Epiloog
De gotische kathedraal was een en al kleurenpracht toen de middagzon door de glas-in-loodramen naar binnen viel. De geur van kaarsen vermengde zich met de geur van duur parfum, en overal stonden verse bloemen.
Als in een droom was Tamsin door het gangpad tussen de afgeladen rijen banken naar het altaar geschreden, bekeken door aristocraten uit heel Europa, diplomaten, lokale hoogwaardigheidsbekleders, vertegenwoordigers van alle politieke partijen en tientallen middels een loterij uitverkoren burgers. Hier en daar had ze gezichten herkend, zoals van haar collega’s, van grijnzende jonge vrienden uit het jeugdcentrum en van Alarics oude strijdmakkers, die bemoedigend knikten en glimlachten. Vooraan haar ouders, die glommen van trots, al hadden ze wat verdwaasd geleken door alle pracht en praal.
Dat alles had ze geregistreerd, al had ze haar ogen nauwelijks kunnen afhouden van de man die haar met zo’n indringende blik had opgewacht, dat ze het van opwinding nog warmer had gekregen.
Alaric, groot, trots en adembenemend knap in zijn uniform. Zijn eveneens meer dan aantrekkelijke neef Raul had naast hem gestaan, maar die had ze slechts in een waas gezien, doordat ze tot in het diepst van haar wezen gericht was geweest op de man met wie ze in het huwelijk trad.
Toen ze bij de aanzwellende orgelmuziek de kathedraal had betreden, gekleed in een karmozijnrood fluwelen gewaad met lange sleep, een zware gouden diadeem op haar hoofd en het nog zwaardere collier van goud en robijnen om haar hals, had ze zich van de zenuwen een bedriegster gevoeld. Een meisje dat zich voordeed als prinses.
Tot ze aan de liefde in Alarics ogen had gezien dat hij haar, Tamsin Connors, als zijn vrouw wilde. Vanaf dat moment had haar hart gezongen. Alles was op zijn plaats gevallen, en het overweldigende geluksgevoel dat haar had vervuld, had haar bijna tot tranen toe geroerd.
Nu de plechtigheid voorbij was, keerden ze zich naar de menigte. Alaric stond achter haar en trok haar in strijd met elk protocol met zijn armen om haar middel tegen zich aan. ‘Tamsin?’
De intieme manier waarop hij haar naam fluisterde, deed haar huiveren. Met de streling van zijn warme adem in haar nek was het een worsteling om de menigte niet te vergeten. ‘Ja?’
‘Geen spijt?’
Hoe kon hij dat vragen? ‘Nooit!’ Ze draaide zich in zijn armen om en verdronk in de van geluk glinsterende blauwe diepten van zijn ogen, voor ze hem vol op de mond kuste.
Geen van beiden hoorden ze het uitbundige applaus en gejuich dat opging, toen ze zich verloren in een hartstochtelijke kus.
Naderhand verklaarde iedereen die erbij was geweest dat prins Alaric en zijn bruid uit liefde waren getrouwd en dat ze daarmee een eeuwenlange traditie hadden doorbroken.