LEGE GEREEDSCHAPSTASSEN
Toen de rest van het plafond naar beneden kwam, sloeg Frank zijn
handen boven zijn hoofd ineen, om het tegen de brokstukken te
beschermen. Hoewel er heel wat naar beneden kwam, was de kalklaag
niet zo erg dik, zodat de stukken niet zwaar waren en zodra het
stil werd wist hij, dat hij niet gewond was, ofschoon hij tot over
zijn oren in het puin begraven was en het stof hem bijna de adem
benam.
Hij slaagde erin overeind te komen en het eerste wat hij in de
dichte stofwolk zag, was een arm, die uit het puin stak. Hij greep
de uitgestrekte hand en trok de eigenaar uit de massa. Toen zag
hij, dat het Joe was.
Inmiddels begonnen de anderen ook overeind te krabbelen en enkele
minuten later stonden ze alle vijf, van het hoofd tot de voeten wit
van het stof, in het midden van de hal. Er was niemand gewond,
hoewel Joe en Jerry pijnlijke plekken op hun hoofd en schouders
bleken te hebben.
„We moeten hier weg zien te komen!" riep Chet uit, zodra hij weer
wat bij adem was. „Ik ben niet van plan hier nog langer mijn leven
te wagen. " Hij keek om zich heen om een uitweg te zoeken.
„Ik geloof ook niet, dat het hier bepaald gezond voor ons is, " zei
Frank instemmend. Hij zag een deur aan de andere kant van de hal,
liep er naar toe en rukte aan de kruk. Maar de deur zat klem en
hoewel hij er uit alle macht tegen schopte en duwde, was er geen
beweging in te krijgen.
„Het raam, " opperde Joe. „We kunnen de planken kapot-slaan. "
„We moeten opschieten, " waarschuwde Biff Hooper. „Straks zakt het
hele huis in elkaar. "
Luid krakend bezweek één van de planken onder hun gezamenlijke
inspanningen en ze zagen de kletsnatte bomen en struiken buiten.
Even later volgde nog een plank, zodat een opening ontstond, die
groot genoeg was om hen door te laten.
„Ik ben blij de buitenlucht te zien!"
„Schiet op!"
„Reken maar!"
„Schiet op... straks krijgen we het hele gebouw op ons hoofd!" Op
dat ogenblik hoorden ze weer een plof achter hen. Het was zo
dichtbij, dat ze allen verschrikt opsprongen.
„Schiet op! Vlug!" gilde Biff Hooper.
„Ik kan hier niet gauw genoeg wegkomen, " antwoordde Jerry.
„Zeg dat wel!" mompelde Chet.
Eén voor één wrongen ze zich door de nauwe opening naar buiten. Het
stormde nog altijd en de regen viel in een dicht gordijn van
druppels.
„Zo gauw mogelijk wegrijden!" riep Jerry uit. „Het is hier
levensgevaarlijk!"
Hij zag krijtwit van angst en was helemaal van streek door de
emoties van de laatste minuten.
„Zo denk ik er ook over, " beaamde Biff Hooper. „Ik voel me hier
niet op mijn gemak. We moeten maken, dat we wegkomen. "
„Toch zou ik graag willen weten wie zo geschreeuwd heeft en waarom,
" hield Frank koppig vol.
„Mij krijg je er met geen tien paarden meer naar toe, " wierp Chet
tegen. „We smeren hem. Ik heb er genoeg van. "
„Kom mee, " drong Jerry aan. „Teruggaan haalt toch niets uit. Als
we niet oppassen, stort het hele huis boven ons hoofd ineen. En in
ieder geval... er is iets niet in de haak met dat huis. "
Frank besefte, dat de anderen, ondanks de stortregen, vastbesloten
waren weg te gaan en dus gaf hij ten slotte toe. De vijf jongens
renden om de hoek van het huis naar de schuur waar ze hun brommers
hadden opgeborgen.
„We kunnen in de schuur blijven tot het ophoudt met regenen, " zei
hij.
„Dat kun je net denken, " zei Chet Morton. „Ik wil hier zo gauw
mogelijk en zo ver mogelijk vandaan. Ik krijg hier de stuipen op
m'n lijf. " Hij greep zijn brommer en vlotterde zenuwachtig om
dadelijk te kunnen starten.
Frank en Joe begrepen, dat er met hen niet te redeneren viel, dus
maakten ze zich ook klaar om weg te rijden, hoewel ze afspraken bij
de eerste de beste gelegenheid terug te keren om een nader
onderzoek in te stellen naar het geheim van het huis op de
rots.
Even later brulden de motortjes en voorzichtig reden zeover het
glibberige gras van de binnenplaats naar de oprijlaan.
Toen hoorden ze de schaterlach!De spottende, huiveringwekkende
klanken kwamen uit de richting van het huis en waren zelfs boven
het lawaai van de motortjes en de roffelende regen op het dak te
horen.
Eensklaps hield het lachen op.
De jongens keken elkaar aan.
„Heb jij iemand horen lachen?" vroeg Frank, die zijn oren niet kon
geloven.
„Reken maar!" riep Chet uit. „En dat doet voor mij de deur dicht.
Ik ben hier weg!"
„Het was de afschuwelijkste lach, die ik ooit gehoord heb, " zei
Jerry. „Ik blijf hier geen seconde meer. "
„Iemand houdt ons voor de gek, " zei Frank woedend. „Ik ga terug.
"
„Klets! Het spookt er. Kom mee. "
Met luid loeiende motor sprong de brommer van Chet vooruit op de
oprijlaan, in de richting van de weg.
Joe keek om en wenkte zijn broer mee te gaan. Daarna volgde hij
Chet. Weldra snorden de drie brommers over de oprijlaan.
Uit de richting van het spookhuis klonk nu herhaaldelijk de
duivelse schaterlach, als om hun vlucht te honen. Pas toen ze een
heel eind verder waren en het spookhuis achter het regengordijn
verdwenen was, hield het lachen op.
Zodra ze de weg bereikten, wendden ze de brommers in de richting
van Bayport en meer dan vijf minuten lang slingerden ze slippend in
de modderige sporen van de natte weg in volle vaart verder. Ze
waren allen kletsnat en het water druppelde in hun ogen. Het
regende nu zo hard, dat ze de brommer van Chet nauwelijks konden
zien. Chet reed ook zo hard, dat het hun de grootste moeite kostte
hem bij te houden.
Slechts met tegenzin volgde Frank de anderen. Hij had er heftig
naar verlangd achter te blijven, om het geheim van het huis op de
rots te doorgronden. Hij geloofde niet in die spookverhalen. Hij
was ervan overtuigd, dat de kreten en de schaterlach door
menselijke stembanden moesten zijn voortgebracht. Maar wat kon de
beweegreden zijn geweest? Was het mogelijk, dat andere jongens in
het huis waren toen zij aankwamen en alleen maar van de gelegenheid
hadden gebruik gemaakt om hun een poets te bakken?„In dat geval, "
mompelde hij in zichzelf, „zal de hele h. b. s.
in Bayport het maandagmorgen weten en zal iedereen ons uitlachen
omdat we weggerend zijn. We hadden moeten blijven. "
Toch was hij ervan overtuigd, dat het geen gewone jongensstreek
was. Het incident van het vallende plafond had hem van zijn stuk
gebracht. Het was louter geluk, dat niemand van hen ernstig letsel
had bekomen. Het kon natuurlijk een samenloop van omstandigheden
zijn geweest, maar hij kreeg de indruk, dat het wel een beetje al
te toevallig op het meest geschikte ogenblik was gebeurd. Hij dacht
terug aan de kreten en de spotlach en bij de herinnering aan die
duivelse klanken, voer er onwillekeurig een rilling door hem
heen.
„Als hij een schooljongen is net als wij, dan moet hij een
verdraaid goed toneelspeler zijn, " zei Frank in zichzelf. „Ik heb
wel eens de uitdrukking gehoord „het bloed in de aderen doen
stollen", maar ik heb nooit geweten wat voor een gevoel het was...
tot ik die kreten hoorde. "
Eensklaps begon zijn brommer te sputteren, hikte nog een paar keer
en sloeg af.
„Een schitterend ogenblik om motorpech te krijgen, " zei Frank,
terwijl hij afstapte.
Joe keek toevallig om, zag, dat Frank afgestapt was en keerde
terug. „Wat is er?" riep hij.
„Motorpech. "
„Lieve help en dat met die regen!" riep Joe uit. „Wacht, daar staat
een schuur. Daar sta je in ieder geval droog. "
Hij wees naar een bouwvallige schuur vlakbij. Frank wist, dat het
een poos kon duren eer hij het pechduiveltje opgespoord had en dus
duwde hij de brommer naar de schuur. Inmiddels was Chet tot de
ontdekking gekomen, dat de anderen niet meer achter hem reden. Hij
keerde zijn brommer en reed terug.
Zodra Frank beschut stond, trok hij zijn kletsnat jasje uit en hing
het aan een spijker. Hij rolde zijn hemdsmouwen op en maakte zich
klaar om de storing te zoeken.
Ze hoorden Chet op de weg in de dichte regen hun namen roepen.
„Hij denkt zeker, dat we de weg kwijt zijn, " zei Joe. Hij liep
naar de voorkant van de schuur en riep: „Hier, Chet!
Motorpech!"
Ze hoorden Chet iets mopperen en toen kwam ook hij naar de
schuur.
Inmiddels had Frank de gereedschapstas van zijn brommer
geopend.
De anderen keken verrast op toen ze zijn kreet hoorden. Frank
staarde verbluft naar de tas.
„Mijn gereedschappen!" riep hij uit. „Ze zijn weg!"
De anderen verdrongen zich om hem heen. De tas was leeg.
„Had je ze wel bij je toen we Bayport verlieten?" vroeg Joe.
„Natuurlijk. Ik ga nooit zonder gereedschappen weg. Wie voor de
drommel kan ze genomen hebben?"
„Pak de mijne, " zei Joe, terwijl hij naar zijn eigen brommer liep
en de tas openknipte. Hij uitte een kreet van verbazing.
„De mijne zijn ook foetsie!"