Hoofdstuk 14

 

 

 

‘De prins komt vandaag uit het ziekenhuis.’

‘O, dat is goed nieuws.’ Tamsin dwong zichzelf tot een neutraal glimlachje om te verhullen wat alleen al het noemen van de naam van haar gewezen minnaar haar deed. ‘Dat is sneller dan verwacht.’ Volgens de artsen zou het herstel van zijn botbreuken, gapende wonden en zware hersenschudding langer vergen.

‘Hij schijnt tegen het advies van de medische staf in niet langer te willen blijven,’ vulde haar collega aan.

Typisch Alaric om doktersadvies in de wind te slaan, dacht ze. Hij mocht oersterk zijn, maar met wat zijn lichaam te verduren had gehad, zou hij er goed aan doen zichzelf in acht te nemen. Ze kreeg nog de koude rillingen bij de herinnering aan de eindeloze minuten waarin ze wanhopig in de puinhopen van de lawine had gegraven voor ze zijn schijnbaar levenloze lichaam had gevonden.

Het had er niet meer toe gedaan dat hij haar had misleid en gebruikt. Het enige wat had geteld, was dat de man van wie ze hield niet dood mocht zijn, en ze had pas weer kunnen ademen toen ze had gevoeld dat zijn hart nog klopte. Ze had zich geen raad geweten met het zwaar gewonde, bewusteloze lichaam, tot ze hem voorzichtig had betast en op zijn mobieltje was gestuit. Dat had wonder boven wonder nog gewerkt, en hoewel hij haar eerder had doen geloven dat daar geen bereik was, had ze zijn adjudant kunnen alarmeren. Twintig minuten later was de traumahelikopter gearriveerd…

‘Misschien komt hij binnenkort wel weer langs om naar onze vorderingen te informeren.’

Ze ontweek de suggestieve blik van haar collega. ‘Ik denk dat de prins wel belangrijkere zaken aan zijn hoofd heeft,’ deed ze het af. Ze had gehoord dat zijn neef vaak aan zijn bed had gezeten en dat de kroning was uitgesteld. Wat alleen maar kon betekenen dat Alaric koning zou worden… de laatste nagel aan de doodskist van haar wensdroom. ‘Laten we het voor vandaag maar voor gezien houden,’ opperde ze, waarna ze begon met opruimen om van verder gespeculeer af te zijn.

Pas toen ze alleen op haar kamer was, gaf ze zich over aan het gebruikelijke gepieker. De afgelopen maand was een lijdensweg geweest. Enerzijds doordat ze zich zorgen maakte over Alaric en haar hart ondanks alles nog naar hem uitging. Anderzijds door het gefluister achter haar rug en de meer of minder nieuwsgierige blikken van velen die zich afvroegen hoe het tussen hem en haar zat. Ze had het allemaal verdragen door zich zo veel mogelijk op haar werk te concentreren, en nu was haar tijdelijke contract bijna ten einde. Als dat werd verlengd, zou ze Alaric zeker weer zien, maar of ze dat aankon…

Als ze niet met verlenging instemde, zouden ze wel een vervanger voor haar vinden, maar aan terugkeer naar Engeland moest ze vooralsnog niet denken. Ze had een aanbod uit Berlijn liggen, en er zou ook in Rome belangstelling voor haar zijn. De reden waarom ze het voor zich uit had geschoven daarop te reageren, was dat ze diep in haar hart het liefst dicht bij Alaric bleef.

Pathetisch! Er was hier niets om nog voor te blijven. Hoe eerder ze vertrok, hoe beter. Ze zou om te beginnen poolshoogte kunnen nemen in Rome of Berlijn. Misschien heelde een gebroken hart gemakkelijker in een nieuwe omgeving.

Een stekende pijn in haar borst deed haar in elkaar krimpen, en het kostte haar een volle minuut om weer normaal te ademen. Lang genoeg om in te zien dat ze nooit zou ‘genezen’ van haar liefde voor Alaric…

 

‘Het antwoord blijft nee.’ Getergd rondhobbelend verbeet Alaric de pijn. ‘Ik doe het niet. Punt uit.’

‘Denk je dat zo’n gearrangeerd huwelijk mij trekt?’ verzuchtte Raul. ‘Er zijn nu eenmaal plichten verbonden aan het accepteren van de kroon.’

‘Praat me niet van plichten!’ Hij sloeg met vlakke hand tegen de muur. ‘Ik wil het niet. Jij weet net zo goed als ik dat koning moeten worden al plicht genoeg is.’ Het verbaasde hem nog steeds dat zijn faalangst praktisch was verdwenen. Dat het idee het land te moeten leiden hem niet langer benauwde.

Deze weken in het ziekenhuis was hij zich gaan realiseren hoeveel voldoening zijn werk in Ruvingia hem eigenlijk schonk. Als koning van Maritz zou hij dat persoonlijk begeleiden van nieuwe projecten grotendeels moeten laten, omdat zijn leven dan voornamelijk om protocol en diplomatie draaide, maar hij wist nu dat hij de verantwoordelijkheid aan zou kunnen.

Hoe kwam het dat hij nog maar zelden nachtmerries had? Kwam doordat hij zwaar gewond was geraakt en bijna zijn leven had verloren? Had dat misschien een jarenlange ban doorbroken? Mogelijk, maar er was meer.

Zo stond hij nog versteld van de schok die zijn ongeluk in het land teweeg had gebracht. Net als van de vele beterschapswensen en steunbetuigingen uit alle lagen van de bevolking. Daar hechtte hij veel waarde aan, maar als hij iets had begrepen, dan was het dat de belangrijkste verandering in hem voortkwam uit het geluk dat hij met Tamsin had gevonden. Tot hij haar had leren kennen, zou hij de dood hebben verwelkomd, maar hier met de zich continu om hem bekommerende artsen had hij ontdekt dat hij het leven liefhad. Hij moest en zou Tamsin weerzien en het goed met haar maken.

Het met haar delen van zijn trauma’s had heel veel voor hem geopenbaard. Niet alleen wat zijn schuldgevoel en faalangst betrof, maar ook wat de vanaf zijn vroege jeugd opgelegde beperkingen betrof die zijn kijk op liefde en relaties hadden bepaald…

‘Ik begrijp dat het moeilijk voor je is, Alaric.’

Rauls opmerking deed hem opschrikken uit zijn overpeinzingen. ‘Voor ons allebei,’ zei hij nors. Raul was grootgebracht om koning te worden, en het zei veel over zijn integriteit dat hij het bewijs van Tamsins gelijk als een man droeg. Na de dubbele toetsing aan recentere bronnen, stond definitief vast dat Alaric de rechtmatige troonopvolger was, niet Raul.

‘Sorry, maar er is geen ontkomen aan dat huwelijk. De overeenkomst dat de kroonprins van Maritz de prinses van Ardissia huwt, is bindend.’

‘Terwijl we niet eens weten waar ze is?’ Als het aan hem lag, vonden ze haar nooit.

‘Daar komen we binnenkort wel achter, en dan…’

‘Een koninklijk huwelijk,’ vulde Alaric grimmig aan. Een liefdeloos huwelijk. Misschien was het wat hij verdiende, omdat hij nooit in liefde had willen geloven, maar bij de gedachte aan Tamsin kreeg hij het er koud van. Hij was ervan overtuigd dat ze hem haatte om wat hij haar had aangedaan, en het was maar de vraag of ze hem ooit zou willen vergeven. Toch moest hij er niet aan denken met een andere vrouw te trouwen…

Het plotselinge inzicht deed hem verstrakken. Er zat maar één ding op. Het zou wellicht het moeilijkste zijn wat hij ooit had gedaan, maar hij had geen keus!

 

‘Pardon?’ Tamsin schoot met de telefoon tegen haar oor gedrukt overeind. Had ze de secretaris goed verstaan?

‘Geen van de in bewaring zijnde documenten mag worden vrijgegeven zonder toestemming van Zijne Hoogheid.’

Dus toch! ‘Het is míjn paspoort!’ riep ze uit. ‘Dat heb ik alleen voor de veiligheid in bewaring gegeven.’

‘Bent u van plan op reis te gaan?’

Niet dat het de man iets aanging, maar misschien zou ze hem ermee kunnen overhalen. ‘Ik wil dit weekend heen en weer naar Rome. Wanneer kan ik het komen halen?’

‘Daar moet ik u over terugbellen. Ik heb uitdrukkelijke instructies van de prins.’

Over haar papieren? Waarom in ’s hemelsnaam? Het leek haar stug dat hij haar hier wilde houden. Of kon hij het manipuleren weer niet laten? Dat pikte ze niet! Ze smeet de hoorn op de haak en stampte de kamer uit.

Tien minuten later betrad ze de antichambre van de ontvangstzaal. Dankzij de escorte van een lakei die ze de weg had gevraagd, had ze de twee lijfwachten zonder problemen weten te passeren.

De man achter het bureau keek verstoord op. ‘De prins kan niemand ontvangen.’

Het was de secretaris die ze net aan de lijn had gehad. ‘Dit kan niet wachten,’ gaf ze hem vanuit de hoogte te verstaan, voordat ze gedecideerd naar de dubbele deuren liep.

‘Wacht! Als u even plaatsneemt, kijk ik of Zijne Hoogheid straks misschien tijd heeft.’

Nu ze zeker wist dat Alaric er was, liet ze zich niet afschepen. ‘Niet nodig.’ Het hart klopte haar in de keel bij het vooruitzicht hem nog een laatste maal te zien. ‘Ik kijk zelf wel.’ Ze duwde de ene deur open en stapte naar binnen.

Het volgende moment bleef ze stokstijf staan en staarde naar de groep hoogwaardigheidsbekleders in vol ornaat die in een halve cirkel om het bureau van Alaric heen stond. Hoge militairen, geestelijken, rechters en regeringsfunctionarissen keken allemaal even ernstig naar de in gala-uniform gestoken prins, die met zijn ene arm nog in een mitella enkele stukken ondertekende. Toen hij daarna opkeek, deed zijn indringende blik haar bijna wankelen.

Het volgende moment werd ze bij haar elleboog gepakt. ‘Excuses voor deze interruptie, Hoogheid,’ hoorde ze de secretaris zeggen.

Alle aanwezigen keken in haar richting. Wat was hier gaande?

‘Al goed, Miss Connors is van harte welkom.’

Verbeeldde ze het zich, of klonk Alarics stem nog dieper en verleidelijker dan ze zich herinnerde? Nee! Ze moest niet denken. Er was niets meer tussen hen!

‘Natuurlijk, Hoogheid. Verschoning.’

Terwijl de man zich schielijk terugtrok, gebaarde Alaric zwijgend naar een stoel aan de zijkant. Daar schreed ze zo waardig als ze kon naartoe, maar ze ging niet zitten, omdat ze uit het ceremoniële vertoon waarmee eerst de beide rechters en daarna enkele anderen de stukken tekenden, afleidde dat er sprake was van een belangrijke plechtigheid.

Toen hij ten slotte opstond en hinkend achter het bureau vandaan kwam, schrok ze ervan hoe mat hij oogde. Wat zou ze hem graag in haar armen nemen en zijn bleke gezicht strelen. Ze kon er niets aan doen. Al besefte ze heel goed dat hij vast niet op haar sympathie zat te wachten, haar gevoelens lieten zich niet onderdrukken nu ze hem weer zag.

Net als na het ongeluk, toen ze hem niet uit het oog had willen verliezen, tot de artsen hem buiten levensgevaar hadden verklaard. Daarna had ze besloten dat het beter was hem niet meer te zien, maar al die weken afstand bewaren had niets aan haar liefde voor hem afgedaan. Hij hield zich kranig, maar ze zag aan zijn stramme houding dat hij pijn had. Wat was zo belangrijk dat hij er te vroeg voor uit het ziekenhuis was gekomen?

Nog terwijl ze zich dat afvroeg, wendde hij zich tot een rijzige knappe man, die ze wel wat van hem weg vond hebben. Hij zei iets en begon tot haar verwondering een buiging te maken. Daar weerhield de ander hem van door met een enkel woord een hand op zijn schouder te leggen. Daarop keken ze elkaar aan op een manier waaruit wederzijds begrip en acceptatie bleek. Na dat verstilde moment maakte Alaric hem met een opmerking aan het lachen en schudden ze elkaar onder applaus van de hoogwaardigheidsbekleders stevig de hand.

Verder dan het vermoeden dat er de een of andere officiële overdracht had plaatsgevonden, kwam ze niet, en omdat ze weinig tot geen Ruvingiaans verstond, hield ze het maar op Alaric gade te slaan. Nu ze hem waarschijnlijk voor het laatst zag, wilde ze zich elk detail van hem inprenten. Zoals zijn innemende glimlach en het oplichten van zijn ogen bij het instemmend knikken op iets wat degene naast hem zei. Het enige nare was dat het kijken naar hem tot hopeloze verlangens leidde…

Na een minuut of tien maakte Alaric met een opmerking een eind aan de samenkomst en vertrokken de aanwezigen. Tamsin was zich bewust van de steelse blikken in haar richting, maar hoewel haar wangen gloeiden, gaf ze geen krimp en beantwoordde ze de knikjes die ze kreeg.

De laatste die vertrok, was de rijzige knappe man die tot haar verbazing voor haar bleef staan. Ze schatte hem even oud als Alaric en vond hem qua voorkomen bijna net zo aantrekkelijk. Hij verraste haar met een hoofse handkus.

‘Miss Connors. Het is me een groot genoegen u te ontmoeten. Ik ben Alarics neef Raul.’

Het was zijn charmante glimlach waardoor ze de sterke gelijkenis met Alaric zag. Alleen groene ogen in plaats van blauwe en iets minder brede schouders, maar dezelfde kaaklijn, markante jukbeenderen, zwarte haardos en onmiskenbare uitstraling van gezag. ‘Hoogheid…’

‘Ik verheug me al op onze volgende ontmoeting.’

Na nog een hartverwarmende glimlach liet hij haar alleen met Alaric.

 

‘Dag, Tamsin. Goed je te zien.’

Zijn diepe zachte stem bracht herinneringen aan lieve woordjes en bedwelmende passie naar boven die haar met nog meer verlangen vervulden. ‘Dag, Alaric…’ Al zou ze het willen, het lukte haar bij zijn langzame nadering niet zijn indringende blik te ontwijken, doordat er iets in zijn ogen glinsterde wat haar biologeerde. Het zou verboden moeten worden dat hij ondanks die mitella en licht hinkende tred zo imponerend was en bleef. Zo knap, sterk en viriel, dat ze vlinders in haar buik voelde en haar knieën knikten. Kon ze maar vergeten hoe gelukzalig ze zich in zijn armen had gevoeld. Zeker nu ze weer bevestigd had gezien dat hun werelden te veel van elkaar verschilden.

‘Wat was dat?’ vroeg ze met een knikje naar de documenten op het bureau, omdat zijn zwijgen haar te machtig werd. ‘Een of andere ceremonie?’

‘Koninklijke zaken.’

Dat klonk afwezig, en door hoe hij haar bekeek, leek het wel of hij zich afvroeg hoe hij het had kunnen opbrengen de liefde met haar te bedrijven. Een gevoel dat werd versterkt doordat hij geen nadere uitleg gaf.

Het kostte haar moeite geen stap achteruit te doen op het moment dat hij vlak voor haar bleef staan. Zijn ogen leken bijna nachtblauw, maar er viel niets uit zijn expressie op te maken. ‘Hoe gaat het met je?’ Die onzekere vraag leverde haar een wrang glimlachje op.

‘Zoals je ziet, heb ik het overleefd.’

‘Komt het helemaal goed?’ Ze gebaarde naar zijn arm en stijve been.

‘Dat is me verzekerd.’

Van pure opluchting kneep ze haar handen samen. ‘Het is mijn schuld dat je zo zwaar gewond –’

‘Waag het niet je te verontschuldigen!’

Hoewel ze schrok van de abrupte manier waarop hij haar afkapte, begreep ze uit zijn felheid dat iets hem hoog zat.

‘Als iemand spijt moet betuigen ben ik het,’ ging hij verder. ‘Dat heb ik die ochtend in de bibliotheek geprobeerd, maar toen wilde je me niet horen.’

Dat kon ze zich niet heugen. Het enige wat ze zich herinnerde, was dat ze ziek van ellende was geweest.

‘Ik had je niet mogen verleiden. Je bent een gast in mijn land en ook nog eens een werknemer.’

Waarom verschrompelde haar hart bij die verwijzing naar haar positie? Het was zo, al had ze kortstondig de illusie gekoesterd dat het er niet toe deed.

‘Ik had nooit mogen –’

‘Alsjeblieft!’ Ze kon het niet verdragen dat hij erover doorging. De afgelopen weken had ze elk moment van hun samenzijn eindeloos herleefd, en dat had haar niets dan leed gebracht. ‘Hou op. Excuses aanvaard.’ Om zijn vorsende blik te ontwijken draaide ze zich om naar de open haard en staarde in de vlammen. ‘Het is me nu wel duidelijk dat je in het landsbelang meende te handelen.’ Hoewel het tijd had gekost, had ze het uiteindelijk ook van zijn kant kunnen bekijken, maar ondanks haar begrip voor zijn motieven, had ze nog altijd geen goed woord over voor zijn tactieken om zijn doel te bereiken. Dat hij haar telefoongesprekken had laten afluisteren en – nog erger – haar had laten geloven dat hij haar echt begeerde en om haar gaf.

‘Je bent erg vergevingsgezind.’

‘Ik had de tijd om alles op een rijtje te zetten.’

‘Wat niet wegneemt dat er geen excuus is voor –’

‘Inderdaad, maar ik wil er niet over praten,’ onderbrak ze hem opnieuw. Het was te pijnlijk dat hij onder valse voorwendselen met haar had geslapen. En nog pijnlijker dat ze haar hart aan hem had verloren. Dat mocht hij in geen geval te weten komen, want ze moest er niet aan denken dat hij ook nog eens met haar te doen zou krijgen…

‘Je hebt me de moeite bespaard om naar jou te komen.’

Naar haar te komen? Ze keek verrast om, maar de dwaze hoop in haar hart vervloog meteen door het besef dat hij waarschijnlijk naar haar toe had willen komen om haar na het aanbieden van zijn excuses voor te houden dat ze beter kon vertrekken, omdat blijven hen allebei in verlegenheid zou brengen. ‘Ik ben alleen voor mijn paspoort gekomen,’ zei ze vinnig. Vergiste ze zich, of verstrakte hij.

‘Je wilt weg?’

‘Ja!’ Hoe kon hij het vragen? ‘Daar heb ik mijn paspoort voor nodig, maar dat krijg ik zonder jouw toestemming niet terug.’

‘En als ik je nu vraag te blijven?’

‘Nee!’ Ze boog meteen haar hoofd om zijn onderzoekende blik te ontwijken. Hoe kon hij zo wreed zijn? Blijven betekende hem geregeld – op afstand – zien. Dat zou onverdraaglijk zijn.

Een gesmoord geluid deed haar opkijken, en het schokte haar dat Alaric zijn mond scheef trok. Lachte hij haar uit? Verontwaardiging en razernij streden om voorrang, en ze negeerde de roep van het innerlijke stemmetje dat hij onmogelijk zo gemeen en harteloos als Patrick kon zijn. Zonder zich te bedenken stampte ze naar de deur. Ze zou wel een advocaat nemen om haar paspoort terug te krijgen!

Net voor ze de deurknop greep, schoot Alarics gestrekte arm over haar schouder en sloeg hij met zijn vlakke hand tegen de deur.

‘Nee!’ grauwde hij. ‘Je gaat niet weg!’ Hij hapte naar adem. Door wanhoop gedreven had hij sneller gehandeld dan goed voor hem was.

‘Ik weiger voor jouw lol te blijven!’

Starend naar haar glanzende haar, duurde het even voor hij het begreep. Ze dacht dat hij haar had uitgelachen! ‘O, Tamsin, nee! Dat was het niet.’ Het was een grimas van pijn geweest. ‘Als ik al lachte, dan was het om mezelf.’

‘Dat begrijp ik niet.’

Ze leek gelukkig geen aanstalten te maken de deur alsnog open te rukken. ‘Ik dacht aan Rauls reactie op mijn opmerking dat ik je ging vragen te blijven.’

‘Je hebt het met je neef over mij gehad?’

Ze draaide zich langzaam om, en hij smolt praktisch toen ze met grote ogen naar hem opkeek. ‘Volgens hem zou het me geen moeite kosten je over te halen te blijven, maar toen ik het opperde, zei je meteen nee.’ Erger nog, ze was wit weggetrokken, alsof ze zich niet vreselijkers kon voorstellen dan bij hem zijn! Had hij haar zo gekwetst, dat hij zelfs zijn laatste hoop kon vergeten?

‘Ik begrijp het nog steeds niet.’

Ze keek weg, alsof het al te veel voor haar was hem te zien.

Meer kon hij niet verdragen. Hij hief zijn hand om haar fluweelzachte wang met zijn vingertoppen te strelen, en zodra hij haar moeizaam zag slikken, gloorde er toch weer een sprankje hoop in hem. ‘Ik wil niet dat je weggaat. Ik sta het gewoon niet toe.’ Met zijn hand onder haar kin liet hij haar geen andere keus dan naar hem opkijken.

‘Je hebt het recht niet me tegen mijn wil hier te houden.’

In haar opstandige reactie herkende hij haar geestkracht, een van de vele dingen die hem zo tot haar aantrok. ‘Dat kan wel zijn, maar ik ben te zelfzuchtig om je te laten gaan,’ zei hij. ‘Of ik je nu moet overhalen, verleiden of in de hoogste toren opsluiten, ik zorg wel dat je blijft.’ Haar mond viel open, en de drang om haar te kussen, werd hem bijna te machtig.

‘Je bent gek.’

Ze deinsde achteruit tegen de deur, en hij kon het niet laten haar zo klem te zetten, dat haar zwoegende boezem zijn borst raakte. De sensatie deed hem kreunen. Het was zo lang geleden dat hij haar had vastgehouden en gekust.

‘Nee!’

Zijn hart kromp ineen bij de gedachte dat ze hem niet meer wilde. ‘Tamsin, ik…’ Hoe bracht hij gevoelens onder woorden waarin hij voordat hij haar had ontmoet nooit had willen geloven?

‘Laat me gaan, Alaric… Ik weet niet wat dit nu weer voor spelletje je is, maar ik ben het zat.’

‘Geloof me, lieveling…’ Hij streek een naar voren gevallen haarlok achter haar oor. ‘…het is geen spel.’ Haar gekwelde blik sneed dwars door zijn ziel. ‘Heus, het is zoveel meer.’ Het was nu of nooit, besefte hij. ‘Zeker, ik dacht eerst dat het voor het landsbelang nodig was je bij me te houden en later zelfs te ontvoeren.’ Hij haalde diep adem. ‘Daarmee heb ik niet alleen mezelf voor de gek gehouden. De waarheid is dat ik naar je verlangde, zoals ik nooit eerder naar iemand heb verlangd. Ik kon alleen nog maar aan jou denken. Niet aan de kroniek en je ontdekking over de troonopvolging, maar aan jou.’

Nu de eerste hoge woorden eruit waren, durfde hij zijn vingers door haar zachte haar te halen. En zijn hart zwol toen ze eindelijk opkeek. ‘Je moest eens weten hoezeer ik je heb gemist,’ fluisterde hij, verdrinkend in de amberkleurige diepten van haar ogen. ‘Ik ben voor je gevallen, Tamsin, dat was de reden waarom ik je ontvoerde. Al het andere was een excuus.’ Omdat ze ongelovig haar hoofd schudde, deed hij er een schepje bovenop. ‘Ja, ik zag je vanwege dat onwelkome nieuws eerst als een probleem, maar tegelijkertijd intrigeerde je me mateloos. Ik had nog nooit een vrouw als jij ontmoet.’

‘Zo’n buitenbeentje, zul je bedoelen,’ prevelde ze.

‘Jij een buitenbeentje?’ Het was een feest haar ogen te zien oplichten. ‘Zoals jij op het bal net zo gemakkelijk ambassadeurs en aristocraten als gewone burgers charmeerde? Zoals jij die jongelui in het jeugdcentrum voor je innam? Om nog maar te zwijgen van je medewerkers in het archief?’

‘Heb je me weer in de gaten laten houden?’

‘Nee!’ Dat zou hij niet meer in zijn hoofd halen. ‘Ze zouden terug moeten naar het stadsarchief, maar ze hebben gevraagd te mogen blijven zolang jij blijft.’ Het trof hem dat ze grote ogen opzette. Ze scheen echt niet te beseffen hoe bijzonder ze met haar talenten, haar intellect en enthousiasme was. ‘Alle smoezen die ik heb gebruikt, dienden maar één doel, en dat was jou bij me houden… omdat ik je wilde.’ En hoewel hij haar niet verdiende, was hij egoïstisch genoeg om haar niet te willen opgeven. ‘Dat is nog steeds zo. Ik heb je nodig.’

Nu hij die woorden voor het eerst hardop zei, ging er een golf van emoties door hem heen, die zijn eeuwige cynisme compleet overspoelde. Het was dat hij zich nog bewust was van Tamsins pijn, anders zou hij zijn gezicht in haar haren drukken.

Heftig schudde ze haar hoofd. ‘Welnee, dat is gewoon het nieuwe… omdat ik anders ben dan die mooie dames van wie je tijdelijk genoeg had. Je hebt me helemaal niet nodig.’

De verbittering in haar stem raakte hem diep. ‘Je bent inderdaad anders.’ Hij pakte haar hand en drukte die tegen zijn bonzende hart. ‘Maar ik vóél voor het eerst sinds ik weet niet hoelang. Dat boezemde me zoveel angst in, dat ik niet durfde te geloven dat het echt was.’

‘Hou toch op! Het is niet echt! Je voelt je schuldig, dat is alles!’

Bij haar wanhopige uitval zonk de moed hem in de schoenen. Had hij zijn enige kans op geluk dan voorgoed verspeeld? ‘Ik hou van je…’ Het was eruit voor hij er erg in had, maar hoewel hij er zelf van schrok en Tamsin hem verdwaasd aanstaarde, was het wat hij voelde. ‘Dat besefte ik in het ziekenhuis toen ik alles wat ik fout heb gedaan nog eens naliep. Daarom wilde ik daar vervroegd weg. Om jou te zien en je te vertellen dat ik van je hou.’

Tamsin bleef hem aangapen alsof ze dacht dat hij gek was geworden.

Uit alle macht slaagde hij erin de neiging te bedwingen haar met een kus tot een reactie te bewegen. Hij wist dat hij haar lichaam kon winnen, maar hij wilde ook haar geest en haar hart. ‘Geloof je me niet?’

‘I-Ik… weet het niet,’ stamelde ze. ‘Het lijkt zo onwaarschijnlijk.’

‘Geloof dit dan,’ zei hij gejaagd. ‘Deze samenkomst waar je door binnen te komen vallen getuige van bent geweest. Die wilde ik achter de rug hebben voor ik jou opzocht.’ Hij haalde diep adem. ‘Ik heb in bijzijn van al die hoge heren afstand gedaan van mijn recht op de troon van Maritz. Raul wordt toch koning.’

‘Wat? O, Alaric! Jij zou juist een geweldige koning zijn. Dat zie je zelf misschien niet, maar ik wel. En ik ben niet de enige. Je wordt op handen gedragen en –’

‘Nog even,’ onderbrak hij haar, hoewel haar vurige uitbarsting zijn hoop deed opvlammen. ‘Ik heb geen afstand gedaan omdat ik de troon en alle verantwoordelijkheden vreesde.’ Zijn faalangst lag voorgoed achter hem. ‘Maar omdat de troonopvolger verplicht is een prinses uit Ardissia te huwen. Ik kan niet met een andere vrouw trouwen, als ik van jou hou.’

‘J-Je hebt het voor míj gedaan?’ hakkelde ze. ‘Maar je kent me ternauwernood!’

‘Ik ken je heel goed,’ verzekerde hij haar. ‘Ik ken de ware Tamsin.’ Zelfs als ze zo verbijsterd keek, was hij weg van haar.

‘Je hebt echt afstand van de troon gedaan? Dat is… niet te geloven dat je de kroon voor mij hebt opgegeven.’

Bij het zien van het aarzelende glimlachje dat om haar trillende lippen verscheen, wist hij dat hij het pleit bijna had gewonnen, en zijn hart zwol. ‘Tegen de kroon had ik uiteindelijk geen bezwaar.’ Hij waagde het erop haar met zijn goede arm tegen zich aan te trekken. ‘Wel tegen de bijgeleverde bruid. Die kies ik liever zelf.’

Het was alsof de zon doorbrak toen ze haar handen via zijn schouders naar zijn nek liet glijden en met glanzende ogen naar hem opkeek.

‘Tamsin, kun je het verleden vergeten en opnieuw met me beginnen?’ vroeg hij, en hij hield zijn adem in.

‘Ik wil het verleden niet vergeten,’ prevelde ze na een korte stilte. ‘Je hebt me zoveel gegeven.’

Haar glimlach verwarmde hem tot in het diepst van zijn ziel. ‘Kun je dan…’ Hij moest even zijn keel schrapen. ‘…met een man leven die fouten maakt, die een schandelijke reputatie heeft en nog moet leren wat zich settelen inhoudt?’ Hij pakte haar ene hand en bracht die naar zijn lippen. ‘Een man die soms nog nachtmerries heeft over zijn verleden?’

‘Ja… als die man in kwestie het zeker weet.’

Hoewel ze het plechtig zei, alsof ze een gelofte aflegde, bespeurde hij nog lichte twijfel in haar stem, en hij bezwoer zichzelf haar dagelijks te bewijzen hoeveel ze voor hem betekende. ‘Ik heb nog nooit iets zo zeker geweten, mijn liefste.’ Dat had hij nog niet gezegd, of ze stond op haar tenen om hem te kussen.

‘Ik hou van je, Alaric,’ fluisterde ze. ‘Ik viel die eerste avond al voor je. Ik kan nog niet geloven –’

Van puur geluk smoorde hij de rest van haar woorden met een hartstochtelijke kus. Voor de oplaaiende passie uit de hand kon lopen, stapte hij achteruit om zich op zijn goede knie te laten zakken.

‘Wat doe je? Alaric, je been!’

De pijn verbijtend, verstrengelde hij zijn vingers met de hare. ‘Ik wil je netjes een aanzoek doen.’ Daar had ze niet van terug, dacht hij tevreden, maar het volgende moment verraste ze hem door voor hem te knielen.

‘Ja.’

‘Ik heb je nog niet gevraagd,’ protesteerde hij grijnzend van oor tot oor.

‘Ik bespaar tijd. Je moet van die knie af.’

‘In dat geval…’ Hij verraste haar op zijn beurt door zich achterover op het tapijt te laten vallen en haar boven op zich te trekken.

‘Alaric!’ Ze hapte naar adem. ‘Dit kan niet. Je bent net uit het ziekenhuis!’

‘Reken maar dat het kan,’ zei hij. ‘Je mag me de rest van je leven proberen te veranderen.’

‘Nooit. Ik hou van je zoals je bent.’

Dat bewees ze met een kus waarvoor hij de hemel dankte. In Tamsin had hij de vrouw gevonden die hem completeerde. Hij had liefde gevonden. De liefde van zijn leven…

Bouquet e-bundel nummers 3296 - 3303
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html
section-0090.html
section-0091.html
section-0092.html
section-0093.html
section-0094.html
section-0095.html
section-0096.html
section-0097.html
section-0098.html
section-0099.html
section-0100.html
section-0101.html
section-0102.html
section-0103.html
section-0104.html
section-0105.html
section-0106.html
section-0107.html
section-0108.html
section-0109.html
section-0110.html
section-0111.html
section-0112.html
section-0113.html
section-0114.html
section-0115.html
section-0116.html
section-0117.html
section-0118.html
section-0119.html
section-0120.html
section-0121.html
section-0122.html
section-0123.html
section-0124.html
section-0125.html
section-0126.html
section-0127.html
section-0128.html
section-0129.html
section-0130.html
section-0131.html
section-0132.html
section-0133.html
section-0134.html
section-0135.html
section-0136.html
section-0137.html
section-0138.html
section-0139.html
section-0140.html
section-0141.html
section-0142.html
section-0143.html
section-0144.html
section-0145.html
section-0146.html
section-0147.html
section-0148.html
section-0149.html
section-0150.html
section-0151.html
section-0152.html
section-0153.html
section-0154.html
section-0155.html
section-0156.html
section-0157.html
section-0158.html
section-0159.html
section-0160.html
section-0161.html
section-0162.html
section-0163.html
section-0164.html
section-0165.html
section-0166.html
section-0167.html
section-0168.html
section-0169.html
section-0170.html
section-0171.html
section-0172.html
section-0173.html
section-0174.html
section-0175.html