I was no swim-mer, so I lost my Clementine. Oh, my darling, oh, my darling...’
Hij veegde zijn gezicht nog een keer af en drukte een kus op die zachte, vochtige haartjes. Bedankt, dacht hij, hartgrondig gemeend, waarmee hij iedereen bedoelde, van God tot en met mevrouw Graham.
‘... Oh, my darling... Clementine.’