23

‘Oké,’ zei Angela Fenwick. ‘De situatie is als volgt...’
Het was half elf en Alex en Dawn zaten met de onderdirecteur aan tafel in haar werkvertrek. Florence Nightingale keek minzaam neer vanaf de muren en de cafetière stond dampend tussen hen in op de tafel.
Ondanks haar nachtelijke vlucht uit Washington oogde Fenwick fris, verzorgd en wakker. Alex en Dawn daarentegen, die om acht uur ’s ochtends met een vlucht uit Malaga waren teruggekeerd, zagen er minder indrukwekkend uit. Met name Alex had een verschrikkelijke dorst en een barstende hoofdpijn die hem bij iedere stap die hij zette herinnerde aan zijn aanwezigheid. De wonden, die nu al een heel eind genezen waren, jeukten als een gek.
Dawn was bleker en stiller dan normaal. Ze hadden niet gepraat over de gebeurtenissen van de afgelopen nacht - ze hadden het hotel halsoverkop verlaten om op tijd op het vliegveld te zijn - en in haar gedrag tegenover hem was weinig veranderd. Maar er waren wel kleine dingen geweest. In de rij voor de douane had ze zich naar hem toe gedraaid en haar gezicht tegen zijn schouder gedrukt. En in de taxi vanaf Heathrow had ze zich als een kat in de kom van zijn arm genesteld. Er was een gevoel van samenzweerderige verbondenheid tussen hen.
En ondanks dat hij zich beroerd voelde, hadden de tijd die hij had doorgebracht met Dawn - en de paar uur die hij met haar in bed had gelegen - de dingen in Alex’ hoofd in een nieuw licht ge plaatst. Geen haar op zijn hoofd dacht er nu nog aan om zich terug te trekken. Hij wilde het karwei nu koste wat kost afmaken. Hij wilde de Verkenner dood aan zijn voeten zien liggen.
En dat was mogelijk - meer dan mogelijk zelfs. Meehan had onvangbaar geleken, maar hij was absoluut niet onvangbaar. Hij was een mens en mensen maakten vroeg of laat altijd fouten.
Meehans eerste fout was dat hij zijn jeugdherinneringen had toevertrouwd aan Denzil Connolly en zijn tweede dat hij Alex had laten leven.
‘We hebben gisteravond de analyse van die weefselmonsters van Meehan binnengekregen uit het laboratorium van de Wetenschappelijke Forensische Dienst,’ vervolgde Fenwick. ‘En daar is iets heel interessants uit naar voren gekomen.’
Ze opende haar koffer en haalde er een papier uit. ‘Er is aan de hand van DNA-monsters van de andere plaatsen waar misdrijven zijn gepleegd vastgesteld dat het haar dat kapitein Temple voor ons heeft meegenomen van Meehan is, en het bevatte een abnormaal hoge, middellangetermijnconcentratie van een stof die perchlooretheen heet, ofwel PCE . Perchlooretheen is een oplosmiddel dat wordt gebruikt in de looi-industrie. Vanwege de giftigheid van deze stof - ik zal je niet vermoeien met de details staat PCE in de Europese Gemeenschap op de zwarte lijst van chemicaliën waarvan het gebruik aan strikte regels is gebonden. In dit land echter, dat altijd achteraan loopt als het om het milieu gaat, worden deze regels in de industrie regelmatig genegeerd, zodat het afvalwater van looifabrieken in rivieren vaak hoge concentraties PCE bevat.
‘Nu hebben we gisteravond contact opgenomen met de diverse ministeries en vanmorgen gepraat met het Nationale Riviereninstituut en alle waterleidingbedrijven, en die hébben ons samen een lijst verschaft van negen looierijen waarvan in het afvalwater hoge concentraties PCE zijn...’
Er werd op de deur geklopt, waarna er gehaast een jongeman binnenstapte met een samengevouwen document en een boek bij zich. ‘Neem me niet kwalijk, mevrouw,’ zei hij terwijl hij de artikelen aan haar overhandigde. ‘Dit is zojuist per koerier aangekomen van kamer 1129 op het ministerie van Defensie.’
‘Uitstekend,’ zei de onderdirecteur. ‘Dank je.’ Ze wierp een blik op het document. Het was een kaart, zo bleek. ‘Dawn, zou je zo goed willen zijn?’
Dawn pakte de kaart, stond op uit haar stoel en prikte hem op het bord tegenover hen. Het was een kaart van Engeland en Wales met daarop grotere en kleinere vlekken van gebieden die rood waren ingekleurd.
‘Na jouw telefoontje vanmorgen vroeg waarin je zei dat onze man zich mogelijk schuilhoudt in een oud pand van het ministerie van Defensie,’ zei Fenwick, ‘heb ik gesproken met een paar mensen in Whitehall. Op deze kaart staat zo te zien aangegeven wat ze allemaal, groot en klein, in bezit hebben. Een flinke porte feuille, niet? Miljarden ponden aan grond.’
Alex staarde naar de kaart, onder de indruk van de omvang van het grondbezit van het ministerie van Defensie en het aantal bezittingen. Het waren er alles bij elkaar waarschijnlijk enkele honderden.
‘Als we nu aangeven waar de looierijen zich bevinden... Dawn, alsjeblieft,’ zei Fenwick terwijl ze de jongere vrouw een lijst met namen overhandigde.
Dawn keek ernaar en stak haar hand uit om het eerste zwarte speldje te pakken. ‘Hurley, Staffordshire,’ las ze hardop. ‘Aan de rivier de Blithe.’
Daarna de tweede: ‘Mynydd, Powys, aan de Afon Honddu.’ En de derde: ‘Beeston, Lancs, aan de Douglas.’
Zo ging ze door tot het einde van de lijst.
Ze stapte terug en met z’n drieën staarden ze naar de kaart. De spelden stonden in het wilde weg over het land verspreid, met een kleine verdichting in het gebied tussen Birmingham, Coventry en Northampton.
‘Als we mogen afgaan op wat de mensen van de Wetenschappelijke Forensische Dienst hierover te melden hebben,’ vervolgde Fenwick met een blik op het rapport, ‘worden zulke hoge PCE-Concentraties alleen aangetroffen in een straal van enkele kilometers rond de bron. Dus in het geval van Hurley bijvoorbeeld hoeven we het rivierstelsel niet over de hele lengte van honderdtwintig kilometer naar de kust af te zoeken. We kunnen volstaan met een cir kel van een paar kilometer doorsnee rond de fabriek. Het cijfer van de WFD is vijf kilometer, dus laten we tien zeggen om veilig te zitten. Wat denken jullie? Zit er een locatie bij waar je je zoon mee naar toe zou nemen tijdens een caravanvakantie?’
‘Die in Midden-Wales is een goede kandidaat,’ zei Alex. ‘En ook het noorden van Yorkshire en Dartmoor. Die drie komen er zeker voor in aanmerking.’
Fenwick knikte. ‘Dawn, breng alle gegevens naar de computer mensen. We hebben van de Topografische Dienst uitdraaien van de gebieden met een looierij nodig, waarop ook de terzake doende eigendommen van het ministerie van Defensie staan aangege ven. Het is vrijwel honderd procent veilig om vliegvelden, actieve bases enzovoort buiten beschouwing te laten - de bijzonderheden van de diverse eigendommen staan, als ik het wel heb, vermeld in dit boek dat ze hebben opgestuurd.’
Dawn knikte kordaat en verzamelde de papieren met gegevens.
Toen ze weg was, wendde Fenwick zich met een onderzoekende blik tot Alex. ‘Het geneest allemaal goed? Ik heb begrepen dat u flink van zich hebt afgebeten ter verdediging van die arme George.’
‘De Verkenner deed waarvoor hij kwam,’ zei Alex kortaf.
Fenwick tuitte haar lippen en streek een verdwaalde staalgrijze lok achter haar oor. Ze was een knappe vrouw, dacht Alex, zij het een beetje kil. Die blauwe ogen konden je in een fractie van een seconde verlammen. ‘Je hoeft geen Nobelprijswinnaar te zijn om te bedenken dat ik de volgende ben die mag rekenen op bezoek van meneer Meehan,’ zei ze met een lichte glimlach.
‘Daar ziet het wel naar uit, ben ik bang,’ beaamde Alex. ‘Wat voor veiligheidsmaatregelen hebt u genomen?’
‘Zo weinig mogelijk, ben ik bang. Ik moet mijn werk blijven doen, en wel zo dat iedereen dat kan zien.’
‘Bent u verhuisd? Hebt u veranderingen aangebracht in wat u normaal doet?’
‘Dat heeft geen zin, ben ik bang. Ik leef alsof ik ieder moment een moordenaar kan verwachten en dat heb ik gedaan vanaf het moment dat ik de afdeling Noord-Ierland overnam. Ik weet dat u uw twijfels hebt over enkele van onze mensen, kapitein Temple, maar ik kan u verzekeren dat het ter plekke allemaal goed geregeld is. Afgezien van al het andere moet ik ministers en diplomaten en, wel, allerlei andere mensen ontvangen. Ik kan niet zomaar mijn boeltje pakken en verhuizen naar een geheim adres in een buitenwijk.’
‘Ik wed dat u dat soms wel zou willen,’ zei Alex. Door zijn hoofd flitste een beeld van Fenwick die in een bloedplas en met een spijker door haar hoofd op de grond lag. Ze hield gewoon de schijn op, meende hij. Misschien is ze bang dat ze kan fluiten naar de directeurspost als ze laat blijken dat ze bang is of wegblijft van haar werk.
‘Misschien, kapitein Temple.’ Fenwick vouwde haar handen en legde ze in haar schoot, maar toen begon het lampje van een van de telefoons op haar bureau te branden en liep ze ernaartoe om op te nemen.
‘Ik wacht buiten,’ zei Alex en hij verliet haar werkkamer.
Een minuut later kwam Dawn de wachtkamer binnenlopen. In een paar zinnen vertelde Alex haar dat hij zich zorgen maakte over de veiligheid van haar baas.
‘Ze woont in een particulier appartementenblok in een omheinde wijk in Chelsea,’ zei Dawn. ‘Het is een van de veiligste adressen in Londen. Alles wordt daar in de gaten gehouden met een gesloten televisiecircuit, bij de ingang staat een bewaker, mensen moeten een pas hebben om erin en eruit te mogen, noem maar op. Niemand, geen glazenwasser, geen bezoeker, niemand komt ook maar in de buurt van dat appartementenblok zonder gecontroleerd te zijn en toestemming te hebben gekregen. De wijk is volledig ingericht met het oog op mensen die bescherming nodig hebben - ramen waar je maar van één kant doorheen kunt kijken, een ondergrondse parkeergarage, de politie op een paar minuten afstand in Lucan Place...’
‘Toch zal hij de wijk daar verkennen,’ zei Alex. ‘Waarschijnlijk zelfs nu terwijl we met elkaar zitten te praten.’
‘Ik weet het,’ zei Dawn. ‘En daarom controleren we iedereen die zich daar in de buurt ophoudt en arresteren we iedereen die niet kan bewijzen dat hij persoonlijk toestemming van een bewoner of lid van de beveiligingsdienst heeft om daar te zijn.’
‘Woont ze alleen?’
‘Hou alsjeblieft op, Alex,’ zei Dawn scherp. ‘Onze taak is nu het wespennest te vinden, de plaats waar hij steeds naar terugkeert, en hem daar te doden.’
Hij knikte. ‘Oké. Wilde alleen maar...’
‘Ik weet het. Laten we weer naar binnen gaan.’
Een paar minuten lang vlogen Dawns vingers over een van de toetsenborden op Angela Fenwicks bureau, waarna het grote platte scherm op de wand tegenover hen aanflitste.
Als eerste verscheen er een uitvergroting van een gebied op de kaart van de Topografische Dienst. In het midden lag Hurley, het dorp in Staffordshire.
‘Geen nationaal park of toeristisch gebied van enig belang in de buurt,’ zei Dawn. ‘Je hebt er het Blithfield-reservoir, maar ik denk niet dat Meehan senior met zijn caravan het halve land zal zijn door gereden om dat te zien. Verder kan worden opgemerkt dat het gebied op het scherm midden in de vierhoek ligt die wordt gevormd door Stoke, Derby, Wolverhampton en Telford. Niet hoog op de lijst van toeristische gebieden die je gezien moet hebben, zou ik zeggen.’ Ze drukte een toets in en er verschenen twee kleine, rood gemarkeerde plekken op het scherm. ‘Wat terzake doende bezittingen van het ministerie van Defensie in het gebied betreft, hebben we hier bij Yoxall een loodsencomplex van de KAF en vlak bij Colton een oud TA-depot, maar die liggen allebei meer dan een kilometer of tien van de rivier de Blithe.’ Ze keek naar Alex. ‘We mogen denk ik aannemen dat hij zich bij de rivier ophoudt en die gebruikt voor drinkwater en geen water uit de rivier haalt om het ergens anders op te drinken.’
Alex knikte. ‘Hij filtreert het waarschijnlijk op de een of andere manier, maar ik denk niet met de allermodernste apparatuur. Kan goed zijn dat hij gewoon standaard-Puritabs van het leger gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk hou je wel rekening met bacteriën en pesticiden in het water, maar niet met zwaar giftige chemische stoffen zoals die PCE‘S of hoe ze ook mogen heten. En inderdaad, hij zit vast en zeker op een plek waar hij water bij de hand heeft in plaats van het in een zware jerrycan enkele kilometers over land naar zijn hol te moeten slepen. Hij zit hoogstwaarschijnlijk bij een rivier. We weten dat hij daarvan houdt.’
Angela Fenwick knikte met een strak gezicht. ‘Volgende mogelijkheid.’
Er verscheen een ander deel van de kaart op het scherm.
‘Mynydd, Powys. Veel dunner bevolkt zo te zien. Een gebied met prachtige natuur waar in de zomermaanden veel toeristen zitten. Ook goed om te vissen, en we weten dat Meehan en zijn zoon dat graag deden. Maar geen terreinen van het ministerie van Defensie in de omgeving. De landmacht en de marine houden er vrij regelmatig oefeningen, maar we bezitten daar niets waar we Meehan eventueel zouden kunnen aantreffen. Niet eens een nissenhut aan de Afon Honddhu.’
‘Ga verder,’ zei Angela Fenwick.
‘Beeston, Lancashire, aan de Douglas, halfweg tussen Wigan en Southport. Nergens een terrein van het ministerie van Defensie aan of in de nabijheid van de rivier. Ook niet echt een toeristengebied.’
‘Ga verder.’
Ze lieten alle negen gebieden de revue passeren. Voor Alex was er een die met kop en schouders boven de rest uitstak - een kleine looierij aan de Hamble die van de Black Down langs de westgrens van Dartmoor stroomde. Dat was de plek die hij zou hebben uitgekozen - die plek of Mynydd in Wales. Beide waren afgelegen, maar er waren wel verharde wegen; beide lagen dicht bij een populaire toeristische bestemming; in beide lag een groot natuurgebied waarin een ervaren soldaat, indien nodig, wekenlang zou kunnen overleven. ‘Het is een van die twee,’ zei hij. ‘Dat kan bijna niet anders.’
‘We hebben bij geen van beide rivieren iets geregistreerd staan op naam van het ministerie van Defensie,’ zei Dawn met twijfel in haar stem.
‘Stel dat het ministerie het terrein pasgeleden heeft verkocht,’ opperde Alex. ‘In het afgelopen uur hebben we gezocht naar terreinen van het ministerie en een klein dorp met een kerk omdat we weten dat Meehan het in zijn verhaal nadrukkelijk heeft gehad over een kerk. Maar als het terrein op een gegeven moment als geheim is geclassificeerd en dus nergens staat aangegeven op een kaart en pasgeleden is verkocht...’
Fenwick knikte. ‘Ja, dat kan weleens kloppen. Er is geen reden om te veronderstellen dat het staat aangegeven op moderne kaarten - ik denk niet dat het ministerie de moeite neemt om de Topografische Dienst in te lichten wanneer het weer eens iets verkoopt en vrijgeeft. En natuurlijk zit het dan ook niet in de huidige portefeuille van het ministerie.’
‘Als we afgaan op Meehans verhaal,’ zei Dawn, ‘heeft het er dan niet veel van weg dat die plaats, of althans de oorspronkelijke bestemming ervan, is vergeten? Dat niemand meer weet waarom die plaats überhaupt ooit als geheim is geclassificeerd? De inrichting daarvan kan van niet veel later dateren dan 1940 en sindsdien is er flink wat met papieren geschoven tussen de verschillende departementen.’
Fenwick pakte een telefoon, drukte op de vervormerknop en toetste een nummer in. ‘Is dat 1129? Jonathan? Angela Fenwick hier... Ja, nog heel erg bedankt, Jonathan. Kijk, ik wil je vragen om nog iets voor me te doen. Ga vijf jaar terug en ga op zoek naar als zeer geheim gekwalificeerde maar niet meer gebruikte terreinen van het ministerie van Defensie die liggen aan de volgende rivieren en binnen tien kilometer stroomafwaarts van de volgende kadasterpunten. Potlood bij de hand?’ Terwijl Dawn de kaarten van de gebieden weer op het scherm bracht, gaf Fenwick de coördinaten van de plaatsen van de looierijen door. ‘En als vijf jaar niks oplevert,’ vervolgde ze kalm, ‘probeer dan tien en daarna vijftien... Ja, zo snel mogelijk, alsjeblieft. Bel me terug zo gauw je iets hebt gevonden.’
Ze legde de hoorn terug en wendde zich toen tot Dawn en Alex. ‘Met een beetje geluk is het zo gepiept,’ zei ze. ‘Zullen we nog wat koffie en wat sandwiches laten komen?’
Uiteindelijk hadden ze de sandwiches al op toen kamer 1129 terugbelde. Fenwick luisterde en maakte aantekeningen. ‘En dat is de enige plek?’ zei ze ten slotte. ‘Goed. Ik dank je hartelijk.’ Ze wendde zich tot Dawn. ‘Kun je de kaart met de Hamble weer op het scherm brengen?’
Alex voelde een steek van opwinding door zich heen gaan. Fenwick richtte vanuit haar stoel een rode laserpointer op het scherm. ‘Oké,’ zei ze. ‘Een recente bron van perchlooretheenvervuiling is dit gebouw hier, een kleine looierij die op dit moment in een gerechtelijke procedure is verwikkeld met het Nationale Riviereninstituut. Tweeënhalve kilometer van de fabriek liggen Black Down House en de bijbehorende gebouwen, waaronder de ruïne van een kerk, op een stuk grond van ongeveer zestien hectare. Is in augustus 1940 geëvacueerd op bevel van het ministerie van Oorlog om redenen van nationale veiligheid en later geclassificeerd als een geheime locatie onder de wetgeving in relatie tot Operatie Gladio. Sinds achttien maanden zijn Black Down House en de bijbehorende gebouwen, na een veilingverkoop, in het bezit van Liskeard Holdings, een in Exeter gevestigde projectontwikkelaar. De huidige staat van het huis en de gebouwen is onbekend.’
De drie keken elkaar aan.
‘Wat was Operatie Gladio?’ vroeg Alex.
‘Een anticommunistisch netwerk dat meteen na de oorlog werd opgezet door SOE en MI6 en werd gefinancierd door de CIA. Met de bedoeling geactiveerd te worden in het geval van een Sovjet-invasie. Het idee was dat er geheim agenten werden opgeleid en op geheime plaatsen materieel werd verborgen, zodat een West-Europees land dat werd bezet mogelijkheden had om verzet te plegen, om te communiceren met de buitenwereld, etcetera.’
‘En Black Down House was een van die locaties?’
‘Klaarblijkelijk wel,’ zei Fenwick.
‘Dus al die spullen die Meehan als kind vond, lagen daar al vijftigjaar te wachten op een invasie die nooit kwam?’
‘Nog langer waarschijnlijk. Groot-Brittannië richtte al in 1940 een geheim netwerk op met het oog op een Duitse invasie. Na de oorlog kregen een heleboel locaties een nieuwe bestemming. Alles wat te maken had met Gladio en zulke netwerken is sindsdien als topgeheim geclassificeerd, hoewel er weleens wat over naar buiten is gekomen, met name in Italië. Maar om terug te keren naar de dag van vandaag: het lijkt erop dat we de schuilplaats van onze man gevonden hebben. Gefeliciteerd, kapitein.’
‘Hoe gaan we nu verder?’ vroeg Dawn.
‘Ik denk dat ik gewoon zo snel mogelijk daarnaartoe moet,’ zei Alex, ‘om de boel te verkennen, hem te identificeren en, euh, te liquideren.’
‘Hem liquideren zou het beste zijn,’ bevestigde Angela Fenwick.